De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 8 januari pagina 3

8 januari 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

'ff «f». IV DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. rÜ^jjÉfc' moedige echter dit streven ook aan, door 'KJH«-weg 't» Wfjyen. Men verdrinjrt zich wel om ^ ««igerewen ie hooren dia semg blyken het aanf^\ Itoopep nauweJvks waard He zijn, dat men ook eens de proef kan nemen met een «Nedersoa" «kunstwerk", de voortreffelijke uitvoeringen van de !a koren tan de heeren De Lange en tamp heb' ik, meermalen geschreven, evenals ?het Jaeucheïijke feit dat onze naam in het toiienland meer en meer een goeden klank ver," fciirjgt. -ïk h«b toen oojt met genoegen vermeld, ; dat het "publiek in zeer groote getale naar die concerten stroomde. Wel waren er velen die vooraf " informeerden of het wel zeker was dat het liedje: Matonn nria cnrn met het refrein: don, don, don, op het programma stond; terwijl uit het applaus bleek dat men dit niet al te beduidende effectstukje het mooiste van alle nummers vond; doch de kleine schare die in staat is het schoone wel te waardeeren, profiteert ervan wanneer door talrijke opkomst zulke uitvoeringen dikwijls kunnen herh*ald worden, en daarom acht ik het zoo kwaad niet, dat ook de mode zich van deze schoone kunstuitingen^ heeft meester gemaakt. . Wümogen er jtrotsch op zijn, dat het zangOnderwijs in onze stad zulke vruchten heeft af~ jMWwrpen, dat men dergelijke koren gemakkelijk b$een, kan krijgen. Ik releveer hier tevens met ingenomenheid hoezeer de jongere zangeressen efe «tangere in onze stad met liefde voor zulke , 'IlÉnMaitiitgen bezield zijn en daaraan gaarne met b*rt en- zi«l medewerken. ', JM lezer ziet, ik geef eere wien eere toekomt! '. VjMj dit dikwijls lastiger is dan men' opper * ^akkig zou zeggen, hebben de ingezonden stukk«B naar aanleiding van de a capella-uitvoeringen ? alweer bewezen. ~ Etest was het de heer De Lange die voor het e«rst de werken van onze oude meesters had ten gehoore gebracht. Toen werd hem dit terrein betsrist en kreeg Jhr. van Riemsdijk die eer. Dit wekte de verontwaardiging van een ingezetene uit Leiden, opnieuw betoogde., dat wel degelijk de toer De Lange de eerste is geweest. N» kwam er eene stem uit Utrecht, die zeide: <3jj allen hebt het glad mis! Richard Hol komt die eer toe. Hij heeft de heerlijke meesterwerken van onzen Sweelinck, onzen Orlando Lasso enz. enz. voor het eerst ten gehoore gebracht. Hoe ir het mogelijk dat men zoo iets beweren kan, schrgft nu weer een ander. Het is Frans Coenen, want hij en niemand anders heeft op die en die datums de heerlijke meesterwerken etc. etc. (de lezer vuile dit zelf met variatiën aan!) voor het eert* doen uitvoeren. Geef nu eens eere, wien eere toekomt! Ik althans geef het op en zal nu maar rustig afwachten of uit nog meer ingezonden stukken onomstootelijk zal 'blijken, wie de echte, onvervalschte, effectieve alleerste uitvoerder van de heerlijke meesterwerken van onze geniale voor vaderen is geweest, want en hierop wilde ik neerkomen ieder die zich in die richting ver dienstelijk maakt uit piëteit voor de beteekenis van1 onze toonkunst in die dagen, heeft recht op volle erkentelijkheid, en het is dwaas de tegenwoordige directeuren van de a capella-koren er een grief van te willen maken, dat er mis schien vroeger al eens werken uit die periode zijn uitgevoerd. Ik voor mij heb sympathie voor hen allen, en degeen die het meest in die richting heeft gedaan, bewonder ik ook in dit opzicht het meest. De overige meest belangrijke kunstinstellingen wensch ik toe, dat zij in dit saisoen ons weer een rijke bron van genot mogen schenken. De ruimte laat niet toe allen te herdenken. Ik be hoef slechts de woorden: Wngner-Vereeyiiging, Taonk'iMxf, Kamermuz>ek.