Historisch Archief 1877-1940
HEIT S JE S
De oudejaarsavond
Tan een Amsterdamsen celibatair.
T ' '
't Ia de laatste avond, 't zijn de laatste uren
f «a "t jaar.
Er ligt altijd iets eigenaardigs plechtigs in een
oudejaarsavond, maar ben je, zooals ik, celibatair,
ooh, dan mist hij machtig veel van zijn poëtische
bekoorlijkheid
Zoo zit ik alleen op mijn bovenkamer, in mijn
fauteuil, bij de snorrende kachel, een sigaar tus
schen de lippen, een krant in de hand, zooals alle
avonden, om denzelfden tijd, heel gewoon, net
alsof het geen oudejaar is.
Mijn hospita, een doodgoede vrouw, inviteerde
me om den avond beneden te komen doorbrengen,
maar 't mensch heeft een groot gebrek, ze heeft
kinderen en wel, kleine kinderen, die dan bij zoo'n
onheld moeten opblijven, akelig veel appel
eten en bij den laatsten slag van twaalven
enlijk worden. Daarom heb ik er mij van
röpmaakt. Toch voel ik me eenzaam, al ziet mijn
kftmer er ook vrij gezellig uit. Het schieten,
b«t loopen van de kerkgangera, alles herinnert me
NUk 't oudejaar, maar wat duivel! Wat kan 't
* schelen, oud of nieuw, 92 93 of 94! Morgen
trtjee verzenden, vervelende boel. Wat hebben
t menschen er toch in Godsnaam aan om 't elkaar
eersten dag van 't jaar al zoo lastig te maken ?
heb erg 't land, neem 'n boek en wil lezen,
't interesseert me niet, mijn sigaar smaakt me niet,
ik ?wüwat uitvoeren en weet niet wat ik ver
veel me!
Slof! slof! tik! tik!
Binnen!
Meneer, complement van de juffrouw eu of,
omdat meneer niet beneden kan komen, de juffrouw
meneer niet affronteert met 'n keteltje bisschop ?
Dank je Kaatje, en zal je de juffrouw ook
vel bedanken, Kaatje
Zonder mankeeren meneer!
Toch 'n aardige attentie, 't is niet om de bis
schop, maar waarachtig ze ruikt toch goed!...
je moet ze niet koud. laten worden ... Even proe
ven ... Lekker . .. déli j
Die bisschop werkt uitstekend op mijn humeur.
Ik begin 't wel wat warm te krijgen, maar ik voel
me langzamerhand zoo recht lekker worden, zoo
opgewekt, zoo Jantje zonder zorg!
De krant leg ik op zij, ga lui achterover in
mijn stoel zitten, de sigaar los tusschen de lippen
en laat mijn gedachten rondhuppelen waar ze willen.
Onwillekeurig kijk je op oudejaarsavond meer
naar de klok dan gewoonlijk. 't Wordt negen,
tien uur, half elf, kwart voor ik begin te
soezen; de geuren van de bisschop en de sigaar
zweven door de kamer, gaan door mijn neus,
klimTBM, ja, ik geloof haast, tot in mijn hersens.
Ik zie nog hoe de wijzers van de pendule even
vóór elven staan en instinktmatig wacht ik de eerste
tik af mis, ik hoor ze niet meer, mijn oogleden
vallen toe, ik dommel in ; 't is de zachte, geruste
dommeling van eeu zorgeloos celibatair.
Had ik dien avond wat ernstig de gemeente
raad» verslagen gelezen, was 't de bekende dreun
van de klok van den ouden Westertoren, die me
door 't hoofd maalde? ik weet 't niet, maar
ik droomde den droom van een volbloed Amster
dammer:
Ik wandelde in de P. C. Nu is de P. C.
nooit een charme van me geweest, vooral niet
zomers, wanneer de zon brandt, en de eindelooze
straat in vervelende eentonigheid voor je ligt.
