De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 1 januari pagina 10

1 januari 1893 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

HEIT S JE S De oudejaarsavond Tan een Amsterdamsen celibatair. T ' ' 't Ia de laatste avond, 't zijn de laatste uren f «a "t jaar. Er ligt altijd iets eigenaardigs plechtigs in een oudejaarsavond, maar ben je, zooals ik, celibatair, ooh, dan mist hij machtig veel van zijn poëtische bekoorlijkheid Zoo zit ik alleen op mijn bovenkamer, in mijn fauteuil, bij de snorrende kachel, een sigaar tus schen de lippen, een krant in de hand, zooals alle avonden, om denzelfden tijd, heel gewoon, net alsof het geen oudejaar is. Mijn hospita, een doodgoede vrouw, inviteerde me om den avond beneden te komen doorbrengen, maar 't mensch heeft een groot gebrek, ze heeft kinderen en wel, kleine kinderen, die dan bij zoo'n onheld moeten opblijven, akelig veel appel eten en bij den laatsten slag van twaalven enlijk worden. Daarom heb ik er mij van röpmaakt. Toch voel ik me eenzaam, al ziet mijn kftmer er ook vrij gezellig uit. Het schieten, b«t loopen van de kerkgangera, alles herinnert me NUk 't oudejaar, maar wat duivel! Wat kan 't * schelen, oud of nieuw, 92 93 of 94! Morgen trtjee verzenden, vervelende boel. Wat hebben t menschen er toch in Godsnaam aan om 't elkaar eersten dag van 't jaar al zoo lastig te maken ? heb erg 't land, neem 'n boek en wil lezen, 't interesseert me niet, mijn sigaar smaakt me niet, ik ?wüwat uitvoeren en weet niet wat ik ver veel me! Slof! slof! tik! tik! Binnen! Meneer, complement van de juffrouw eu of, omdat meneer niet beneden kan komen, de juffrouw meneer niet affronteert met 'n keteltje bisschop ? Dank je Kaatje, en zal je de juffrouw ook vel bedanken, Kaatje Zonder mankeeren meneer! Toch 'n aardige attentie, 't is niet om de bis schop, maar waarachtig ze ruikt toch goed!... je moet ze niet koud. laten worden ... Even proe ven ... Lekker . .. déli j Die bisschop werkt uitstekend op mijn humeur. Ik begin 't wel wat warm te krijgen, maar ik voel me langzamerhand zoo recht lekker worden, zoo opgewekt, zoo Jantje zonder zorg! De krant leg ik op zij, ga lui achterover in mijn stoel zitten, de sigaar los tusschen de lippen en laat mijn gedachten rondhuppelen waar ze willen. Onwillekeurig kijk je op oudejaarsavond meer naar de klok dan gewoonlijk. 't Wordt negen, tien uur, half elf, kwart voor ik begin te soezen; de geuren van de bisschop en de sigaar zweven door de kamer, gaan door mijn neus, klimTBM, ja, ik geloof haast, tot in mijn hersens. Ik zie nog hoe de wijzers van de pendule even vóór elven staan en instinktmatig wacht ik de eerste tik af mis, ik hoor ze niet meer, mijn oogleden vallen toe, ik dommel in ; 't is de zachte, geruste dommeling van eeu zorgeloos celibatair. Had ik dien avond wat ernstig de gemeente raad» verslagen gelezen, was 't de bekende dreun van de klok van den ouden Westertoren, die me door 't hoofd maalde? ik weet 't niet, maar ik droomde den droom van een volbloed Amster dammer: Ik wandelde in de P. C. Nu is de P. C. nooit een charme van me geweest, vooral niet zomers, wanneer de zon brandt, en de eindelooze straat in vervelende eentonigheid voor je ligt. 't Was avond en 't was er druk. Vol menschen! Vreugde en opgetogenheid sprak uit ieders gelaat. Ik kon haast niet tegen den stroom op. Halverwege de straat hield de menschenmassa op en slingerde zich, als een breed lint, om eene prachtige villa; daar waar eens een leelijke schutting het sportterrein afsloot en van Houten's, Blooker's en andere cacaoën hun geur vermengden met die der worst van van Buuren en Doering's zeep met de uil. Voor me zie ik, helder verlicht: 't Concertge bouw. Daar was zeker iets buitengewoons? Een of ander buitenlandsche ster? Mis, mijnheer! 't was een gewoon concert, door 't uitmuntende orkest van Kes gegeven. En al die menschen dan? Ja mijnheer na het verbieden van al die wal gelijke draaiorgelmuziek in onze stad, is de kunstsniaak van het Amsterdamsen publiek zoo vooruit gegaan, dat het zelfs Hollaudsche kunst weet te waardeeren, en daardoor staan nu de aandeeleu 87 «n zullen weldra 100 worden. Neêrland's beste orkest behoeft niet meer om zijn bestaan te bedelen. Ik sta verbaasd, zie 't gebouw aan, maar de lichten worden er uitgedraaid en de ar tistieke voorgevel teekent zich scherp af, tegen den helderen, met sterren bezaaiden hemel. Ik keer mij om en ga rechts-af. Vóór mij ligt het Rijksmuseum, alles is veranderd. Villa's en mooie gebouwen zijn verrezen op het hobbelig grasveld, waar de sportlui hun paarden en elkaïir afbeulden, waar inonstermeetings werden gehouden, duizende kinderkeeltjes, Oranje boven! jubelden en 's middags de schutterij dood onschuldig soldaatje speelde. Ik wandel de P. C. terug, ze is weer doodsch als vroeger; 'k ga de Stadhouderskade langs, het voormalig Leidschebosch door, tot op het Leidscheplein. Opnieuw inoet ik tegen den stroom op. Voor me zie ik de nieuwe Stadsschouwburg, 'n echte kunsttempel! Het publiek stroomt er uit. 't Was de avond waarop, volgens reglement ns per week, een oorspronkelijk Hollandsen stuk moet worden opge voerd, om de menschen te leeren, dat er ook nog vel Nederlanders zijn, die een goed stuk kun nen schrijven. Zie! 't doet me genoegen, dat 't zoo vol is geweest, want lees ik de aanplakbiljetten op de hoeken van de Leidschestraat, dan merk ik dat Prot nog altijd worstelt met 'n kreeft, de Parkschouwburg oorspronkelijke opera's geeft, zelfs met finantiëel succes; Tivoli geen stukken meer kan vinden schuiner dan Parfum of Dokter Joopie en ook geen Theunisse meer, en daarom akelig braaf is geworden, terwijl de schouwburg de Vereeniging schittert in den glans van haar nieuwheid, van Lier in de Amstelstraat Franschen, Duitschen, Engelschen en Oostenrijkers herbergt en in de Plantage zijn oude garde laat optreden. De «Salon des Variétés" is een Revue Théatre geworden en in den //Artis-Schouwburg" geven ze vrij entree omdat ze anders te veel dividend aan de aandeel houders moeten uitkeeren. Laat nu iemand eens beweren dat Amsterdam geen vroolijke stad is. Met den grooten stroom mee ga ik deLeidsche straat over, de Kalverstraat in. 't Is nog dezelfde nauwe, maar gezellige straat, druk op alle uren van den dag en van den nacht. Overal electrisch verlicht, 't mag ook wel na de vervroegde winkelsluitingen en nadat bleek dat 't gas en de proeesjes toch ook wel wat al te veel tonnetjes kostten. Ik ga er door heen- en weer flaneerend, uitwijkend, pardonvragend en op mijn beurt pardonneerend, tot aan den Dam. Wat komt bij 't nieuwe licht 't paleis nu prachtig uit. 't Is de oude Dam niet meer. Wat 'n ruimte! Geen wonder, 't leelijk, vervallen Commandantshuis is geslecht en de Beurs, hèja ! Waar is de Beurs ? Nu 't Damrak op. Ik had hem zoo dikwijls afge beeld gezien, dien boulevard met perken, fonteinen, beloften voor de toekomt, niet meer bedorven door een leelijke houten loods. De manie om op ieder vrij plekje 'n loods neer te zetten schijnt gelukkig voorbij te zijn. Op 't Damrak is een gebouw verrezen, grootsch, ern stig, imponeerend, 't paleis van Mercurius, de nieuwe Beurs, met bekwamen spoed daar gebouwd, door een Nederlandsch bouwmeester. Vreugde over meestert me. Jaren lang had ik mijn beursbelasting betaald, eerst zonder morren, toen pruttelend, eindelijk zwijgend, lijdelijk, zooals elk goed geaard Amsterdammer zijn belasting behoort te betalen. Ieder jaar zag ik naar de beurs uit, maar vond nooit iets anders dan het kluitje waarmee de beurslui in 't riet werden gestuurd. 't Is laat geworden, 'k ga naar den Dam terug. Vroolijk, dol in mijn humeur, neurie ik 'n liedje, ik geloof 't populaire: diender! diender!" Niet zingen of je gaat mee naar 't beroo! Niet zingen, waarom niet agent? De burgemeester kan er niet tegen, ZEdachtb. bewijs je tenminste dat je geen soziaal bent. Fiat, dan maar niet zingen! 't Is je geraaie ook! De laatste tram kan ik nog net pakken. Conducteur: Paleis voor Volksvlijt! Paleis? De man kijkt me verwonderd aan, maar knikt en geeft me: Sarphatistraat. Als we de Utrechtsche straat zullen inrijden, wordt de train bestormd door de bez ekers van de Variétés, vtn hen hoor ik meteen dat ue groote trom gelukkig m zijn voorganger is gestopt. .- De hal! Ik was in druk gesprek. - Alsjeblieft mijnheer uitstappen! Neen, ik inoet aan 't paleis wezen. Bestaat niet meer, is uu de hal! Uitgestapt en jawel, daar heb je 't Paleis, maar ik zoek te vergeefs naar de gewone aanplakbilletten. Ja toch daar is er een, maar 't meldt: Groote verkoop Amerikaausch spek, pluimgedierte, vleesoh in bussen, wild, visch, gerookte hammen.... Arme stichting van Sarphati. Je hebt jarenlang een kommervol bestaan geleden. Je hebt de mensch naar den geest willen voeden en ze heb ben een arsenaal voor hun maag van je gemaakt. Ik had nooit veel gevoeld voor die ledige, holle zaal, zwaar trof me die slag dus niet. Vermoeid van de wandeling en den rit wil 'n glas bier gaan drinken en zie uit naar een caf op de Utrechtsohe straat. Alles dicht! doorgeloopen naar Mille Colonnes. Ook dicht? 't Is even twaalf uur. Wat is dat nu? Er gaat 'n soort heer voorbij. Mijnheer, zeg ik beleefd, weet u hier in de buurt ook een cafédat nog niet gesloten is ? Neen! maar in de Nes kun je terecht, alle maal sociëteiten, met een portier aan de deur: Sociëteit heeren! gewone consumptieprijs; hier kan je blijven, zoolang je wilt. Pardon, en vroeger moest om half twee, O ja, maar toen waren er nog uiet zooveel sociëteiten. ? O, dank u. Veel begreep ik er niet van. De Nes lokte mij niet bijzonder aan, maar je zou er toch toe komen, zoo doodsch eu uitgestorven was 't overal, 't leek wel Rotterdam bij avond Op het Sophiaplein staat eeu agent op post. Beleefd vraag ik hem eenige inlichtingen en even beleefd antwoord hij : vraiskuus, meneer, maar op mijn post mag ik uiet te lang praten, wanneer u inlichtingen wil, dan moet u maar gaan de Spinliuissteeg, de hoofdcommissaris is de voorko mendheid in eigen persoon, voor 't publiek. Ik had wel eens andere noteii hooreu kraken en dacht dat de man me voor den gek hield, maar uit zijn zielvol diendersoog sprak de heiligste erust, Ik dankte hem eu wou hem 'n kwartje geven. Vraiskuus ! meneer, maar fooien mogen we niet aannemen met de rechterhand zoo iets bromde hij zeker, want in zijn linker verdween 't. Ik verder, naar de Spmhuissteeg. Voor me uit gaan twee lui, armoedig gekleed, ze 'loopen niet hard, want ze zijn krom van de rheumatiek. Ik kan hen dus maklijk bijhouden en hun gesprek af luisteren. 