Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
807
Uit Dr. GrA.NNEF's Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Dr. GANNEF.
Poetel's Toorspelling.
»Ik zeg je," herhaalde Poetel, »dat hij dol
WOrdt. Ik zie het aan zijn heele uiterlijk. Hij is
«l weder lang niet geweest zooals 't hoorde. En
als een hond dol zal worden "
«Onzin," riep juffrouw Poetel; »in dezen tijd
van 't jaar hondsdolheid ? Dat krijgen ze alleen
in de bondsdagen, in...."
»Doet er niet toe. Hij heeft het toen niet
gehad, en nu wil hij zijn schade inhalen. Kijk
hem maar eens aan!"
Juffrouw Poetel keek hem aan. Het was een
armoedig er uitziende zwarte kardoes, en zoo voor
den haard van de huiskamer op den grond liggend,
met de tong uit den bek en rollende oogen,
maakte hij werkelijk geen gunstigen indruk. Maar
juffrouw Poetel zei, dat het niets was, en dat hij
alteen kou had gevat op de borst.
»Nou! mooi!" riep mijnheer Poetel wan
hopig; «laat hem maar dol worden. Laat hem de
Straat op gaan en de menschen bijten, dan kan
ik er voor betalen; maar dat komt er niet op
aan."
Den heelen dag bromde hij over den hond.
Hjj vertelde aan drie of vier personen hoe het
beest deed, en allen waren het met hem eens,
dat de hond dol zou worden, en dat zij blij waren
dat zij Poetel niet waren, anders niet! Maar 't
Nog een oogenblik, en er was een klik en een [
knal en een rookwolkje, en het
weerbaarheidsmannetje had vuur gegeven en de hond rolde
over den weg zoo dood als een hond maar zijn kan.
Maar het geluid van het schot had het paardje
van den slager verschrikt, zoodat het op hol ging,
en niet tot staan te brengen was. Poetel hield
zich stevig vast en keek om. Achter hem aan
holde het weerbaarheidsmannetje om zijn twee
rijksdaalders, en twintig jongens en kerels om te
zien of hij ze kreeg. Juist toen was er weer een
schreeuw," en Poetel zag een man vóór hem op
den weg staan vloeken en de vuist tegen hem
schudden.
»Blijf staan, jou schurk!" riep de man; »je
zult het me betalen!"
Maar zij konden niet blijven staan. Poetel deed
er ook geen moeite voor. De man was zeker door
den hond al gebeten en vroeg schadevergoeding.
Dat was juist wat hij verwacht en voorspeld had.
»R\jd voort!'' gilde hij tot den slager.
Toen zij in de buurt van Poetels huis kwamen,
waren zij al de vervolgers een eind vóór, de sla
ger hield nu zijn paard in, Poetel gaf hem zijn
rijksdaalder, klom eraf, en sloop in huis.
»Nu", zeide hij woest tot juffrouw Poetel,
»ik hoop dat je me nu een volgende keer
gelooven zult."
«Waarom?" vroeg zij, nieuwsgierig.
»Waarom?" bulderde Poetel. »Zou je niet
weten waarom? Weet je niet dat die rampzalige
hond dol geworden is, juist zooals ik je voor
speld had, en naar buiten is geloopen en een
kerel heeft gebeten, juist zooals ik had gezegd
dat gebeuren zon? Nu? En ik heb menschen
moeten betalen om hem dood te schieten, en ik
heb hem op straat laten liggen. Groote grut "
Poetel vloog achter een fauteuil en keek er over
heen, met een uitdrukking van ongeloovigen schrik
op zijn gelaat, Want terwijl bij sprak, ging de deur
langzaam open, en zijn hond kwam bedaard de
kamer inwandelen.
»Wat scheelt je?" vroeg juffrouw Poetel,
naar zijn onthutst gezicht kijkend.
»Zeg nu niet, dat hij niet dol is", stamelt
Poetel heesch. »Tien minuten geleden is hij
morsdood geschoten, en nu, .... kijk eens !
Ik wil hem hier niet in de kamer hebben ! Jaag
hem weg !"
«Jawel ! ik heb hem zijn halsband afgedaan
en heb hem eens flink gewasschen en "
Haal hem weg! laat hij niet bij me komen !
Ik zeg je, dat hij doodgeschoten is ! jaag hem
De militaire zijde der triple alliantie.
Stilzwijgen over de lersclie qnaestie.
Een lastig gebrek voor staatslieden die stemmen noodig hebbon.
was al wel, en op den weg naar huis liep Poetel
bij een apotheker in, zette hem zijn vreeselij ken
toestand uiteen, en kocht eene dosis vergif.
Juist toen hij zijn eigen straat naderde, werd
hij opgeschrikt door luid geschreeuw, en het
volgend oogenblik kwam een groote hond wild
den hoek omrennen, gevolgd door een troep men
schen. Het wasén zwartehond, een kardoes. Poetel,
ondanks zijn slecht gezicht, herkende hem met
n blik als zijn eigen hond. Het beest was dus
dol geworden, juist zooals hij het voorspeld had.
Het beest keek natuurlijk rond naar iemand om
te bijten, en dan zou hij moeten betalen. De ge
dachte alleen gaf hem vleugels, maar het hielp
niet, met ieder oogenblik kwam de hond hem
verder vooruit.
Toen, gelukkig, een slagorskarretje hem in
haalde een van die kleine bakjes op twee
Ziende hoe verschrikt haar man was. nam juf
frouw Poetel de hond bij een oor. leidde hem
naar het tuintje en sloot hem buiten.
Intusschen was er aan de voordeur gescheld,
en opengedaan en Poetel hoorde er een boel
rumoer. Poetel hield niet van rumoer aan de
voordeur, en bij ging dan zelf naar voren om een
standje te maken. Hij was er juist voor gestemd,
en toen bij voor kwam, zag hij dat alles in orde
was voor een goed standje, alleen scheen liet
hem toen weer. alsof hij er geen lust in had.
Vooraan stond de gebeten man. en vlak daar
achter het. woerhaarhoidsmannc'tjo, on om hen
heen een steeds aangroeiende irroep. I'oetel
meende, dat het het beste was de koe bij
drhorens te vatten.
Ik he.n je twee, rijksdaalders srliulilis,"
zeidehijtot den kleinen schutter, on '.ii' hem het
geld: zoo meende hij de militaire macht aan zijne
groote wielen, alleen mot een zitplaats voor den j zijde te krijgen. Toen wondde hij zich tot d<
voerman riep Poetel het aan, de slager hield
zijn paard in. -Een dolle hond !'' hijgde
Poetel, vooruit wijzend, -Laat me even bij je
zitten hem inhalen een rijksdaalder!"
Hij klom erop, ging op zijn knieën in het
bakje achter den slager zitten, en klampte zich
met beide handen aan het bankje vast om er
niet afgeslingerd te worden, terwijl het karretje
voortratelde. Zij haalden den hond in, naderden
hem meer en meer, tot hij op eens een hoek om
sloeg, schuin tegenover hen. Zij renden den hoek
om, hem achterna, en sprongen bijna op van
schrik, hij was omgekeerd! Hij kwam rechtop
hen af. De slager verloor zijn tegenwoordigheid
van geest, trok zijn paard aan, maakte rechtsom
keert, en holde weg, de hond achter hen aan.
Om den hoek overreden zij bijna een jong
jagertje van de weerbaarheid, die met bet geweer
op schouder wandelde, zoo trotseh alsof hij pas
al de rozen door en door geschoten had.
»Hei!" gilde Poetel in razernij; »een dolle
hond! schiet! schiet hem dood! Twee rijksdaal
ders als je hem doodschiet!"
geheten man en vroeg:
Waar heeft hij je geheten ?"
-.Waar heeft wie me gebeten ?'" schroeuwd'
de man verontwaardigd teni;>;.
-- Mijn bond. natuurlijk'."
Jouw hond? Mijn hond was In
heb je dien soldaat betaald om mijn
te schieten ?"
11 ij bedoelde liet woorhaarhoidsnïannotje
boel grootsch was. en rondkeek als"f hij zoi
er nog niet wat dood te schieten was.
->Wnt.?" riep I'oetel. Het was mijn -?''
-Mijn hond was hot! Mijn patroon kochr
hem van morgen en zond mij om hem ie gaan
halen. Hij wou niet mee. en ik heli hem aan
dit touw moeten slopen", zei de man. een
stuktouw met een balsband eraan voor den dag halend.
??Ik had hem bier een eindje voorbij, toen hij
opeens zijn kop uit den balsband weet Ie wringen
en naar huis terug rent. Ik achter hem aan. Ik
zie je ook achter hom aan gaan. Ik zie je op
bet slagorskarretje ; je haalt hem in; je laat hem
doodschieten; ik zie je op den loop gaan . . .."
OOSTKXHI.IKKH; Zie eens, Italiaansche broeder, hoe onze Duitsche vriend zich aftobt!"
ITALIAAN: Corpo dl baeco! wij varen er het best bij."
-Ik verzeker je:', viel Poetel hem met de
vastberadenheid der wanhoop in de rede. dat de
hond dien ik heb laten doodschieten van mij was."
-Kn van wie is die hond dan ?" riep iemand.
:>Wel voor den . . . ." riep do man met het
touw, »wel, dat is mijn hond daar !" l
>Dat zei ik je al. Mijn hond is doodgeschoten.'' i
De man lette niet meer op Poetel. Hij kwam ?
zachtjes achter den hond en pakte hem beet. De
hond wilde weg. maar hij hield vast. en bet ;
volk hielp hem. Hij kreeg hom den halsband om j
en ging al worstelend en sleurend met hem weg, ;
de straat op. '
Een uur later vroeg juffrouw I'oetel, waar de
hond toch kon zijn; zij kon hem nergens vinden.
>Dat heb ik je gezegd." zei Poetel
triomfeerend, ; hij is dol geworden en ik heb hem
laten doodschieten."
Onzin; hij was nog hier, net nadat je thuis
gekomen waart "
-O zeker niet!"
En je hebt hem zelf gezien."
-- /eker niet! Ik zag zoo iets, een geest, een
verschijning. .... iets. Dat verschrikte mij. Ik
wist juist dat het de hond niet zijn kon, en ik
kon maar niet begrijpen wat clan."
En daar zij nooit meer iets van den hond te
zien kregen, kon juffrouw Poetel er ook geen
rekenschap van geven.
Een reddende gedachte.
liet stoomschip Iro/trlhick heeft schipbreuk geleden;
golven, alleen Herr Kratzmeier,
te redden en bereikte behouden 'l
een Dnitsch contrabassist
'oulon.
alle
he(
opvarenden werden
?ft zich op vindingrijk
een prooi dei
e wijze weten
Het Panama-schandaal.
Dn.uiAVK: (op <le tnl»nie); -I'ewijzen vraagt ge? Opgopas
door do Panama-zaak is gecompromitteerd, deze portefeuille naa
. . . Ik zal het lid,
het hoofd gooien!''
dat bet mees!
(Tableau).