-!>owe'e« en Kxcel^ior neer te schrijven om uittedrukken wat ik bedoel. Zij zijn voor ons muziekleven onmisbaar geworden. Ook de Ned. Opera, die weer nieuwe Neder landsche Opera's aankondigt, toont daardoor dat zij nare roeping niet uit het oog verliest. Het publiek moedige dus den heer De Groot vooral sterk in die richting aan, want men weet het: de directeur van een opera is sterk geneigd de waarde van een opera af te meten naar de meer der of minder volle zalen. Ik wensch dus allen Nederlandschen Opera's overvolle zalen toe. Op mij rust eigenlijk de verplichting, medetedeelen welke uitvoeringen ik in de afgeloopen week heb gehoord, in plaats van te babbelen over allerlei. Ik haast mij dus te vermelden dat ik in de Fransche Opera Mireitte van Gounod hoorde uitvoeren. Ik houd van deze muziek, omdat er een tint over ligt, die mij aan het zonnige Zuiden herin nert. In de muziek is lokale kleur, want bij het hooren ervan zie ik steeds die schoone natuur en de zoo eigenaardige tafereelen in ge dachten weer voor mij. Ontmoet men echter een bewoner van het zon nige Zuiden, dan baart hij dikwijls teleurstelling, want, waarde lezer! hij doet u meestal niet aan dit aardsche paradijs en de geurige tropische bloemen en planten denken, doch schrikt u af door wat Daudet zoo karakteristiek uitdrukt. l'accent dur du Méridional parfuméd'ail. Nu, in de opera treden meest Franschen uit noordelijker provinciën (of Belgen) op, dus blijft men daar voor dit proza bewaard, hoewel er in den vorm van tekortkomingen altijd proza overblijft. By deze opvoering van Hfireille hebben echter mevr. Cognault (Mireille) en de heer Samaty (Vincent) mij zeer weten te boeien (terwijl de Farandole zeer veel kleur aan de eerste scène in de tweede acte gaf). Ook mej. Adam voldeed mij als T&oenn vrij goed wat opvatting, doch minder wat zuiverheid van zang betreft. Het minder geslaagde van eenige scènes stel ik gedeeltelijk op rekening dat de heer Jahn blijkbaar ongesteld was. en er dikwijls niet zoo recht bij was, doch ook op die van den Heer Germain (Onrrias) die vooral in de derde acte zeer onvoldoende was. In de hoop dat 1893 ons zooveel mogelijk goede kunst moge brengen en dat sommige dilettanten-vereenigingen goed mogen bedenken, dat het streven dan alleen schoon is in hot worstelperk der kunst, wanneer er in goede richting gestreefd wordt, terwijl ik er vooral de vele Liedertafels nog eens met nadruk op wijs zoo weinig mogelijk aan »Muzikale Sport" (zangwed.strijden) te doen, omdat ik dit op den duur als vernietigend voor den bloei van eene gezonde ontwikkeling van hun vereenigingsleven beschouw (ik verwas naar mijn artikel Schadelijke sport in het Oetobernummer van het Maandblad" Nederltmd opgenomen) eindig ik dit praatje en stel m\j voor, den lezers in de volgende artikelen van de meest belangrijke muzikale gebeurtenissen in de Hoofdstad weer zooveel mogelijk op de hoogte te houden. v. M. Te Keulen is de opera Djamileh, n acte van Bizet, met grooten bijval opgevoerd; alleen vond men den tekst een weinig aanstootelijk. Ook is te Keulen het drama van Shakespeare, Timon van Athene, iu de vertaling van Bulthaupt opgevoerd. de tweede acte was een groot succes, maar ook de drie volgende konden de toeschouwers boeien. Het muzikaal jaar 1892 heeft te Londen heel wat nouveautés hooren opvoeren. De nieuwe opera's waren: Mascagni, L'amico Fritz; Bemberg. Etaine; Di Lara, The. Light of Asin; Emile Bach, Ermingarde; Fox, Nydta; Tschaikowsky, JSugeny Onrgin; Mozart, L1 impresario, en Bantock Caedmar. Belangrgke reprises waren die van Verdi's tello; van den Ring des Nibelungen (sedert 1882) en van Iristan undI<olde (sedert 1884). Operacomiques en operettes natuurlijk tallooze; de