't Kornt van de tocht, allemaal van de tocht, op 't Waterloopleiu, wat ik je brom, Kees ! Ja Hein, dan was 't vroeger wat anders op onze Nieuwmarkt, daar had je nog 'n broodje en nou . .. Ja Kees, ik en jij en al onze lui mogen honger en rheumatiek hebben dat 's minder, de Nieuwmarkt is er maar mooi op geworden, de tram rijdt er over en de heele Gemeenteraad viudt dat we daar erg blij om mogen wezen. Zie je, dat is 't voornaamste, waarom zonden we dan klagen ? Ik loop een eindje met die luidjcs op, laat ze 'n sigaar opsteken en hoor dan//dat ze vroeger naar de soziale-kant waren, maar dat zij in den laatsten tijd heelemaal zijn omgedraaid, want och, mijnheer, zoodra je ziet dat er zoo vaderlijk voor de burgerij wordt gezorgd, al snap je 't niet altijd wat zou je dan te klagen hebben?" Vergaderingen, zooals vroeger zijn er niet meer. En dan de kiesvereenigingen: Burgerplicht, Amsterdam, Algemeen Kies- en Stemrecht? Bestaan allemaal niet meer meneer, er is nu maar een algemeene kiesvereeniging: Nederland en Oranje en mijnheer Gerritsen president. Ja mijnheer en met al die leelijke blaadjes is 't ook uit. //De Oproerkraaier" heet nu //de Vredebode", Domela is hoofdredacteur. Alleen het leger des heil s is sociaal want 't verkoopt nog maar altijd zijn : Oorlogskreet! 'n Schandaal mijnheer, 'u schandaal! Ik was te ver uit den koers geraakt roep mijn nieuwe vrienden een hartelijk afscheid toe en overgelukkig dat alle politieke kwesties zoo bevre digend zijn opgelost, ga ik naar de Spinhuissteeg. Ik behoef daar niet eerst alle mogelijke formali teiten te doorloopen, alsof ik bij den minister op audiëntie ga, maar word dadelijk bij den hoofd commissaris toegelaten. Ik tik aan en mag binnen komen. -- Wat is er van uw dienst mijnheer? ? Neem me niet kwalijk mijnheer de hoofd commissaris, wanneer ik u 'n oogenblik in uw ge wichtige bezigheden stoor, maar.... O volstrekt niet, mijnheer, wij zijn voor 't publiek en 't publiek niet voor ons. - Nobel, mijnheer, nobel! Politie is altijd nobel, mijnheer! Ah zoo mijnheer! Zou u dan wel zoo vrien delijk willen zijn, om mij te zeggen, waarom de café's al om twaalf uur zijn gesloten ? Dat wil de burgemeester zoo, mijnheer. Ah! Toch wel wat lastig voor een stad die de pretentie heeft een wereldstad te willen worden. Ik vind 't uitmuntend mijnheer, alles wat de burgemeester doet vind ik uitmuntend. Op goeden voet blijven met de overheid, kan nooit kwaad, mijnheer, daar weet ik van mee te praten. Eer^t was 't n uur sluiten, toen twaalf, daarna elf uur en naderhand gaan ze heelemaal dicht... wanneer de burgemeester er dan nog is. Zou u dan denken dat ZEd.achtb. al den langsten tijd ? Ja mijnheer, wat zal ik je zeggen, wanneer mijnheer Heineken en Nolting, Treub en Muller, Heemskerk en nog meer heeren zoo stout worden in den Raad, zou 't wel eens kunnen gebeuren, dat de burgemeester met zijn ontslag dreigde, net als in Rotterdam. Ai! ... Eu de belastingen mijnheer ? hoe is 't met de belastingen? Uitmuntend... Iedereen is tevreden, vooral de commissie voor de reclames; niet toegeven is hun leuze en nu men dat weet reclameert nie mand meer; iedereen is nu tevreden en die 'n oeetje geld heeft, trekt er tusschen uit en gaat bui en wonen; vrijheid blijheid nietwaar? En de faillissementen ? -?Komen hier niet meer voor. De arme winke liers zijn zoo totaal op, dat 't de moeite niet meer waard is. De stad wordt nog maar altijd uitgebreid niet waar ? Fameus mijnheer, fameus ; de huizen worden, wanneer ze nog niet half klaar zijn, al met een tweede hypotheek belast, stevig liè? 