De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 4 december pagina 4

4 december 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 806 Satan te beschouwen. Even vreemd klinkt de be wering, dat de communards, die in 1871 de Vendóme-zuil te Parijs omverhaalden, geen vandalisme bedreven, daar dit monument slechts een verheer lijking van het despotisme, en zijn kunstwaarde «daarom" van ondergeschikt belang was. Ten slotte zullen er zeker zijn, die de methode Tan den schrijver om kunst te klassificeeren maar het behandelde onderwerp, naar //de stof" even belachelijk vinden als wanneer iemand schil derijen ging rangschikken naar de soort van lijst, boeken naar het formaat en den druk. Niet op de belangrijkheid van het onderwerp dus zeggen zij komt het aan, maar op de visie van den kunstenaar; alleen deze is beslissend voor de kunst waarde. Zij hebben daarin volkomen gelijk. Doch kunstwerken kunnen, behalve kunstwaarde, ook maatschappelijke beteekenis hebben. Aan artisten voor te schrijven dat zij hunne inspiratie moeten zoeken in onderwerpen, die voor de maatschappij belangrijk zijn, is dwaas. Als Dr. Reieh uitroept: //Die grosse Kunst soll eine Ruferin im Streit, ihre Wirkung eine für die höchsten Ideeën der Zeit begeisterende sein," stelt hij een eisch, waar hij zich bepalen moest tot wenschen. Doch het is zeker wel geoorloofd te wenschtn vooral t n onzent dat er, naast kunstenaars, die het schoone in hun eigen-zelf uitspreken, ook kunstenaars mo gen zijn, die ontroerd worden door medegevoel met het leed van den tijd, waarin zij leven. Utrecht. RIKA P. K. Rosegger schreef eenige dagen geleden aan den uitgever van de Wiener J^reste den volgenden brief. »Ik ben ziek. De couranten sehrijven uitvoerig over mijne kwaal, maar treffen het ware niet. Menige verre vriend houdt mij voor stervend, anderen meenen dat ik weder zoo gezond als een vischje ben. Deze beide be schouwingen in aanmerking nemend, komt er dan een recensent en zegt: Rosegger heeft zich overleefd. Bijzonder lijdend ben ik sedert midden Juli. In de mooie, warme zomerdagen te Krieglach hevig asthma, dat menigmaal 30, soms ruim 40 uur onafgebroken voortduurde. Veertig uren uit een moeielijk gaanden put water pompen, is hard, maar wanneer men moe is, kan men rusten. Bij het ademen kan men niet rusten, hoe pijn lijk en moeielijk het ook gaat. Toch dichtte ik er wakker op toe, wunt de mensch leeft niet alleen van het ademen, maar ook van het dich ten. Eindelijk was ik echter zoo uitgeput, dat ook de ziel moe werd. Ik was zoo verzwakt dat ik in den tuin nauwelijks meer tien minuten kon werken, zelfs in uren zonder asthma, zonder ge heel uitgeput te zijn. In den herfst, toen anderen verfrischt en versterkt naar de stad terugkeerden, verliet ik mijn zomerverblijf doodmoede. Te Graz kwam ditmaal het asthma, dat mij anders in de stad pleegt te verschoonen, met nieuw geweld op zetten. Het werd vergezeld van griep, een hevige bronchitis met zware koorts (nieuw verschijnsel) en eindelijk nog een kleino ontsteking in het diaphragma, die thans nog niet geheel opgeheven is. Daarbij echter een hevig en langdurig longen verscheurend hoesten; ik hoest bijna dag en nacht, ik hoest reeds bij alles. Zoo lig ik nu sedert vijf weken in bed. Maar thans gaat het beter, de koorts is om zoo te zeggen voorbij, de krachten verzamelen zich weer en ik kan zelfs menigmaal een regel aan goede vrienden schrijven, dat ik van plan ben, van mijn Olympium uit: nog een poos op het wereldtooneel neer te zien. Want sedert het mij duidelijk geworden is, dat het geen tragedie maar een comedie is, doet mij deze poppenkast veel pleizier. Menigmaal speelt men ook zelf gaarne een beetje rneo. /oo wilde ik nog in dit jaar te Weenen oone voorlezing houden ?, dat gaat nu natuurlijk niet. Dus in het volgend jaar, en dagbladschrijvers, die wellicht reeds kleine necrologieën voor mij in gereedheid hebben, worden beleefd op mijne volgende voor lezing uitgenoodigd. Ik ben ieder uur gereed om te gaan slapen, maar wanneer het zonder veel moeite zijn kan, draaf ik nog een poosje mee. En het kan gemakkelijk gebeuren ! zegt de dokter. "Wat zal echter dat geïllustreerde weekblad in het Noordwesten van Duitscliland er wel van zeggen, dat eenigen tijd geleden levens schets en portret uitgaf van don '«onlangs over leden" Stiermarkschen dichter Rosegger 'i \ Dit behoort wel tot de comedie." In het Goethe-Schiller-Archief te Weimar zijn onlangs meer danhonderdnogongedrukte >.\eniën" van Goethe en Schiller gevonden. Prof. Erich Schmidt te Berlijn bewerkt op dit oogenblik dezo interessante vondst, en neemt in zijn (loetheuitgaaf de Xeniën met verklarende aanteekeningen op. Er zijn er vele, die verklaring noodig hebben, omdat de personen, waarop ze bedoeld waren, geheel of halt' vergeten zijn. Het nieuwste graf van Jezus. In de Engelsche bladen komt een oproeping voor om gold te geven, oiulerteekond door Henri A. Campbell en den bekenden boekhandelaar .John Murroy, ten einde het eerste graf van Jezus, hot graf in den hof, te koopen. Er wordt voor het stuk grond, i Engelsehe acres groot, met de ofticieelc goed keuring, SO.OOO M. gevraagd. Verder wordt er 40.000 M. voor ovordrachtskosten, hot klaar maken voor do omgeving en den aanlog van <lon tuin gerekend, zoodat met do uitgaaf' van l SO.OOO M. het echte grut' van don stichter van don Christelijken godsdienst, in de handen van do Anglikaansche Christenen kan worden gebracht. .Maar is het graf nu waarlijk echt? Voor hot aanne men hiervan hebben wij slechts do volgende be wijzen''. Lauronco Oliphant, oen orkemlo auto riteit, beschrijft do plaats van hot graf in zijn bekend boek Kaifa aldus : Men komt hij hot graf tloor een tuin hoon, die /oven voet in hot vier kant is: twee steenen zijn zoo geplaatst, dat men den indruk krijgt als waren zij daar in de plaats van den van liet graf weggerohlcn steen. Rechts is oen zijiugang die op oen ruimte met loculus, -on verder in een hol van S hij ld voet leidt, (iaat men daarentegen recht vooruit twee treden naar beneden, dan komt men in een ver trek 7 bij i' voet groot. Van ieder der twee zijmuren en don achtermuur uit, loopon drie nauwe, gangen naar drie andere nauwe kamers, ieder zeven voet lang en zes voet breed, en aan iedere zijde bevinden zich steenen banken, waarop lij ken gelegd konden worden, met een nauw gan getje er tusschen. Het geheele graf kon daardoor zes lijken bevatten. Dat dit het eerste graf is geweest, beweert Oliphant niet. Hij zegt alleen dat het het eenige Joodsche graf, dicht bij de muren der stad aan de noordzijde is, en niet ver van de plaats welke met tamelijke zekerheid als Golgotha wordt aangewezen. Dat graf is dicht bij de plaats, welke iemand voor eenige jaren voor 50 Napoleons kocht en korten tijd daarna aan de Latijnen weer verkocht voor de som van llH'K) Napoleons, omdat daar de overblijfselen van de kapel van Stephanus den martelaar gevonden wer den. Generaal Cordon die even voor zijn vertrek naar Khartoem, waar hij, zooals bekend is, gedood werd, langen tijd in Jeruzalem vertoefde, heeft deze plaats bezocht en voor het echte graf van Jezus gehouden. De vereering, welke deze man, met een zeer mystische natuur begaafd, in Engeland geniet, was wel voldoende, om aan zijn overtuiging ge loof te doen schenken, en het is dus niet zeer verrassend dat de aartsbisschop van Canterbury met een gevolg van bisschoppen, kanunniken, dekenen en predikanten van de Anglikaanscho High-Cluirch de oproeping van de heeron Camp bell en Murrey ondersteunt. Men moet niet onop gemerkt laten, dat dezer dagen de spoorweg van Jaffa tot het dal van de Laute niet ver van de Jaffa-poort geopend is, dat een mystieke aan drift de Anglikaansche kerk onweerstaanbaar naar het Oosten drijft, sinds de ritualistische richting de overhand verkregen heeft; dat het echte graf van Jezus Christus als bedevaartplaats een zeer goede speculatie is, ook als men voor die paar acres evenveel moet betalen als voor bouwterrein in een nette voorstad van Londen. Een grafkerk in Anglikaanschen stijl buiten de poort vanDamaskus, om het pretentiouse etablissement binnen de muren concurrentie aan te doen. is zoo kwaad niet bedacht. Er zijn immers, zooals men weet, ook twee tuinen van Gothsemane, om van andere dubbeltallen niet te sproken. Ter gelegenheid van de feesten komen de ca talogi der boekhandelaren en uitgevers, de een sierlijker, de ander eenvoudiger, den koepor de keus moeielijk maken. De catalogus van Scheltema en Holkema, Ilokin 7-1, is weer elegant en bevat tal van illustraties, keurig gedrukte advertentiën in allerlei vorm en kleur, eone novelle (Schimmen van .loséphine Gioso) en eene rijke lijst van mooie boeken, encvclopaedieön, prachtworken in ver schillende talen, kinderboeken, romans en poëzie, geschiedenis, letterkunde en kunst, alles mooi gebonden. Door de firma l'olle te Rotterdam worden twee catalogi verzonden; de een bevat speciaal feestgeschenkon, de Guldens-J'Jditie, ('onscionce, Mevr. Bosboom-Toussaint, M:\rlitt, Krits Heuler. de ander daarenboven al de boeken van studie en vermaak die do firma tot goedkoope prijzen verzendt, hieronder de geheole serie ErckmaimChatrian, Goeverneur, Mayne-Keid, \\ilkie Collens, euz. Noordwest en /.uitloost, zoo noemt de Majoor Terelaor zijn nieuwste werk. Iedereen, die Baboe Dalima of Borneo van /uid naar Xoord gelezen heeft, zal met belangstelling kennis nemen van dit nieuwe werk van den auteur, die zoo boeiend vertellen kan en zooveel te verhalen heeft. Het boek is keurig gedrukt en uitgegeven bij II. J. W. lieeht, Amsterdam. De tijdschriften onder redactie van don heer l'. Louwerse, uitgever Joh. Vkoma te 's I lage, Voor 't Jonge Volkje en Voor de Kinderkamer, blijven steeds in don smaak vallen. Een abonnomet op een van beide is een aardig St. Xieolaascadeau. Voor de Kinderkamer No. IL' bevat o. a. een compositie 'Bij don Kerstboom'', van \\inifred Maunder, een Kngelsch meisje van 7'/._, jaar; Voor 't Jonge Volkje Xo. H bevat o. a. een aardig artikel over >0ost-lndiseho Menschen," een ander over het huisje van Czar Veter, enz., alles met illustraties. Lotwisaélinri en In Enyen kring zijn de titels van twee kleine boekjes door Clara Croii, uitge geven in eenvomligon maar netten vorm bij den uitgever L. .1. Veen te Amsterdam. Heide novellen laten zich aangenaam lozen, al zijn zo wat con ventioneel. Wie de vertaling heeft bezorgd ver telt het titelblad niet. Hij de wed. J. 11. van Kossem te ("troeht ver schoen : l''ehce en andere (jed/'chleti, door Eduanl Brom. Do bundel bevat als uitgebreide stukken : Felice, oen gedicht in lu' sonnetten, do frag menten der cantate %. Aloysiu* nm Gonzagu" on oen sonnetten-cyclus Louteriiii/, voorts gees telijke sonnetten on gedichten in verschillenden vorm. Do poëzie van den jongen dichter is steeds edel on vroom, rein van stemming: /ijn Koud' kon ook wel Madonna booten, alles hooft do mystieke plechtigheid van don katholieken ocrodienst. Er zijn in do sonnetten prachtige ver zen : hot eonig verwijt zon zijn. dat de gelijk heid van stemming eon weinig don indruk van eentonigheid geott. Hot Cioiiootsi'hivp Architecture ot Aimcitia te Amsterdam, dat tot heden als orgaan had het weekblad lic Opmerker - redacteur-uitgever do heer !?'. W. van dendt .!.(>/., - zal van al' l Januari IS'.l.'! zelf ecu weekhlad op hol gebied van bouwkunst on aanverwante vakkou iiuu'ovou onder den titel Architcchira. terwijl vanaf dien i datum hot weekblad J)c O/inirrker ophoudt hot orgaan van genoemd genootschap te zijn. IV nieuwe uitgave, onder redactie van hot genoot schap A. ot A.' on don hoor J. A. van dor Kloos, loeraar aan de polytechnische school te Delft. zal verschijnen bij de lirma J. \an dor Kmlt c.v /oon. uitgevers te Maassluis. I»ij do lirma E. J. van Wisselingh X- Co.. Kalvorstraat l!) l, is geëxposeerd een schilderij van Kamorlingh Onnos, -Vruchten". SHETSJES De vrouw in 't zwart. Naar W. STEVENSON. To g ik onlangs van Chicago naar New-York reisde, bevond ik 's morgens, terwijl ik mij uit mijn sluimerhoekje oprichtte, dat de trein stilstond. De conducteur zeide mij, dat hij al anderhalf uur stil gestaan had, terwijl ik den slaap des rechtvaar digen sliep. Ik bracht mijn kleedereu wat in orde, keek uit het raampje en bemerkte, dat wij ons terzijde van een heuvelketen nabij een landelijk station bevonden. Nadat ik in den eetwagen flink ontbeten had, begaf ik mij op het perron, om mij door heen en weer loopen wat beweging te ver schaffen. In den aartgrenzenden coupézat de machinist alleen en wachtte. Ik liep op hem toe en begon met hem over de locomotief te praten. Vervol gens bood ik hem een sigaar aan, die hij met dank aannam, en ging naast hem zitten. Het was een knappe, vriendelijk uitziende man van onge veer veertig jaar, en het scheen hem genoegen te doen, mij al de kleppen, hefboomen en andere zichtbare machiue-deelen in de naaste omgeviug te toonen. Zij waren allen zoo blinkend als ze door poetsen en polijsten maar kouden gemaakt worden, want een machinist is zoo trotsch op zijn locomotief, als de knappe huisvrouw het op de reinheid van hare woning maar zijn kan. Ik keek naar de beide blinkende stoompersen met de klok er tusschen, en ontdekte plotseling iets. dat er als een gewone witte mot uitzag, een uiltje, maar in ceu vergulde lijst tegen den wand van den coupéwas opgehangen. //Dient dat tot sieraad?" vroeg ik, op de mot wijzende. De machinist glimlachte. //Nu ja," zeide hij, //gedeeltelijk tot sieraad, maar meer nog ter her innering. Ik hing deze mot onder glas en lijst, omdat zij mijn leven en dat van ongeveer 250 menschcn redde." //Maar hoe ter wereld," riep ik verbaasd, //kon zulk een insect uw leven redden?" //Dat zal ik u vertellen, als u lust hebt, om de geschiedenis te hooreu. Ik geloof, dat wij tijd ge noeg hebben, om het af te vertellen, vóórdat wij hier verder kunnen." Ik ging op mijn gemak zitten met een uitdruk king van gespannen verwachting, eu de machinist begon : //Het, is nog niet lang geleden, van 't voorjaar is j liet een jaar geworden, dat ik met dezen trein en j met deze zelfde locomotief reed. Mijn stoker was dezelfde, dien ik thans nog heb, Jim Meade. U kunt hem daarboven zien, die is 't, die daar tegen aan geleund staat. Jim is een goede kerel, maar zeer bijgeloovig, hij gelooft aan spoken, droomen eu waai'sclmwingstcekens. Ik placht vroeger om zijne fantasieën te lachen, maar tegenwoordig maak ik mij niet meer zoo vroolijk orn hem als vroeger, neen, tegenwoordig niet, meer, sedert wij de vrouwik 't, zwart, gezien hebben. Dit, gebeurde aldus: Wij moesten M ongeveer om n. uur 's morgens verlaten en tegen zes uur te S. aankomen. Dien nacht had een vreeselijk onweder, dat reeds 's avonds begonnen was, zijn grootste woede be reikt, toen ik mij naar het wachthuis begaf. Midder nacht, was nabij en de storm scheen het geheele huisje te willen wegrukken,.akelig, afgrijselijk klouk zijn gehuil. Jim stond op zij» plaats, alles was tot liet vertrek gereed, en dus liep ik, uadat ik mijn dienstkieeding aangetrokken had, langs den trein naar het station. Nog eenmaal smeerde ik de machine en wa.s vrij zeker, dat, alles in orde was. Toen wij iu den wagen zaten, konden wij den buiten woedenden storm hooreu eu het klet teren van den regeu die door den wind voortgezwecpt, werd, tegen de ruiten. Dat, wordt een booze rit, l'rank," zeide Jim. //Ik wou, dat wc behouden te S. waren." Ik lachte. Wat, maakt je zoo verschrikkelijk angstig, Jim?" vroeg ik hem. .O," antwoordde hij, //ik voel iets nadersluipen ; ik ben bang. dat, ons iets verschrikkelijks zal overkomen, ja, ik voel hel in mijn gebeente. ' Weder lachte ik. Je zult, op weg hierheen nat geworden zijn, Jim," zeide ik, //eu dan is het, huilen van deu storm inderdaad niet aanmoedigend". Om de waarheid te zeggen, ik was zelf cenigszins ge schokt, ondanks de luchtige manier, waarmede ik Jim's opmerkingen opnam. De trein was lang en bevatte bijna alleen .sla pende menschcii. \ roeger was het mij altijd iets augstigs, te moeten denken, dat het leven van honderden aan iiiijue veiautwoordclijkheid was toe vertrouwd, naderhand verdween die vrees. Maar dien nacht was ik meer dau verontrust. Hoe, wanneer eens de vrceselijke storm een wisselwachter onvoorzichtig had gemaakt, of wanneer er ergens op de rails een spijker losgegaan was? l!ij deze treinen moet, men zich op de waakzaam heid der beambten verlaten, want om zich precies aan den lijd Ie houden, moet men menigmaal zoo snel loopen. dat, men ecu signaal eerst zien kan. wanneer men er dichtbij is. Maar ik lachte me zelf wegens mijn vrees uit, toen ik nogmaals uilstapte, om den trein aaneen te koppelen, en mij overtuigde dat. alles ui de beste oi\le was. Ik nam mijn plaats weder in, de kleine klok boven in nacht eu storm. \ oort sn voorbi] signalen en rijen mei dof rollen over de lange Vervolgens ging het; tusschen wier sluimerende echo door on gewekt, werd. Ik deed de klep wijd open, en het, stoot.cn eu steunen veranderde in een gelijkmatig brommen, want. de oude machine deed haar best; wij maakten vijltig Kngclsche mijlen in het uur. l H: duisternis was ondoordringbaar, wanneer niet, juist een licht, dat wij voorbijkwamen, haar voor een oogenblik verbrak. Jim had een sterk vuur aan en hield den stoom ouder hooge drukking, zoodat wij rle slapende dorpjes eu stille boerderijen zoo voorbij \logen. liij het corste station, waar wij water innamen, verzekerde ik mi), of alles geregeld ging, terwijl Jim hot clectrische bovenlicht onderzocht. De weg was helder tot aan het, eerstvolgende tusschenstat.ioii en verder ging de reis, /.oo mogelijk werd de duisternis nog dichter, het huilen van den storm nog luider, de regen heviger, totdat men iu den grijzen nevel, die ons omhulde, niets onderscheiden kon. Maar toch door nacht en regen bemerkte ik plotseling recht voor ons eene reusachtige gestalte, de gestalte vau eene vrouw, in een langen, zwarten mantel, die in den wind scheen te fladderen! Zij zwaaide groote, spookachtige armen met vlugge, wonderlijke bewegingen, en toen ik, haar be schouwend, ontzet terugdeinsde, verdween de gestalte na een laatsten wenk met de armen. Ik was te verbaasd en ontsteld, om ook maar een. beweging met de hand naar de stoomklep te kunnen maken. Op dit oogenblik zag Jim, die over het vuur stond gebogen, op en keek naar mijn kant uit. //Holla, Frank," riep hij uit, //wat is er?" Ik antwoordde niet; mijn gemoed was te zeer met de wonderlijke gestalte bezig, die ik gezien had. Wij naderden thans Rock Creek, waar een soort vau brug over een diepen stroom voerde. Ik gevoelde me meer dan ooit beangtt. Wij zwenkten de bocht om en stoomden toe op Rock Creekstation, dat maar een mijl van de brug ver wijderd ligt. Toen wij daar aankwamen, zag ik juist naar de stoompers, maar keerde mij ter stond om eu keek naar Jim, die een luiden gil uitgestooten had. Hij zat daar geheel verstijfd, met wijd geopende, starende oogeu en gezonken kin, een waar beeld der ontzetting. Met sidderendeu vinger wees hij in de duisternis. Daar was zij weder op de rails, de afgrijselijke vrouwengestalte, die zich duidelijk op het licht schijnsel alteekende, dat uit de locomotief op de rails viel, daar was zij, nu eens bewegingloos, dau weder iu een heksachtigen dans ronddraaiend, maar steeds vóór ons uit. ,/ïrauk", fluisterde Jim nauwelijks hoorbaar, ga niet over dat spoor. Om godswil, ga niet, ??? niet eer, dan tot je zeker bent, dat het heel en veilig is!" Ik geloof dat ik tamelijk geschrikt was. In elk geval hield ik met alle kracht deu stoom in, ik had onmogelijk den aandrang om den trein te doen ophouden, kunuen weerstaan. Toen hij eindelijk stilstond, kon ik het murmelen en ruischeu van het water recht vóór ons in Rock Creek hooren. Terwijl ik uit den wagen stapte, ontmoette ik den treinconducteur die naar mij toekwam. Wat is er? wat is er?" vroeg hij ongeduldig. Ik kwam me zelf als een dwaas voor. Geen reuzenvrouw was er thans te zien, niets opmerkelijks bovendien op vele schreden afstands, voor zoover men in de duisternis kon zien. Wat er gebeurt?' zeide ik. //Nu, wij hebben iets gezien. Wat het was, kan ik zoo juist niet zeggen, maar het zag er uit als een groot, zwart spook, dat met wenkende armen ons waarschuwde, niet verder te gaan." ..Beu je krankzinnig, Frank?" zeide de conduc teur, //men moet werkelijk deuken, dat je dat, bent. Maar omdat wij hier dichtbij de brug zijn, zullen we de zaak eens onderzoeken." Wij namen de lantaarns en gingen voorwaarts, terwijl wij overal rond keken. Wij hadden nog niet ver geloopen of wij bleven verschrikt staan. Daar aan onze voeten gaapte een zwarte afgrond en daaronder bruiste en borrelde het water vau de rivier, die opgezwollen en buiten zijn oevex-s getreden, zijn weg naar het meer zocht. De brug was weggespoeld. Alleen splinters en verwarde overblijfselen van ijzeren materialen hingen aan de pijlers en lagen rondom. En op eenigen afstand duikt weder de vreeselijke zwarte vrouwengestalte op, zij steekt scherp te<*en den lichtstroom af, die het bovenlicht van d<f locomotief op den weg wierp. De gestalte zwaaide haar armen als in wilde vreugde. De treiücouducteur staarde iu den afgrond eu keek mij toen aan. ,. Was dit het ding waarvan het gezicht je be woog, den trein te doen ophouden?'' zeide hij. Nu dan, het is iets meer dan een gelukkig toeval, dat, ons dezen nacht gered heeft, Frank.' Wij gingen langzaam naar den trein terug, recht bewogen en dankbaar, zooals ik u verzekeren kan. Er waren iutnssclien verscheidene passagiers toegesneld. Onder hen bevond zich een jonge knaap uit Chicago, ongeveer achttien jaar oud, die, zooals weldra bleek, slimmer was dan wij allen. Toen dit jou;;i; mensch de vrouw m 't zwart zag, keerde hij zich om en keek naar het bovenlicht van de locomotief. \ crvolgens naderde hij dit, en daar ik zijne bewegingen met de oogeu volgde, bemerkte ik tegen het glazen deksel van de vlam een zonderlinge vlek. Daar is uwe vrouw in 't zwait,''' zeide de jongen uit Chicago. Eu waarlijk, daar was zij of liever hij, de zelfde nachtvlinder, dien u hier onder glas eu lijst. ziet. Hij hing aan de binnenzijde van het glas; toen ik er tegenaan tikte, vloog het beest weg en werd aan deu reflector zichtbaar. Dit is de geheeie geschiedenis, mijnheer. De nachtvlinder, (lic tegen het glas fladderde, dat, zich vóór de clectrische verlichting bevindt, had een groote schaduw, Lelijk die van eene reiizeuvronw, juist, in do duisternis vóór ons uit geworpen eu 'wanneer bii /.iju vleugels bewoog in de vnu'hteloozc poging, uit hel, glas te fladderen, had zijne i eheinizinnigc schaduw het voorkomen alsof deze wild hare armen bewoog; verwijderde het dier zich uit, hel directe lichtschijnsel, dan verdween ?natuurlijk do gestalte. Wanneer de vlinder daarin geraakt was, wisten wij natuurlijk met, maar waar schijnlijk was het, gebeurd, toen Jim aan liet \vaUT.s1.ation het licht onderzocht. Hoe het ook zij, hot had ons door zijne voorspiegeling van de vrouw in het zwart, liet leven gered, eu nu voet u, waarom ik de mot ge ucadreerd en bewaard heb. /ij zal mij altijd lieriiin»ren aan de wonderbare wijw, waarop wij m dien nacht, voor deu dood zijn bewaard. L moogt het een toeval noemen, maar ik zie hierin de hand der Voorzienigheid." Allen instappen!" riep de conducteur, terwijl hij met ecu papier in de hand uit den lelegraafcoupékwam, Jim, de si oker, liep naar zijn plaats (?n ik naar de mijne, na icnkcnder en ernstiger dool' hot eenvoudige verhaal, dan ik sedert langen tijd geweest was.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl