Historisch Archief 1877-1940
'ff «f». IV
DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
rÜ^jjÉfc' moedige echter dit streven ook aan, door
'KJH«-weg 't» Wfjyen. Men verdrinjrt zich wel om
^ ««igerewen ie hooren dia semg blyken het
aanf^\ Itoopep nauweJvks waard He zijn, dat men ook
eens de proef kan nemen met een
«Nedersoa" «kunstwerk",
de voortreffelijke uitvoeringen van de
!a koren tan de heeren De Lange en
tamp heb' ik, meermalen geschreven, evenals
?het Jaeucheïijke feit dat onze naam in het
toiienland meer en meer een goeden klank
ver," fciirjgt. -ïk h«b toen oojt met genoegen vermeld,
; dat het "publiek in zeer groote getale naar die
concerten stroomde. Wel waren er velen die vooraf
" informeerden of het wel zeker was dat het liedje:
Matonn nria cnrn met het refrein: don, don, don,
op het programma stond; terwijl uit het applaus
bleek dat men dit niet al te beduidende
effectstukje het mooiste van alle nummers vond; doch
de kleine schare die in staat is het schoone wel te
waardeeren, profiteert ervan wanneer door talrijke
opkomst zulke uitvoeringen dikwijls kunnen
herh*ald worden, en daarom acht ik het zoo kwaad
niet, dat ook de mode zich van deze schoone
kunstuitingen^ heeft meester gemaakt.
. Wümogen er jtrotsch op zijn, dat het
zangOnderwijs in onze stad zulke vruchten heeft
af~ jMWwrpen, dat men dergelijke koren gemakkelijk
b$een, kan krijgen. Ik releveer hier tevens met
ingenomenheid hoezeer de jongere zangeressen
efe «tangere in onze stad met liefde voor zulke
, 'IlÉnMaitiitgen bezield zijn en daaraan gaarne met
b*rt en- zi«l medewerken.
', JM lezer ziet, ik geef eere wien eere toekomt!
'. VjMj dit dikwijls lastiger is dan men' opper
* ^akkig zou zeggen, hebben de ingezonden
stukk«B naar aanleiding van de a capella-uitvoeringen
? alweer bewezen.
~ Etest was het de heer De Lange die voor het
e«rst de werken van onze oude meesters had
ten gehoore gebracht. Toen werd hem dit terrein
betsrist en kreeg Jhr. van Riemsdijk die eer.
Dit wekte de verontwaardiging van een ingezetene
uit Leiden, opnieuw betoogde., dat wel degelijk de
toer De Lange de eerste is geweest.
N» kwam er eene stem uit Utrecht, die zeide:
<3jj allen hebt het glad mis! Richard Hol komt
die eer toe. Hij heeft de heerlijke meesterwerken
van onzen Sweelinck, onzen Orlando Lasso enz.
enz. voor het eerst ten gehoore gebracht. Hoe
ir het mogelijk dat men zoo iets beweren kan,
schrgft nu weer een ander. Het is Frans Coenen,
want hij en niemand anders heeft op die en die
datums de heerlijke meesterwerken etc. etc. (de
lezer vuile dit zelf met variatiën aan!) voor het
eert* doen uitvoeren.
Geef nu eens eere, wien eere toekomt!
Ik althans geef het op en zal nu maar rustig
afwachten of uit nog meer ingezonden stukken
onomstootelijk zal 'blijken, wie de echte,
onvervalschte, effectieve alleerste uitvoerder van de
heerlijke meesterwerken van onze geniale voor
vaderen is geweest, want en hierop wilde ik
neerkomen ieder die zich in die richting ver
dienstelijk maakt uit piëteit voor de beteekenis
van1 onze toonkunst in die dagen, heeft recht
op volle erkentelijkheid, en het is dwaas de
tegenwoordige directeuren van de a capella-koren
er een grief van te willen maken, dat er mis
schien vroeger al eens werken uit die periode
zijn uitgevoerd. Ik voor mij heb sympathie voor
hen allen, en degeen die het meest in die richting
heeft gedaan, bewonder ik ook in dit opzicht
het meest.
De overige meest belangrijke kunstinstellingen
wensch ik toe, dat zij in dit saisoen ons weer
een rijke bron van genot mogen schenken. De
ruimte laat niet toe allen te herdenken. Ik be
hoef slechts de woorden: Wngner-Vereeyiiging,
Taonk'iMxf, Kamermuz>ek.-!>owe'e« en Kxcel^ior neer
te schrijven om uittedrukken wat ik bedoel. Zij
zijn voor ons muziekleven onmisbaar geworden.
Ook de Ned. Opera, die weer nieuwe Neder
landsche Opera's aankondigt, toont daardoor dat
zij nare roeping niet uit het oog verliest. Het
publiek moedige dus den heer De Groot vooral
sterk in die richting aan, want men weet het: de
directeur van een opera is sterk geneigd de
waarde van een opera af te meten naar de meer
der of minder volle zalen. Ik wensch dus allen
Nederlandschen Opera's overvolle zalen toe.
Op mij rust eigenlijk de verplichting,
medetedeelen welke uitvoeringen ik in de afgeloopen
week heb gehoord, in plaats van te babbelen
over allerlei.
Ik haast mij dus te vermelden dat ik in de
Fransche Opera Mireitte van Gounod hoorde
uitvoeren.
Ik houd van deze muziek, omdat er een tint
over ligt, die mij aan het zonnige Zuiden herin
nert. In de muziek is lokale kleur, want bij
het hooren ervan zie ik steeds die schoone
natuur en de zoo eigenaardige tafereelen in ge
dachten weer voor mij.
Ontmoet men echter een bewoner van het zon
nige Zuiden, dan baart hij dikwijls teleurstelling,
want, waarde lezer! hij doet u meestal niet aan
dit aardsche paradijs en de geurige tropische
bloemen en planten denken, doch schrikt u af
door wat Daudet zoo karakteristiek uitdrukt.
l'accent dur du Méridional parfuméd'ail.
Nu, in de opera treden meest Franschen uit
noordelijker provinciën (of Belgen) op, dus blijft
men daar voor dit proza bewaard, hoewel er in
den vorm van tekortkomingen altijd proza
overblijft.
By deze opvoering van Hfireille hebben echter
mevr. Cognault (Mireille) en de heer Samaty
(Vincent) mij zeer weten te boeien (terwijl de
Farandole zeer veel kleur aan de eerste scène
in de tweede acte gaf). Ook mej. Adam voldeed
mij als T&oenn vrij goed wat opvatting, doch
minder wat zuiverheid van zang betreft.
Het minder geslaagde van eenige scènes stel
ik gedeeltelijk op rekening dat de heer Jahn
blijkbaar ongesteld was. en er dikwijls niet zoo
recht bij was, doch ook op die van den Heer
Germain (Onrrias) die vooral in de derde acte
zeer onvoldoende was.
In de hoop dat 1893 ons zooveel mogelijk
goede kunst moge brengen en dat sommige
dilettanten-vereenigingen goed mogen bedenken,
dat het streven dan alleen schoon is in hot
worstelperk der kunst, wanneer er in goede
richting gestreefd wordt, terwijl ik er vooral de vele
Liedertafels nog eens met nadruk op wijs zoo
weinig mogelijk aan »Muzikale Sport"
(zangwed.strijden) te doen, omdat ik dit op den duur als
vernietigend voor den bloei van eene gezonde
ontwikkeling van hun vereenigingsleven beschouw
(ik verwas naar mijn artikel Schadelijke sport
in het Oetobernummer van het Maandblad"
Nederltmd opgenomen) eindig ik dit praatje en stel
m\j voor, den lezers in de volgende artikelen van
de meest belangrijke muzikale gebeurtenissen in
de Hoofdstad weer zooveel mogelijk op de hoogte
te houden. v. M.
Te Keulen is de opera Djamileh, n acte van
Bizet, met grooten bijval opgevoerd; alleen vond
men den tekst een weinig aanstootelijk. Ook is te
Keulen het drama van Shakespeare, Timon van
Athene, iu de vertaling van Bulthaupt opgevoerd.
de tweede acte was een groot succes, maar ook
de drie volgende konden de toeschouwers boeien.
Het muzikaal jaar 1892 heeft te Londen heel
wat nouveautés hooren opvoeren. De nieuwe opera's
waren: Mascagni, L'amico Fritz; Bemberg. Etaine;
Di Lara, The. Light of Asin; Emile Bach,
Ermingarde; Fox, Nydta; Tschaikowsky, JSugeny
Onrgin; Mozart, L1 impresario, en Bantock
Caedmar. Belangrgke reprises waren die van Verdi's
tello; van den Ring des Nibelungen (sedert 1882)
en van Iristan undI<olde (sedert 1884).
Operacomiques en operettes natuurlijk tallooze; de voor
naamste waren: Sir A. Sullivan, Haddon Hall;
Gilbert en Cellier, Ihe MountebanJe*; Lecoq,
Incognita; Lacome. Ma mie Rnsette; Roger,
Ctaiictte; Grossmith, 2he Weiding Mnrch;
Toulmonche, The Wedding hè; Haynd Parry,
Cigarettf, enz
Van oratorium- en cantatemuziek is het voor
naamste: Hamish Mc Cunn, Queen Hynde of
Cnledon; dr. Gaul, Israël in the Wilderness;eene
Mis van Santley, en dr. Edwards, Constanee of
Cahtis. Groote orkestwerken waren: S'immermflht,
symphonie van Frederick Cliffe; muziek bij
Aristophanes' Ranae door dr. Hubert Parry; Nocturne
van C. S. Macpherson; Eyyptiim suite van Bantock;
Gipsy suite van German; suite The Ludy of the
sea van Wesche; A duy dream, ballade voor orkest
van Lidgey, etc.
Eene belangrijke collectie manuscripten van
Richard Wagner, de verzameling Oesterlein, die
op het punt stond naar Amerika verkocht te
worden, is door Dr. Götze voor de Duitsche
Wagner - Gesellschaft verkregen, voor 85,000 mark.
De firma Schillemans en Van Belkum (Thieme's
boek- en muziekhandel) te Zutphen, doet in
afleveringen een Voord*achten- Bibli»thee,k ver
schijnen onder redactie van den heer Holtrop,
waarvan de eerste aflevering vijf monologen bevat.
ANTEIKLNINCEN SCHILOERKUNSl
Er heeft zich een comitégevormd
dat aan prof. Tilanus, bij gelegenheid
van diens aanstaanden zeventigsten verjaardag,
zijn geschilderd portret wenscht aan te bieden,
en het pleit voor het inzicht dier commissie dat
zij aan niemand minder dan den heer Israè'ls
verzocht heeft deze taak op zich te nemen. De
eerste onzer schilders, die in den laatsten tijd,
getuige zijn recente beeltenissen van Roelofs en
Veltman, zich bizonder door het portretschilderen
voelt geboeid, heeft, zoo ik wel ben ingelicht,
ook deze aantrekkelijke opdracht met vreugde
en -welwillendheid aanvaard.
Het portret van den heer Veltman door Jozef
Israëls is op Maandag 2 Januari met plechtig
heid in een der zalen van moderne kunst in het
Rijksmuseum geplaatst.
Het sobere schilderij is weder in menig op
zicht bewonderenswaardig. Door fijnheid van
stille droomerij heen, een wonderlijk forsche
greep in het dieper leven.
Het treft ook, hoe ten eenenmale de heer
Israëls in zulk werk vrij blijft van te fatale ge
breken van den gelegenheidsschilder. Direkt, als
bij zulk een officieële overdracht te staan tegen
over een totkritiek gerechtigd en kritiekvaardig pu
bliek, een publiek van onze dagen, grootendeels
gebrekkig in kunstbeschaving, en bovenal in
portret-opvattingen nog bedorven door den vloek
van de overal als maatstaf doorgedrongen
doodsche fotografische tamheid, direkt als bij het
volbrengen van zulk een publieke opdracht te
staan tegenover dat publiek, er hoort groote
stoutmoedigheid toe, in zoointimideerende con- !
ditie een zoo stoutmoedig geschilderd portret af i
te leveren, zelfs nog wanneer men als de heer
Israëls wordt gesteund door het gezag van een
zoo beroemden naam. [
Maar "men stelt zich den overtuigden grijsaard
voor, nadat de toespraken en komplimenten op
Maandag waren afgeloopen, de trappen van het
Museum afgaand, even nadenkend over wat morgen
de groote onverschillige stroom zal zeggen van j
zijn gewrocht, men denkt zich dan den leven- j
digen man met zijn gelukkige blijmoedigheid, in J
het voorbijgaan opziend, naar waar in het
trapportaal met groote letters de woorden van vader
Vondel tegen den muur staan gememoreerd:
»De laurier wordt den Dichter niet van den
gemeenen hoop geschonken, maar van zulke die
met kennisse en zekerheid de kroon uitreiken
en het snaterbekken der aecksteren van
zwanezang onderscheidon."
Voor een nieuwmode-tijrtsehrift L» Gronde
D'ime, Rrrue mondaine coitmopolite, teekende Grasset
een bizonderen omslag, op generfd papier met
ingepreste teekening, waardoor iets zeer rijks verkre
gen wordt. Het is een Boticelli-achtig juffertje dat
in een spiegel kijkt, zittend tusschen een macht,
van groote zonnebloemen. Rn zeldzaam is hoe
in dit gouddoorspikkelde geval, dat op het kantje
van voyant komt, een eigenaardige distinctie werd
bewaard.
De tentoonstelling van Van Wisselingh en Co.,
in Arti, waar belangrijke specimens van Daubigny,
Corot, Courbet en vier of v\jf Monticelli's zullen
zyn, zal dunkt me vooral ook aan vijf prachtige
pochades van Daumier haar interesse ontleenen.
En dan komt er de Vinders van Th^js Maris !
Bij de firma Van Wisselingh en Co. in de
Kalverstraat waren deze week de ontwerpen te zien,
door de H.H. Dijsselhot, Cachet en Nieuwenhuis
geleverd voor het Diploma der Tentoonstelling
van den Boekhandel.
Fraai-strak en daarby toch iets gratieus erin,
heel zuiver van factuur, en bij partijen zelfs
delicaat in hare stelligheid, is de houtsnee van
Nieuwenhuis, waaraan alleen wellicht als compo
sitie hapert dat de groote vierkante letters niet
genoeg strooken met het ranke in de snedige
randvullingen.
Meer eenheid dan van karakter is er in de
massieven, breedgekorven, energiesche houtsneêvan
Dijsselhof, die van een gekomplikeerde vinding
rijkheid is, en het meest van de drie den aard
van een oorkonde heeft.
In de derde, die van Lion Cachet, is de stroef
heid van de houtsnee overwonnen in gulle gol
vingen van lyn die een grooten gang krijgen van
ongekende rhytme. Zeer is hierin gezocht de
letters te doen meegaan in de ornamentale vormen,
de spreuken zich in evenwicht te doen oplossen
in de algemeene figuren. Maar hoe prijselük ook
deze bedoeling, het is hier nog een euvel dat de
woorden er al te moeielijk leesbaar bij werden.
Voor oningewijden wordt het zóó een
symholenchaos, een soort van Chaldeeuwsche kabalistiek.
Niettemin is dit ontwerp waarlijk een pracht.
De moeielijke kwestie van den druk was in
de geëxpozeerde afdrukken nog niet geheel op
gelost. Lieden echter die zoo halsstarrig zoeken
naar het in den aard perfekte, zullen zeker ook
deze technische vraag spoedig nog kunnen oplossen.
Van Nieuwenhuis was hierbij nog een
lithografiesch ontwerp, dat een beetje leeg en mager
was, maar gezien bij zijn houtsnee, opmerkelijk
als bewijs hoezeer hij naar de verschillende
procédé's ook het grondkarakter van het werk be
grijpt te moeten richten.
Het Bestuur van de Vereeniging voor den Boek
handel heeft Donderdag, zeer verstandig, besloten,
alle drie de buitengewone houtsneden als diploma's
aan te nemen, zoodat voor elk soort op de ten
toonstelling van den Boekhandel verworven on
derscheiding een ander diploma kan worden
uitgereikt.
Van het boekwerk over de Bosboom's, tekst
van H. L. BercKenhoff, etsen van Wm. Steelink,
iiitgave van J. M. Schalekamp, zijn aflevering
9 12 verschenen, waarmede de uitgave kom
pleet is.
Bij den uitgever van veel jongere Belgische
literatoren, Lacomblez te Brussel, verscheen een
rijk-zinnig boekje van Mallarméover Villiers de
l'Isle Adam.
Klaagde een der beroemdste woordvoerders der
nieuwe Brusselsche letterkundigen onlangs dat
de schilders en musici zoo weinig gevoel toonen
voor literatuur de schilders kunnen waarlijk
niet dan een scheef gezicht zetten bij het zien
van het portret dat aan het boekje van Mallarm
is toegevoegd. Al is Desboutin ook indertijd
geprezen in dat verdienstelijke tijdschrift l'Art
dnns les T>eux MnniJm, en al is deze avontuur
lijke etser door omstandigheden onder sommige
kringen van Fransche artiesten een personaadje
van eenig aanzien, zijn konterfeitsel van Villiers
is toch te ordinair, om als adequate proeve van
portretkunst bij dit stuk literatuur gevoegd te
mogen worden.
Een portret van Maïlarmézelf, door Whistler
sreteekend, werd gevoegd bij het pas verschenen
boekje V?rx et Prme (Paris, Perrin et Cie). Het
is een schijnbaar luchtig krabbeltje, maar zooals
al wat Whistler maakt, is het van de uiterste
beschaving, en de gracelijke, als geblazen lijntjes
zijn bestuurd door een hand die ongeveer alles
vermag. Men zou het voor een subtiele
steenteekening kunnen houden, maar het zal wel een
photolithographie-tje zijn naar een grootere
fusain.
Juist terwijl ik dit geschreven heb, loes ik in.
een Fngdsch tijdschriftje, dat het bedoelde por
tretje gedaan is op ff-rffard* imnrnred iMofimpliic
pnpf.r, waarvan de teekening bij overbrenging op
den steen ongeveer niets verliest.
V.
Het museum te Lille, een der schoonste in
Frankrijk, na die van Parijs en Lyon, wordt met
onherstelbare verliezen bedreigd. ITet bevat een
groot deel van de kunstschatten die indertijd
door de overwinnende legers vnn de eerste Re
publiek uit de Nederlanden werden meegesleept.
Rnbens, Tlnysdaol, de Breuglipls, van Dijo.k,
Jordaens, Teniers, Ostade, van der Monlen, PTI ook
uit andere landen en tijden, Delncroix, David,
Corot, Courbet. Carolus Duran, de Neuville. Gova,
Diaz, Salvatnr Ro«a, Poussin. zijn er door pracht
stukken vertegenwoordigd. Daarbij komen
teekoninsron van Ttaliaansche meesters, 197 bladen
van Michel Angelo, GK van Rafaëi. S van Titiaan,
3 van Leonardo da Vinci, 2 van ('orreggio, 8 van
Guido lleni. Welnu, dit alles is bezig te beschim
melen en reeds voor een deel verrot. Vroeger
waren de stukken in de zalen van het oude stadhuis
geherbergd: nu bewonen zij een prachtig nieuw
museum, dat vochtig is, vol paddestoelen en
schimmel, en waar de kostbare stukken haastig
aan 't vergaan zijn.
Bij de firma E. J. van Wi'solingh &. Co. is
geëxposeerd een schilderij van Ed. Karsen
»Buiïg weder".
Een Engelsch kunstverzamelaar, de heerLarkin,
kocht onlangs te Amsterdam voor betrekkelijk
weinig gold een stuk, dat later bleek pen echte
Hobliema te zijn. De heer Larkin zond aan de
vroegere verkoopers een aanzienlijke som bij het
geen hij liTin vroeger betaald had, en het stuk
prijkt nu als middelpunt zijner collectie. Het
is een buitengewoon groote ITobbema, een land
schap met boomen op den voorgrond en een
dorpje in de verte, een molen met molenvliet,
waarop door de bladeren het licht speelt, alles
rustig en vol stemming, zooals de beste Hobbema's
zyn.
De H.H. Jos. Vas Dias & Co., graphische kunst
inrichting en stoomdrukkerij, Joden Breestraat 23,
hebben een miniatuur-kalender 1893 doen ver
schijnen, die er heel netjes uitziet. Voor de be
werking van het schild is het photographisch
lichtdruk-procédéin toepassing gebracht, met de
bedoeling door middel van den druk eene imitatie
weer te geven van porcelein photographie (opale).
Door aanbrenging van een open medaillon in het
schild is er de gelegenheid tot opname van eene
photographie.
Hollandsche kunst in Pruisen.
Toen ik vóór eenige jaren het K. K. Gebeimes
Staatsarchiv te Berlijn bezocht, vond ik daar
duidelijke bewijzen van de intieme betrekking,
die er bestond tusschen Joan Maurits van Nassau,
den «Braziliaan." zooals hij in onze geschiedenis
gewoonlijk heet, en den Grooten Keurvorst, den
grondlegger van Pruisen's macht. De toon, die
er heerschte in de correspondentie tusschen den
Keurvorst en zijn vorstelijken stadhouder in het
Kleefsche, bleek mij ree. s toen inniger te zijn,
dan men gewoonlijk in politieke brieven van
dien aard en dien tijd pleegt te ontmoeten. (1)
Bekend met de liefde voor bouwkunst van den
.stichter van het Mauritshuis, bekend ook met
zijne sympathie voor het schoone Kleefsche land,
had ik mij evenwel niet kunnen voorstellen, dat
Joan Maurits voor de kunstgeschiedenis van ons
land en Pruisen eene zoo groote beteekenis had,
als thans door de zorgvuldige nasporingen van
dr. Galland is gebleken.
Deze geleerde heeft in zijn jongste werk (2)
duidelijk in het licht gesteld, dat Joan Maurits
in vele opzichten de tusschenpersoon is geweest,
die, nauw bevriend met zijn souverein, betrek
kingen van den kunstlievenden Keurvorst tot
onze hollandsche kunstenaars-bouwmeesters,
schilders, beeldhouwers, schrijnwerkers heeft
aangeknoopt of verlevendigd. Doch ook zelfstan
dig heeft Joan Maurits van Nassau onze Hol
landsche kunst naar Kleef en Brandenburg over
gebracht. Uitvoerig toont de Duitsche kunsthisto
ricus met de stukken uit de archieven te Berlijn
en elders aan, hoe Joan Maurits het bevallige
Kleef in de 17de eeuw heeft verfraaid door tal van
bouw- en waterwerken, door grootschen aanleg van
lanen en tuinen, zoodat reeds toen deze thans
zoo geliefde badplaats een groot aantal Holland
sche bewonderaars tot zich trok. Behalve te Kleef
heeft Joan Maurits ook in de
Johannieter-commende Sonnenburg in Brandenburg, waar hij de
waardigheid van »Herrenmeister" der orde van
St. Jan bekleedde, Hollandsche kunst en Hol
landsche kunstenaars laten arbeiden aan de
verfraaiing van land en stad. Zeer merkwaardige
gegevens worden hieromtrent door den schrijver
medegedeeld, waaruit blijkt met hoeveel inzicht
vooral in zaken van architectuur deze begaafde
vorst uit het geslacht van Nassau, de vriend van
de beroemde Hollandsche bouwmeesters Van Kam
pen en Post, van de beeldhouwers Quellinus en
Dusart, de beschermer van menig schilder dier
dagen, de belangen der kunst heeft bevorderd.
Doch niet alleen op de veelzijdige werkzaam
heid van den Braziliaan valt door dit werk een
helderder licht dan ooit te voren, ook de Groote
Keurvorst vertoont hier nog eene andere zijde
van zijn geest dan men gewoonlijk aan hem ziet.
Hij verschijnt hier als een Maecenas, wiens
neiging zeer beslist in de richting der Holland
sche kunst zich ontwikkeld heeft, ja zich in
Holland oorspronkelijk héft gevormd. Zijn ver
blijf als jong keurprins aan het schitterende hof
van onzen Frederik Hendrik, der. fijn beschaaf
den en rijkbegaafden zoon van Louise de Coligny,
heeft in dit opzicht een grooten invloed op den
beroemden Brandenburger gehad. Nog vóór zijn
optreden als keurvorst getuigt hij herhaalde
lijk van zijne ingenomenheid met de Holland
sche kunst, waarvoor ook zijne edele gemalin,
de geliefde dochter van Frederik Hendrik, veel
gevoelde. De heer Galland doet weder de archie
ven spreken over de kunstwerken, die Potsdam
en lierlijn uit dien tijd konden en nog kunnen
aanwijzen en die bijna zonder uitzondering van
Hollandschen oorsprong zijn. Niet alleen Holland
sche ingenieurs en Hollandscho landbouwers (3)
doch ook Hollandsche kunstenaars van allerlei
soort hebben hunne woonplaats tijdelijk of voor
goed naar de Mark overgebracht en in het verre
Brandenburg de grondslagen gelegd voor eene
nieuwe welvaart, eene nieuwe volksontwikkeling
na de vreeselijke verwoestingen, die in den 30
jarigen oorlog van dat land eene woestijn had
den gemaakt en het volk aldaar hadden doen
verwilderen.
ftn voor de geschiedenis dor Ilollandsche n
voor die der Brandenburgsche kunst is dit werk
dan ook van groote beteekenis, niet het minst
door de belangrijke uit de Pruisische archieven
geputte meerendoels verrassende bijzonderheden
omtrent Hollandsche kunstenaars, die de auteur
aan het slot van zijn boek in aanteekeningen op
de Nachrichten van Friedrich Nicolai mededeelt.
(1) Vgl. mijne Verslagen aangaande een onder
zoek in Duitschland naar Archivalia, 1886?1887,
blz. '250 vlg. en 18S8, blz. 18 vlg.
(:.'.) Dor Grosse Kurfürst und Moritz von Nas
sau der Brasilianor, Studiën zur Brandenb. und
holl. Knnstgeschichte von dr. G. Galland, Keiler,
Frankfurt a M., 1893,
(,">) Vgl. bovengenoemd Verslag.