't Eenigste waar we nu mee zitten is namen voor de straten te vinden. De helden en geleerden zijn op. En de nauwe grachten ? Zijn allemaal gedempt, vanwege den stank, alleen de hoofdgrachten hebben we gelaten zooals ze waren. ??Voor de waterverversching is goed gezorgd. Alleen de Singel bleef zooals ze was. Waarom ? Hoefde niet, daar woont Boldoot. En de fiuantiëu. Vroeger waren die een nare, akelige rommel en nu.... Niet meer, we hebbeu er wat op gevonden. Bezuiniging dus eindelijk ? ? Integendeel, daar komt de meerderheid van den Raad niet in. Alleen van de armenzorg zijn we af, die gaat nu het, leger des heils aan. We slaan de burgerlui, stelselmatig, ieder jaar twee klassen hooger aan in de inkomsten. En wanneer de burgerij er dan eens tegen op komt? Och, dan doen we 'n bagatelletje van de opcenten er af en de luitjes zijn dubbel en dwars tevreden. Maar wanneer dan eindelijk de belasting alles eu de burgerij niets meer heeft? O, tegen dien tijd zijn er \vet"r andere lui in den Raad, die 't varken moeten wasschen, daar trekken de heeren zich op 't oogenblik niets hoe genaamd van aan. Nog iets waarin U en ik beide zeer veel belang stellen, mijnheer de hoofdcommissaris? Zijn er ook hervormingen bij de politie? Ja, niijuliccr, we hebben een extra keurkorps gekregen, maar dat wordt ook fatsoenlijk bezoldigd we kunnen nu kieskeurig zijn met ons personeel. De commissaris zuchtte, o"ze post is zwaar. A'.le dagen excrceereu met de bereden lui! ??Hebben we dan? .... Bereden politie ja natuurlijk, een heel regiment .... Uit was er vroeger alleen bij hoogc feeste lijkheden, nietwaar? Hum ! een paar mannetjes maar bij wijze van monster ? .. . ~ En hoe is 't nu met de draiikwet. O ! daar lichten we nog altijd de hand mee. Hoezoo? Wie drouken op straat loopt moet toch worden opgepikt? Maar de persoonlijke vrijheid dan, mijnheer? Dat, 's waar, daar dacht ik niet aan. Er werd aan de deur getikt, in militaire hou ding stond daar een brigadier. Wat is er brigadier? wee arrestanten mijnher. Socialen ? Neen mijnheer, leden van zeudin De docht: da's n' gekke historie, wat zal Hovy daar middernacht.?6, ze molesteerden 't publiek. commissaris zette een gezicht, alsof hij van zeggen P! Ik begreep dat er tusschen de beide ambtenaars een hartig woordje zou worden gewisseld, dankte daarom den commissaris voor zijn welwillendheid en ging heen. Buiten gekomen gevoelde ik me net als iemand die die wat veel bisschop had gedronken . 't Was daar binnen zeker drukkend warm ge weest. Foei! ik draai, ik soes, ik kan me met op de been houden. Wat scheelt me toch? Ik weet waarachtig den weg niet meer naar huis. ? Ah, daar komt iemand aan ? Is dat nu een man of een vrouw? Hum! 't heeft toch meer van een vrouw? Ik spreek 't wezen aan: ??mevrouw, zou u zoo goed willen wezen om ? Wat mevrouw ? ben geen mevrouw. Wat is u dan? Ik ben de vrouw" 'tprodukt van de Vrije Vrouwenvereeniging, de amazone fin-de-siëcle, zou jij denken, man-worm, dat wij in de wereld waren om jelui kousen te stoppen, om voor jullie kinderen te zorgen, of om jullie den weg te wijzen ? Ik zal je anders leeren. Hierheen zusteren hierheen! In een oogenblik ben ik omringd door een troep amazonen, a la Dahomey, met iets meer aan, dan de tropische uniform. Vernietig dat ellendig wezen, dat zich man noemt! klinkt me schel in de ooren. Ik sidder, zie op eu de loopen van revolvers zijn op mij gericht. Halt! roep ik, ik ben celibatair. Des te eerder moet je vernietigd worden. Vaardig ! aan! vuur! Rikketikketik, tik, tik, gaan de kogels op mijn hoed; ik ben in eens dood ! morsdood ! Tik, tik, tik, ik hoor nog kogels. Neen! Ik word wakker, 't is de knokelige vinger van Kaatje die nog maar altijd op de deur tikt Kaatje ia goddank anti-vrije vrouwenvereeniginggezind, als ia ze ook nooit getrouwd ge weest. Binnen ! Daar staat ze in de deur, in al haar karak teristieke leelijkheid, //menheer" glimlachend veel heil en zegen in 't nieuwe jaar wenschend. Ik brom 'n vloek tusschen de tanden 'n mooi begin voor 't jaar '93 maar ik zie dat 2ij een warme kruik voor me in haar perkamenten arm heeft. Ik ben koud geworden en ruil dus haar heilwensch in voor contanten, ontruk haar de kruik, kruip gauw onder de wol, en droom dan verder van gezonde Amsterdamsche toestanden en illusiën. C. A. J. Koos. """ iiiiiiiniiiiiiiiiiniiii ui miimiiiiiiiniiuiMiiil o,n iiiiiiiiiliiMiiHiiiiiiiimijnmiiiiniiiinmiiHiiiiititiiltimiiiiiniiimiiiiHMiiM De voorstellingen der Hel. Onlangs had de Nineteenth Century mi inte ressant artikel van den heer James Mew over de voorstellingen, in den loop der tijden door Christelijke dichters en schrijvers van de Hel gegeven. Gelijk men weet, is het in Engeland niet fatsoenlek, het woord Hel" te noemen, behalve iu den Bijbel en in Milton" ; een bisschop in Popo's tijd dreef deze welopgevoedheid zoover, dat hij zelfs in zijn preeken de plaatsbenaming omschreef. In The Guardian van 31 Maart 1713 wordt verteld hoo deze geestelijke, te Whitehall preekend, zy'ne hoorders waarschuwde, dat als i:\j niet hun leven beterden, zij zeker naar eene plaats zouden gaan, welke hij het niet behoor lijk achtte tegenover zulk een hoffelijk gezel schap te noemen." Andere predikers en dichters hebben er anders over gedacht, en al hun verbeeldingskracht in het werk gesteld om de schildering zoo levendig en treffend mogelijk te maken. De kerkvaders en oude kerkelijke schrijvers, vooral St. Hieronymus en Tertullianus, beiden om hun levendigen stijl bekend, lieten niet na, liet hellevuur als eene vreeselijke werkelijkheid te teekenen; als bestanddeelen worden opgegeven zwavel en vloeiend pek: De zwavel stinkt; ook dit wordt steeds als kenmerk opgegeven. Wan neer de vraag komt: Hoe kunnen onlicha melijke geesten verbrand worden? is het ant woord gereed: Door onlichamelijk vuur. Hoe kun nen stoffelijke lichamen eeuwig en telkens weer verbrand worden V antwoord: »op dezelfde wijze als asbest en de salamander," of »door een zeker bederfwerend vermogen" of ook doordien idoor hoogere macht in het vuur een zekere kracht. gelegd wordt, die brandt maar niet verteert." Caesarius, een Cistercienser van Heisterbach. zegt dat in een stad genaamd Euthenich, bij iJoun, oen zekere W al ter, toen hij /.iek was. Satan zag, met een gezicht gelijk een aap eu .u'eitenhoonis. Walter vroeg hem waar liet lot van zijn vroeguren meester, gvaaf Willeui van Gulik. Ue kout", antwoordde do demon, de streek tusschen Wolkenburg en Drachenfels. Ik vertel u op mijn woord, dat indien de streek en die bergen beiden van ijzer gemaakt waren, en op die plaats gezet werden waar de ziel van uw meester /i<:h thans bevindt, zij zouden gesmolten zijn ante/juam supercilium superius inferionjungi pofset -?- in een oogwenk." De kleur van hellevuur is volgens velen akelig groen, geen licht maar eer zichtbare duisternis. Er is koude in de hel, maar geen water. Het is niet onwaarschijnlijk dat er werkelijk wormen in zijn, als slangen, onvergankelijk, en zoo groot als riethalmen langs het water. Pater Bridaine's plastische welsprekendheid vond ook hier een treffend beeld, werkelijk dichterlijk. Hij stelde zich een gefolterde voor, die zich in doodsangst opricht, en vraagt »hoe laat" het is. Maar een doffe stem uit de duisternis antwoordt: «eeuwigheid!' Men kent de indeeling van Dante's hel; een geheele organisatie. In den ingang reeds, aan de poort met het be roemde opschrift, z\jn geplaatst de lauwen, onver schilliger! voor geestelijke zaken, die op aarde aan religieus goed en kwaad niet hechtten, maar thans de lucht met zuchten en klaagtonen vervullen, een lucht met dichte duisternis bedekt en waar geen licht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl