Historisch Archief 1877-1940
802
DE AMSTERDAMMER
A'. 1892.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 6 November
Abonnement per 3 maanden . . , .
Voor Indjé' per jaar
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer
Reclames per regel . .
?1.50, Ir. p. post ? 1.65
mail,, 9.
, . , U. 12»
. . 0.20
. . 0..40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: Gravin Sara, naar Coloman Mikszilth.
(Slot.) KUNST EN LETTEREN: Het tooneel
te Amsterdam, door H. J. M. Een oordeel
over Mounet-Sully's ffidipus, door Prof. Dr.
A. G. van Hamel. Muziek in de hoofdstad,
door Van Milligen. Paul Verlaine, door
Albert Verwey. Aanteekeningen Schilderkunst,
door V. VARIA. SCHAAKSPEL.
SCHETSJES: Uit de Siberische loodmijnen. (Slot).
Tusschen de buffers, naar William Schumann.
VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI.
INGEZONDEN. - RECLAMES. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
Q/
an
dn van na
ij,.
lllltllltllHIHIIIIIIIIIIIIIIIinilllUllMIM
De werkstakende mijnwerkers te Carmaux
die, nadat zij eerst in beginsel de
scheidsrechterlijke beslissing van hun geschil met
de mijndirectie hadden aangenomen, na het
bekend worden der uitspraak van den heer
Loubet weigerden zich aan die beslissing te
onderwerpen en den arbeid te hervatten,
hebben thans eieren voor hun geld gekozen
en zijn weer aan het werk gegaan. De heeren
Clémenceau, Pelletan en Milleraud, die in
de Kamer en bij de regeering de zaak der
arbeiders bepleitten, en die hun cliënten
ontraadden zich aan de uitspraak te onder
werpen, gaven een paar dagen later een
tegengesteld advies; doch zij hadden in dien
tijd nieuwe concessiën weten te verkrijgen.
De minister van openbare werken Viette
had hun beloofd, dat de door de rechtbank
te Albi veroordeelde werkstakers gratie
zouden krijgen, en weder aan werk zouden
worden geholpen, hetzij door de mijndirectie
te Carmaux, hetzij elders. En de heer Basly
had van deze gunst/gjb gelegenheid gebruik
gemaakt om voor jay'ne beschermelingen, de
mijnwerkers van Béthune, Lens en Liévin,
die wegens het mishandelen hunner Belgi
sche kameraden tot verschillende straffen
waren veroordeeld, eveneens gratie te vragen
en te verkrijgen.
De conservatieve pers is, zooals te be
grijpen is, zeer verontwaardigd over de
groote toegefelijkheid der regeering. Wat
haar daarbij eigenlijk het meest hindert, is
dat de afloop der zaak een onwederle^baar
bewijs heeft gegeven van den invloed der
uiterste linkerzijde. De Moniteur U>iii:ersel
beklaagt zich over eene «klassenjustitie", in
gansch anderen zin natuurlijk, dan dit
ge
iiiiiiiiiiiiiMiiMmiMiiiiiiHiiiMmiiiiimiiiiiuimiiiimiuniimmnimMmiiiii
iiHitnniiniiiiiiiiiiiiiiniiiiunniininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiNiit
GRAVIN SARA,
Naar 't Hongaarsch
VAX
COLOMAN MIKSZaTII.
(Slot).
Tini deed dit hoongelach pijnlijk aan.
Moet zij bespot worden, orndat zij lief heeft ?
Is het zoo belachelijk, dat God den menschcn
een hart heeft gegeven ?.... Maar ook Sara
gevoelde een hevige smart; den geheelen
nacht deed zij geen oog dicht; onrustig wen
telde zij zich op haar legerstede om en om
en het deed haar zeer, dat anderen zoo ge
lukkig waren ; dat dit meisje zoo trotsch kon
zijn, toen zij haar ideaal verdedigde.... Waarop
kan en mag zoo'n armzalig schepsel trotsch
wezen, dat niets dan een paar mooie oogen
en een aardig gezichtje heeft ?.... En zoo'n
schepsel zou niet eens met haar willen ruilen,
met haar, de rijke en machtige gravin Sara
Kelendy, die meer dienstboden heeft, dan
Tini haren op het hoofd.... Het is buiten
twijfel, dat zij elkaar liefhebben, dat bewees
?ook die affaire met den hertog. Ha! welk
een hoogmoedigen toon sloeg die onuitstaan
bare boer van een landmcter aan, toen hij
den hertog in het gezicht waagde te zeggen,
dat hij een laaghartige was, omdat hij zich
woonlijk de socialisten doen. »Wij keeren
terug tot het tijdperk der bevoorrechte ju
stitiabelen" zegt het blad. »Het feit is
nog wel niet in onze wetten geschreven,
maar er bestaat reeds in Frankrijk eene
gansche klasse van burgers, die boven het
bereik der rechtbanken zijn gesteld. Het
zijn de mijnwerkers.... In een mijn te
werken en de bescherming te genieten van
een socialistisch afgevaardigde, zijn, onder
het tegenwoordig régime, twee voldoende
redenen om zich niet voor de rechtbanken
ongerust te maken."
De regeering is voorloopig gered uit eene
moeielijkheid, die voor haar noodlottig scheen
te zullen worden. Maar haar positie in de
Kamer is er niet sterker door geworden.
Want de rechterzijde en het Centrum nemen
hare houding in deze zaak zeer kwalijk; de
uiterste linkerzijde heeft voor het oogenblik
wel reden om voldaan te zijn, maar het is
niet hare gewoonte, althans niet die van
haren leider Clémenceau, om zich voor con
cessiën dankbaar te toonen.
De oppositie in den Duitschen Rijksdag
tegen het nieuwe ontwerp ter uitbreiding der
legersterkte heeft eeu bondgenoot gevonden
in vorst Bismarck. De gewezen kanselier
heeft zich tegenover eene deputatie van
nationaal-liberalen, die hem hun nood kwa
men klagen, op de scherpste wijze uitgelaten
tegen dit ontwerp en tegen de mannen, die
het met onbegrijpelijke lichtvaardigheid had
den ingediend. Eene uitbreiding van het
leger was niet noodzakelijk en niet gewet
tigd door eenig dreigend oorlogsgevaar. Mocht
een oorlog, hetzij met Frankrijk, hetzij met
Rusland uitbreken, dan zou die reeds door
de eerste groote veldslagen beslist zijn, en l
daarbij zouden van elk der strijdende par
tijen hoogstens 200.000 of OO.OOO man in
het vuur worden gebracht. Maar van de
zijde der Fransehe Rupubliek wachtte
Bisniarck geen aanval; de republiek was vre
delievend, zooals zij onlangs weer had ge
toond, toen haar leiders de hulp inriepen
van den Paus. Eene monarchie zou in
Frankrijk veel gevaarlijker zijn, ook met het
oog op Rusland. En wat Rusland betreft
de czar was een vreedzaam man en daar
enboven te veel op kalmte gesteld -- Bis
marck beweerde vroeger eens dat de czar te
dik was en te weinig van paardrijden hield
om een oorlog te wenschen; alleen de Joden,
de Polen en de onder den invloed van deze
lieden staande pers achtten in hun eigen be
lang een oorlog gewenscht. De mogelijkheid
van een gezamenlijken aanval van Rusland
en Frankrijk, waardoor Duitschland
genoodhad verstout, inplaats van haar, Tini te
schaken! Als hij »alleen maar" de gravin
had ontvoerd, dan zou het niets zijn geweest;
zij kon gemist worden, desnoods sterven ;
niemand zou er om treuren, of haar terug
verlangen ; want in haar omgeving zijn alleen
nullen, geen enkel rechtschapen man. Maar
de ecnige die op dezen eernaam aanspraak
kan maken heeft een andere lief en gravin
Kelendy is voor hem een nul....
Gravin Sara werd behaagziek. Omstuwd
door haar vereerders reed zij den volgenden
morgen het veld in, waar Nikolaus Fekete
toevallig opmetingen deed. Daar kreeg zij
plotseling lust, halt te houden en beval
haren hovelingen het lunch op te dragen,
waarop zij in eigen persoon den ingenieur
uitnoodigde. Deze bedankte echter, eerstens
omdat hij niet tweemalen placht te ontbijten
en tweedens omdat hij geen tijd had. Hier
mede liet hij de gravin in den steek en werkte
bedaard door.
Sara werd in hooge mate ongenadig : het
was in hare nabijheid niet uit te houden en
zij behandelde haar vereerders gruwelijk
wreed. Het werd baron Peter dan ook te
grof, hij verliet het slot en keerde naar zijn
regiment terug.
Den daarop volgenden dag werd hertog
Katuleff erg toegetakeld en zwaar gewond
teruggebracht. Niemand wist, wat hem was
overkomen ; niemand sprak er een woord
over. Maar Sara was overtuigd, dat hij met
den ingenieur geduelleerd moest hebben. Zij
vroeg ook Fekete uit, of hij niet wist, wat
er met den hertog gebeurd was? Maar de
zaakt zou zijn, naar twee zijden tegelijk front
te maken, achtte Bismarck zeer gering.
Niet minder bedenkingen had de oude
staatsman tegen het door de regeering aan
geboden lokaas, de invoering van den twee
jarigen diensttijd. Mannen als keizer Wil
helm I, von Moltke en von Roon hadden
steeds den driejarigen diensttijd onvoorwaar
delijk noodzakelijk genoemd, en die hadden
toch wel verstand van militaire zaken.
Eindelijk zag Bismarck in de kosten der
legeruitbreiding een onoverkomelijk bezwaar.
vooral nu de regeering in gebreke was ge
bleven de bronnen aan te wijzen, waaruit
zij deze kosten wilde bestrijden. Aan ver
hooging van de Matrikidar-bijdriLgen der
Bondsstaten viel niet te denken. De meeste
Staten zouden niet meer kunnen opbrengen,
en al kon men hen hiertoe dwingen, zulk
een maatregel zou in hooge mate impopulair
zijn en gevaarlijk voor de nationale eenheid.
Dut het Duitsche leger in sommige op
zichten verbetering behoefde, werd ook door
den heer von Bismarck erkend. Maar die
verbeteringen golden niet het aantal der
manschappen, maar dat van de officieren,
onderofficieren en dienstpaarden in vredestijd.
Op den grondslag van zulke eischen zou
men met den Rijksdag kunnen onderhande
len, maar ook dan zou men moeten beginnen
met het aanwijren van nieuwe bronnen van
inkomsten.
De nationaal-liberalen, die zich bij monde
van den heer Blum tot den gewezen
rijkskanselier wendden, waren begonnen met er
op te wijzen, dat hunne partij steeds de be
langen van het vaderland boven alles had
gesteld, met name boven het partijbelang.
Met andere woorden, zij erkenden, dat zij
meer nationaal dan liberaal waren geweest.
Of zij t'-ians den wenk van hun ouden
leids?iuin /u'len opvolgen, en den moed zullen
hebben, de ontzaglijk overdreven eischen der
regeering rondweg te weigeren? Waarschijn
lijk is dit niet. Het ontbreekt hun daartoe
te vél aan de energie en het zelfbewustzijn,
die eene nederlaag met kalmte doen ver
dragen, en de heer Von Bismarck heeft hun
de illusie ontnomen, dat hij in den Rijksdag
als het hoofd cener oppositie zou willen op
treden, - al is zijn oppositie buiten den
Rijksdag beslist genoeg. Het is daarom te
verwachten, dat de nationaal-liberalen met
een transactie-voorstel voor den dag zullen
komen, in de hoop, dat de regeering zich
harerzijds niet intransigent zal betoonen en
het zekere voor het onzekere zal nemen.
ingenieur zette zulk een onnoozel gezicht,
dat ieder ander, maar niet de gravin, zich
er door van de wijs had laten brengen. Hoe
kon hij, de arme landmeter, weten, wat de
groote heeren in hun verveling uitvoeren ?....
»l)e hertog heeft zeker geduelleerd ? IJ doet
daar toch ook wel eens aan, niet waar ?"
vroeg_zij.
»Mijn wapens zijn de logarithmen ; degens
en pistolen behooren niet tot mijn gereed
schap."
->Dus u neemt nooit de wapens op r1"
: Ik daag niemand uit, gravin."
»Maar u zoudt er misschien later toe kun
nen komen. Ik ken een wezen, welker eer
men niet te na zou moeten komen, of gij
zoudt die beleediging in bloed uitwisschen."
»Ja, er bestaat zulk een wezen.''
Hiermede was het gesprek afgeloopeii ; de
gravin vertrok met een trotsch hoofdknikje
en verdween in haar kamer, om naar harte
lust uit te schreien, omdat een lompe, inge
beelde boor haar zóó durfde krenken.... O !
de wonden, die hertog I wan ter wille van
Tini's donkere oogen waren toegebracht,
smartten haar duizendmaal meer, dan den
hertog zelf.... Vervloekt die donkere oogen,
maar nog dieper vervloekt de hand, die deze
wonden sloeg!
Zij geloofde Nikolaus Fekete te haten,
maar zij haatte hem niet; zij meende hertog
Iwan lief te hebben, maar zij haatte hem.
Zij besloot, van nu af den ingenieur te ont
wijken en bij onvermijdelijke ontmoetingen
de trotsche gravin Kelendy ke zijn, maar
hertog Katulcii' haar bi/.ondere
opmcrkzaam.lllMMtllUllllllllllllltllllllllllllllltlllll
Het Tooneel te Amsterdam.
Grand Théatre (Ned. Tooneel): Een man
van de wereld.
Grand Théatre (Gezelschap?Le Gras en
Haspels): Geoaarlvjke middelen.
Hoe luidruchtig en hartstochtelijk er over
moderne. /m-<J«-siccZc-kunst moge geredeneerd
en gedebatteerd worden, de klucht, een van de
meest primitieve en ouderwetsche uitingen van
tooneelkunst, blijft triomfantelijk het hoofd boven
water houden. Aan kluchten, vooral aan Duitsche
kluchten in onze schouwburgen geen gebrek.
/onder twijfel zovi er reden zijn het in vele en
heftige woorden te bejammeren, dat de twee eerste
A'ederiandsclie tooneolgezelschappen, die over het
meest comnjete stel artisten te beschikken heb
ben, het noodig oordeelen ons telkens en telkens
van hun voorliefde voor do kunstelooze Pos?e
te (loon blijken. Waarschijnlijk echter zou zulk
een verzuchting al even weinig helpen als vroe
gere uitingen van dezen aard en doet men dus
het beste zich niet noodeloos moe te maken,
geen al te leelijk gezicht te zetten en de steeds
krachtige Possen-epidemie maar liever van haar
gunstige zijde te beschouwen.
Van de beide Duitsche kluchtspelcn, die *Ilot
Nedorlandsch Tooneol" en -De Rotterdammers"
ons te zien gaven, staat voor mij Gernarlylie
middelen, van Krancis Stahl, een streepje hooger
dan Ken man vun de wereld, van Gustav von
Mosei1, en wol om do volgende eenvoudige reden.
Ken Duitscho Posue kan geen grooter verdienste
hebben dan werkelijk een Duitsche Posse te zijn,
dat wil zeggen, een niet al te ingewikkeld
knutselwerkje, een gemoedelijk tijdverdrijfje, een min
of meer komieke, liefst een beetje sentimenteelo
geschiedenis,spelende in een wereld van onwaarheid
on onwerkelijkheid, tusschen lieve rnenschen met
kleine gebrekjes en een hart van goud, een
marionettenvei'tooning, waarbij niet alleen de poppen
maar de golicelc geschiedenis tusschen hemel en
aarde zweeft, een voortdurende dwaasheid, zoo on
schuldig en zoo gemoedelijk, dat men er ten slotte
aan gaat twijfelen of het wel dwaasheid is en de
grens tusschen zin en onzin nauwelijks meer kan
onderscheiden. Aan deze eischcn voldoet
Oevaarlijke middtlen in alle opzichten. Het is
eeu toonbeeld van Albernheit en UarmlosH/keit\
had het niet liet ongeluk soms ion beetje
langdradig te zijn, men zou geen oogenblik uit
de prettige stemming komen, waarin de prettige
mensdien, het prettige intrigetje, de prettige
levensopvatting brengen. De geschiedenis van een
echtgenoot, \victis eenig gebrek is, dat hij tot lang
na middernacht in de Kveip" blijft, die zich door
zijn vrouw in vereeniging niet den buisdokter
laat wijsmaken, dat de avondlucht
allerschadclijkst voor zijn gezondheid is, die het bedrog
ontdekt en zich wreekt door een ondraaglijke
heid te schenken. En zóó deed zij. Met den
ingenieur kwam zij niet meer in aanraking,
want hij haastte zich, om zijn opmetingen te
voltooien en was van 's morgens vroeg tot
's avonds laat op liet veld; zijn overigen tijd
wijdde hij aan Tini, of hij zat aan zijn
teekentafel druk te werken. Zij had volop gelegen
heid den hertog gedurende zijn ziekte haar
deelneming te betuigen en was zóó zorgzaam
voor hem, toen hij weer was hersteld, dat
Katuleff' moed vatte, opnieuw naar haar hand
te dingen.
Zij weigerde hem die niet en hij toonde
zich zeer verheugd daarover.
Spoedig daarna werd de verloving officieel
doch slechts en familie ??gevierd ; een
paar verwanten, verscheidene intieme vrien
den en Nikolaus Fekete waren de
uitgenoodigden ; de bruid zelve wilde het zoo.... De
bruid scheen zeer gelukkig te zijn, ten minste
in het oog der wereld : »Dat zal een geluk
kig paar worden, want zij hebben elkaar zoo
lief." Maar er was toch een nog vroolijker
stralend gelaat in het gezelschap, dan het
hare; want het geschiedde dat de ingenieur
ongemerkt en in alle stilte tijdens het banket
zijn Tini den verlovingsring aan den vinger
stak. Deze ring had dezelfde symbolische
beteekenis, als die van het magnatenpaar.
Alleen Sara's door jalouzie gescherpte oogen
bemerkte]! deze ringenverwisseling. Zij ver
bleekte. Bij dien aanblik werd het trotsche,
blanke voorhoofd, waarboven de negenpuntige
kroon van brillanten fonkelde, eensklaps zoo
gloeiend als de hel. En helsche gedachten
gloeiden ook in haar ziel.... Hoe zalig zou