Historisch Archief 1877-1940
805
DE AMSTERDAMMEE
A°. 1892.
WEEKBLAD YOOE NEDEELAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nommer bevat twee bijvoegsels.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 27 November
Abonnement per 3 maanden ?1.00, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail,, 9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.123
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O U Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: Het verhaal van den boschwachter,
oorspr. schets door Engelb. de Chateleux. (Slot}.
TOONEEL EN MUZIEK: Het tooneel te Am
sterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofd
stad en Muzikale kritieken, door Van Milligen.
Aanteekeningen Schilderkunst, door V. KUNST
EN LETTEREN: De geestelijke afhankelpheid
van Amerika, door Maurits Wagenvoort.
SCHETSJES: Een valsche gulden. VOOR
DAMES, door E-e. SCHAAKSPEL. AL
LERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES.
UIT Dr. GANNEF's STUDEERKAMER. PEN
EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
BIJVOEGSEL: Nieuwe Engelsche Prentenboe
ken, door V. Het huwelijk van hertog
Lode?wijk in Beieren. Advertentiën.
IHHU»IIIII>»HIII uiiniii i iiiiiiliiiiimiin mul
Te La Chesnaye, in een uithoek van Berry,
ver van de Fransche hoofdstad, wordt
Ie grand Francais met angstvallige zorg door
zijn gezin bewaakt. De
zeven-en-tachtigjarige Ferdinand de Lesseps, tot voor korten
tijd nog ongebogen onder den last der jaren,
gaat thans diep gebukt onder den druk van
grievende teleurstelling en pijnlijke verwijten.
Zijne eerste reusachtige onderneming, het
Suez-kanaal, is na eene langdurige en held
haftige worsteling een schitterend succes ge
worden, een zegen voor de gansche be
schaafde wereld, een bron van welvaart voor
vele duizenden Franschen, die geloofden in
het gesternte van hun landsman en hem,
ten spijt van tegenwerking en verdachtma
king, niet ns, maar bij herhaling hunne
zuur verdiende spaarpenningen toevertrouw
den. Zijn tweede onderneming, de doorgra
ving der landengte van Panama, is zoowel
technisch als financieel geëindigd met een
jammerlijk fiasco ; honderden millioenen zijn
reddeloos verloren gegaan, en de kans om
een klein gedeelte van het gestorte kapitaal
te behouden is uiterst gering.
Dat alles weet De Lesseps; maar dat hij
en zijn medebestuurders van de
PanamaHet vertaal vai oen tactacMer.
Oorspronkelijke schets,
door
ENGELBERT DE CHATELEUX.
(Slot).
Sinds kwam hij vaker, keer op keer. Zijn
vader had den prins al spoedig na die eerste
maal bezocht, en eer de zomer was verstre
ken waren beiden met elkander op
vertrouwelijken voet. Er was op eens een omme
keer in 't vreugdelooze, stille leven op het
heerenhuis gekomen, en niet minder in de
stemming van den man die er zoo veel, zoo
langen tijd geleden had. Maar wat het meest
van alles trof en die verandering kon ver
klaren : sedert de markies de Vornes in
haar omgeving was verschenen, toonde
Armande een opgewektheid, een onbezonnen
heid, een oordeel, eene waardigheid vooral,
waarover allen zich verbaasden. Wat haar
aandacht nooit geboeid had en haar tot dus
verre nagenoeg onverschillig was geweest,
haar uiterlijk, haar kleedij en tooi, de vor
men die zij haar vader vroeg en laat in
acht zag nemen, de gesprekken die hij voerde,
zijn bejegening, zijn toon, dat alles boe
zemde, zoo scheen het, haar een levendig
belang in, zonder dat ze er ooit onhandig of
ontijdig blijk van gaf. Gedurig hoorde ik de
bedienden van de verandering gewagen,
die er gekomen was in haar gedrag. Het
was alsof ze uit een droom, uit een be
dwelming was ontwaakt en plotseling tot
Kanaalmaatschappij voor den rechter zijn
gedaagd, beschuldigd van »bedriegelijke ma
noeuvres met het doel om te doen gelooven
aan eene hersenschimmige gebeurtenis en aan
een denkbeeldig crediet", dat men bun ver
kwisting, oplichterij en valschheid in ge
schrifte ten laste legt, dat weet de oude
man niet, evenmin als hij tot dusver iets
heeft vernomen van de schandalen, tot welke
de Panama-quaestie in de Fransche Kamer
aanleiding heeft gegeven. Zijne vrouw en zijne
kinderen zorgen, dat couranten noch brieven
hem bereiken, en de geestestoestand van den
door leed en smart bijna wezenloos geworden
grijsaard maakt dit vroom bedrog maar al
te gemakkelijk.
Of De Lesseps schuldig is volgens de wet,
zal het hof van cassatie te Parijs moeten
uitmaken. In hun hart zullen de meesten
zijner landgenooten niet den moed hebben,
hem schuldig te verklaren. Hij heeft het
valt niet te loochenen bij zijne tweede
onderneming de moeielijkheden te licht ge
teld en daardoor veel te gunstige, zoo men
wil »valsche" voorstellingen gegeven. Maar
die onvoorzichtigheid is met goede trouw
niet onbestaanbaar. Het Suez-kanaal was
even als het Panama-kanaal eene speculatie ;
met het eerste zijn schatten verdiend, óók
door De Lesseps ; met het laatste zijn schat
ten verloren, en De Lesseps zelf behoort tot
de grootste verliezers. Ernstiger is het ver
wijt, dat de man, wiens prestige zoo ont
zaglijk groot was, en in wien een zoo onbeperkt
vertrouwen werd gesteld, de (inancieele leiding
der onderneming geheel en de technische lei
ding zoo goed als geheel aan anderen beeft
overgelaten. Men behoeft maar een tiende te
gelooven van hetgeen dezer dagen door dea
boulangist Delahaye in de Fransche Kamer
is beweerd, om tot het besluit te komen, dat
de millioenen, die grootendeels uit de beurs
van kleine lieden in de kassen der Panama
maatschappij zijn gevloeid, aanleiding hebben
gegeven tot eene curca, welke slechts door
een Zola zou kunnen worden afgeschilderd.
Maar de onderstelling, tevens verontschuldi
ging, ligt voor de hand, dat De Lesseps zijn
krachten heeft overschat, en het is zeer wel
mogelijk, dat mevrouw De Lesseps gelijk
had, toen zij tot een oud vriend zeide:
»Als mijn man maar tien jaar jonger was,
zou alles stellig zijn terechtgekomen !"
Wie in de laatste dagen de zittingen der
Fransche Kamer hetft gevolgd, zal zich
waarschijnlijk hebben geërgerd aan de harts
tochtelijkheid, de rumoerigheid, de onhebbe
lijkheid waarmede de debatten over de Pa
nama-zaak zijn gevoerd. Onze Hollandsche
deftigheid teekent tegen zulk een spektakel
en zulke uitbarstingen plechtiglijk verzet
aan. Wij zijn in ons parlement, ook als het
financieele knoeierijen geldt, bijzonder fat
soenlijk, gelijk de onsterfelijke Hallemannetjes.
Dat is, zoo al niet een nationale glorie,
dan toch een nationale trots.
Maar en dit is het kenmerkende in
deze gansche droevige geschiedenis noch
in de Fransche Kamer, noch in de Fransche
pers is n woord gezegd om De Lesseps
in een onwaardig of zelfs maar ongunstig
daglicht te stellen. De heftigste redenaars,
de giftigste schrijvers, de ergste schandaal
makers en de strengste zederechters stellen
hem, den grand Francais, buiten en boven
de quaestie. Frankrijk wil zijn groote man
nen eeren en op hen vooral de spreuk toe
passen : Wie veel heeft lief gehad, dien zal
veel worden vergeven. Een moderne olon
moge De Lesseps de pessimistische uitspraak
voorhouden : »niemand prijze zich voor zijn
dood gelukkig", de muze der geschiedenis
zal van den thans zoo zwaar beproefden
man getuigen, dat hij genoeg heeft gedaan
voor de onsterfelijkheid.
De Duitsche Kijksdag is geopend met eene
troonrede, waarin de keizer de indiening der
ontwerpen tot uitbreiding der legersterkte
aankondigde. Aan de waarheid getrouw,
moest Wilhelm II wel constateeren, dat de
betrekkingen niet de verschillende mogend
heden van zeer vriendschappelijkeri aard
waren, en ook dat de economische toestand
in vele opzichten te wenschen overliet. Dat
was nu juist niet de beste inleiding voor de indie
ning van een ontwerp, waardoor de militaire las
ten voor de natie in hooge mate worden ver
zwaard. In dit gemis moeten de noodige
phrases voorzien over de plichten van goede
vaderlanders en de gebruikelijke vage
mededeelingen omtrent de toeneming der
legersterkte in naburige landen. Maar al werden
deze zinsneden door den keizer met verhef
fing van stem voorgelezen, de Kijksdag bleef
skiihl bis an's Ilerz hinan." De keizer had
de legeruitbreiding en dus de indiening van
het hierop betrekking hebbend ontwerp eene
bewustzijn kwam, te leven aanving en te den
ken. En hoe kiesch en ingetogen haarhouding
ook wezen mocht, toch was het voor niemand
een geheim meer, wat de zielskracht van het
meisje deed ontkiemen en ontluiken: een
liefde ontveinst men niet.
Ook hij, de jongeling, had haar lief. Mis
schien wel sloop er zelfbehagen, om den in
druk dien hij gemaakt had, of berekening
in die liefde, maar zij was er oogenschijnlijk
lauwer noch verdachter om. Armande,
trouwens, was te schoon, om zijn hartstocht
niet te rechtvaardigen ; en de vreugde, het
geluk om wat hij de wedergeboorte noemde
van zijn aangebeden kind, verblindden boven
dien den vader, die, uit dankbaarheid alleen,
geweigerd hebben zou te twijfelen aan de
oprechtheid van den man wien hij dat won- i
der toe moest schrijven. Zoo hij maanden l
toefde en draalde, alvorens toe te kunnen
stemmen in het huwelijk van die twee,
was het uit gewetenstwijfel, en alleen omdat
hij vreesde dat de genezing zijner dochter
niet bestendig wezen zou. Ten langen
laatste gaf hij toe. Doch een scheiding
van Armande ware te veel gevergd geweest;
en toen de vereeniging voltrokken en de
huwlijksreis afgeloopen was, vestigden de jonge
lieden zich ten huize van den vader, die dat
bedongen had.
In den beginne waren beiden zoo gelukkig
met elkander, of althans Armande was
bet in zoo hooge mate, dat een ieder zich
verheugde om die beschikking van het lot.
Wel scheen de geboorte van een kind, dat
dat levenloos ter wereld kwam, haar zóó
aan te grijpen dat men een oosjenblik
vreesde voor 't behoud van haar verstand ;
wel was er sedert weer iets droomerigs en
weemoedigs in haar wezen, dat herinnerde
aan den toestand waarin zij vroeger ver
keerde : doch er viel niet aan te twijfelen
dat de tijd die wonde heelen, en de jonge
vrouw dat alles op den duur vergeten zou.
Wedijverend in teederheid omringden haar
de beide mannen met de liefderijkste zorgen.
Het gedrag van den markies \vas onberispe
lijk, naar men zeidc. Vol voorkomendheid
en eerbied in den omgang met zijne vrouw,
zachtmoedig, vriendelijk, opgeruimd, steeds
in de weer oin haar te troosten, en op te
beuren, betoonde hij zich in de eerste
jaren een voorbeeldig echtgenoot. Ik zelf
was teruggekomen van de vrees en de ver
denking, die ik aanvankelijk had gekoesterd,
en begon hem lief te krijgen om hetgeen
hij door zijne liefde goeds en heug]ijks had
gesticht. . . Hoe kon ik weten wat hij een
maal nog rampzalig* stichten zou !"
Hier zweeg Jean Koux een oogenblik.
De toon waarop hij de laatste woorden uit
gesproken bad, was bitter. Driftig klopte
hij zijn pijp uit, stopte ze wederom, stak
/e langzaam en met loome trekken op, en
voer toen voort:
»Weinig maanden na de geboorte van dat
levcnlouze wicht, verscheen de prins op
zekeren avond in de schemering vóór mijn
deur, juist (oen ik ze sluiten wilde om
mijne ronde te beginnen.
lui den eersten oogopslag begreep ik, dat
er iets gebeurd was dat hem diep getroffen
had. l Lij zag er bleek en zenuwachtig,
koortsig aangegrepen uit. En zonder mij
den tijd te laten om (Ie ontsteltenis te over
winnen die mij plotseling bevangen had,
sprak hij mij aan op een toon, waarin de
zijne beefde en hijgde on die mij vreemd in
de ooren klonk.
»Jean,'' zei hij, ,-zeg mij de. waarheid.
Heeft de markies eene minnares ?"'
Ik schrikte en staarde hem sprakeloos
aan.
»Zeg mij de waarheid, de geheelc waarheid!''
gebiedende noodzakelijkheid genoemd. Men
wist dus, dat het voor den Rijksdag buigen
of breken was, dat wil zeggen, dat men voor
de keuze was gesteld om de legerwet zonder
noemenswaardige wijziging aan te nemen, of
om de kansen van kamerontbinding en
aigemeene verkiezingen te wagen.
Den volgenden dag hield de heer Von
Caprivi eene groote redevoering om het
legerontwerp in te leiden. Vergelijkt men deze
rede met andere welke door den heer Von
Bismarck bij dergelijke gelegenheden zijn ge
houden, dan kan men zeggen: plus ca change,
plus c1 ent la mcme nhosr. Inderdaad deed
de heer Von Caprivi al zijn best om de
methode van zijn voorganger in discrediet te
brengen. Hij wilde niet van vKrieg in Sicht"
spreken, omdat er heusch geen oorlog op
handen was ; hij wilde niet »müdem Sabel
rasscln". Hij wilde ook wel erkennen dat de
czar een zeer vredelievend man was, met
wien hij het best vinden kon ; dat, zoolang
hij rijkskanselier was, aan Duitschland noch
van Russische, noch van Fransche, noch van
eeriige andere zijde een strootje in den weg
was gelegd. Hij wist wel, dat het met de
financiën niet al te best stond. Hij erkende,
dat het tijdstip, waarop Pruisen zijn belas
tingstelsel zou gaan hervormen, niet gunstig
was voor het vragen van aanzienlijke nieuwe
offers. En toch ....
Met dat »en toch" had Caprivi afgedaan
en kwam de oude Bismarck weer uit den
hoek, geflankeerd door de militaire autoriteiten
van de laatste dertig jaar. De kans op een
oorlog »met twee fronten" moest weer dienst
doen, en de veelgeprezen bondgenooten wer
den, ais gewoonlijk, bij deze berekening
buiten rekening gelaten.
Waar het geld voor de nieuwe
legeruitbreiding vandaan moet komen, weet men nu
ook. Het zijn de drie J"s die moeten bloeden:
het bier, de brandewijn en de beurszaken.
Elk van deze drie zal eene verhoogde be
lasting moeten opbrengen, Michel's pijpje
wordt ontzien. Mogelijk is het den heer Von
Caprivi niet onwelkom, als Michel »sich einen
blaucn Dimat roniiacht".
ging hij opgewonden voort. «Nietwaar, jij
zult mij niets verzwijgen ? Jij, die van
Armande houdt, jij, die mijn oude makker
zijt," en zijn stem klonk bijna smeekend bij
het stamelen van die woorden : »Jean, niet
waar, je zult bedenken wat wij beiden zou
den lijden onder zoo'n ramp, jij zult ons bij
staan, om haar af te keeren ? .. . Wat ik er
van weet, is weinig, maar genoeg om mijn
geestkracht en moed te breken. Want ook
Armande weet er van ??er zijn van die
gedienstige geesten! ... Jean, ik bid je, zeg
de waarheid: heeft mijn zoon eene minnares ?"
Toen zei ik al wat mij bekend was;
langer bood ik geen weerstand aan den
smartelijken aandrang van den
diepgeschokten man. Ook ik had weinig dagen vroeger
van die minnarij vernomen, en de wrevel,
de verbittering bracht er mij allengskens toe
hem geen omstandigheid, hoe hard, hoe
wreed ook, te verhelen. Ja, bij had
eene minnares. Het was eene zekere
Madeleine, een wild en dartel, uitgelaten, doch
bewonderenswaardig schoon en inderdaad
beminnelijk schepsel, zwart van haar en
bruin van vel, vol drift en wellust en be
geerte. Ik kende haar van kindsbeen af.
Haar vader was een herbergier en tevens
een doortrapte wilddief, een moeder had
ze niet meer. Hij, de markies, bezocht haar
vaak, des avonds, als bij van de jacht kwam
en ze alleen was in de kroeg, terwijl de
strooper hier of' daar in zijn schuilhoek
lag te loeren ; overdag ontmoetten zij elkander
elders, in de bosschen, somtijds in het open
veld men trof hen overal te zamen. Het
bedenkelijkst van alles was de hartstocht
dien zij zelve voor den jongen man gevoelde,
en die haar blijkbaar alle schaamte en eer
gevoel verloochenen deed. Zij pronkte name
lijk met de neiging die ze hem ingeboezemd
had . .. Kortom, in de opgewondenheid,