voor naamste waren: Sir A. Sullivan, Haddon Hall; Gilbert en Cellier, Ihe MountebanJe*; Lecoq, Incognita; Lacome. Ma mie Rnsette; Roger, Ctaiictte; Grossmith, 2he Weiding Mnrch; Toulmonche, The Wedding hè; Haynd Parry, Cigarettf, enz Van oratorium- en cantatemuziek is het voor naamste: Hamish Mc Cunn, Queen Hynde of Cnledon; dr. Gaul, Israël in the Wilderness;eene Mis van Santley, en dr. Edwards, Constanee of Cahtis. Groote orkestwerken waren: S'immermflht, symphonie van Frederick Cliffe; muziek bij Aristophanes' Ranae door dr. Hubert Parry; Nocturne van C. S. Macpherson; Eyyptiim suite van Bantock; Gipsy suite van German; suite The Ludy of the sea van Wesche; A duy dream, ballade voor orkest van Lidgey, etc. Eene belangrijke collectie manuscripten van Richard Wagner, de verzameling Oesterlein, die op het punt stond naar Amerika verkocht te worden, is door Dr. Götze voor de Duitsche Wagner - Gesellschaft verkregen, voor 85,000 mark. De firma Schillemans en Van Belkum (Thieme's boek- en muziekhandel) te Zutphen, doet in afleveringen een Voord*achten- Bibli»thee,k ver schijnen onder redactie van den heer Holtrop, waarvan de eerste aflevering vijf monologen bevat. ANTEIKLNINCEN SCHILOERKUNSl Er heeft zich een comitégevormd dat aan prof. Tilanus, bij gelegenheid van diens aanstaanden zeventigsten verjaardag, zijn geschilderd portret wenscht aan te bieden, en het pleit voor het inzicht dier commissie dat zij aan niemand minder dan den heer Israè'ls verzocht heeft deze taak op zich te nemen. De eerste onzer schilders, die in den laatsten tijd, getuige zijn recente beeltenissen van Roelofs en Veltman, zich bizonder door het portretschilderen voelt geboeid, heeft, zoo ik wel ben ingelicht, ook deze aantrekkelijke opdracht met vreugde en -welwillendheid aanvaard. Het portret van den heer Veltman door Jozef Israëls is op Maandag 2 Januari met plechtig heid in een der zalen van moderne kunst in het Rijksmuseum geplaatst. Het sobere schilderij is weder in menig op zicht bewonderenswaardig. Door fijnheid van stille droomerij heen, een wonderlijk forsche greep in het dieper leven. Het treft ook, hoe ten eenenmale de heer Israëls in zulk werk vrij blijft van te fatale ge breken van den gelegenheidsschilder. Direkt, als bij zulk een officieële overdracht te staan tegen over een totkritiek gerechtigd en kritiekvaardig pu bliek, een publiek van onze dagen, grootendeels gebrekkig in kunstbeschaving, en bovenal in portret-opvattingen nog bedorven door den vloek van de overal als maatstaf doorgedrongen doodsche fotografische tamheid, direkt als bij het volbrengen van zulk een publieke opdracht te staan tegenover dat publiek, er hoort groote stoutmoedigheid toe, in zoointimideerende con- ! ditie een zoo stoutmoedig geschilderd portret af i te leveren, zelfs nog wanneer men als de heer Israëls wordt gesteund door het gezag van een zoo beroemden naam. [ Maar "men stelt zich den overtuigden grijsaard voor, nadat de toespraken en komplimenten op Maandag waren afgeloopen, de trappen van het Museum afgaand, even nadenkend over wat morgen de groote onverschillige stroom zal zeggen van j zijn gewrocht, men denkt zich dan den leven- j digen man met zijn gelukkige blijmoedigheid, in J het voorbijgaan opziend, naar waar in het trapportaal met groote letters de woorden van vader Vondel tegen den muur staan gememoreerd: »De laurier wordt den Dichter niet van den gemeenen hoop geschonken, maar van zulke die met kennisse en zekerheid de kroon uitreiken en het snaterbekken der aecksteren van zwanezang onderscheidon." Voor een nieuwmode-tijrtsehrift L» Gronde D'ime, Rrrue mondaine coitmopolite, teekende Grasset een bizonderen omslag, op generfd papier met ingepreste teekening, waardoor iets zeer rijks verkre gen wordt. Het is een Boticelli-achtig juffertje dat in een spiegel kijkt, zittend tusschen een macht, van groote zonnebloemen. Rn zeldzaam is hoe in dit gouddoorspikkelde geval, dat op het kantje van voyant komt, een eigenaardige distinctie werd bewaard. De tentoonstelling van Van Wisselingh en Co., in Arti, waar belangrijke specimens van Daubigny, Corot, Courbet en vier of v\jf Monticelli's zullen zyn, zal dunkt me vooral ook aan vijf prachtige pochades van Daumier haar interesse ontleenen. En dan komt er de Vinders van Th^js Maris ! Bij de firma Van Wisselingh en Co. in de Kalverstraat waren deze week de ontwerpen te zien, door de H.H. Dijsselhot, Cachet en Nieuwenhuis geleverd voor het Diploma der Tentoonstelling van den Boekhandel. Fraai-strak en daarby toch iets gratieus erin, heel zuiver van factuur, en bij partijen zelfs delicaat in hare stelligheid, is de houtsnee van Nieuwenhuis, waaraan alleen wellicht als compo sitie hapert dat de groote vierkante letters niet genoeg strooken met het ranke in de snedige randvullingen. Meer eenheid dan van karakter is er in de massieven, breedgekorven, energiesche houtsneêvan Dijsselhof, die van een gekomplikeerde vinding rijkheid is, en het meest van de drie den aard van een oorkonde heeft. In de derde, die van Lion Cachet, is de stroef heid van de houtsnee overwonnen in gulle gol vingen van lyn die een grooten gang krijgen van ongekende rhytme. Zeer is hierin gezocht de letters te doen meegaan in de ornamentale vormen, de spreuken zich in evenwicht te doen oplossen in de algemeene figuren. Maar hoe prijselük ook deze bedoeling, het is hier nog een euvel dat de woorden er al te moeielijk leesbaar bij werden. Voor oningewijden wordt het zóó een symholenchaos, een soort van Chaldeeuwsche kabalistiek. Niettemin is dit ontwerp waarlijk een pracht. De moeielijke kwestie van den druk was in de geëxpozeerde afdrukken nog niet geheel op gelost. Lieden echter die zoo halsstarrig zoeken naar het in den aard perfekte, zullen zeker ook deze technische vraag spoedig nog kunnen oplossen. Van Nieuwenhuis was hierbij nog een lithografiesch ontwerp, dat een beetje leeg en mager was, maar gezien bij zijn houtsnee, opmerkelijk als bewijs hoezeer hij naar de verschillende procédé's ook het grondkarakter van het werk be grijpt te moeten richten. Het Bestuur van de Vereeniging voor den Boek handel heeft Donderdag, zeer verstandig, besloten, alle drie de buitengewone houtsneden als diploma's aan te nemen, zoodat voor elk soort op de ten toonstelling van den Boekhandel verworven on derscheiding een ander diploma kan worden uitgereikt. Van het boekwerk over de Bosboom's, tekst van H. L. BercKenhoff, etsen van Wm. Steelink, iiitgave van J. M. Schalekamp, zijn aflevering 9 12 verschenen, waarmede de uitgave kom pleet is. Bij den uitgever van veel jongere Belgische literatoren, Lacomblez te Brussel, verscheen een rijk-zinnig boekje van Mallarméover Villiers de l'Isle Adam. Klaagde een der beroemdste woordvoerders der nieuwe Brusselsche letterkundigen onlangs dat de schilders en musici zoo weinig gevoel toonen voor literatuur de schilders kunnen waarlijk niet dan een scheef gezicht zetten bij het zien van het portret dat aan het boekje van Mallarm is toegevoegd. Al is Desboutin ook indertijd geprezen in dat verdienstelijke tijdschrift l'Art dnns les T>eux MnniJm, en al is deze avontuur lijke etser door omstandigheden onder sommige kringen van Fransche artiesten een personaadje van eenig aanzien, zijn konterfeitsel van Villiers is toch te ordinair, om als adequate proeve van portretkunst bij dit stuk literatuur gevoegd te mogen worden. Een portret van Maïlarmézelf, door Whistler sreteekend, werd gevoegd bij het pas verschenen boekje V?rx et Prme (Paris, Perrin et Cie). Het is een schijnbaar luchtig krabbeltje, maar zooals al wat Whistler maakt, is het van de uiterste beschaving, en de gracelijke, als geblazen lijntjes zijn bestuurd door een hand die ongeveer alles vermag. Men zou het voor een subtiele steenteekening kunnen houden, maar het zal wel een photolithographie-tje zijn naar een grootere fusain. Juist terwijl ik dit geschreven heb, loes ik in. een Fngdsch tijdschriftje, dat het bedoelde por tretje gedaan is op ff-rffard* imnrnred iMofimpliic pnpf.r, waarvan de teekening bij overbrenging op den steen ongeveer niets verliest. V. Het museum te Lille, een der schoonste in Frankrijk, na die van Parijs en Lyon, wordt met onherstelbare verliezen bedreigd. ITet bevat een groot deel van de kunstschatten die indertijd door de overwinnende legers vnn de eerste Re publiek uit de Nederlanden werden meegesleept. Rnbens, Tlnysdaol, de Breuglipls, van Dijo.k, Jordaens, Teniers, Ostade, van der Monlen, PTI ook uit andere landen en tijden, Delncroix, David, Corot, Courbet. Carolus Duran, de Neuville. Gova, Diaz, Salvatnr Ro«a, Poussin. zijn er door pracht stukken vertegenwoordigd. Daarbij komen teekoninsron van Ttaliaansche meesters, 197 bladen van Michel Angelo, GK van Rafaëi. S van Titiaan, 3 van Leonardo da Vinci, 2 van ('orreggio, 8 van Guido lleni. Welnu, dit alles is bezig te beschim melen en reeds voor een deel verrot. Vroeger waren de stukken in de zalen van het oude stadhuis geherbergd: nu bewonen zij een prachtig nieuw museum, dat vochtig is, vol paddestoelen en schimmel, en waar de kostbare stukken haastig aan 't vergaan zijn. Bij de firma E. J. van Wi'solingh &. Co. is geëxposeerd een schilderij van Ed. Karsen »Buiïg weder". Een Engelsch kunstverzamelaar, de heerLarkin, kocht onlangs te Amsterdam voor betrekkelijk weinig gold een stuk, dat later bleek pen echte Hobliema te zijn. De heer Larkin zond aan de vroegere verkoopers een aanzienlijke som bij het geen hij liTin vroeger betaald had, en het stuk prijkt nu als middelpunt zijner collectie. Het is een buitengewoon groote ITobbema, een land schap met boomen op den voorgrond en een dorpje in de verte, een molen met molenvliet, waarop door de bladeren het licht speelt, alles rustig en vol stemming, zooals de beste Hobbema's zyn. De H.H. Jos. Vas Dias & Co., graphische kunst inrichting en stoomdrukkerij, Joden Breestraat 23, hebben een miniatuur-kalender 1893 doen ver schijnen, die er heel netjes uitziet. Voor de be werking van het schild is het photographisch lichtdruk-procédéin toepassing gebracht, met de bedoeling door middel van den druk eene imitatie weer te geven van porcelein photographie (opale). Door aanbrenging van een open medaillon in het schild is er de gelegenheid tot opname van eene photographie. Hollandsche kunst in Pruisen. Toen ik vóór eenige jaren het K. K. Gebeimes Staatsarchiv te Berlijn bezocht, vond ik daar duidelijke bewijzen van de intieme betrekking, die er bestond tusschen Joan Maurits van Nassau, den «Braziliaan." zooals hij in onze geschiedenis gewoonlijk heet, en den Grooten Keurvorst, den grondlegger van Pruisen's macht. De toon, die er heerschte in de correspondentie tusschen den Keurvorst en zijn vorstelijken stadhouder in het Kleefsche, bleek mij ree. s toen inniger te zijn, dan men gewoonlijk in politieke brieven van dien aard en dien tijd pleegt te ontmoeten. (1) Bekend met de liefde voor bouwkunst van den .stichter van het Mauritshuis, bekend ook met zijne sympathie voor het schoone Kleefsche land, had ik mij evenwel niet kunnen voorstellen, dat Joan Maurits voor de kunstgeschiedenis van ons land en Pruisen eene zoo groote beteekenis had, als thans door de zorgvuldige nasporingen van dr. Galland is gebleken. Deze geleerde heeft in zijn jongste werk (2) duidelijk in het licht gesteld, dat Joan Maurits in vele opzichten de tusschenpersoon is geweest, die, nauw bevriend met zijn souverein, betrek kingen van den kunstlievenden Keurvorst tot onze hollandsche kunstenaars-bouwmeesters, schilders, beeldhouwers, schrijnwerkers heeft aangeknoopt of verlevendigd. Doch ook zelfstan dig heeft Joan Maurits van Nassau onze Hol landsche kunst naar Kleef en Brandenburg over gebracht. Uitvoerig toont de Duitsche kunsthisto ricus met de stukken uit de archieven te Berlijn en elders aan, hoe Joan Maurits het bevallige Kleef in de 17de eeuw heeft verfraaid door tal van bouw- en waterwerken, door grootschen aanleg van lanen en tuinen, zoodat reeds toen deze thans zoo geliefde badplaats een groot aantal Holland sche bewonderaars tot zich trok. Behalve te Kleef heeft Joan Maurits ook in de Johannieter-commende Sonnenburg in Brandenburg, waar hij de waardigheid van »Herrenmeister" der orde van St. Jan bekleedde, Hollandsche kunst en Hol landsche kunstenaars laten arbeiden aan de verfraaiing van land en stad. Zeer merkwaardige gegevens worden hieromtrent door den schrijver medegedeeld, waaruit blijkt met hoeveel inzicht vooral in zaken van architectuur deze begaafde vorst uit het geslacht van Nassau, de vriend van de beroemde Hollandsche bouwmeesters Van Kam pen en Post, van de beeldhouwers Quellinus en Dusart, de beschermer van menig schilder dier dagen, de belangen der kunst heeft bevorderd. Doch niet alleen op de veelzijdige werkzaam heid van den Braziliaan valt door dit werk een helderder licht dan ooit te voren, ook de Groote Keurvorst vertoont hier nog eene andere zijde van zijn geest dan men gewoonlijk aan hem ziet. Hij verschijnt hier als een Maecenas, wiens neiging zeer beslist in de richting der Holland sche kunst zich ontwikkeld heeft, ja zich in Holland oorspronkelijk héft gevormd. Zijn ver blijf als jong keurprins aan het schitterende hof van onzen Frederik Hendrik, der. fijn beschaaf den en rijkbegaafden zoon van Louise de Coligny, heeft in dit opzicht een grooten invloed op den beroemden Brandenburger gehad. Nog vóór zijn optreden als keurvorst getuigt hij herhaalde lijk van zijne ingenomenheid met de Holland sche kunst, waarvoor ook zijne edele gemalin, de geliefde dochter van Frederik Hendrik, veel gevoelde. De heer Galland doet weder de archie ven spreken over de kunstwerken, die Potsdam en lierlijn uit dien tijd konden en nog kunnen aanwijzen en die bijna zonder uitzondering van Hollandschen oorsprong zijn. Niet alleen Holland sche ingenieurs en Hollandscho landbouwers (3) doch ook Hollandsche kunstenaars van allerlei soort hebben hunne woonplaats tijdelijk of voor goed naar de Mark overgebracht en in het verre Brandenburg de grondslagen gelegd voor eene nieuwe welvaart, eene nieuwe volksontwikkeling na de vreeselijke verwoestingen, die in den 30 jarigen oorlog van dat land eene woestijn had den gemaakt en het volk aldaar hadden doen verwilderen. ftn voor de geschiedenis dor Ilollandsche n voor die der Brandenburgsche kunst is dit werk dan ook van groote beteekenis, niet het minst door de belangrijke uit de Pruisische archieven geputte meerendoels verrassende bijzonderheden omtrent Hollandsche kunstenaars, die de auteur aan het slot van zijn boek in aanteekeningen op de Nachrichten van Friedrich Nicolai mededeelt. (1) Vgl. mijne Verslagen aangaande een onder zoek in Duitschland naar Archivalia, 1886?1887, blz. '250 vlg. en 18S8, blz. 18 vlg. (:.'.) Dor Grosse Kurfürst und Moritz von Nas sau der Brasilianor, Studiën zur Brandenb. und holl. Knnstgeschichte von dr. G. Galland, Keiler, Frankfurt a M., 1893, (,">) Vgl. bovengenoemd Verslag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl