Historisch Archief 1877-1940
vo
DAMES.
Eigen idees. Empire. -- Zangeres
sen. Bezigheid ran vorstinnen.
--Soupe dorf:e.
Een schrijfster in een Londensch blad maakt
de volgende zeev juiste opmerking: Het is
vermakelyk om aan te zien, hoe seizoen op seizoen
en jaar op jaar een aantal meisjes en vrouwen,
niet tevreden met de heerschende mode, krachtige
pogingen doen om voor zich zelf iets nieuws te
vinden. Deze pogingen verdeelen zich in twee
richtingen. De virago en de vrouw die er grootsch
op is, »niet modisch maar gemakkelijk" gekleed
te gaan, komen tot de >divided skirt" de
Turksche pantalon en dergelijke
vreeselijkheden; de soi-disant aesthetische gaat naar de
National Gallery, om <>idees" op te doen.
De verstandigste onder de aestheten merken
dan al spoedig, dat, >ala een schilderij" gekleed
te gaan meestal beteekent slordig er uit te zien,
of met een tintje van hetgeen men te Parijs
demi-monde zou noemen. Zij komen dan tot de
moraal, die zij vooruit al hadden kunnen op
maken, dat costumes naar oude schilderijen alleen
kunnen worden toevertrouwd aan de eerste, de
allereerste, moderne couturières, en dat de anderen
vooruit al mislukt zijn. Voor een gecostumeerd
bal kan zulk eigen werk er door, voor gewoon
costuum, kan zulk een navolging alleen door een
artist, gecombineerd met een faiseuse van liet
vak, gemaakt worden.
Hoe lang zijn reeds de pogingen gewaagd en
weer verworpen om den volledigen Empirestijl
aan te nemen? Reeds minstens een jaar of vier.
Nog is de overwinning niet volkomen, maar zij
nadert toch min of meer. Een bezwaar is al
toos het coraage; men is aan het aansluitende
gewend. A!s overgang doet men nu te Parijs zoo:
men maakt van de voering een aansluitend
corsage, forme princesse, van achteren gesloten, de
bovenstof wordt dan afhangend aan een glad stuk
geregen, en met linten, die onder de armen door
gaan, opgehouden; op de borst en in den rug
komen dan strikken met lange einden. Voor
soirees neemt men dan de voering van gekleurde
zijde, de bovenstof doorzichtig; dan is het zeer
elegant. Het décolletéomvat men met een volant
van breede afhangende kant, tullc of stof, meest
rond of en F, vierkant ziet men zelden meer.
Ook de revers zijn steeds zeer gewild, zelfs bij
het décolleté'.
Oudere dames willen nog niet aan het Empire;
zij nemen robe princesse, met pli Watteau, langer
sleep, Mediciskraag, en niet zoo hooge mouwen
als de jongere vrouwen.
De stoffen voor soirees zijn dezen winter zeer
talrijk, te meer omdat men alles kan combineeren.
Vooreerst zijn er de luchtige tulles in alle kleuren
tot zelfs zwart, alle geborduurd met bloemen,
vruchten, mouches, zelfs met pailletten en kristallen.
Een aardige vinding is, een gedeelte van de stof
zelf te decoreeren door er strepen niban cornète,
met pailletten of lange kralen bezet, op te naaien.
Dan yolgen de zijden ook met borduursels, zijdon
of metalen ingeweven strepen en guipure of
kantstoffen; deze alle hebben een zijden transparant
als onderkleed noodig. Maar ook worden voor
bals gerekend batist met geborduurde randen,
waarnaast men breede kleurige linten naait;
mousseline de laine en de nieuwe wollen
kripstoften, die met het dure crêpe de Chine 'wed
ijveren en dan vóór hebben, dat men er genuan
ceerde en geborduurde randen aan heeft, alles met
het oog op Empire.
Het verdere is reeds herhaaldelijk gezegd: licht
en zwaar satijn; zware ottomans en popelines,
moirémet breede satijnen strepen, damast en
broche, changeant, glacé, alles effen of met kleine
bloempjes, sterretjes, moesjes, palmpjes; voorts
heel veel fluweel, changeant en velvet. Het mo
derne ligt in de combinaties, men neemt paars
bij blauw, paars bij rose, maar vooral mosgroen
of geelgroen bij mauve, geraniumrose, bleu
malade of goudgeel; dit combineert men ook met
duifgrijs en dit weer met bleu saplui-, /eer bij
zonder staat mauve met geel en rose; brons niet
grijs en rose, drie kleuren groen met elkaar;
mosgroen met bruin en koperrood; Russisch
groen met marineblauw. Het is onmogelijk theo
retisch op dit oogenblik te zeggen wat niet bij
elkaar past; de bekwame modiste weet iedere twee
kleuren met een derde zoo te combineei-cn, dat
het toch wel gaat.
Naar aanleiding van den Reierschen hertog,
die, weduwnaar van een actrice, nu met een ballet
danseres trouwt, is het eigenaardig na te gaan.
lioe vele van de sterren van tooneel en muziek
in welvarende rust haar ouden dag-slijten, geheel
tegen de oude traditie.
Cornélie Falcon, de groote zangeres die haar
naam heeft gegeven aan de groote dramatische
sopraanpartijen, is nu 78 jaar; sedert vijftig
jaar woont zij in een fraaie woning aan de
C.haussée d'Anteuil te Parijs, 's Winters wordt er
bij haar aan huis veel muziek gemaakt; van
den zomer brengt zij een deel in Zwitserland,
een deel te Boulogne door. Albani, door
haar eerste huwelijk gravin Pepoli, door haar
tweede Mevr. Zieger geworden, woont's win
ters ook te Parijs, in een fraai hotel aan den
Cours-la-Reine, 's zomers te Ville d'Avray, op
een fraai buiten. Twee andere groote zangeressen,
Mevr. Viardot en Marie Sasse, zijn niet ge
heel zonder zorgen, zij geven nog lessen, op
haar pensioen hopend. Van de actrices kan men
noemen Augostine Brohan nu barones de Gheest
die een fraai appartement in de rue de Rivoli,
en hare zuster Madeleine, die een hotel in de rue
Lord Byron bewoont, Mad. Jouassain heet nu Mad.
de Tournière, zij is met een zeer rijk hoofd
officier van de marine getrouwd ; Mlle Croizette
heet Mad. Stern en woont Avenue du Bois de
Boulogne. Er zijn onder de vroegere sterren nog
tallooze te noemen; Sophie Cruvelli is gravin
Vigier, la Moubelli trouwde generaal Bataille,
Fidès Devries dokter Adler, Nilsson heet mevr.
Angel de Miranda.
In Duitschland is het aantal actrices en zan
geressen, die goede huwelijken gedaan hebben,
legio; dit is echter niet zoo opmerkelijk, omdat
vele er ook gedurende haar toonoeltijd meer in
de burgerlijke maatschappij leven dan vooral
vroeger in Frankrijk het geval was.
Hoe houden vorstinnen zich bezig ? Men zon
kunnen zeggen: met toilet maken, weeshuizen
bezoeken, eerste steenen leggen en gezanten
ontvangen. Maar dit schijnt toch haar leven niet
te vullen, althans de meeste hebben er nog eene
liefhebberij bij. In vroeger tijd namen de canap
kussens voor verlotingen veel tijd in beslag;
deze hebben vrij wel afgedaan ; in plaats daar
van zijn de meest verschillende bezigheden ge
komen.
De koningin van Roemenië, Carmen Sylva"
is, zooals men weet, dichteres en novelliste;
eenigszins in dat genre volgen haar koningin
Victoria, die ^herinneringen" uitgaf, keizerin
Elisabeth van Oostenrijk, die verzen schrijft en
ze zelf ook zet'' en afdrukt, en hare dochter.
de aartshertogin Marie Valerie, ook eene dichteres.
Schilderessen vindt men er vele onder de vor
stinnen; keizerin Friedrich en de
kroonprinsesweduwe Stephanio van Oostenrijk zijn ware
artisten, maar ook koningin Victoria, de koningin
regentes van Spanje, de groothertogin van liaden,
en bijna al de Engelsche prinsessen zijn
atiuarellisten of schilderessen, vooral Beatrice van
Battenberg. De tegenwoordige keizerin van
Duitschland schildert op porselein. Aan beeld
houwen doet alleen keizerin Friedrich.
Ook muziek rnaken de Engelsche prinsessen
veel; koningin Victoria was zelf in der tijdeen
uitstekende pianiste en speelt nog lederen dag;
keizerin Kriedrich speelt de moeielijksto muziek van
het blad; als componisten waagden zich prinses
Friedrich Kar! van Pruisen en de groothertogin
van Meeklenburg-- Strelitz.
Zeer ontwikkelde vrouwen zijn koningin
Marguerita van Italië, die tooneeikritieken schrijft,
aan landhuishoudkunde doet en wetenschappe
lijke colleges bijwoont, en koningin Christina van
Spanje, die zes talen met evenveel gemak spreekt.
In vrouwelijke handwerken munten weer uit kei
/erin Friedrich, die bijna den geheelen troussean
van hare dochter in orde maakte, en de drie
dochters van de koningin van Denemarken, de
czarina, de prinses van Wales en de hertogin
van Cumberland; er is trouwens een tijd geweest
dat ze haar eigen japonnen maakten. De koningin
van Belgiëheeft als liefhebberij het kantmaken;
de kroonprinses van Zweden liet bereiden van
lijne schoteltjes.
* *
Als herinnering aan de Middeleeuwen wordt
op Parijsche tafels thans de soupe dorée" ge
diend, naar oude recepten. Er zijn verschillende,
van Guillaume Tiret, bijgenaamd Taillevent, en
anderen; maar de voornaamste ingrediënten zijn
sneden geroosterd brood met witten wijn gedrenkt,
suiker, eierdooiers, saffraan, en rozenwater.
E?e.
Over Boek-kuiist.
Men behoeft juist niet zoo pas bekeerd te zijn
door de rijk-geargumenteerde sermoenen van
Walter ('rane in zijn Claims of Decorative Art,
om zich overtuigd te gevoelen dat, als zoovele
kunsten, de boekkunst tegenwoordig door het
industrialisme vrijwel vernietigd ligt. Er is bij het
bezorgen van het boek heden ten dage ongeveer
geen bemoeiing waarmee het nog in den haak
bleef. De boekkunst vertoont zich al verbasterd
wat er :ian is.
De universeele eisch van het veel, goedkoop en
vlug, heeft ook hierbij alle karakter en waardig
heid uitgedoofd. Het aanbieden met het oog op
de gemeene vraag, en het demoraliseeren van die
vraag door het industrieel aanbod,zijn dingen die alle
kunst ten gronde richten. Kr is in wat voorde
boekkunst in de plaats kwam, geen besef meer
van de idee bij het wel belichamen, bij het wel
verbeelden der afgeronde gedachte, er is geen
eerbied meer voor het edele handwerk, geen zorg
meer voor de stof waarmee moet worden gewerkt.
De verluchting van het boek wordt gemeenlijk
opgedragen aan de industrieelen van het
illustratievak, hoe mechanischer het werk gaat hoe vlugger.
Men is, o, enorm veel verder gekomen .... in
procédés, maar vervaarlijk verloopen in begrip
van de zaak. Bij het komponeeren van de bladzij,
bij den druk, wordt het genivelleerde verkozen
boven het kernachtige, karaktervolle. Emblemen,
omlijstingen, sierletters. passende kop- en sluit
stukken, zijn vervangen door wat kokette
tierlantijntjes uit de scbablonendoos : dingsigheidjes
die als jiassepartout dienst doen. Het papier
wordt alleen wat minder dun en slap genomen,
wanneer het boek wat volumineuzer lijken moet
dan het is. Over liet algemeen, wanneer er eens
kostbare werken worden gemaakt, is dat niet uit
schoonheidxbehoefte, maar om verfijnd speculatieve
bedoeling. Die kostbaarheid wordt echter ook
goedkooper verstrekt in de bekende prac/rfbanden,
en men is bij de keuze van liet leder voor die
banden minder kieskeurig op de deugd dan bij
het keuren van ons schoeisel-leder. En aan het
linnen dat dit eigenlijk nog te dure leer ver
ving, wordt een prijs per el besteed, heel veel
geringer dan men overheeft voor de stof waaruit
heddelakens of manshemden bij een
armenbedeeling gemaakt worden. Men hoeft lang gezocht
naar het slechtste goud voor de snede en de
letter, en vindt naar alle kanten dagelijks nog
iets uit, om de luttel gebleven waardigheid van
het boek te beknibbelen en schijn voor gehalte te
geven. Het zou niet moeilijk zijn een pagina te vul
len met voorbeelden hiervan. Trouwens, men is al
gemeen van dien toestand bewust en legt er zich
bij neer. Wie kan tegen de reuzenmacht op van
het albeheerschende industrialisme.
Maar bij de individuen, bij de geïsoleerden, die
onder onze orde van zaken de kunstenaars zijn,
is somtijds nog een bewustzijn gebleven van het
grondbegrip van het boek ; en enkele onder hen
zijn in deze dagen zich gaan bemoeien met wat
er raakt aan deze kunst. Natuurlijk hadden zulke
bemoeiingen slechte kans. Het meest begaafde
individu kan niet komen in de plaats van wat
een kultuiir behoorde te doen. Eén man kan
geen boek maken, zonder te doen te hebben met
de metierlieden, en wat aan hen wordt overge
laten (het is niet hunne schuld, want zij klagen
zelf, maar het is de schuld van de hen
overheerschende macht van het industrialisme) is
onvoldoende per se. Intusschen, en juist omdat de
strijd zoo wanhopig staat, is zoo respectabel wat
die enkele bewuste kunstenaars zijn gaan doen.
Veelmalen reeds, werd er te dezer plaatse op ge
wezen, hoe goede overwinningen vooral in Enge
land, door enkele ^begaafde mannen, tegen de
overmacht van de industrie werden behaald. En
van deze Engelschen zijn er misschien geen die
kraniger zijn opgetreden, dan die jonge mannen
van The Dial, (een uitgaaf waarvan nu in twee
jaar tijds twee nummers verschenen) en die van
uit hun honk in Ihe Vale, Chelsea W. London,
nog andere trotsche pogingen de wereld hebben
ingezonden. Zij beginnen met het
allermoeielijkste en het allerbelangrijkste: het karakter
deiverluchting, met het vaste voornemen in de
noodige konsei[uenties der uitrnonstering verder
te gaan.
Een medewerker van The Dial schreef aan een
mijner vrienden omtrent deze publicatie: -Er
worden maar tweehonderd exemplaren van ge
drukt. Zij wordt geheel in elkaar gezet dooi
de redacteurs, die er ook de medewerkers van
zijn. Alles wordt door kunstenaars gedaan : ge
schreven, geteekend, de houtblokken gesneden ;
later zelf» sullen zij het boel: drukken"
Hier werd dus den industriëelen vaklieden al
een goed deel uit de hand genomen. Maar nog
niet alles. De zeer overtuigde jouge mannen voel
den zeer wel de overmacht tegen zich, en konden
het niet al op eens wagen. Het technische van het af
drukken, ziedaar iets wat zij beseften voorshands
nog aan den industrii-elen handwerksman over
te moeten laten. Maar aan het begrip, aan den
stijl van verluchten, hebben zij niet om niet hunne
bekwame aandacht gewijd. Naar het zoo lang
miskende grondbegrip van het boek-uitdossen,
is door hen met fierheid en kracht, tegen groote
moeielijkheden op, principieel ongerept werk ge
leverd. Daarom was er grond in Februari jl.
het tweede nummer van The Dial, dat weer be
ter is dan het eerste, met geestdrift te ontvangen.
Kurieus, een snutl'elaar ten onzent, die eenig
beun! heeft van het ondergeschikte in de boek
kunst, maar onbekwaam is het groote in pogin
gen als van de l>iaZ-mannen te begrijpen en te
\\ aardeeren, heeft echter noodig gevonden, er met
klem van zelfbehagen op te wijzen, dat aan het
afdrukken en innaaieii van The Dial er wat ha
pert, en o]) grond daarvan verklaart hij, in
een feuilleton van het Handelsblad, verleden
Zondag: > Zonder kennis van zaken heeft de heer
.1. V. dus een boek opgehemeld (sic), dat als
voortbrengsel van kunst-nijverlieid volstrekt geen
waarde heeft".
Wij nu vinden inderdaad, dat bij het wel
equipeeren van het boek, geen onderdeel moet ver
onachtzaamd worden, en zouden zeer verlangen
dat een geheel konsekwente bezorging van een
hoek als The Dial, den redigeerenden kunstenaar
mocht blijken geen onmogelijkheid te zijn. Maar
een kennis van zaken, die hier, om enkele nog
te overwinnen onvolkomenheden van uitvoering,
totaal het zeldzame in het principieel
mooibereikte voorbijziet, een kennis van za
ken die meer niet opmerkt dan wel, zulke ken
nis, die chieke Fransche dingen goedkeurt, waar
alleen op het uiterlijk-technische wat gelet werd,
terwijl het wezenlijke er te erger mee verwaar
loosd blijft, dat is de vervelende kennis van
zaken van den onbruikbaren dilettant.
En wie met de boek-kunst het ernstig meent,
wil met dilettanterigheid niets van doen hebhen.
;!0 Nov. 'il--'. .1. V.
Allerlei.
opgenomen, eischte hij dat het beest buiten staat
zou gesteld worden kwaad te doen.
Zijn vrees werd niet gerechtvaardigd. De
olifant toch had nauwelijks de stem van den
dokter herkend, of hij liep op hem toe en knielde
voor hem neder.
De chirurgijn liet zich niet lang bidden en ging
met behendigheid tot een tweede aanbrengen van
het nitras argenti over. Gedurende al den tijd
dat de pijnlijke operatie duurde, liet het arme
dier geen enkele klacht hooren; integendeel, hij
streelde zacht den operateur met zijn snuit, en
toen de zaak afgeloopen was, leidde hij hem uit
zijn hok met alle betuigingen van de grootste
vreugde.
De tweede operatie gelukte evengoed als de
dnavzonb&n.
Het verstand der dieren. Een Engelsch
ingenieur te ('alcutta bezit een olifant van
groote waarde, die, door een ontsteking aan de
oogen aangetast, het gezicht geheel verloor. Hij
raadpleegde een bekwamen chirurgijn uit de streek
en verzocht hem alle denkbare middelen te be
proeven, om zijn lieveling te genezen.
De chirurgijn besloot nitras argenti te gebrui
ken, dat tot nog toe hij dergelijke kwalen, als
menschen er aan leden, geholpen had. De cornac
werd dus geroepen, ontving zijn bevolen en
eenige oogenblikken later verscheen de dikluud
en knielde neer voor den man der wetenschap ;
deze legde vlug een laag nitras argenti op een
der zieke oogen.
Nauwelijks had de olifant de aanraking van de
verschrikkelijke oplossing gevoeld, of hij stiet
een schel doordringend gebrul uit; en gedurende
eenigen tijd was hij als krankzinnig, liep zijn
perk op en neer en wierp alles, wat hem in den weg
stond, omver; eerst na eenige uren slaagde de
geleider er in, hem tot bedaren te brengen.
De chirurgijn kwam eenige dagen later terug.
Hij bemerkte toen dat het geneesmiddel uitste
kend gewerkt had : het oog was werkelijk geheel
genezen en het gezicht herkregen. Hij besloot
derhalve het tweede oog op dezelfde manier als
het andere te behandelen. Maar, zich herinnerend
hoe de olifant zijne zorgen de eerste maal had
Giese van den Dom en het Utrechtseli
(iyinnasium.
Mijnheer de Redacteur,
Uw Utrechtsche medewerker Giese van den
Dom heeft in uw nummer van 20 November
eenige opmerkingen gemaakt over de kwestie
van het Utrechtsch gymnasium. Vergunt gij mij
in uw geacht blad mee te deelen, waarom zijn
argumenten mij weinig klemmend voorkomen, en
daaraan toe te voegen een paar algemeene op
merkingen, waartoe ik, als niet onbekend met
gymnasiale toestanden, eenigermate bevoegd meen
te zijn 'i
Tegenover de instemming, door eenige ouders
aan de klacht van den heer Duyvi > betoond, stelt
hij een betuiging van sympathie aan den rector
door verscheidene oud-leerlingen. Wat, M. de];.,
weegt uu zwaarder? Een zeer ernstige, met be
tuiging van leedwezen uitgesproken ofticieele
klacht, gesteund door ouders, die hun kinderen
om nietsbeteekenende redenen waarschijnlijk niet
gaarne zouden compromitteeren, of die sympa
thiebetuiging van oud-leerlingen? Ik vind zulk
een betuiging zeer beminnelijk, maar, gericht als
/.ij is aan een, ook volgens den heer Duyvis,
goed en achtenswaardig man, heeft zij dan wel
zoo heel veel waarde tot verdediging der bestaande
toestanden1!1
Nu schrijft uw medewerker de handelwijze van
den heer D. wel aan minder edele oorzaken
toe, maar, zoo los daarheen geworpen, heeft die
beschuldiging voor den buiten Utrechtsche toe
standen staande geen waarde. Evenmin kan ik
veel hechten aan de «vrij algemeene overtuiging".
dat de klachten komen van ouders, die meenden
hun uil een valk te zijn; want ook deze bewe
ring heeft een algemeenheid, die doet denken
aan een societeits- of ander gezelschapspraatjo;
en, vooral, mag ik vragen: waar is de tegen
spraak gebleven van ouders, die zich mogen
verheugen in het bezit van echte valken?
Zoowel de burgemeester als uw medewerker,
M. d. Pi., behandelen deze ernstige zaak met een
pijn doende onverschilligheid. Ofschoon zij dit
niet uitdrukkelijk zeggen, lijkt het wel alsof,
volgens hen, het bestaan van ruwe of veeleischende
leeraars bijna een onmogelijkheid is, en gewoon
lijk slechts in het brein van door ondeugende of
domme kinderen opgewonden ouders voorkomt.
O, ik weet heel goed, dat er te veel ouders zijn,
die ongeschikte kinderen laten studeeren, tot
verdriet der leeraars, tot nadeel hunner mede
scholieren, en, wat het ergst is, tot onherstelbare
schade voor de kinderen zelf. Voor zulke ouders
is de strengste gisping nog te zacht! Maar dit
neemt niet weg, dat de leeraars, over wie slechte
leerlingen hard klagen, in den regel ook min of
meer aanleiding tot klagen geven aan de beteren.
Er zijn leeraars die ruwheid en brutaliteit houden
voor noodzakelijke strengheid; het oderint dum
metuanf1 (=laten zij mij haten, zoo ze mij maar
vreezen'1) is hun lijfspreuk; bij sommigen is dit
misschien zwakheid, bij anderen is het gemis
van gevoel voor de waarheid, dat de liefde tot
studie het eerst wordt gewekt door genegenheid
voor de persoon ; zulke leeraars zijn uitnemende
drillers voor examina en uitnemende opvoeders,
wanneer het er om te doen is, jonge menschen te
leeren de studie te verachten,als er geen praktisch doel
aan verbonden is. Er zijn leeraars, die veel
huiswerk opgeven met superieure minachting van
de vakken van andere leeraars, en die, zonder
gevoel voor een gezonde, geleidelijke ontwikke
ling, de eerzucht bezitten hun jongens verder te
brengen in werktuigelijke kennis, dan voor de
vorming van oordeel en smaak wenschelijk is.
AVelk wapen bezit een jongen tegen zulk een
leeraar? Geen ander dan dit: dat de ouders zijn
klachten aanhooren, op zijn werk letten on
naar gelang van hun bevinding, den rector gaan
gaan spreken, of, desnoods, hoogere machten.
Het ongeluk is nu, dat de ouders dit niet licht
doen. .luist is er een geval, dat de ouders van
slechte leerlingen weinig aan de klachten van
dezen hechten. Er zijn namelijk ouders, die,
zonder met aanleg of lust hunner kinderen reke
ning te houden, hen tot studie dwingen, en juist
zij zijn vooral geneigd het niet slagen van hun
zoon aan diens luiheid toe te schrijven, en deu
onaangenamen of lastigen leeraar voor een : flink
docent" te houden. Andere ouders zien er tegen
op, den rector te gaan spreken over dingen, waarin
zij veelal leeken zijn, en om tevens door hun
handelwijze persoonlijk tegen een leeraar op te
treden. En nu is dit mijn resultaat. Heeft de
Duyvis gelijk, dan heeft hy een flink voorbeeld
gegeven aan ouders, die tot nog toe den moed
hebben gemist, om tegenover hun kinderen hun
plicht te vervullen.
U dankzeggende, Mijnheer de Redacteur, voor
plaatsing, heb ik de eer te zijn
UEd. dw.
X,