't Was avond en 't was er druk. Vol
menschen! Vreugde en opgetogenheid sprak uit
ieders gelaat. Ik kon haast niet tegen den
stroom op. Halverwege de straat hield de
menschenmassa op en slingerde zich, als een breed
lint, om eene prachtige villa; daar waar eens een
leelijke schutting het sportterrein afsloot en van
Houten's, Blooker's en andere cacaoën hun geur
vermengden met die der worst van van Buuren
en Doering's zeep met de uil.
Voor me zie ik, helder verlicht: 't Concertge
bouw. Daar was zeker iets buitengewoons?
Een of ander buitenlandsche ster? Mis, mijnheer!
't was een gewoon concert, door 't uitmuntende
orkest van Kes gegeven.
En al die menschen dan?
Ja mijnheer na het verbieden van al die wal
gelijke draaiorgelmuziek in onze stad, is de
kunstsniaak van het Amsterdamsen publiek zoo vooruit
gegaan, dat het zelfs Hollaudsche kunst weet te
waardeeren, en daardoor staan nu de aandeeleu
87 «n zullen weldra 100 worden. Neêrland's
beste orkest behoeft niet meer om zijn bestaan te
bedelen. Ik sta verbaasd, zie 't gebouw aan,
maar de lichten worden er uitgedraaid en de ar
tistieke voorgevel teekent zich scherp af, tegen
den helderen, met sterren bezaaiden hemel.
Ik keer mij om en ga rechts-af. Vóór mij ligt
het Rijksmuseum, alles is veranderd. Villa's en
mooie gebouwen zijn verrezen op het hobbelig
grasveld, waar de sportlui hun paarden en elkaïir
afbeulden, waar inonstermeetings werden gehouden,
duizende kinderkeeltjes, Oranje boven! jubelden
en 's middags de schutterij dood onschuldig
soldaatje speelde.
Ik wandel de P. C. terug, ze is weer doodsch
als vroeger; 'k ga de Stadhouderskade langs, het
voormalig Leidschebosch door, tot op het
Leidscheplein.
Opnieuw inoet ik tegen den stroom op. Voor
me zie ik de nieuwe Stadsschouwburg, 'n echte
kunsttempel!
Het publiek stroomt er uit. 't Was de avond
waarop, volgens reglement ns per week, een
oorspronkelijk Hollandsen stuk moet worden opge
voerd, om de menschen te leeren, dat er ook nog
vel Nederlanders zijn, die een goed stuk kun
nen schrijven. Zie! 't doet me genoegen, dat 't zoo
vol is geweest, want lees ik de aanplakbiljetten
op de hoeken van de Leidschestraat, dan merk ik
dat Prot nog altijd worstelt met 'n kreeft, de
Parkschouwburg oorspronkelijke opera's geeft, zelfs
met finantiëel succes; Tivoli geen stukken meer
kan vinden schuiner dan Parfum of Dokter Joopie
en ook geen Theunisse meer, en daarom akelig
braaf is geworden, terwijl de schouwburg de
Vereeniging schittert in den glans van haar nieuwheid,
van Lier in de Amstelstraat Franschen, Duitschen,
Engelschen en Oostenrijkers herbergt en in de
Plantage zijn oude garde laat optreden. De «Salon
des Variétés" is een Revue Théatre geworden en
in den //Artis-Schouwburg" geven ze vrij entree
omdat ze anders te veel dividend aan de aandeel
houders moeten uitkeeren.
Laat nu iemand eens beweren dat Amsterdam
geen vroolijke stad is.
Met den grooten stroom mee ga ik deLeidsche
straat over, de Kalverstraat in.
't Is nog dezelfde nauwe, maar gezellige straat,
druk op alle uren van den dag en van den
nacht. Overal electrisch verlicht, 't mag ook wel
na de vervroegde winkelsluitingen en nadat bleek
dat 't gas en de proeesjes toch ook wel wat al
te veel tonnetjes kostten. Ik ga er door heen- en
weer flaneerend, uitwijkend, pardonvragend en op
mijn beurt pardonneerend, tot aan den Dam.
