De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 25 december pagina 2

25 december 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 809. '* Weder een lan^e pauze daar eindelijk meldt Heine, den ISden September 1839, officieel aan 'zijne .dierbare zeer geliefde zuster:" *L)en Sisten Augustus ben ik met Mathilde Creazentia Mirat getrouwd, met wie ik reeds langer dan zes jaar dagelijks kibbel. Zij bezit echter het edelste en reinste hart, is goed als een engel, en haar gedrag was gedurende de vele jaren van ons sa menzijn zoo onberispelijk, dat zij door alle vrien den en kennissen als een voorbeeld van zedigheid geroemd werd." In de nu volgende brieven keeren telkens de verklaringen omtrent zijne liefde tot Mathilde terug. De berichten omtrent den brand te Ham burg schokten hem vreeselijk. Hij kon slechts langzamerhand tot bedaren komen. Eerst de rne,dedeelingen van huis over het huiselijk geluk van zijn zuster > rengeu hem weder in een vrooIjjke stemming. Zoo schrijft hij na de verloving van zijn eerste nicht aan zijn zuster (28 Novem ber 1812): Je bent wat je uiterlijk en geest betreft, nog zoo jong, en huwelijkt reeds een doch ter uit, en zult das weldra grootmoeder worden! En. die Gluck" (de klokhen) wordt overgrootmoe der! Had ik nu maar een oosrenblik mijn arm vadertje, hoe zou die zich verheugd hebben! Dat i» steeds mijn gedachte, en het geluk maakt mij bedroefd!'' Ben andermaal (23 Mei 1813) schrijft hij aan zijn moeder: «Bij mij heeft ziet inder daad nog niets veranderd; integendeel, mijn vrouw wordt met ieder jaar verstandiger en handelbaarder en mij heeft mijn huwelijk nog niet berouwd. Dit , is al heel veel in den tegenwoordigen tijd en in Parijs, waar het van ongelukkige huwelijken we melt; de goede huwelijken zijn zoo zeldzaam, dat men ze op spiritus moest zetten." Menigmaal wordt de uitdrukking van zijne liefde bijna te jongensachtig, te onstuimig; zoo schrijft hij eens (18 September 1843): //Én gij oude, lieve poes, hoe gaat het je? wanneer je sterft, eer ik je we derzie, schiet ik me dood. Onthoud dit voor het geval, dat het bij u opkwam, uw woning bij den Dammthor tegen een slechter logies te ruilen! Onthoud dat en je zult zoo'n dwaasheid niet be gaan. . . . Vaarwel, vooral blijf in 't leven, zoo lang mogelijk en onthoud, wat ik gezegd heb." In de volgende brieven speelt de reis naar Ham burg een groote rol. Na een twaalfjarige afwezig heid komt hij eindelijk iu November 1843 naar huis en brengt zijn zesweeksch verblijf bijna uit sluitend in den intienibten familiekring door. Nau welijks is hij weder vertrokken, of hij schrijft reeds aan zijn moeder (18 December 1843): »Dat ik jelui allen het volgend jaar maar gezond en ge lukkig moge wederzien! Dat is miju eenigezorg.'-7 Het volgend jaar doet hij inderdaad dezelfde reis, en wel in gezelschap van zijne vrouw, wier ver blijf in Hamburg de heer Von Embden zeer ver makelijk schildert. Hetgeen nu volgt, is bekend, maar het is wer kelijk aandoenlijk en aangrijpend, hoe Heine zijn steeds toenemende verschrikkelijke ziekte voor zijn moeder op alle mogelijke wijzen weet te verber gen; hoe hij zelfs zijn huishoudelijke omstandig heden mooier maakt en alle- tegenover de oude vrouw zoo rooskleurig mogelijk zoekt te schilderen. Eens schrijft hij (19 Augustus 1849): VanGustaaf hoor ik uit Weenen alleen goeds, het moet hem uitstekend gaan. Groet hem hartelijk, ik denk dikwijls aan hem en nog gisteren nacht viel het mij te binnen, hoe hij eens als een kleiue jongen verklaarde, dat hij meer van zijnf moeder hield, dan van zijn kat, ja, dat hij meer van haar hield dan van zes katten." Deze scherts herhaalde hij, zooals dat zijn gewoonte is, nog dikwijls. In denzelfden brief verklaart hij aan zijn moeder en zuster: »Ik bemin jelui meer dan zes katten," en van zijne vrouw schrijft hij: Ook deze kat bemin ik meer dan zes andere katten." Eenige jaren later eindigt hij een brief aan de zijnen; ..Mijn moeder die mij liever is dan alle katten dezer wereld, kus ik vijf-en twintig maal." Ja, terwijl zijn ziekte eene steeds ongunstiger wending neemt, doet hij voortdurend angstig zijn best, de waarheid voor zijne moeder te verbergen; bij vertelt haar onder het onuitsprekelijkst lijden (7 Juni 1847), //dat hij in een wonderschoone villa het aangenaamst en behagelijkst bestaan ge niet." En verder luidt het: //Een groote tuin, bijna een park, waarin hooge boomen staan en waarin de //Nachtigolls" zooals de oude Nathan David uit Kopenhagen zegt, zoo wonderschoon zingen, en daarbij doe ik niets en zorg alleen voor mijn, gezondheid. U ziet, dat u om mij niet in ongerustheid behoeft te zijn." Eenige dagen daarna: «Dezen winter zal ik mij in Parijs een voorlezer aanschaften, die tegelijk als secretaris :,ioet dienen. Wanneer u dan eens een brief van mij ontvangt, die niet eigenhandig geschreven is, verschrikt u dan niet; ik zeg het u zes maanden vooruit." Men moet de brieven lezen, die Heine iu uenzeltdeu tijd aan zijn vrienden geschreven heeft, en ze met de brieven aan zijn moeder vergelijken, om de kracht der liefde en goedheid te schatten, waarvoor dit dichterhart vatbaar was. Reeds aan zijn zuster luiden de brieven anders, daarin heet :hefr (10 Juni 1848): /.Mijne vrouw wenscht dat ik je niet langer omtrent mijn waren gezond heidstoestand in onzekerheid laat, hetgeen voor moe der noodig was, opdat je, wanneer ik sterf, niette zeer verschrikt. Het laatste echter, lief kind, zal naar ik hoop, niet zoo gauw gebeuren. Ik kan een dozijn jaren mij nog in zulk een toestand voortsleep^n, Leider Goltes, Ik ben sedert 14 dagen zoo verlamd, dat ik als een kind gedragen moet worden, mijn beeuen zijn als katoen." De brief eindigt met den ziu: Voor moeder zullen wij maar steeds mijn ziekte verbergen," «i met het volgende gedicht: Schattenküsse, Schattenliebe, Schattenleben wuuderbar, (jlaubst Du, Schwester, Alles bliebc TJuvt-Hindert ewig wahr'? Was M ir lieblich, fest besesseu, Schwindet hiu ivie Triiumerei'n, Und die Herzen, die vergessen, Und die Augen schlafen ein." Steeds echter houdt bij zich nog staande met de geduchte, het volgend jaar naar huis te komen. Als ziju joiijjfte nichtje sterft, schrijft hij aau zijne zuster (29 Maart '49): Slechts ^n woord tot troost: Sterven is geen ongeluk, manr jarenlang lijden, voordat men het zoover brengt dat men sterft. - Jarenlang lijden gelukkig zijn degeneu, die snel klaar zijn: Per acquit, zooals mijn vadertje zeide, en men draait zich om en slaapt in en alles is betaald." Geheel anders luiden, zooals reeds gezegd ia, de brieven aan zijn moeder. Aan haar schrijft hij (21 Januari 58)-. //De lieve God bc\vare u, beware u voor pijn en kwade oogen, spare uw lieve <.;.?zondheid en wanneer de da^en ook menigmaal niet voor u naar wensch voorbijgaan, troost u dan met de gedachte, dat weinige vrouwen door hare kin deren zoo bemind en vereerd zijn, als u dat zijt en waarlijk verdient te zijn, gij mijn lieve, brave, rechtschapen en trouwe moeder. Wat zijn de anderen in vergelijking met u ! ... Men moet den grond kussen, dien uw voet be treden heeft. De winter is oneindig ruw, als u het maar warm hebt in uw dun huisje bij den Dammthor." Eu later, wanneer zijn ziekte reeds liet dagelijksch onderwerp der couranten is, en zelfs voor ziju moeder niet geheel meer te ver bergen is, schrijft hij deze (15 Juni '40): Het ergste bij deze ziekte is, dat men daarbij ontzet tend lijdt, maar niet zoo gauw sterft. U kunt er op rekenen, dat ik u iedere verergering niet ver zwijgen zou. . . In waarheid gezegd: ik zou u gaarne willen overleven, om u het verdriet van het bericht van mijn overlijden te besparen, en dat is wellicht nog het voornaamste belang, dat ik in het leven stel. Wanneer ik u eenmaal niet meer bezit, zou ik den dood met een veel lichter hart tegemoet gaan. Ziet u, hoe ik gelijk heb, dat ik u niet dikwijls schrijf, alleen melancholieke aansprekersbrieven. Ik ben een flauwe, treurige dwaas geworden." En in een volgenden brief, (3 December 1853) luidt bet: //ten slotte geloof ik, dat er slechts n enkele persoon bestaat, waarop de mensch zich geheel kan verlaten, dat is namelijk ziju moeder. Hier is men volkomen zeker wie hieraan twijfelt, voor dien is niets raadzamer, drn dat hij deze wereld zou gauw mo gelijk verlaat." Menigmaal weet hij zelfs nog ouder de hevigste pijnen menige aardige scherts voor den dag te brengen. Zoo schrijft hij eens (5 December 1851) van zijn vrouw, die hij wegeus haar verkwisting steeds t-de doorbrengster" noemt: «Mijn door brengster heeft zich een groene japon aangeschaft, die ik de Vitzliputzli-japon noem, ik heb name lijk berekend, dat de japon zooveel kost als bet honorarium lied.. agt voor het gedicht /, ntzliputili," dat in den Romanzero" opgenomen is. Wij leven in de grootste harmonie, in den schoousten' duur sten vrede Ik hoop, lieve moeder, dat u zeer wel bent en ik zal mijne gezondheid naar de uwe richten. U begrijpt me." De laatste brief, dien Heine geschreven heeft, is de condoleanliebrief aau zijn neef Herman, na don dood van ziju oom Heury, (18 November 55) de blief is in dit blad opgenomen, hij eindigt met i de woorden: Ik ben zeer lijdend, ik draag mijn j ellende echter met gelatenheid in den ondoorgronI delijken wil van God." ! En zoo is Heine gestorven. De brieven, die zijn t familie nu Leeft uitgegeven, zullen voor de beocri deeling va» Heine uls meusch zeker van het ! grootste belang zijn. Niemand zal meer durven l wagen, tegenover deze authentieke bewijzen, den ] dichter van gevoelloosheid, v au koudheid te be schuldigen. De liefde tot ziju moeder, de trouw j jegens zijn broeders en zuster, het heiligste gevoel der menachenborst, vergezelde Heinrich Heine door zijn geheele leven en heeft hem in ouderdom, een zaamheid en ballingschap, met bijna gewijde kracht gevuld. Dit erkennen van den mensch is zeker oak van groote beteekenis voor het waardeeren vau den dichter. limilllllllMIIIIIIMIMIMMIIII Be gr (.at attractionin het Aquarium te Londen is op dit oogenblik de boksende kangoeroe, leder wil hem gezien hebben; al de muren in Londen trouwens dragen reusachtige atïicbes, waarop mer. bet beroemde buideldier in natuurlijke grootte ziet afgebeeld, schermend met zijn leermeester, professor Landerman, op wien een deel van deu roem van zijn leerling afstraalt. Het publiek zou na tuurlijk liever twee menschen elkaar wezenlijk zien toetakelen en met de vuisten doodslaan, maar dat is tegenwoordig verboden; het gebeurt alleen in besloten sociëteiten voor een publiek van geblaseerde en verwijfde jonge lords; de groote menigte moet zich met een, spiegelgevecht met een beest tevreden stellen De illusie is soms volkomen, Als twee boksers van beroep wisselen de leermeester en zijn kan goeroe eerst een handdruk, tegen dat zij aan het vuiststompen wisselen gaan; dan vallen zij elkaar volgens alle regelen van de kunst aan. De handen van den man en de pooten van het beest zijn met dikke gevoerde handschoenen bedekt, zoodat ze elkaar geen zeer kunnen doen. De kangoeroe verweert zich flink; hij stelt zijn keel bloot aan de vuistsl igen alsof ze hem plezier deden, maar hij werkt er ook dikwijls zijn leermeester onder, en nis deze op den grond ligt, slaat hij zijn beide armen om hem heen en kijkt hem met komieke hartelijkheid aan. Onder de tusschenpoozen van het gevecht gaat de kangoeroe deftig op zijn staart zitten en laat zich door de regisseur afkoelen, terwijl hij van tijd tot tijd naar zijn handschoenen kijkt, als om te zien of ze nog goed vast zitten. Prof. Landerman maakt fortuin met zijn kan goeroe, daarentegen worden er in Australi duizenden door geruïneerd. Ze zyn er een wer kelijke landplaag geworden. Een kangoeroe eet evenveel gras als een gcliaap; in Nieuw Zuid-Wales alleen zijn er vier millioen, Toch heeft men er in 't afgeloopen jaar ruim een millioen verdelgd, om de huid en om de premie van 8 pence die de regeering uitbetaalt In het Aquarium zijn op 't oogenblik ook een paar Azteken te zien; misschien zijn het intus schen dezelfde die hier ook een paar jaar geleden weer waren, en inderdaad nietis uit Zuid-Amerika bleken te zijn. Ook is er oen zekere Rivalli, een echte salamander, op wien het vuur geen vat heeft. De man speelt met gloeiende ijzeren bouten, en eindigt de séance met een soort vrijwillig auto-da-te, waarna hij weer geheel ongedeerd uit den brandstapel stapt. Dat is de ware brandassurantie; zijn procédézou opgeld gedaan hebben in den inquisitietijd. Een vierde wonder nog in dat zelfde Aquarium is Huil, de man met den ijzeren schede!. Men heeft van Victor Hugo gezegd: TH crèves Ie plafond de ton crfme géaut, muur voor mijnheer Huil zou dat kinderspel geweest zijn. Hij kraakt met zijn schedel planken van oenigc centimeters dikte; hij slaat er ijzeren staven op krom. en tot slot zet hij op zijn hoofd een enormen steen, ;JO centimeter in doorsnede, 10 centimeter dik; dan komt er een stevige kerel np een stellage bij staan, met een grooten sinidshainer. en slaat zoolang op den steen tot deze in tweeën valt. Een ander zou door den steen zonder hamer al verpletterd zijn: Huil weet er zoo weinig van, dat bij dan eerst op zijn gemak schijnt om zijn levensgeschiedenis te gaan verhalen. De Maatschappij tot exploitatie van de Haar lemsche Staa' waterbronnen beeft een uitvoerige brochure doen verschijnen, door Dr. Daniels ge schreven, om de geneeskrachtige eigenschappen van dit water goed te doen uitkomen. Geschie denis, samenstelling, theropeutische waarde worden daarin omschreven; liet staalgehahe blijkt alleen door den Pouhon te Spa overtroffen te worden ; het keukenzout is nog grooter dan bij de Luisenbrunnon te Homburg, het chloormagnesium twee maal zoo groot als bij de Racokzy, het chloorcalcium de helft van de Elisabethquelle te Kreuznach. Deskundigen zullen dit kunnen apprecieeren en ongetwijfeld, waar het de hier te genezen kwalen betreft, aan hunne patiënten de goedkoopc staalbron in Haarlem's duinen aanraden, liever dan hen verre reizen te laten maken om onder behandeling van vreemde ba'Jdoktoren te komen. Koninklijke Stoom- Verwerft Chemische Wmt van IF. F. V.A.ÏT UtreclitscliBstiaat 43 en Hanenstiaai32, AMSTERDAM. DEN HAAG, Passage 11. UITGAVE «fN j. B. WOLTERS TE GL DE GEDICHTEN VAN CONSTANTIJN HÜYGENS, NAAR ZIJN HANDSCHRIFT UITGEGEVEN BOOK DR. J. A. WORP. gweededtel 1623-1636. fèebondea, £rijs f2.90. NATIONALE LEVENSVERZtKERING-BANK. ROTTRKDAM. Opgericht 17 Januari 1863. Maatschappelijk kapitaal / l.OOO.OOO Reservefondsen ruim ? 5.OOO.O«»O, Verzekerd bedrag ruim / ltt.5OO.OOO.-~ WINST BETAAL,» AAN VERZEKERDEN: 1863/1867: f 8.135. 1868/1872: f 12,624. 1873;1877: ?13,401. - 1878/1882: f 31,797 1883/1887: f 75,498. NIEUWE UITERST VOORDEEL1GE VOORWAARDEN, ALS: 1. Dertig respijtdagen. 2. Onyervalbaarheid der verzekering zoolang uit hare waarde de premie kan geleend worden. 3. Herstel na wanbetaling, gedurende twaalf maanden na inlevering van goed gezondheidsberidtl. 4. Recht op leening en afkoop. 5. Vrfle overtocht ter zee voor verzekerden niet zeevarenden van beroep. 6. Verzekering tegen oorlogsgevaar 7. Billijke bepalingen bij orerl^den door eigen of anderer toedoen. Eenige Maatschappij, die aan verzekerden pandrecht ver leent de beleggingen in effecten. T en Inlichtingen verkrijgbaar bjj H.H. Agenten door hel gelieele Rijk. «enten: A. C. BRUYN, Singel 119, Mr. E. W. INSINGER, Prinsengracht 729. .: S. FRENKEL & ZOON, Nieuwe Heerengracht 59; FRANZ MOES, Prinsengracht C38; H. A*. ?- / Jr-, Heerengracht 350. n n. ,. l A. S. VAN REESEMA, Directeur. Ve Directie: | A. VAN DER HEYOEN /tf?minixfrnffur._ Voor Liefhebbers van Teekenen. 1. K C. WERNICK. Practische Hand leiding tot het Perspectief Teeke ne n, hoofdzakelijk voor zelfonderricht, ten dienste van Schilders, Beeldhouwers, Metselaars. Timmerlieden enz., met Atlas van 22 Platen, samen slechts ?0.75. 2. TH. ROWBOI'HOM. De Kunst van Schetsen naar de Natuur, inet Fi guren tot opheldering, naar de 3,'ie Kngelsche uitgave, slechts f 0.50. 3. GEBR. SUSSE. Volledige Hand leiding tot de Teeken- en Schilderkunst, als -. Olieverfschilderen, Teekenen, met Waterverf en Paitel, de kunst om Bloemen en Waterverf te teekenen, benevens Boetseeren en Beeldhouwen, slechts f 0.50. Tlnn de uitmuntende beste Werkjes i)uu voor liefhebbers van Teekenen en Schilderen, No. l ?0.75 ?- No. 2 f' 0.50 - No 3 / O 50 en allen sair.en. f 1.50. Verkrijgbaar bij den Uitgever D. BOLLE, te Rotterdam. Franco na ontvangst van. postwissel, waarop vermeld: TeekenAanbod No. 1. 2 of :i." HERINNERINGSDAGEN, SpreuKen. Bijeengebracht voor hare jeugdige Vrienden door ANNA FLES, l'rijs: ing. /'0.75; geb. ?11.90; verguld op snede ?1.10. Een uitstekend Verjaardagsgeschenk in de beste be eekenis van het woord. Uitg. van H. C. A. TII1EME, Nymegeu. Bij P. N. VAN KAMPEN' & ZOON, te Amsterdam, ziet het licht: Mr. W. H. DE BEAUFORT, Gss BLOND en BLAUW. DOOK VIOBK DE1.LA NEVE. Pifls in praehtbaud ? 2.90. 'bmoi D: Herm Moded. Vondels 'verhouding tot de kerkelijke en staatkundige twisten van den aan vang der XVIle eeuw. De aanslag van Will.-m II op Amsterdam. De dood van den Stadhouder Wil lera H. - - Jodocus van Lodenstein. Engelsche en Hollandsche vrijhandelsplannen. De Hertog van Brunswijk. Oranje en de Democratie. -- Ryklof Michaël van Goens. Jacoous Bellamy. De eerste regeeringsjaren van Koning Willem I. 1830-1880. Groen van Prinsterer en Van der Brugghen. 1813?1868. .2Deeleu ?4.50. Gebonden ?00. Ier C J ,, JAVA.ASSAM Vraag onze extra-bereide PECCO SOUCHON in origineele Verpakking. a f 1.95 per 1/9 liilo. De Parakan Salak Thee-Onderneming. PREANGER REGENTSCHAPPEN (JAVA),

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl