De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 4 december pagina 1

4 december 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

vo DAMES. Eigen idees. Empire. -- Zangeres sen. Bezigheid ran vorstinnen. --Soupe dorf:e. Een schrijfster in een Londensch blad maakt de volgende zeev juiste opmerking: Het is vermakelyk om aan te zien, hoe seizoen op seizoen en jaar op jaar een aantal meisjes en vrouwen, niet tevreden met de heerschende mode, krachtige pogingen doen om voor zich zelf iets nieuws te vinden. Deze pogingen verdeelen zich in twee richtingen. De virago en de vrouw die er grootsch op is, »niet modisch maar gemakkelijk" gekleed te gaan, komen tot de >divided skirt" de Turksche pantalon en dergelijke vreeselijkheden; de soi-disant aesthetische gaat naar de National Gallery, om <>idees" op te doen. De verstandigste onder de aestheten merken dan al spoedig, dat, >ala een schilderij" gekleed te gaan meestal beteekent slordig er uit te zien, of met een tintje van hetgeen men te Parijs demi-monde zou noemen. Zij komen dan tot de moraal, die zij vooruit al hadden kunnen op maken, dat costumes naar oude schilderijen alleen kunnen worden toevertrouwd aan de eerste, de allereerste, moderne couturières, en dat de anderen vooruit al mislukt zijn. Voor een gecostumeerd bal kan zulk eigen werk er door, voor gewoon costuum, kan zulk een navolging alleen door een artist, gecombineerd met een faiseuse van liet vak, gemaakt worden. Hoe lang zijn reeds de pogingen gewaagd en weer verworpen om den volledigen Empirestijl aan te nemen? Reeds minstens een jaar of vier. Nog is de overwinning niet volkomen, maar zij nadert toch min of meer. Een bezwaar is al toos het coraage; men is aan het aansluitende gewend. A!s overgang doet men nu te Parijs zoo: men maakt van de voering een aansluitend corsage, forme princesse, van achteren gesloten, de bovenstof wordt dan afhangend aan een glad stuk geregen, en met linten, die onder de armen door gaan, opgehouden; op de borst en in den rug komen dan strikken met lange einden. Voor soirees neemt men dan de voering van gekleurde zijde, de bovenstof doorzichtig; dan is het zeer elegant. Het décolletéomvat men met een volant van breede afhangende kant, tullc of stof, meest rond of en F, vierkant ziet men zelden meer. Ook de revers zijn steeds zeer gewild, zelfs bij het décolleté'. Oudere dames willen nog niet aan het Empire; zij nemen robe princesse, met pli Watteau, langer sleep, Mediciskraag, en niet zoo hooge mouwen als de jongere vrouwen. De stoffen voor soirees zijn dezen winter zeer talrijk, te meer omdat men alles kan combineeren. Vooreerst zijn er de luchtige tulles in alle kleuren tot zelfs zwart, alle geborduurd met bloemen, vruchten, mouches, zelfs met pailletten en kristallen. Een aardige vinding is, een gedeelte van de stof zelf te decoreeren door er strepen niban cornète, met pailletten of lange kralen bezet, op te naaien. Dan yolgen de zijden ook met borduursels, zijdon of metalen ingeweven strepen en guipure of kantstoffen; deze alle hebben een zijden transparant als onderkleed noodig. Maar ook worden voor bals gerekend batist met geborduurde randen, waarnaast men breede kleurige linten naait; mousseline de laine en de nieuwe wollen kripstoften, die met het dure crêpe de Chine 'wed ijveren en dan vóór hebben, dat men er genuan ceerde en geborduurde randen aan heeft, alles met het oog op Empire. Het verdere is reeds herhaaldelijk gezegd: licht en zwaar satijn; zware ottomans en popelines, moirémet breede satijnen strepen, damast en broche, changeant, glacé, alles effen of met kleine bloempjes, sterretjes, moesjes, palmpjes; voorts heel veel fluweel, changeant en velvet. Het mo derne ligt in de combinaties, men neemt paars bij blauw, paars bij rose, maar vooral mosgroen of geelgroen bij mauve, geraniumrose, bleu malade of goudgeel; dit combineert men ook met duifgrijs en dit weer met bleu saplui-, /eer bij zonder staat mauve met geel en rose; brons niet grijs en rose, drie kleuren groen met elkaar; mosgroen met bruin en koperrood; Russisch groen met marineblauw. Het is onmogelijk theo retisch op dit oogenblik te zeggen wat niet bij elkaar past; de bekwame modiste weet iedere twee kleuren met een derde zoo te combineei-cn, dat het toch wel gaat. Naar aanleiding van den Reierschen hertog, die, weduwnaar van een actrice, nu met een ballet danseres trouwt, is het eigenaardig na te gaan. lioe vele van de sterren van tooneel en muziek in welvarende rust haar ouden dag-slijten, geheel tegen de oude traditie. Cornélie Falcon, de groote zangeres die haar naam heeft gegeven aan de groote dramatische sopraanpartijen, is nu 78 jaar; sedert vijftig jaar woont zij in een fraaie woning aan de C.haussée d'Anteuil te Parijs, 's Winters wordt er bij haar aan huis veel muziek gemaakt; van den zomer brengt zij een deel in Zwitserland, een deel te Boulogne door. Albani, door haar eerste huwelijk gravin Pepoli, door haar tweede Mevr. Zieger geworden, woont's win ters ook te Parijs, in een fraai hotel aan den Cours-la-Reine, 's zomers te Ville d'Avray, op een fraai buiten. Twee andere groote zangeressen, Mevr. Viardot en Marie Sasse, zijn niet ge heel zonder zorgen, zij geven nog lessen, op haar pensioen hopend. Van de actrices kan men noemen Augostine Brohan nu barones de Gheest die een fraai appartement in de rue de Rivoli, en hare zuster Madeleine, die een hotel in de rue Lord Byron bewoont, Mad. Jouassain heet nu Mad. de Tournière, zij is met een zeer rijk hoofd officier van de marine getrouwd ; Mlle Croizette heet Mad. Stern en woont Avenue du Bois de Boulogne. Er zijn onder de vroegere sterren nog tallooze te noemen; Sophie Cruvelli is gravin Vigier, la Moubelli trouwde generaal Bataille, Fidès Devries dokter Adler, Nilsson heet mevr. Angel de Miranda. In Duitschland is het aantal actrices en zan geressen, die goede huwelijken gedaan hebben, legio; dit is echter niet zoo opmerkelijk, omdat vele er ook gedurende haar toonoeltijd meer in de burgerlijke maatschappij leven dan vooral vroeger in Frankrijk het geval was. Hoe houden vorstinnen zich bezig ? Men zon kunnen zeggen: met toilet maken, weeshuizen bezoeken, eerste steenen leggen en gezanten ontvangen. Maar dit schijnt toch haar leven niet te vullen, althans de meeste hebben er nog eene liefhebberij bij. In vroeger tijd namen de canap kussens voor verlotingen veel tijd in beslag; deze hebben vrij wel afgedaan ; in plaats daar van zijn de meest verschillende bezigheden ge komen. De koningin van Roemenië, Carmen Sylva" is, zooals men weet, dichteres en novelliste; eenigszins in dat genre volgen haar koningin Victoria, die ^herinneringen" uitgaf, keizerin Elisabeth van Oostenrijk, die verzen schrijft en ze zelf ook zet'' en afdrukt, en hare dochter. de aartshertogin Marie Valerie, ook eene dichteres. Schilderessen vindt men er vele onder de vor stinnen; keizerin Friedrich en de kroonprinsesweduwe Stephanio van Oostenrijk zijn ware artisten, maar ook koningin Victoria, de koningin regentes van Spanje, de groothertogin van liaden, en bijna al de Engelsche prinsessen zijn atiuarellisten of schilderessen, vooral Beatrice van Battenberg. De tegenwoordige keizerin van Duitschland schildert op porselein. Aan beeld houwen doet alleen keizerin Friedrich. Ook muziek rnaken de Engelsche prinsessen veel; koningin Victoria was zelf in der tijdeen uitstekende pianiste en speelt nog lederen dag; keizerin Kriedrich speelt de moeielijksto muziek van het blad; als componisten waagden zich prinses Friedrich Kar! van Pruisen en de groothertogin van Meeklenburg-- Strelitz. Zeer ontwikkelde vrouwen zijn koningin Marguerita van Italië, die tooneeikritieken schrijft, aan landhuishoudkunde doet en wetenschappe lijke colleges bijwoont, en koningin Christina van Spanje, die zes talen met evenveel gemak spreekt. In vrouwelijke handwerken munten weer uit kei /erin Friedrich, die bijna den geheelen troussean van hare dochter in orde maakte, en de drie dochters van de koningin van Denemarken, de czarina, de prinses van Wales en de hertogin van Cumberland; er is trouwens een tijd geweest dat ze haar eigen japonnen maakten. De koningin van Belgiëheeft als liefhebberij het kantmaken; de kroonprinses van Zweden liet bereiden van lijne schoteltjes. * * Als herinnering aan de Middeleeuwen wordt op Parijsche tafels thans de soupe dorée" ge diend, naar oude recepten. Er zijn verschillende, van Guillaume Tiret, bijgenaamd Taillevent, en anderen; maar de voornaamste ingrediënten zijn sneden geroosterd brood met witten wijn gedrenkt, suiker, eierdooiers, saffraan, en rozenwater. E?e. Over Boek-kuiist. Men behoeft juist niet zoo pas bekeerd te zijn door de rijk-geargumenteerde sermoenen van Walter ('rane in zijn Claims of Decorative Art, om zich overtuigd te gevoelen dat, als zoovele kunsten, de boekkunst tegenwoordig door het industrialisme vrijwel vernietigd ligt. Er is bij het bezorgen van het boek heden ten dage ongeveer geen bemoeiing waarmee het nog in den haak bleef. De boekkunst vertoont zich al verbasterd wat er :ian is. De universeele eisch van het veel, goedkoop en vlug, heeft ook hierbij alle karakter en waardig heid uitgedoofd. Het aanbieden met het oog op de gemeene vraag, en het demoraliseeren van die vraag door het industrieel aanbod,zijn dingen die alle kunst ten gronde richten. Kr is in wat voorde boekkunst in de plaats kwam, geen besef meer van de idee bij het wel belichamen, bij het wel verbeelden der afgeronde gedachte, er is geen eerbied meer voor het edele handwerk, geen zorg meer voor de stof waarmee moet worden gewerkt. De verluchting van het boek wordt gemeenlijk opgedragen aan de industrieelen van het illustratievak, hoe mechanischer het werk gaat hoe vlugger. Men is, o, enorm veel verder gekomen .... in procédés, maar vervaarlijk verloopen in begrip van de zaak. Bij het komponeeren van de bladzij, bij den druk, wordt het genivelleerde verkozen boven het kernachtige, karaktervolle. Emblemen, omlijstingen, sierletters. passende kop- en sluit stukken, zijn vervangen door wat kokette tierlantijntjes uit de scbablonendoos : dingsigheidjes die als jiassepartout dienst doen. Het papier wordt alleen wat minder dun en slap genomen, wanneer het boek wat volumineuzer lijken moet dan het is. Over liet algemeen, wanneer er eens kostbare werken worden gemaakt, is dat niet uit schoonheidxbehoefte, maar om verfijnd speculatieve bedoeling. Die kostbaarheid wordt echter ook goedkooper verstrekt in de bekende prac/rfbanden, en men is bij de keuze van liet leder voor die banden minder kieskeurig op de deugd dan bij het keuren van ons schoeisel-leder. En aan het linnen dat dit eigenlijk nog te dure leer ver ving, wordt een prijs per el besteed, heel veel geringer dan men overheeft voor de stof waaruit heddelakens of manshemden bij een armenbedeeling gemaakt worden. Men hoeft lang gezocht naar het slechtste goud voor de snede en de letter, en vindt naar alle kanten dagelijks nog iets uit, om de luttel gebleven waardigheid van het boek te beknibbelen en schijn voor gehalte te geven. Het zou niet moeilijk zijn een pagina te vul len met voorbeelden hiervan. Trouwens, men is al gemeen van dien toestand bewust en legt er zich bij neer. Wie kan tegen de reuzenmacht op van het albeheerschende industrialisme. Maar bij de individuen, bij de geïsoleerden, die onder onze orde van zaken de kunstenaars zijn, is somtijds nog een bewustzijn gebleven van het grondbegrip van het boek ; en enkele onder hen zijn in deze dagen zich gaan bemoeien met wat er raakt aan deze kunst. Natuurlijk hadden zulke bemoeiingen slechte kans. Het meest begaafde individu kan niet komen in de plaats van wat een kultuiir behoorde te doen. Eén man kan geen boek maken, zonder te doen te hebben met de metierlieden, en wat aan hen wordt overge laten (het is niet hunne schuld, want zij klagen zelf, maar het is de schuld van de hen overheerschende macht van het industrialisme) is onvoldoende per se. Intusschen, en juist omdat de strijd zoo wanhopig staat, is zoo respectabel wat die enkele bewuste kunstenaars zijn gaan doen. Veelmalen reeds, werd er te dezer plaatse op ge wezen, hoe goede overwinningen vooral in Enge land, door enkele ^begaafde mannen, tegen de overmacht van de industrie werden behaald. En van deze Engelschen zijn er misschien geen die kraniger zijn opgetreden, dan die jonge mannen van The Dial, (een uitgaaf waarvan nu in twee jaar tijds twee nummers verschenen) en die van uit hun honk in Ihe Vale, Chelsea W. London, nog andere trotsche pogingen de wereld hebben ingezonden. Zij beginnen met het allermoeielijkste en het allerbelangrijkste: het karakter deiverluchting, met het vaste voornemen in de noodige konsei[uenties der uitrnonstering verder te gaan. Een medewerker van The Dial schreef aan een mijner vrienden omtrent deze publicatie: -Er worden maar tweehonderd exemplaren van ge drukt. Zij wordt geheel in elkaar gezet dooi de redacteurs, die er ook de medewerkers van zijn. Alles wordt door kunstenaars gedaan : ge schreven, geteekend, de houtblokken gesneden ; later zelf» sullen zij het boel: drukken" Hier werd dus den industriëelen vaklieden al een goed deel uit de hand genomen. Maar nog niet alles. De zeer overtuigde jouge mannen voel den zeer wel de overmacht tegen zich, en konden het niet al op eens wagen. Het technische van het af drukken, ziedaar iets wat zij beseften voorshands nog aan den industrii-elen handwerksman over te moeten laten. Maar aan het begrip, aan den stijl van verluchten, hebben zij niet om niet hunne bekwame aandacht gewijd. Naar het zoo lang miskende grondbegrip van het boek-uitdossen, is door hen met fierheid en kracht, tegen groote moeielijkheden op, principieel ongerept werk ge leverd. Daarom was er grond in Februari jl. het tweede nummer van The Dial, dat weer be ter is dan het eerste, met geestdrift te ontvangen. Kurieus, een snutl'elaar ten onzent, die eenig beun! heeft van het ondergeschikte in de boek kunst, maar onbekwaam is het groote in pogin gen als van de l>iaZ-mannen te begrijpen en te \\ aardeeren, heeft echter noodig gevonden, er met klem van zelfbehagen op te wijzen, dat aan het afdrukken en innaaieii van The Dial er wat ha pert, en o]) grond daarvan verklaart hij, in een feuilleton van het Handelsblad, verleden Zondag: > Zonder kennis van zaken heeft de heer .1. V. dus een boek opgehemeld (sic), dat als voortbrengsel van kunst-nijverlieid volstrekt geen waarde heeft". Wij nu vinden inderdaad, dat bij het wel equipeeren van het boek, geen onderdeel moet ver onachtzaamd worden, en zouden zeer verlangen dat een geheel konsekwente bezorging van een hoek als The Dial, den redigeerenden kunstenaar mocht blijken geen onmogelijkheid te zijn. Maar een kennis van zaken, die hier, om enkele nog te overwinnen onvolkomenheden van uitvoering, totaal het zeldzame in het principieel mooibereikte voorbijziet, een kennis van za ken die meer niet opmerkt dan wel, zulke ken nis, die chieke Fransche dingen goedkeurt, waar alleen op het uiterlijk-technische wat gelet werd, terwijl het wezenlijke er te erger mee verwaar loosd blijft, dat is de vervelende kennis van zaken van den onbruikbaren dilettant. En wie met de boek-kunst het ernstig meent, wil met dilettanterigheid niets van doen hebhen. ;!0 Nov. 'il--'. .1. V. Allerlei. opgenomen, eischte hij dat het beest buiten staat zou gesteld worden kwaad te doen. Zijn vrees werd niet gerechtvaardigd. De olifant toch had nauwelijks de stem van den dokter herkend, of hij liep op hem toe en knielde voor hem neder. De chirurgijn liet zich niet lang bidden en ging met behendigheid tot een tweede aanbrengen van het nitras argenti over. Gedurende al den tijd dat de pijnlijke operatie duurde, liet het arme dier geen enkele klacht hooren; integendeel, hij streelde zacht den operateur met zijn snuit, en toen de zaak afgeloopen was, leidde hij hem uit zijn hok met alle betuigingen van de grootste vreugde. De tweede operatie gelukte evengoed als de dnavzonb&n. Het verstand der dieren. Een Engelsch ingenieur te ('alcutta bezit een olifant van groote waarde, die, door een ontsteking aan de oogen aangetast, het gezicht geheel verloor. Hij raadpleegde een bekwamen chirurgijn uit de streek en verzocht hem alle denkbare middelen te be proeven, om zijn lieveling te genezen. De chirurgijn besloot nitras argenti te gebrui ken, dat tot nog toe hij dergelijke kwalen, als menschen er aan leden, geholpen had. De cornac werd dus geroepen, ontving zijn bevolen en eenige oogenblikken later verscheen de dikluud en knielde neer voor den man der wetenschap ; deze legde vlug een laag nitras argenti op een der zieke oogen. Nauwelijks had de olifant de aanraking van de verschrikkelijke oplossing gevoeld, of hij stiet een schel doordringend gebrul uit; en gedurende eenigen tijd was hij als krankzinnig, liep zijn perk op en neer en wierp alles, wat hem in den weg stond, omver; eerst na eenige uren slaagde de geleider er in, hem tot bedaren te brengen. De chirurgijn kwam eenige dagen later terug. Hij bemerkte toen dat het geneesmiddel uitste kend gewerkt had : het oog was werkelijk geheel genezen en het gezicht herkregen. Hij besloot derhalve het tweede oog op dezelfde manier als het andere te behandelen. Maar, zich herinnerend hoe de olifant zijne zorgen de eerste maal had Giese van den Dom en het Utrechtseli (iyinnasium. Mijnheer de Redacteur, Uw Utrechtsche medewerker Giese van den Dom heeft in uw nummer van 20 November eenige opmerkingen gemaakt over de kwestie van het Utrechtsch gymnasium. Vergunt gij mij in uw geacht blad mee te deelen, waarom zijn argumenten mij weinig klemmend voorkomen, en daaraan toe te voegen een paar algemeene op merkingen, waartoe ik, als niet onbekend met gymnasiale toestanden, eenigermate bevoegd meen te zijn 'i Tegenover de instemming, door eenige ouders aan de klacht van den heer Duyvi > betoond, stelt hij een betuiging van sympathie aan den rector door verscheidene oud-leerlingen. Wat, M. de];., weegt uu zwaarder? Een zeer ernstige, met be tuiging van leedwezen uitgesproken ofticieele klacht, gesteund door ouders, die hun kinderen om nietsbeteekenende redenen waarschijnlijk niet gaarne zouden compromitteeren, of die sympa thiebetuiging van oud-leerlingen? Ik vind zulk een betuiging zeer beminnelijk, maar, gericht als /.ij is aan een, ook volgens den heer Duyvis, goed en achtenswaardig man, heeft zij dan wel zoo heel veel waarde tot verdediging der bestaande toestanden1!1 Nu schrijft uw medewerker de handelwijze van den heer D. wel aan minder edele oorzaken toe, maar, zoo los daarheen geworpen, heeft die beschuldiging voor den buiten Utrechtsche toe standen staande geen waarde. Evenmin kan ik veel hechten aan de «vrij algemeene overtuiging". dat de klachten komen van ouders, die meenden hun uil een valk te zijn; want ook deze bewe ring heeft een algemeenheid, die doet denken aan een societeits- of ander gezelschapspraatjo; en, vooral, mag ik vragen: waar is de tegen spraak gebleven van ouders, die zich mogen verheugen in het bezit van echte valken? Zoowel de burgemeester als uw medewerker, M. d. Pi., behandelen deze ernstige zaak met een pijn doende onverschilligheid. Ofschoon zij dit niet uitdrukkelijk zeggen, lijkt het wel alsof, volgens hen, het bestaan van ruwe of veeleischende leeraars bijna een onmogelijkheid is, en gewoon lijk slechts in het brein van door ondeugende of domme kinderen opgewonden ouders voorkomt. O, ik weet heel goed, dat er te veel ouders zijn, die ongeschikte kinderen laten studeeren, tot verdriet der leeraars, tot nadeel hunner mede scholieren, en, wat het ergst is, tot onherstelbare schade voor de kinderen zelf. Voor zulke ouders is de strengste gisping nog te zacht! Maar dit neemt niet weg, dat de leeraars, over wie slechte leerlingen hard klagen, in den regel ook min of meer aanleiding tot klagen geven aan de beteren. Er zijn leeraars die ruwheid en brutaliteit houden voor noodzakelijke strengheid; het oderint dum metuanf1 (=laten zij mij haten, zoo ze mij maar vreezen'1) is hun lijfspreuk; bij sommigen is dit misschien zwakheid, bij anderen is het gemis van gevoel voor de waarheid, dat de liefde tot studie het eerst wordt gewekt door genegenheid voor de persoon ; zulke leeraars zijn uitnemende drillers voor examina en uitnemende opvoeders, wanneer het er om te doen is, jonge menschen te leeren de studie te verachten,als er geen praktisch doel aan verbonden is. Er zijn leeraars, die veel huiswerk opgeven met superieure minachting van de vakken van andere leeraars, en die, zonder gevoel voor een gezonde, geleidelijke ontwikke ling, de eerzucht bezitten hun jongens verder te brengen in werktuigelijke kennis, dan voor de vorming van oordeel en smaak wenschelijk is. AVelk wapen bezit een jongen tegen zulk een leeraar? Geen ander dan dit: dat de ouders zijn klachten aanhooren, op zijn werk letten on naar gelang van hun bevinding, den rector gaan gaan spreken, of, desnoods, hoogere machten. Het ongeluk is nu, dat de ouders dit niet licht doen. .luist is er een geval, dat de ouders van slechte leerlingen weinig aan de klachten van dezen hechten. Er zijn namelijk ouders, die, zonder met aanleg of lust hunner kinderen reke ning te houden, hen tot studie dwingen, en juist zij zijn vooral geneigd het niet slagen van hun zoon aan diens luiheid toe te schrijven, en deu onaangenamen of lastigen leeraar voor een : flink docent" te houden. Andere ouders zien er tegen op, den rector te gaan spreken over dingen, waarin zij veelal leeken zijn, en om tevens door hun handelwijze persoonlijk tegen een leeraar op te treden. En nu is dit mijn resultaat. Heeft de Duyvis gelijk, dan heeft hy een flink voorbeeld gegeven aan ouders, die tot nog toe den moed hebben gemist, om tegenover hun kinderen hun plicht te vervullen. U dankzeggende, Mijnheer de Redacteur, voor plaatsing, heb ik de eer te zijn UEd. dw. X,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl