Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1892.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nommer bevat drie bijvoegsels.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Xo. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 25 December
Abonnement per 3 maanden /'l.50, fr. p. post/' 1.65
Voor Indiëper jaar .......?mail,, <).
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advertentiëu van l?5 regels / 1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
BERICHT.
Aan hen, die zich met l Januari
a.s. op ons Blad abonneeren, wor
den gratis toegezonden de nummers
die vóór dien tijd verschijnen,terwijl
voor hen verkrijgbaar zijn nog
enkele exemplaren van de Pen
en Potloodkrassen door Joh.
Braakensiek, aan ons Bureau
Singel 542 af te halen a 25 Cents.
Van Holtaa & f areiorf,
Uitgevers.
miiimiuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimiHiiiiiiii
I N H O U Jtt
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: AYat de koetsier vertelde. TOONEEL
EN MUZIEK: Het tooneel, door II. J. M.
Bouwmeester Solnesz, door H. J. M. Muziek
in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST
EN LETTEREN: Een zaak van eer, door J. V.
Iets over lijnenkunst, (Ingee.') door E.
Jacobus Moleschott te Rome, dóór C. SCHETS
JES : De verloving bij het aanplakbord. VOOR
DAMES, door E-e. SCHAAKSPEL. AL
LERLEI. INGEZONDEN. CORRESPON
DENTIE. RECLAMES. UIT Dr.
GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POT
LOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
Ie Bijvoegsel: SCHETSJES: Buitengesloten,
een kerstverhaal naar V. Anstey. KUNST EN
LETTEREN : Heine's familieleven. II. AL
LERLEI. ADVERTENTIËN.
2e Bijvoegsel: Bekende tijdgenooten, naar het
leven geteekend. XIX. L. J. Veltman, door J. Voth.
De toestand in Frankrijk wordt hoe langer
hoe bedroevender. Dinsdag heeft de minister
van justitie aan de Kamer en den Senaat
het verzoek medegedeeld van den procureur
generaal, om tijdelijk de parlementaire im
muniteit van vyif Kamerleden en vijf Sena
toren op te heffen, ten einde hem in staat
te stellen tegen deze vertegenwoordigers eene
vervolging in te stellen. Aanleiding tot dezen
maatregel gaf de ontdekking van de talons
der 26 cheques, op last van baron De Rein ach
door de bankiersfirma Thierrée afgegeven.
De heer Thierrée had aan de commissie van
enquête medegedeeld, dat hij deze talons had
verbrand. Dit bleek echter niet waar te zijn,
ofzuilmon.
11 n m mi i ii 11 min 111111 in 1111111 n 1111 fiffli i in 1111111111111 urn minuut iTtii
WAT DE KOETSIER VERTELDE
»Ja meneer, wij menschen zien en spreken
lui van allerlei slag, wé'-ikrijgen aardige
moevementen onder de oogen maar ook
beroerdigheden. Ik heb wel op n dag
's morgens een bruid en bruigom naar
de kerk gereden en 's middags een man
achter het lijk van z'n jonge vrouw naar het
kerkhof gebracht.
Tusschenbeien zie je heel rare snuiters
ook; 't is alleen wel eens jammer dat je ze
zoo gauw uit het oog verliest, want je be
leeft in de gauwigheid soms wonderlijke
avonturen en je weet nooit hoe ze afloopen.
Maar ns heb ik toch een geval bijgewoond
van 't begin tot het einde 't was pre
cies een roman. »Wat dat was ?" Nou,
dat zal ik u even vertellen: Op een
goeden avond sta ik met mijn kast voor het
Centraal, toen het ouwe nog, ziet u. Er was
juist een sneltrein aangekomen, uit Fries
land geloof ik, en ik zat op rnijn bok
naar een vrachtje rond te zien, toen er een
heer, met een juffrouw aan zijn arm, naar
me toekwam. Ik zeg zoo: heer, omdat ik niet
weet hoe ik 'm anders moet noemen ; maar
al was hij nog zoo als 'n heer gekleed, ik
had het toch niet al te best op hem begre
pen. Wij leeren al heel gauw aan iemands
gezicht zien, wat voor soort rnensch we
vooren toen de justitie zich met de zaak be
moeide en den bankier met inhechtenisneming
dreigde, kwamen de gezochte stukken ai
spoedig voor den dag. De cheques zelven
waren voor een deel op naam van onbeken
den, voor een ander deel op naam van
tusschenpersoneu gesteld, maar op de talons
waren de namen der personen, voor welke
het bedrag was bestemd, min of meer duide
lijk, hoewel meest slechts in initialen aan
gegeven.
Ten gevolge van deze ontdekking worden
de Kamerleden Rouvier, Roche, Arène, Proust
en Duguéde la Fauconnerie, benevens de
Senatoren Grévy, Renault, Devès, Thévenet
en Béral vervolgd onder verdenking van
zich in hunne qualiteit van openbare amb
tenaren te hebben laten omkoopen. Van
deze tien zijn vijf vroeger leden van een
republikeinsch ministerie geweest: Devès,
Thévenet en Antonin Proust in vroegere
kabinetten, Jules Roche in het voorlaatste
en Rouvier in het tegenwoordige. Allen
verklaren natuurlijk volkomen onschuldig te
zijn, en de minister van justitie Bourgeois
was menschlievend genoeg om te verklaren,
dat de Vertegenwoordiging, door de parle
mentaire immuniteit der bedoelde personen
tijdelijk op te heffen, volstrekt geen blaam
wierp op hun karakter of hunne eer, doch
alleen voor de justitie een arbeid gemakke
lijk maakte, die tot de rechtvaardiging dezer
personen zou kunnen leiden. Inderdaad moet
men zich in dezen tijd, nu verdenking bijna
ieder treft, wachten voor overhaaste gevolg
trekkingen. Maar de wijze waarop enkele
der beschuldigden zich verdedigden, stond
eigenlijk gelijk met eene halve bekenten!?.
Vooral was dit het geval met Rouvier, die
erkende, dat hij, da geheime fondsen niet
genoeg voorzien vindende om het l><>u'iuiigisin<:
te bestrijden, een beroep had gedaan op iK<
beurs van bevriende financiers, ten einde den
binnenlandschen vijand te bestrijden. >Had
ik dat niet gedaan" ? zoo riep hij den
opportunistischen afgevaardigden toe »dan
zöudt gij thans niet hier zitten." De gelden
van bevriende financiers - of liever de gel
den, waarover deze lieden wederrechtelijk
beschikten en die in waarheid de
spaarpenningen van 800.000 Franschen vertegen
woordigen zijn dus gebruikt om invloed
uit te oefenen op de verkiezingen. Wat deze
financiers, die hun hulp niet om Godswil
plegen te verleenen, hiervoor in ruil hebben
ontvangen, ka,n men gemakkelijk nagaan.
Concessiën en volmachten om de
goedgeloovigen nog wat meer uit te plunderen.
Doch de slag, die Parlement en Kamer
gelijktijdig trof, schijnt niet de laatste te zullen
hebben en zoodra ik 'm in z'n facie had ge
keken had ik een hekel aan hem. Haar
hield ik op het eerste gezicht, wat later dan
ook is uitgekomen, voor een bnitenmcisje, nog
erg groen en onnoozel, maar een lief snoetje.
»Ben je vrij T' vroeg hij.
»Jawel, meneer!" en ik deed het portier
open.
»Hier stap in, Koosje", zei hij en lei een
reistaschje naast haar op de bank. Hij droeg
bovendien nog een handkoft'ertje.
»Zal ik dit bij me op den bok ??..men,
mijnheer ?" vroeg ik, maar hij gaf geon ant
woord. Hij stak z[jn hoofd door het raampje,
sprak een paar woorden met 't meisje 'en
liep toen op eens terug naar 't station, ter
wijl hij zonder me aan te kijken in het
voorbijgaan erg gejaagd en zacht fluisterde :
»Rij op ! de dame zal je zeggen waarheen."
En weg was hij.
Ik deed het portier open en vroeg : .-Welk
adres, juffrouw 'i"
Ze keek een beetje vreemd en antwoordde:
»0, je hoeft nog niet weg te rijden. Mijn
heer gaat met mij mee. Hij moest nog even
terug om te telegrafeeren, geloof' ik.''
Dat's mal, dacht ik. Ik kon er op zweren,
dat hij mij gezegd had op te rijden. Maar
zij hield zóó stijf en sterk vol van niet, dat
ik eindigde met mij zelf op te dringen, dat
ik 'm verkeerd had verstaan.
Goed ; ik wachtte. Maar toen het een
poosje geduurd had, begon ze ongerust te
worden. »Waar blijft hij toch 'i Welken kant
is hij opgegaan, koetsier?" Ja, dat was meer
dan ik wist, want alles was zoo gauw in z'n
werk gegaan. Maar ik vertelde wat hij onder
't heengaan tegen me had gezegd.
zijn. Aan de beschuldigingen, die Déroulède
en diens geestverwant Millevoye den beken
den radicalen leider Clémenceau naar het
hoofd wierpen, hechtte de Kamer blijkbaar
geen groot gewicht. Wel erkende Clémenceau,
dat Cornelius Hertz een der grootste aan
deelhouders van de Justico was geweest,
maar hij voegde er aan toe, dat de Jutstice
nooit voor de ondernemingen van Hertz
propaganda had gemaakt. Deze verklaring
zou zeker niet voldoende zijn geweest om
allen argwaan weg te nemen, maar Dérou
lède en Millevoye bedierven hun zaak door
de belachelijke bewering, dat Clémenceau van
de buitenlandsche vijanden van Frankrijk
millioenen had ontvangen om telkens opnieuw
de republikeinsche ministeriën omver te wer
pen. Het calummare audactc.r is een wijze
leer, maar de brutaalste lasteraar moet zich
binnen de perken der waarschijnlijkheid
houden.
De volgende dag bracht weder een nieuw
slachtoffer. Herhaaldelijk was in den loop
van de discussiën de naam van Floquet in
verband gebracht met verschillende sommen,
van ^0,000 tot 500,000 francs die hij van
de Panama-maatschappij zou hebben gevraagd
en verkregen. Voor de commissie van enquête
ontkende Floquet op de meest besliste wijze.
Maar nadat hij dit gedaan had, voegde hij
er aan toe, dat hij wel zeer onnoozel had moeten
zijn, als hij toezicht had gehouden op de
wijze, waarop de door de Panama-maat
schappij voor de publiciteit (in dit geval
mag rnen gerust zeggen : voor het omkoopen
van bladen') bestemde gelden waren besteed
en onder de, verschillende organen waren
verdeeld. In den grond verschilt deze ver
klaring al zeer weinig van die van den heer
llouvier on velen zijn van meening, dat ook
F'oq.iet's positie onhoudbaar is geworden.
Ook de president der Republiek, de cor
recte Carnot, wordt niet gespaard. Hem ver
wijt men niet, dat hij, voor welk doel dan
ook, gelden van de Panama-maatschappij
heeft aangenomen, maar wel een doen door
laten." Openlijk wordt verzekerd, dat hem
de gansche lijst der verdachte volksvertegen
woordigers reeds een jaar geleden door den
minister Constans is overhandigd, maar dat
hij. om schandaal te vermijden, willens en
wetens de oogen heeft gesloten. Wij mogen
niet onvermeld laten, dat de heer Constans
van dit verhaal niets wil weten ; »ik heb zulk
een lijst nooit gehad ' zegt hij en heb
haar dus nooit kunnen vertoonen." Die tegen
spraak is beslist genoeg, maar zij mist alle
uitwerking, niet alleen omdat men Constans
niet vertrouwt, maar omdat men in Frank
rijk eigenlijk niemand meer vertrouwt.
Ze werd zoo wit als 'n doek. »Dat kan
niet waar zijn !'' riep ze. »lk ben hier heel
alleen ik ben nog nooit van rnijn leven
in Amsterdam geweest, en ken hier geen
sterveling."
Toen ze dal zei, begon ik de zaak te
begrijpen. De schurk had haar verlaten.
Ot hij in een andere vigilant is weggereden
of' in een trein is gestapt, die klaar stond
om afgeluid te worden, weet ik niet, maar
weg was hij, zoo secuur alsof hij door den
j grond was gezakt.
: >'k Zou maar niet langer wachten, juf
frouw, 't Helpt toch niets. Hij heeft zijn
j kolfertje ook meegenomen; als hij van plan
l was geweest, om weerom te komen, had hij
j 't wel zoolang hier gelaten." Maar zij wilde
j nog van geen heengaan hooren. Ik hoef u
i niet, te zeggen wat het arme kind uitstond.
Toen zij begon te begrijpen, dat de fielt
haar werkelijk in den steek had gelaten,
i werd ze half mal. Gaandeweg kwam ik ach
ter de heele historie. Ze kwam van een
klein boerendorp, in de buurt van
Heerenvcen en had tegen den zin van haar vader
verkeering met hem aangeknoopt. Hij scheen
dol verzot op haar te wezen en had beloofd,
haar dadelijk te zullen trouwen, als ze maar
met hem mee wou gaan. Zij had natuurlijk
z'n mooie praatjes geloofd, en toen hij 's mor
gens afscheid van haar had genomen omdat
hij dien middag naar Amsterdam terugging,
besloot ze hem in stilte te volgen. Hij wist
er niets van, voordat hij haar aan het station
in Heerenveen in den trein zag stappen,
juist toen de locomotief begon te fluiten en
het te laat was om haar naar huis te sturen.
Ik geloof dat hij er zelf leelijk mee heeft in
Indien er op dit oogenblik een pretendent
was van eenige beteekenis, zouden diens
kansen volgens de organen der rechterzijde
nog niet zoo slecht staan. Want er is onte
genzeggelijk iets waars in hetgeen dezer dagen
de bonapartist Delafosse in den Figaro van
zijn medeburgers getuigt: »Het cesarisme
trekt ons aan. Het zit in ons bloed; wij
begrijpen niets anders, wij willen niets anders.
Zeker, het cesarisme kan niet doorgaan voor
het ideaal van eene regeering. Het heeft in
de ongelukken, die het vergezellen, een
treurigen stoet. Het treedt gewoonlijk op in de
somberste oogenblikken van de geschiedenis
der volkeren en wordt aan eene ontredderde
maatschappij slechts opgelegd als een halt
in den val. Het is de toevlucht der demo
cratieën, die onbekwaam zijn om zich zelf
te regecren en de straf der egoïstische par
tijen, die zich in de plaats van het land
willen stellen "
Er is iets waars in die uitspraak,
Frankrijk heeft het maar al te zeer bewezen.
Maar Frankrijk heeft daarbij tevens geleerd,
hoe verderfelijk die aantrekkingskracht van
het cesarisme is, en een gebrand kind schuwt
het vuur,
De bonapartistische schrijver acht het
Panama-schandaal niet eens het ergste, wat
de republiek zich heeft te verwijten. ȟe
grootste misdaad van de republikeinsche
partij is, dat zij onder ons neigingen en
zeden heeft geacclimateerd, die dit ongehoord
schandaal mogelijk hebben gemaakt; dat zij
den staat, ten bate van hun eigen aanhang,
regelmatig hebben geëxploiteerd ; dat daaruit
deze ontzettende losbarsting van beestachtige
hebzucht is voortgekomen. Tien jaren geleden
riep reeds een der meest bevoegden onder
hen met cynische openhartigheid uit: de
republiek, dat zijn de baantjes ! Die baantjes
ze hebben er zich van meester gemaakt,
en daarmede tevens van al de bijkomende
voordeelen, welke deze aan de heer-chende
partij kunnen bezorgen. Daar de politiek in
hun oogen slechts de exploitatie van de
macht is, hebben zij van de Fransche revo
lutie een hapje en van de Republiek een
soepketel gemaakt".
Eene treffende schildering.. . van het
tweede Keizerrijk. Als de heer Delafosse
geschreven had onder den verschen indruk
van Zola's La ('uree zou hij geen juister
termen hebben kunnen vinden om uit te
drukken, waartoe het cesarisme Frankrijk
heeft geleid.
le/s waars is er in zijn opmerkingen zeker.
Maar wanneer hij, om tot zijne conclusie, de
aanbeveling eener ..consulaire republiek", te
komen, met een plechtig gezicht zegt: »Er
iiiiiimmMiniiiif
gezeten en zoodoende op het onmenschelijke
idee kwam, om het arme schepsel in Am
sterdam aan haar lot over te laten, waar
ze zonder geld en zonder vrienden om haar
te helpen naar de weerlicht kon raken
zoo'n schobbejak !
Enfin ! ik raadde haar in een logement te
gaan en den volgenden dag direkt naar haar
vader terug te keeren, de reiskosten zou ik
haar in Godsnaam maar voorschieten ; maar
ze durfde niet; haar vader zou nu al alles
ontdekt hebben en het haar nooit vergeven
en al haar kennissen zouden haar met den
nek aanzien, en meer van die vieren en
vijven ... Ik verdeed mijn tijd met niemen
dal, maar dat kon me niet schelen. Ik kon
haar toch niet alleen laten en tegen den
nacht nog wel! Daarom vroeg ik wat ze
dan van plan was, maar och heer! 't arme
schaap had op dat oogenblik geen hoofd om
te denken. Ze beefde en snikte maar en riep
aldoor: »O! hoe kon hij zoo slecht zijn?
Hoe kon hij zoo slecht zijn ?" dat ik puur
kippevel kreeg van akeligheid.
Maar opeens werd ze ijselijk bedaard
ervroeg zoo kwanswijs:
»O ja! zijn we hier niet dichtbij een
brug? Bij het IJ meen ik," ze had er
zeker in den trein over hooren praten
»rijd me daar even heen. koetsier, als'je
wilt, dan zal ik mijn weg wel vinden."
Ik begreep heel goed, waar ze heen wou
en dacht: »Neen, kindlief, zoo dicht bijden
waterkant, dat deugt niet voor je van avond."
Maar dat zei ik niet. Ik klom op den bok
en »vort bruin !" regelrecht naar mijn eigen
huis.
Ik vertelde mijn vrouw met een paar