Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 806
Satan te beschouwen. Even vreemd klinkt de be
wering, dat de communards, die in 1871 de
Vendóme-zuil te Parijs omverhaalden, geen vandalisme
bedreven, daar dit monument slechts een verheer
lijking van het despotisme, en zijn kunstwaarde
«daarom" van ondergeschikt belang was.
Ten slotte zullen er zeker zijn, die de methode
Tan den schrijver om kunst te klassificeeren
maar het behandelde onderwerp, naar //de stof"
even belachelijk vinden als wanneer iemand schil
derijen ging rangschikken naar de soort van lijst,
boeken naar het formaat en den druk. Niet op de
belangrijkheid van het onderwerp dus zeggen
zij komt het aan, maar op de visie van den
kunstenaar; alleen deze is beslissend voor de kunst
waarde. Zij hebben daarin volkomen gelijk. Doch
kunstwerken kunnen, behalve kunstwaarde, ook
maatschappelijke beteekenis hebben. Aan artisten
voor te schrijven dat zij hunne inspiratie moeten
zoeken in onderwerpen, die voor de maatschappij
belangrijk zijn, is dwaas. Als Dr. Reieh uitroept:
//Die grosse Kunst soll eine Ruferin im Streit, ihre
Wirkung eine für die höchsten Ideeën der Zeit
begeisterende sein," stelt hij een eisch, waar hij
zich bepalen moest tot wenschen. Doch het is
zeker wel geoorloofd te wenschtn vooral t n
onzent dat er, naast kunstenaars, die het schoone
in hun eigen-zelf uitspreken, ook kunstenaars mo
gen zijn, die ontroerd worden door medegevoel
met het leed van den tijd, waarin zij leven.
Utrecht. RIKA
P. K. Rosegger schreef eenige dagen geleden
aan den uitgever van de Wiener J^reste den
volgenden brief. »Ik ben ziek. De couranten
sehrijven uitvoerig over mijne kwaal, maar treffen
het ware niet. Menige verre vriend houdt mij
voor stervend, anderen meenen dat ik weder zoo
gezond als een vischje ben. Deze beide be
schouwingen in aanmerking nemend, komt er
dan een recensent en zegt: Rosegger heeft zich
overleefd. Bijzonder lijdend ben ik sedert midden
Juli. In de mooie, warme zomerdagen te
Krieglach hevig asthma, dat menigmaal 30, soms ruim
40 uur onafgebroken voortduurde. Veertig uren
uit een moeielijk gaanden put water pompen, is
hard, maar wanneer men moe is, kan men rusten.
Bij het ademen kan men niet rusten, hoe pijn
lijk en moeielijk het ook gaat. Toch dichtte
ik er wakker op toe, wunt de mensch leeft niet
alleen van het ademen, maar ook van het dich
ten. Eindelijk was ik echter zoo uitgeput, dat
ook de ziel moe werd. Ik was zoo verzwakt dat
ik in den tuin nauwelijks meer tien minuten kon
werken, zelfs in uren zonder asthma, zonder ge
heel uitgeput te zijn. In den herfst, toen anderen
verfrischt en versterkt naar de stad terugkeerden,
verliet ik mijn zomerverblijf doodmoede. Te Graz
kwam ditmaal het asthma, dat mij anders in de
stad pleegt te verschoonen, met nieuw geweld op
zetten. Het werd vergezeld van griep, een hevige
bronchitis met zware koorts (nieuw verschijnsel) en
eindelijk nog een kleino ontsteking in het
diaphragma, die thans nog niet geheel opgeheven is.
Daarbij echter een hevig en langdurig longen
verscheurend hoesten; ik hoest bijna dag en
nacht, ik hoest reeds bij alles. Zoo lig ik nu
sedert vijf weken in bed. Maar thans gaat het
beter, de koorts is om zoo te zeggen voorbij, de
krachten verzamelen zich weer en ik kan zelfs
menigmaal een regel aan goede vrienden schrijven,
dat ik van plan ben, van mijn Olympium uit:
nog een poos op het wereldtooneel neer te zien.
Want sedert het mij duidelijk geworden is, dat
het geen tragedie maar een comedie is, doet mij
deze poppenkast veel pleizier. Menigmaal speelt
men ook zelf gaarne een beetje rneo. /oo wilde
ik nog in dit jaar te Weenen oone voorlezing
houden ?, dat gaat nu natuurlijk niet. Dus in het
volgend jaar, en dagbladschrijvers, die wellicht
reeds kleine necrologieën voor mij in gereedheid
hebben, worden beleefd op mijne volgende voor
lezing uitgenoodigd. Ik ben ieder uur gereed
om te gaan slapen, maar wanneer het zonder
veel moeite zijn kan, draaf ik nog een poosje
mee. En het kan gemakkelijk gebeuren ! zegt
de dokter. "Wat zal echter dat geïllustreerde
weekblad in het Noordwesten van Duitscliland er
wel van zeggen, dat eenigen tijd geleden levens
schets en portret uitgaf van don '«onlangs over
leden" Stiermarkschen dichter Rosegger 'i \ Dit
behoort wel tot de comedie."
In het Goethe-Schiller-Archief te Weimar zijn
onlangs meer danhonderdnogongedrukte >.\eniën"
van Goethe en Schiller gevonden. Prof. Erich
Schmidt te Berlijn bewerkt op dit oogenblik dezo
interessante vondst, en neemt in zijn
(loetheuitgaaf de Xeniën met verklarende
aanteekeningen op. Er zijn er vele, die verklaring noodig
hebben, omdat de personen, waarop ze bedoeld
waren, geheel of halt' vergeten zijn.
Het nieuwste graf van Jezus. In de
Engelsche bladen komt een oproeping voor om gold
te geven, oiulerteekond door Henri A. Campbell
en den bekenden boekhandelaar .John Murroy,
ten einde het eerste graf van Jezus, hot graf in
den hof, te koopen. Er wordt voor het stuk grond,
i Engelsehe acres groot, met de ofticieelc goed
keuring, SO.OOO M. gevraagd. Verder wordt er
40.000 M. voor ovordrachtskosten, hot klaar
maken voor do omgeving en den aanlog van <lon
tuin gerekend, zoodat met do uitgaaf' van l SO.OOO
M. het echte grut' van don stichter van don
Christelijken godsdienst, in de handen van do
Anglikaansche Christenen kan worden gebracht. .Maar
is het graf nu waarlijk echt? Voor hot aanne
men hiervan hebben wij slechts do volgende be
wijzen''. Lauronco Oliphant, oen orkemlo auto
riteit, beschrijft do plaats van hot graf in zijn
bekend boek Kaifa aldus : Men komt hij hot graf
tloor een tuin hoon, die /oven voet in hot vier
kant is: twee steenen zijn zoo geplaatst, dat men
den indruk krijgt als waren zij daar in de plaats
van den van liet graf weggerohlcn steen.
Rechts is oen zijiugang die op oen ruimte met
loculus, -on verder in een hol van S hij ld voet
leidt, (iaat men daarentegen recht vooruit twee
treden naar beneden, dan komt men in een ver
trek 7 bij i' voet groot. Van ieder der twee
zijmuren en don achtermuur uit, loopon drie nauwe,
gangen naar drie andere nauwe kamers, ieder
zeven voet lang en zes voet breed, en aan iedere
zijde bevinden zich steenen banken, waarop lij
ken gelegd konden worden, met een nauw gan
getje er tusschen. Het geheele graf kon daardoor
zes lijken bevatten. Dat dit het eerste graf is
geweest, beweert Oliphant niet. Hij zegt alleen
dat het het eenige Joodsche graf, dicht bij de
muren der stad aan de noordzijde is, en niet ver
van de plaats welke met tamelijke zekerheid als
Golgotha wordt aangewezen. Dat graf is dicht bij
de plaats, welke iemand voor eenige jaren voor
50 Napoleons kocht en korten tijd daarna aan de
Latijnen weer verkocht voor de som van llH'K)
Napoleons, omdat daar de overblijfselen van de
kapel van Stephanus den martelaar gevonden wer
den. Generaal Cordon die even voor zijn vertrek
naar Khartoem, waar hij, zooals bekend is, gedood
werd, langen tijd in Jeruzalem vertoefde, heeft
deze plaats bezocht en voor het echte graf van
Jezus gehouden.
De vereering, welke deze man, met een zeer
mystische natuur begaafd, in Engeland geniet,
was wel voldoende, om aan zijn overtuiging ge
loof te doen schenken, en het is dus niet zeer
verrassend dat de aartsbisschop van Canterbury
met een gevolg van bisschoppen, kanunniken,
dekenen en predikanten van de Anglikaanscho
High-Cluirch de oproeping van de heeron Camp
bell en Murrey ondersteunt. Men moet niet onop
gemerkt laten, dat dezer dagen de spoorweg van
Jaffa tot het dal van de Laute niet ver van de
Jaffa-poort geopend is, dat een mystieke aan
drift de Anglikaansche kerk onweerstaanbaar naar
het Oosten drijft, sinds de ritualistische richting
de overhand verkregen heeft; dat het echte graf
van Jezus Christus als bedevaartplaats een zeer
goede speculatie is, ook als men voor die paar acres
evenveel moet betalen als voor bouwterrein in
een nette voorstad van Londen. Een grafkerk in
Anglikaanschen stijl buiten de poort
vanDamaskus, om het pretentiouse etablissement binnen
de muren concurrentie aan te doen. is zoo kwaad
niet bedacht. Er zijn immers, zooals men weet,
ook twee tuinen van Gothsemane, om van andere
dubbeltallen niet te sproken.
Ter gelegenheid van de feesten komen de ca
talogi der boekhandelaren en uitgevers, de een
sierlijker, de ander eenvoudiger, den koepor de
keus moeielijk maken. De catalogus van Scheltema
en Holkema, Ilokin 7-1, is weer elegant en bevat
tal van illustraties, keurig gedrukte advertentiën
in allerlei vorm en kleur, eone novelle (Schimmen
van .loséphine Gioso) en eene rijke lijst van mooie
boeken, encvclopaedieön, prachtworken in ver
schillende talen, kinderboeken, romans en poëzie,
geschiedenis, letterkunde en kunst, alles mooi
gebonden.
Door de firma l'olle te Rotterdam worden
twee catalogi verzonden; de een bevat speciaal
feestgeschenkon, de Guldens-J'Jditie, ('onscionce,
Mevr. Bosboom-Toussaint, M:\rlitt, Krits Heuler.
de ander daarenboven al de boeken van studie
en vermaak die do firma tot goedkoope prijzen
verzendt, hieronder de geheole serie
ErckmaimChatrian, Goeverneur, Mayne-Keid, \\ilkie
Collens, euz.
Noordwest en /.uitloost, zoo noemt de Majoor
Terelaor zijn nieuwste werk. Iedereen, die Baboe
Dalima of Borneo van /uid naar Xoord gelezen
heeft, zal met belangstelling kennis nemen van
dit nieuwe werk van den auteur, die zoo boeiend
vertellen kan en zooveel te verhalen heeft.
Het boek is keurig gedrukt en uitgegeven bij
II. J. W. lieeht, Amsterdam.
De tijdschriften onder redactie van don heer
l'. Louwerse, uitgever Joh. Vkoma te 's I lage,
Voor 't Jonge Volkje en Voor de Kinderkamer,
blijven steeds in don smaak vallen. Een
abonnomet op een van beide is een aardig St.
Xieolaascadeau. Voor de Kinderkamer No. IL' bevat o. a.
een compositie 'Bij don Kerstboom'', van
\\inifred Maunder, een Kngelsch meisje van 7'/._, jaar;
Voor 't Jonge Volkje Xo. H bevat o. a. een aardig
artikel over >0ost-lndiseho Menschen," een ander
over het huisje van Czar Veter, enz., alles met
illustraties.
Lotwisaélinri en In Enyen kring zijn de titels
van twee kleine boekjes door Clara Croii, uitge
geven in eenvomligon maar netten vorm bij den
uitgever L. .1. Veen te Amsterdam. Heide novellen
laten zich aangenaam lozen, al zijn zo wat con
ventioneel. Wie de vertaling heeft bezorgd ver
telt het titelblad niet.
Hij de wed. J. 11. van Kossem te ("troeht ver
schoen : l''ehce en andere (jed/'chleti, door Eduanl
Brom. Do bundel bevat als uitgebreide stukken :
Felice, oen gedicht in lu' sonnetten, do frag
menten der cantate %. Aloysiu* nm Gonzagu"
on oen sonnetten-cyclus Louteriiii/, voorts gees
telijke sonnetten on gedichten in verschillenden
vorm. Do poëzie van den jongen dichter is steeds
edel on vroom, rein van stemming: /ijn Koud'
kon ook wel Madonna booten, alles hooft do
mystieke plechtigheid van don katholieken
ocrodienst. Er zijn in do sonnetten prachtige ver
zen : hot eonig verwijt zon zijn. dat de gelijk
heid van stemming eon weinig don indruk van
eentonigheid geott.
Hot Cioiiootsi'hivp Architecture ot Aimcitia te
Amsterdam, dat tot heden als orgaan had het
weekblad lic Opmerker - redacteur-uitgever do
heer !?'. W. van dendt .!.(>/., - zal van al' l
Januari IS'.l.'! zelf ecu weekhlad op hol gebied
van bouwkunst on aanverwante vakkou iiuu'ovou
onder den titel Architcchira. terwijl vanaf dien
i datum hot weekblad J)c O/inirrker ophoudt hot
orgaan van genoemd genootschap te zijn. IV
nieuwe uitgave, onder redactie van hot genoot
schap A. ot A.' on don hoor J. A. van dor Kloos,
loeraar aan de polytechnische school te Delft.
zal verschijnen bij de lirma J. \an dor Kmlt c.v
/oon. uitgevers te Maassluis.
I»ij do lirma E. J. van Wisselingh X- Co..
Kalvorstraat l!) l, is geëxposeerd een schilderij
van Kamorlingh Onnos, -Vruchten".
SHETSJES
De vrouw in 't zwart.
Naar W. STEVENSON.
To g ik onlangs van Chicago naar New-York
reisde, bevond ik 's morgens, terwijl ik mij uit mijn
sluimerhoekje oprichtte, dat de trein stilstond. De
conducteur zeide mij, dat hij al anderhalf uur stil
gestaan had, terwijl ik den slaap des rechtvaar
digen sliep. Ik bracht mijn kleedereu wat in orde,
keek uit het raampje en bemerkte, dat wij ons
terzijde van een heuvelketen nabij een landelijk
station bevonden. Nadat ik in den eetwagen flink
ontbeten had, begaf ik mij op het perron, om mij
door heen en weer loopen wat beweging te ver
schaffen.
In den aartgrenzenden coupézat de machinist
alleen en wachtte. Ik liep op hem toe en begon
met hem over de locomotief te praten. Vervol
gens bood ik hem een sigaar aan, die hij met
dank aannam, en ging naast hem zitten. Het was
een knappe, vriendelijk uitziende man van onge
veer veertig jaar, en het scheen hem genoegen te
doen, mij al de kleppen, hefboomen en andere
zichtbare machiue-deelen in de naaste omgeviug
te toonen. Zij waren allen zoo blinkend als ze
door poetsen en polijsten maar kouden gemaakt
worden, want een machinist is zoo trotsch op zijn
locomotief, als de knappe huisvrouw het op de
reinheid van hare woning maar zijn kan. Ik keek
naar de beide blinkende stoompersen met de klok
er tusschen, en ontdekte plotseling iets. dat er als
een gewone witte mot uitzag, een uiltje, maar
in ceu vergulde lijst tegen den wand van den
coupéwas opgehangen.
//Dient dat tot sieraad?" vroeg ik, op de mot
wijzende.
De machinist glimlachte. //Nu ja," zeide hij,
//gedeeltelijk tot sieraad, maar meer nog ter her
innering. Ik hing deze mot onder glas en lijst,
omdat zij mijn leven en dat van ongeveer 250
menschcn redde."
//Maar hoe ter wereld," riep ik verbaasd, //kon
zulk een insect uw leven redden?"
//Dat zal ik u vertellen, als u lust hebt, om de
geschiedenis te hooreu. Ik geloof, dat wij tijd ge
noeg hebben, om het af te vertellen, vóórdat wij
hier verder kunnen."
Ik ging op mijn gemak zitten met een uitdruk
king van gespannen verwachting, eu de machinist
begon :
//Het, is nog niet lang geleden, van 't voorjaar is j
liet een jaar geworden, dat ik met dezen trein en j
met deze zelfde locomotief reed. Mijn stoker was
dezelfde, dien ik thans nog heb, Jim Meade. U
kunt hem daarboven zien, die is 't, die daar tegen
aan geleund staat. Jim is een goede kerel, maar
zeer bijgeloovig, hij gelooft aan spoken, droomen
eu waai'sclmwingstcekens. Ik placht vroeger om
zijne fantasieën te lachen, maar tegenwoordig maak
ik mij niet meer zoo vroolijk orn hem als vroeger,
neen, tegenwoordig niet, meer, sedert wij de
vrouwik 't, zwart, gezien hebben. Dit, gebeurde aldus:
Wij moesten M ongeveer om n. uur 's morgens
verlaten en tegen zes uur te S. aankomen. Dien
nacht had een vreeselijk onweder, dat reeds
's avonds begonnen was, zijn grootste woede be
reikt, toen ik mij naar het wachthuis begaf. Midder
nacht, was nabij en de storm scheen het geheele
huisje te willen wegrukken,.akelig, afgrijselijk klouk
zijn gehuil. Jim stond op zij» plaats, alles was
tot liet vertrek gereed, en dus liep ik, uadat
ik mijn dienstkieeding aangetrokken had, langs
den trein naar het station. Nog eenmaal smeerde
ik de machine en wa.s vrij zeker, dat, alles in orde
was. Toen wij iu den wagen zaten, konden wij
den buiten woedenden storm hooreu eu het klet
teren van den regeu die door den wind
voortgezwecpt, werd, tegen de ruiten. Dat, wordt een
booze rit, l'rank," zeide Jim. //Ik wou, dat wc
behouden te S. waren." Ik lachte. Wat, maakt
je zoo verschrikkelijk angstig, Jim?" vroeg ik
hem. .O," antwoordde hij, //ik voel iets
nadersluipen ; ik ben bang. dat, ons iets verschrikkelijks
zal overkomen, ja, ik voel hel in mijn gebeente. '
Weder lachte ik. Je zult, op weg hierheen nat
geworden zijn, Jim," zeide ik, //eu dan is het, huilen
van deu storm inderdaad niet aanmoedigend". Om
de waarheid te zeggen, ik was zelf cenigszins ge
schokt, ondanks de luchtige manier, waarmede ik
Jim's opmerkingen opnam.
De trein was lang en bevatte bijna alleen .sla
pende menschcii. \ roeger was het mij altijd iets
augstigs, te moeten denken, dat het leven van
honderden aan iiiijue veiautwoordclijkheid was toe
vertrouwd, naderhand verdween die vrees. Maar
dien nacht was ik meer dau verontrust. Hoe,
wanneer eens de vrceselijke storm een
wisselwachter onvoorzichtig had gemaakt, of wanneer
er ergens op de rails een spijker losgegaan was?
l!ij deze treinen moet, men zich op de waakzaam
heid der beambten verlaten, want om zich precies
aan den lijd Ie houden, moet men menigmaal zoo
snel loopen. dat, men ecu signaal eerst zien kan.
wanneer men er dichtbij is. Maar ik lachte me
zelf wegens mijn vrees uit, toen ik nogmaals
uilstapte, om den trein aaneen te koppelen, en mij
overtuigde dat. alles ui de beste oi\le was. Ik
nam mijn plaats weder in, de kleine klok boven
in nacht eu storm. \ oort sn
voorbi] signalen en rijen
mei dof rollen over de lange
Vervolgens ging het; tusschen
wier sluimerende echo door on
gewekt, werd. Ik deed de klep wijd open, en het,
stoot.cn eu steunen veranderde in een gelijkmatig
brommen, want. de oude machine deed haar best;
wij maakten vijltig Kngclsche mijlen in het uur.
l H: duisternis was ondoordringbaar, wanneer niet,
juist een licht, dat wij voorbijkwamen, haar voor
een oogenblik verbrak. Jim had een sterk vuur
aan en hield den stoom ouder hooge drukking,
zoodat wij rle slapende dorpjes eu stille boerderijen
zoo voorbij \logen.
liij het corste station, waar wij water innamen,
verzekerde ik mi), of alles geregeld ging, terwijl
Jim hot clectrische bovenlicht onderzocht. De weg
was helder tot aan het, eerstvolgende
tusschenstat.ioii en verder ging de reis, /.oo mogelijk werd
de duisternis nog dichter, het huilen van den storm
nog luider, de regen heviger, totdat men iu den
grijzen nevel, die ons omhulde, niets onderscheiden
kon.
Maar toch door nacht en regen bemerkte ik
plotseling recht voor ons eene reusachtige gestalte,
de gestalte vau eene vrouw, in een langen, zwarten
mantel, die in den wind scheen te fladderen! Zij
zwaaide groote, spookachtige armen met vlugge,
wonderlijke bewegingen, en toen ik, haar be
schouwend, ontzet terugdeinsde, verdween de
gestalte na een laatsten wenk met de armen.
Ik was te verbaasd en ontsteld, om ook maar een.
beweging met de hand naar de stoomklep te
kunnen maken. Op dit oogenblik zag Jim, die
over het vuur stond gebogen, op en keek naar
mijn kant uit. //Holla, Frank," riep hij uit, //wat
is er?" Ik antwoordde niet; mijn gemoed was te
zeer met de wonderlijke gestalte bezig, die ik
gezien had.
Wij naderden thans Rock Creek, waar een
soort vau brug over een diepen stroom voerde. Ik
gevoelde me meer dan ooit beangtt. Wij zwenkten
de bocht om en stoomden toe op Rock
Creekstation, dat maar een mijl van de brug ver
wijderd ligt. Toen wij daar aankwamen, zag ik
juist naar de stoompers, maar keerde mij ter
stond om eu keek naar Jim, die een luiden
gil uitgestooten had. Hij zat daar geheel verstijfd,
met wijd geopende, starende oogeu en gezonken
kin, een waar beeld der ontzetting. Met
sidderendeu vinger wees hij in de duisternis.
Daar was zij weder op de rails, de afgrijselijke
vrouwengestalte, die zich duidelijk op het licht
schijnsel alteekende, dat uit de locomotief op de
rails viel, daar was zij, nu eens bewegingloos,
dau weder iu een heksachtigen dans ronddraaiend,
maar steeds vóór ons uit.
,/ïrauk", fluisterde Jim nauwelijks hoorbaar, ga
niet over dat spoor. Om godswil, ga niet, ??? niet
eer, dan tot je zeker bent, dat het heel en veilig
is!" Ik geloof dat ik tamelijk geschrikt was. In
elk geval hield ik met alle kracht deu stoom in,
ik had onmogelijk den aandrang om den trein te
doen ophouden, kunuen weerstaan. Toen hij
eindelijk stilstond, kon ik het murmelen en
ruischeu van het water recht vóór ons in Rock
Creek hooren. Terwijl ik uit den wagen stapte,
ontmoette ik den treinconducteur die naar mij
toekwam.
Wat is er? wat is er?" vroeg hij ongeduldig.
Ik kwam me zelf als een dwaas voor. Geen
reuzenvrouw was er thans te zien, niets opmerkelijks
bovendien op vele schreden afstands, voor zoover
men in de duisternis kon zien.
Wat er gebeurt?' zeide ik. //Nu, wij hebben
iets gezien. Wat het was, kan ik zoo juist niet
zeggen, maar het zag er uit als een groot, zwart
spook, dat met wenkende armen ons waarschuwde,
niet verder te gaan."
..Beu je krankzinnig, Frank?" zeide de conduc
teur, //men moet werkelijk deuken, dat je dat, bent.
Maar omdat wij hier dichtbij de brug zijn, zullen we
de zaak eens onderzoeken." Wij namen de lantaarns
en gingen voorwaarts, terwijl wij overal rond
keken. Wij hadden nog niet ver geloopen of wij
bleven verschrikt staan.
Daar aan onze voeten gaapte een zwarte afgrond
en daaronder bruiste en borrelde het water vau
de rivier, die opgezwollen en buiten zijn oevex-s
getreden, zijn weg naar het meer zocht. De brug
was weggespoeld. Alleen splinters en verwarde
overblijfselen van ijzeren materialen hingen aan de
pijlers en lagen rondom.
En op eenigen afstand duikt weder de
vreeselijke zwarte vrouwengestalte op, zij steekt scherp
te<*en den lichtstroom af, die het bovenlicht van
d<f locomotief op den weg wierp. De gestalte
zwaaide haar armen als in wilde vreugde. De
treiücouducteur staarde iu den afgrond eu keek mij
toen aan.
,. Was dit het ding waarvan het gezicht je be
woog, den trein te doen ophouden?'' zeide hij.
Nu dan, het is iets meer dan een gelukkig
toeval, dat, ons dezen nacht gered heeft, Frank.'
Wij gingen langzaam naar den trein terug, recht
bewogen en dankbaar, zooals ik u verzekeren kan.
Er waren iutnssclien verscheidene passagiers
toegesneld. Onder hen bevond zich een jonge
knaap uit Chicago, ongeveer achttien jaar oud,
die, zooals weldra bleek, slimmer was dan wij allen.
Toen dit jou;;i; mensch de vrouw m 't zwart zag,
keerde hij zich om en keek naar het bovenlicht
van de locomotief. \ crvolgens naderde hij dit, en
daar ik zijne bewegingen met de oogeu volgde,
bemerkte ik tegen het glazen deksel van de vlam
een zonderlinge vlek.
Daar is uwe vrouw in 't zwait,''' zeide de
jongen uit Chicago.
Eu waarlijk, daar was zij of liever hij, de
zelfde nachtvlinder, dien u hier onder glas eu lijst.
ziet. Hij hing aan de binnenzijde van het glas;
toen ik er tegenaan tikte, vloog het beest weg
en werd aan deu reflector zichtbaar.
Dit is de geheeie geschiedenis, mijnheer. De
nachtvlinder, (lic tegen het glas fladderde, dat, zich
vóór de clectrische verlichting bevindt, had een
groote schaduw, Lelijk die van eene reiizeuvronw,
juist, in do duisternis vóór ons uit geworpen eu
'wanneer bii /.iju vleugels bewoog in de
vnu'hteloozc poging, uit hel, glas te fladderen, had zijne
i eheinizinnigc schaduw het voorkomen alsof deze
wild hare armen bewoog; verwijderde het dier
zich uit, hel directe lichtschijnsel, dan verdween
?natuurlijk do gestalte. Wanneer de vlinder daarin
geraakt was, wisten wij natuurlijk met, maar waar
schijnlijk was het, gebeurd, toen Jim aan liet
\vaUT.s1.ation het licht onderzocht.
Hoe het ook zij, hot had ons door zijne
voorspiegeling van de vrouw in het zwart, liet leven
gered, eu nu voet u, waarom ik de mot ge
ucadreerd en bewaard heb. /ij zal mij altijd
lieriiin»ren aan de wonderbare wijw, waarop wij m dien
nacht, voor deu dood zijn bewaard. L moogt het een
toeval noemen, maar ik zie hierin de hand der
Voorzienigheid."
Allen instappen!" riep de conducteur, terwijl
hij met ecu papier in de hand uit den
lelegraafcoupékwam, Jim, de si oker, liep naar zijn plaats
(?n ik naar de mijne, na icnkcnder en ernstiger dool'
hot eenvoudige verhaal, dan ik sedert langen tijd
geweest was.