Wat komt bij 't nieuwe licht 't paleis nu prachtig
uit. 't Is de oude Dam niet meer. Wat 'n ruimte!
Geen wonder, 't leelijk, vervallen Commandantshuis
is geslecht en de Beurs, hèja ! Waar is de
Beurs ?
Nu 't Damrak op. Ik had hem zoo dikwijls afge
beeld gezien, dien boulevard met perken, fonteinen,
beloften voor de toekomt, niet meer bedorven door
een leelijke houten loods.
De manie om op ieder vrij plekje 'n loods neer
te zetten schijnt gelukkig voorbij te zijn. Op
't Damrak is een gebouw verrezen, grootsch, ern
stig, imponeerend, 't paleis van Mercurius, de
nieuwe Beurs, met bekwamen spoed daar gebouwd,
door een Nederlandsch bouwmeester. Vreugde over
meestert me. Jaren lang had ik mijn beursbelasting
betaald, eerst zonder morren, toen pruttelend,
eindelijk zwijgend, lijdelijk, zooals elk goed geaard
Amsterdammer zijn belasting behoort te betalen.
Ieder jaar zag ik naar de beurs uit, maar vond
nooit iets anders dan het kluitje waarmee de
beurslui in 't riet werden gestuurd.
't Is laat geworden, 'k ga naar den Dam terug.
Vroolijk, dol in mijn humeur, neurie ik 'n liedje,
ik geloof 't populaire: diender! diender!"
Niet zingen of je gaat mee naar 't beroo!
Niet zingen, waarom niet agent?
De burgemeester kan er niet tegen, ZEdachtb.
bewijs je tenminste dat je geen soziaal bent.
Fiat, dan maar niet zingen!
't Is je geraaie ook!
De laatste tram kan ik nog net pakken.
Conducteur: Paleis voor Volksvlijt!
Paleis? De man kijkt me verwonderd
aan, maar knikt en geeft me: Sarphatistraat.
Als we de Utrechtsche straat zullen inrijden,
wordt de train bestormd door de bez ekers van
de Variétés, vtn hen hoor ik meteen dat ue groote
trom gelukkig m zijn voorganger is gestopt.
.- De hal!
Ik was in druk gesprek. - Alsjeblieft mijnheer
uitstappen!
Neen, ik inoet aan 't paleis wezen.
Bestaat niet meer, is uu de hal!
Uitgestapt en jawel, daar heb je 't Paleis, maar
ik zoek te vergeefs naar de gewone aanplakbilletten.
Ja toch daar is er een, maar 't meldt: Groote
verkoop Amerikaausch spek, pluimgedierte,
vleesoh in bussen, wild, visch, gerookte hammen....
Arme stichting van Sarphati. Je hebt jarenlang
een kommervol bestaan geleden. Je hebt de
mensch naar den geest willen voeden en ze heb
ben een arsenaal voor hun maag van je gemaakt.
Ik had nooit veel gevoeld voor die ledige, holle
zaal, zwaar trof me die slag dus niet.
Vermoeid van de wandeling en den rit wil 'n
glas bier gaan drinken en zie uit naar een caf
op de Utrechtsohe straat. Alles dicht!
doorgeloopen naar Mille Colonnes. Ook dicht? 't Is even
twaalf uur. Wat is dat nu?
Er gaat 'n soort heer voorbij. Mijnheer, zeg ik
beleefd, weet u hier in de buurt ook een cafédat
nog niet gesloten is ?
Neen! maar in de Nes kun je terecht, alle
maal sociëteiten, met een portier aan de deur:
Sociëteit heeren! gewone consumptieprijs; hier kan
je blijven, zoolang je wilt.
Pardon, en vroeger moest om half twee,
O ja, maar toen waren er nog uiet zooveel
sociëteiten.
? O, dank u.
Veel begreep ik er niet van. De Nes lokte mij
niet bijzonder aan, maar je zou er toch toe komen,
zoo doodsch eu uitgestorven was 't overal, 't leek
wel Rotterdam bij avond
Op het Sophiaplein staat eeu agent op post.
Beleefd vraag ik hem eenige inlichtingen en even
beleefd antwoord hij : vraiskuus, meneer, maar op
mijn post mag ik uiet te lang praten, wanneer
u inlichtingen wil, dan moet u maar gaan de
Spinliuissteeg, de hoofdcommissaris is de voorko
mendheid in eigen persoon, voor 't publiek.
Ik had wel eens andere noteii hooreu kraken
en dacht dat de man me voor den gek hield, maar
uit zijn zielvol diendersoog sprak de heiligste
erust,
Ik dankte hem eu wou hem 'n kwartje geven.
Vraiskuus ! meneer, maar fooien mogen we
niet aannemen met de rechterhand zoo iets
bromde hij zeker, want in zijn linker verdween 't.
Ik verder, naar de Spmhuissteeg. Voor me uit
gaan twee lui, armoedig gekleed, ze 'loopen niet
hard, want ze zijn krom van de rheumatiek. Ik kan
hen dus maklijk bijhouden en hun gesprek af
luisteren.
't Kornt van de tocht, allemaal van de tocht,
op 't Waterloopleiu, wat ik je brom, Kees !
Ja Hein, dan was 't vroeger wat anders op
onze Nieuwmarkt, daar had je nog 'n broodje
en nou . ..
Ja Kees, ik en jij en al onze lui mogen
honger en rheumatiek hebben dat 's minder, de
Nieuwmarkt is er maar mooi op geworden, de
tram rijdt er over en de heele Gemeenteraad viudt
dat we daar erg blij om mogen wezen. Zie je, dat
is 't voornaamste, waarom zonden we dan klagen ?
Ik loop een eindje met die luidjcs op, laat ze
'n sigaar opsteken en hoor dan//dat ze vroeger naar
de soziale-kant waren, maar dat zij in den laatsten
tijd heelemaal zijn omgedraaid, want och, mijnheer,
zoodra je ziet dat er zoo vaderlijk voor de burgerij
wordt gezorgd, al snap je 't niet altijd wat
zou je dan te klagen hebben?"
Vergaderingen, zooals vroeger zijn er niet
meer.
En dan de kiesvereenigingen: Burgerplicht,
Amsterdam, Algemeen Kies- en Stemrecht?
Bestaan allemaal niet meer meneer, er is nu
maar een algemeene kiesvereeniging: Nederland
en Oranje en mijnheer Gerritsen president.
Ja mijnheer en met al die leelijke blaadjes is
't ook uit. //De Oproerkraaier" heet nu //de
Vredebode", Domela is hoofdredacteur. Alleen het leger
des heil s is sociaal want 't verkoopt nog maar
altijd zijn : Oorlogskreet! 'n Schandaal mijnheer,
'u schandaal!
Ik was te ver uit den koers geraakt roep mijn
nieuwe vrienden een hartelijk afscheid toe en
overgelukkig dat alle politieke kwesties zoo bevre
digend zijn opgelost, ga ik naar de Spinhuissteeg.
Ik behoef daar niet eerst alle mogelijke formali
teiten te doorloopen, alsof ik bij den minister op
audiëntie ga, maar word dadelijk bij den hoofd
commissaris toegelaten.
Ik tik aan en mag binnen komen.
-- Wat is er van uw dienst mijnheer?
? Neem me niet kwalijk mijnheer de hoofd
commissaris, wanneer ik u 'n oogenblik in uw ge
wichtige bezigheden stoor, maar....
O volstrekt niet, mijnheer, wij zijn voor
't publiek en 't publiek niet voor ons.
- Nobel, mijnheer, nobel!
Politie is altijd nobel, mijnheer!
Ah zoo mijnheer! Zou u dan wel zoo vrien
delijk willen zijn, om mij te zeggen, waarom de
café's al om twaalf uur zijn gesloten ?
Dat wil de burgemeester zoo, mijnheer.
Ah! Toch wel wat lastig voor een stad die
de pretentie heeft een wereldstad te willen worden.
Ik vind 't uitmuntend mijnheer, alles wat de
burgemeester doet vind ik uitmuntend. Op goeden
voet blijven met de overheid, kan nooit kwaad,
mijnheer, daar weet ik van mee te praten. Eer^t
was 't n uur sluiten, toen twaalf, daarna elf
uur en naderhand gaan ze heelemaal dicht...
wanneer de burgemeester er dan nog is.
Zou u dan denken dat ZEd.achtb. al den
langsten tijd ?
Ja mijnheer, wat zal ik je zeggen, wanneer
mijnheer Heineken en Nolting, Treub en Muller,
Heemskerk en nog meer heeren zoo stout worden
in den Raad, zou 't wel eens kunnen gebeuren,
dat de burgemeester met zijn ontslag dreigde, net
als in Rotterdam.
Ai! ... Eu de belastingen mijnheer ? hoe is
't met de belastingen?
Uitmuntend... Iedereen is tevreden, vooral
de commissie voor de reclames; niet toegeven is
hun leuze en nu men dat weet reclameert nie
mand meer; iedereen is nu tevreden en die 'n
oeetje geld heeft, trekt er tusschen uit en gaat
bui en wonen; vrijheid blijheid nietwaar?
En de faillissementen ?
-?Komen hier niet meer voor. De arme winke
liers zijn zoo totaal op, dat 't de moeite niet
meer waard is.
De stad wordt nog maar altijd uitgebreid
niet waar ?
Fameus mijnheer, fameus ; de huizen worden,
wanneer ze nog niet half klaar zijn, al met een
tweede hypotheek belast, stevig liè? 't Eenigste
waar we nu mee zitten is namen voor de straten
te vinden. De helden en geleerden zijn op.
En de nauwe grachten ?
Zijn allemaal gedempt, vanwege den stank,
alleen de hoofdgrachten hebben we gelaten zooals
ze waren. ??Voor de waterverversching is goed
gezorgd. Alleen de Singel bleef zooals ze was.
Waarom ?
Hoefde niet, daar woont Boldoot.
En de fiuantiëu. Vroeger waren die een
nare, akelige rommel en nu....
Niet meer, we hebbeu er wat op gevonden.
Bezuiniging dus eindelijk ?
? Integendeel, daar komt de meerderheid van
den Raad niet in. Alleen van de armenzorg zijn
we af, die gaat nu het, leger des heils aan.
We slaan de burgerlui, stelselmatig, ieder jaar twee
klassen hooger aan in de inkomsten.
En wanneer de burgerij er dan eens tegen
op komt?
Och, dan doen we 'n bagatelletje van de
opcenten er af en de luitjes zijn dubbel en dwars
tevreden.
Maar wanneer dan eindelijk de belasting
alles eu de burgerij niets meer heeft?
O, tegen dien tijd zijn er \vet"r andere lui
in den Raad, die 't varken moeten wasschen, daar
trekken de heeren zich op 't oogenblik niets hoe
genaamd van aan.
Nog iets waarin U en ik beide zeer veel belang
stellen, mijnheer de hoofdcommissaris? Zijn er ook
hervormingen bij de politie?
Ja, niijuliccr, we hebben een extra keurkorps
gekregen, maar dat wordt ook fatsoenlijk bezoldigd
we kunnen nu kieskeurig zijn met ons personeel.
De commissaris zuchtte, o"ze post is zwaar.
A'.le dagen excrceereu met de bereden lui!
??Hebben we dan? ....
Bereden politie ja natuurlijk, een heel
regiment ....
Uit was er vroeger alleen bij hoogc feeste
lijkheden, nietwaar?
Hum ! een paar mannetjes maar bij wijze
van monster ? .. .
~ En hoe is 't nu met de draiikwet.
O ! daar lichten we nog altijd de hand mee.
Hoezoo? Wie drouken op straat loopt moet
toch worden opgepikt?
Maar de persoonlijke vrijheid dan, mijnheer?
Dat, 's waar, daar dacht ik niet aan.
Er werd aan de deur getikt, in militaire hou
ding stond daar een brigadier.
Wat is er brigadier?
wee arrestanten mijnher.
Socialen ?
Neen mijnheer, leden van
zeudin
De
docht: da's n' gekke historie, wat zal Hovy daar
middernacht.?6, ze molesteerden 't publiek.
commissaris zette een gezicht, alsof hij
van zeggen P! Ik begreep dat er tusschen de
beide ambtenaars een hartig woordje zou worden
gewisseld, dankte daarom den commissaris voor
zijn welwillendheid en ging heen.
Buiten gekomen gevoelde ik me net als iemand
die die wat veel bisschop had gedronken .
't Was daar binnen zeker drukkend warm ge
weest. Foei! ik draai, ik soes, ik kan me met
op de been houden. Wat scheelt me toch? Ik
weet waarachtig den weg niet meer naar huis. ?
Ah, daar komt iemand aan ? Is dat nu een man
of een vrouw?
Hum! 't heeft toch meer van een vrouw?
Ik spreek 't wezen aan: ??mevrouw, zou u zoo goed
willen wezen om ?
Wat mevrouw ? ben geen mevrouw.
Wat is u dan?
Ik ben de vrouw" 'tprodukt van de Vrije
Vrouwenvereeniging, de amazone fin-de-siëcle,
zou jij denken, man-worm, dat wij in de wereld
waren om jelui kousen te stoppen, om voor jullie
kinderen te zorgen, of om jullie den weg te wijzen ?
Ik zal je anders leeren.
Hierheen zusteren hierheen!
In een oogenblik ben ik omringd door een troep
amazonen, a la Dahomey, met iets meer aan, dan
de tropische uniform. Vernietig dat ellendig
wezen, dat zich man noemt! klinkt me schel in de
ooren.
Ik sidder, zie op eu de loopen van revolvers zijn
op mij gericht.
Halt! roep ik, ik ben celibatair.
Des te eerder moet je vernietigd worden.
Vaardig ! aan! vuur!
Rikketikketik, tik, tik, gaan de kogels op mijn
hoed; ik ben in eens dood ! morsdood ! Tik, tik,
tik, ik hoor nog kogels.
Neen! Ik word wakker, 't is de knokelige
vinger van Kaatje die nog maar altijd op de deur
tikt Kaatje ia goddank anti-vrije
vrouwenvereeniginggezind, als ia ze ook nooit getrouwd ge
weest.
Binnen !
Daar staat ze in de deur, in al haar karak
teristieke leelijkheid, //menheer" glimlachend veel
heil en zegen in 't nieuwe jaar wenschend.
Ik brom 'n vloek tusschen de tanden 'n mooi
begin voor 't jaar '93 maar ik zie dat 2ij een
warme kruik voor me in haar perkamenten arm heeft.
Ik ben koud geworden en ruil dus haar
heilwensch in voor contanten, ontruk haar de kruik,
kruip gauw onder de wol, en droom dan verder
van gezonde Amsterdamsche toestanden en illusiën.
C. A. J. Koos.
""" iiiiiiiniiiiiiiiiiniiii ui miimiiiiiiiniiuiMiiil
o,n
iiiiiiiiiliiMiiHiiiiiiiimijnmiiiiniiiinmiiHiiiiititiiltimiiiiiniiimiiiiHMiiM
De voorstellingen der Hel.
Onlangs had de Nineteenth Century mi inte
ressant artikel van den heer James Mew over
de voorstellingen, in den loop der tijden door
Christelijke dichters en schrijvers van de Hel
gegeven. Gelijk men weet, is het in Engeland niet
fatsoenlek, het woord Hel" te noemen, behalve
iu den Bijbel en in Milton" ; een bisschop in
Popo's tijd dreef deze welopgevoedheid zoover,
dat hij zelfs in zijn preeken de plaatsbenaming
omschreef. In The Guardian van 31 Maart 1713
wordt verteld hoo deze geestelijke, te Whitehall
preekend, zy'ne hoorders waarschuwde, dat als
i:\j niet hun leven beterden, zij zeker naar eene
plaats zouden gaan, welke hij het niet behoor
lijk achtte tegenover zulk een hoffelijk gezel
schap te noemen."
Andere predikers en dichters hebben er anders
over gedacht, en al hun verbeeldingskracht in
het werk gesteld om de schildering zoo levendig
en treffend mogelijk te maken.
De kerkvaders en oude kerkelijke schrijvers,
vooral St. Hieronymus en Tertullianus, beiden
om hun levendigen stijl bekend, lieten niet na,
liet hellevuur als eene vreeselijke werkelijkheid
te teekenen; als bestanddeelen worden opgegeven
zwavel en vloeiend pek: De zwavel stinkt; ook
dit wordt steeds als kenmerk opgegeven. Wan
neer de vraag komt: Hoe kunnen onlicha
melijke geesten verbrand worden? is het ant
woord gereed: Door onlichamelijk vuur. Hoe kun
nen stoffelijke lichamen eeuwig en telkens weer
verbrand worden V antwoord: »op dezelfde wijze als
asbest en de salamander," of »door een zeker
bederfwerend vermogen" of ook doordien idoor
hoogere macht in het vuur een zekere kracht.
gelegd wordt, die brandt maar niet verteert."
Caesarius, een Cistercienser van Heisterbach.
zegt dat in een stad genaamd Euthenich, bij
iJoun, oen zekere W al ter, toen hij /.iek was.
Satan zag, met een gezicht gelijk een aap eu
.u'eitenhoonis. Walter vroeg hem waar liet lot van
zijn vroeguren meester, gvaaf Willeui van Gulik.
Ue kout", antwoordde do demon, de streek
tusschen Wolkenburg en Drachenfels. Ik vertel
u op mijn woord, dat indien de streek en die
bergen beiden van ijzer gemaakt waren, en op
die plaats gezet werden waar de ziel van uw
meester /i<:h thans bevindt, zij zouden gesmolten
zijn ante/juam supercilium superius inferionjungi
pofset -?- in een oogwenk."
De kleur van hellevuur is volgens velen akelig
groen, geen licht maar eer zichtbare duisternis.
Er is koude in de hel, maar geen water. Het
is niet onwaarschijnlijk dat er werkelijk wormen
in zijn, als slangen, onvergankelijk, en zoo groot
als riethalmen langs het water. Pater Bridaine's
plastische welsprekendheid vond ook hier een
treffend beeld, werkelijk dichterlijk. Hij stelde
zich een gefolterde voor, die zich in doodsangst
opricht, en vraagt »hoe laat" het is. Maar een doffe
stem uit de duisternis antwoordt: «eeuwigheid!'
Men kent de indeeling van Dante's hel; een
geheele organisatie.
In den ingang reeds, aan de poort met het be
roemde opschrift, z\jn geplaatst de lauwen, onver
schilliger! voor geestelijke zaken, die op aarde aan
religieus goed en kwaad niet hechtten, maar thans de
lucht met zuchten en klaagtonen vervullen, een
lucht met dichte duisternis bedekt en waar geen licht