De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 15 januari pagina 4

15 januari 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

^TEESBI<M) TOQB Na. 812 ,m«« ausssn}ijjb. in har? .1its eene fou^; Jjet vere»' Tèroor«aa£t bij he,t " ?.us ;inge4 v .atsta'f-* f*~r* .v^tip^en, zijn 3e tooneel&er .o,pgetogenf ,ln geen'wonder. "?-Vyéji wjj. ._Hoezeer heeft 4e too' jjïatslte, ?'<7 jiaar, in Duitscljhjnd fjnöerw' wij'ona nog levendig wat 1872ie Presden on,s bood. ,Hoq 'Otste bloeitijd te Dreade» was ^ J2}' n Dettmer, eene Fiancisca _/er, P>uJinétUlrich en anderen nog ;dige medewerkere behoorden. Hoe ( .__. afgenomen.''In 1872, 1873 kon nog 'g^etstige blijspel van jScribe TJn verre d'eau" -uitverkocht buis' veroorzaken, dat nu geheel ilnk geworden is, Alles is gedaald, en de ? n Tiet geiialte der stukken, en hiermede dei de smaak van het publiek. Geen is cfat liet den jon^eft knticl van dagen 'alt '0W in dezen v.rvaltijd der tooneelwe belaas beleven, met juist en maat; 'it enr buitengewoon talent, zooals rwpj 'ong%wtjfejd is. te beoordeelen. pieuw bpek verschijnt vergelijken wjj onwillekeurig met dat van onze beste en zoo, is het voor ons niét alleen l maar bok een 'plicht, nogmaals ons J voor deügeest terug te roepen, en baak voor alle tijden dienen. de^ühverkór'enen, die in 1876 te het onuitsprekelijke kunstgenot mochten Marie Seebach in bare hoofdrol Gretchen Optreden. De beroemde vrouw telde tpen dan 42 jaar en was in de oogen van publiek niet mooi en daarbij houterig De kunstenares keerde tusschen haar en.47ste jaar nogmaals in baar spel tot dien stijl tefug, waarin zij ongeveer in 1855 eerst in Frankfurt . am Main optrad. van baar 35ste tot haar '10ste jaar was kunst eerder in verval, onwaar, onnatuurlijk; raAJrsfitiijnljjk is dit alles veroorzaakt gewordoor haar ongelukkig huwelijk met den groo: zanger Meinann). Wij vergeten het nimmer f '(je toen in bet kleine Residenz-theatcr, waarw_Tjn A$ theater-kritici Óttó Bande en Robert (."l&óelss heel Drésden heenlokten, genoten hebben. ;?(.P*, .geestdrift was onbeschrijfelijk en de groote Itfttinït was" zélve ook in verrukking dat het haar rmftals yergnnd, werd, zoo te mogen scheppen. g*f G-réiclien vijf maal, verder Maria Magda4 ^ao Hebbel, Adrienne Lécoiivreur, The ta/-ming of the shrew Van Shakespeare, alle in grooten «tijir Maar over pwg]ke_geg;evens. mocht Marie See'Iwcb beschikken! l)e tegenwoordige generatie kan «éh Van dezen stijl,.waarin1 ze Gretchen 1) vertöikte, geen denkbeeld maken, want de groote taJènten die in den-'laatslen tijd optraden, de Amerilaan Booth, Rossi, Sarah Bernhardt, noch onze allerliefste Eleonore Duse, zijn >nooit en nimmer Ook h -de verste verte in eenen adem met Marie Seebach te noemen. Haar Gretchen is eeuwig, zooals de Faust van Goethe eeuwig is. Ware het m|(gelijfc geweest deze apparitie, dit gecreëerde meesterstuk met alle deszelfs kleurschakeringen MkB de vergetelheid te ontrukken, evenals de pljpraograaph een muziekstuk bewaart en Jater weer-x-'t?? /ie dan zoude Seebach's Gretchen als monuittléfiguur ift alle komende eeuwen aan den horiAef kunstwereld prijken. Geen tooneelkritikus h4eft haar beter begrepen en helderder beoordeeld dan Bibbert Pröelss,: wien juist in dien tijd de eervolle taak töfa deel vie', eene geschiedenis van het Dresdner Theater te schrijven. (Geschichte des Hoftheaters zu Bf*sden 'von einen Anfangen bis zum Jahre 1862. ftébfeü» l'roelss Drésden 1878 Wilhelm Baensch Ver' a^y.'Gerioémde schrijver is een man van het vak door eü^door, hij beleefd* den grooten bloeitijd van tot tooneel aldaar. Hij zag optreden Bogumil Da«4soB, die vaa kleinen, poolschen jodenjongen zich ontplooide tot den eersten karnktervertolker van Duitschland en naast dezen reus den grooten Emil- Devrieht. (Te Berlijn straalde toen Auguste eSëia^^V .HèttdrichB,: Döririg,: Triëb-Blumauer). .Wij hadden de eer met Proelss te verkeeren en zoo "vernamen wij veel over dien grooten tijd, waarin ougemeene talenten niet tot zeldzaamheden rekenden. Volgens 'hém was Dawispüde beste vertegen woordiger der realistische richting, mil Devrient, dien wij in 1856 te Utrecht als Hamlet zagen op treden, die van de idealistische. Marie Seebach vereeuigde, volgens Proelss, beide ric/ilingen der kunst, en wij deelen zijn oordeel. Grooter lof, in weinige woorden uitgedrukt, kon Marie Seebach niet worden toegezwaaid. Rachel was vóór onzen tqd. Gerust mogen wij beweren dat Marie See?bach -eene verschijning is, zooals elke eeuw ons misschien eenmaal schenkt. Haar Gretchen doet vergelijkender wijze slechts denken aan de werken van Rembraudt, Rafael, Rubens, Velazqnez, Frans Hals. Al de overige groote talenten van de laatste tijden bereiken slechts de hoogte van een Israëls, Jacob Maris, Mauve, .Mesdag, Roelofs. Als wij nu en dan al-bier te Berlijn in gezelschap de groote vrouw, die oud geworden is, ontmoeten en de geheel bizondere lijnen van het gelaat aanschouwen als zij eenige liederen van Goethe en Heine voor draagt, duiken onwillekeurig die vele uitingen van baar genie wederom in ons op, als: //Er Hebt mich, Hebt mich nicht", of de kerkerscène, waarin zij met eene armbeweging de geheele omgeving voor heilig verklaarde Eleonore Duse wijkt geheel en al af van de groote, genoemde talenten; het is niet mogelijk nare verschijning ook maar eenigszins met hen te vergelijken.' Dat komt daardoor, omdat hare apparitie in-modern is. Zij trad hier slechts in moderne stukken op, hoewel haar repertoire ook klassieke stukken opgeeft. Wij kunnen deze kun stenares slechts ons voorstellen in rollen die in de laatste 40 jaar gecreëerd zijn. De beminnelijke Eleonorai iDuse is ongeveer 3éjaar, is niet mooi, maar ziet er van top tot teen interessant uit. Haar te vergeten is voor elk kunstvriend ondenk baar en alle rollen die zij gaf, zijn diep in ons l') Hét is bekend dat Clarchen in Goethe's Egmont vóór en na haar nimmer beter gecreëerd werd. hart gegrift en laten onnitwischbare indrukken voor altijd in -ons na (£). Zij .volgt; ~uiet de jflode, zij maar eeb si^k.j een\JkeujBe,; alles^T.. Dut lmar<H«le#-«ee rollen, behoeft geen betoog rijkdom, waarmede de toone^sfiKilïffe'rs in de laatste tien jaren» ~<3fe aïirtoede aan >given trachten te verbergen, is haar natuurlijk geheel vreemd. De rol wairin zij bet' nveest schitterde was die van Marguérite Gauthier in //laDameaux Camélias". Dit stuk .werd} 4 jUaalgegegeyen; wij zagen het twee maal. erh'jk moeten wij beken nen dat wij er met weerzin heengingen, aa Dümas' werk nogmaals gelezen te hebben. Als bewoner van een der wereldsteden zijn wij omringd door de ? schaduwzijden' van het moderne leven, meer dan ons dit wel lust. Maar hoe werden wij ver rast. Welk een opflikkering, welkeen opfrissching van ons hart na jaren van dufheid (de Amerikaan Booth trad te Berlijn in 1882/83 op) wederom ware en'groote kunst op het tooneel te aanschou wen'. De' opvoering van »La- Dame aux Camélias" laat diepe herinneringen na. Wat hebben wij met Margnérite Gauthier medegeleden als zij,- ter wille van Armand, vaarwel zegt aan de reine liefde, waarvan, haar hart voor hem blaakt, zij dienimmer nog had liefgehad. De tweede opvoering wa's de uitstekeudste, de bloemscène van onbeschrijfelijke Ofikoring; haar binnentreden met de struiken der reine camelias in de hand, schitterende; van jeugd en . aanvalligheid, dan bet samenvoegeft van deze tot ;een booquet, dat alles'evenaarde liet-fijnste genrestuk van den ;Belgischen Stevens; -Dan ver schijnt Dnval, Armand's vader, en langzaam ver stommen de akkoorden van reine, onverdeelde vreugde, die haar hart voor een oogenblik verrijken. Dnval werd zeer goed geïnterpreteerd, zoodat deze scène.diep aangrijpt en oas het hoogste te genieten jeeft: den spiegel der natuur. Het toppunt bereikt sij na het vertrek van Duval, als zij langzamerhand in snikken en tranen losbarst en daarin voor een oogenblik leniging vindt voor hare smart. Eleonore Duse deed ons hierin aan Marie Seebach denken. Eene dergelijke harmonieuse opvoering is alleen mogelijk als de troep in haar geheel goed is, en dat is het geval. Dat kon men vaa die van Rossi niet zeggen, Booth speelde hier met de Duitsche tooneelspelers, de troep van Ristori was onder middelmaat. Andó (premier amoureux) en direkteur van het »ezelschap is ook een groot tooneelspeler, die door natuurlijkheid en waarheid zijn wederga in Duitsch land niet heeft. Hij bereikte in eenige oogenbbkken Eleonore Duse's hoogte. Geen wonder dat de liefdesscènes tusschen haar en Armand overvloeien van frischheid en innige teederheid. De sterfscf'ne was groot, bij allen geheel harmonie. Wij verlieten liet huis met de gedachte : Goddank, dat het uit is, wij hebben genoeg geleien. Het optreden van Eleonore Duse blijft eene gebeurtenis in de geschiedenis der tooneelwereld te Berlijn. IVa elk groot kunstgenot overvalt ons meestal een gevoel van verzadiging en zoo ook nu. Het mooiste boek leggen wij ter zijde, wij hebben veel in ons opgenomen, dat slechts lang zaam kan verteerd worden. Zij gaat van hiernaar. Amerika, om met deze reis hare loopbaan te ein digen, waarschijnlijk daar z\j zoo zenuwachtig is; men beweert dat E. Duse het daglicht niet -ver dragen kan. Met weemoed zagen wij haar vertrek ken, maar met een dankbaar hart, voor het geno tene wij gevoelen ons rijker dan voorheen. J. H. SCIIOHER. .?(*)? Zij trad op in La Dame aux Camélias van Dumas fils, hare hoofdrol, verder in Ibsen's Nora (deze rol heeft zij niet begrepen), in Fernaude, Fédora, Cyprienne, Francillon, Odette, Cavalleria Rusticsn i van Verga en in La Locandiera van Goldinl. SANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST De door den Heer H. P. Berlage geteekende Oorkonde der overdracht van Israëls' portret van Veltman ziet er beschaafd uit. Er spreekt zekere smaak uit het saambrengen der zachte, klare kleuren, en een brok zoo als links "bovenaan, waar iets als een wierookvat ornamentaal wordt verbeeld, is zeer fraai. Er is in het geheel nog een deugd, die men bij een architect van onzen tijd niet zoeken, een gebrek echter ook dat men van een bouwheer niet verwach ten zou. De deugd is dat hetkoude, magere liniaalrechtlijnige der moderne architectenteekeningen er geheel is uitgebleven; met vrije vaste stre ken is de compositie aan elkaar gelijnd. Welnu, en het gebrek, het bevreemdende groote gebrek van deze zorgvuldig bewerkte oorkonde is, dat het er totaal in hapert aan een noodwendig architektoniesch verband. liet is geen naar n be grip uitgegroeide compositie, het is een op merkelijk inlegwerk van met meer en min smaak en vinding geschikte romaansch getinte motie ven,?maar geenszins een gul organiosch geheel. De expositie-Vincent van Oogh in de Amsterdamsche Panorama-zaal blijft zeer de aandacht trekken, en doet zich voor als een bepaald succes, wanneer men oplet dat in de laatste jaren over geen tentoonstelling hier te lande zooveel passabele. behoorlijke of zelf zeer goede koerantartikelen geschreven werden, als over deze. Het is jammer dat de zaal dezer dagen, door dien de kap niet wordt schoongehouden, dikwijls al te donker is. In dat opzicht, schoon in dat alleen, waren de van Goghs van den zomer in do dagen van hellen zuidelijken zonneschijn inden Haagschen Kunstkring beter geëxposeerd. Maar hier laat do keuze en de schikking niets te wenschen over. Al ligt de oorzaak voor een goed deel in het ongeluk van den veel doorworstelden schilder, het is voor ons een geluk dat de omstandigheden zoo tenaastenbij kompleet het werk van dezen ar tiest bij elkaar deden blijven. Van wien anders zag men ooit een zoo geheel representatieve ten toonstelling .' En juist om van (Jogh te begrijpen is het zoo noodig dat men zooveel mogelijk zijn gansche oeuvre kunne overzien. Naar ik verneem, blijft de tentoonstelling waar schijnlijk, nog tot het, eind van deze maand geepend, , De bederlandscfo Spectator is het nieuwe jaar begonnen met een door Henricus zeer' habiel geteekende prent, die, hoewel niet al te gedisgeerd, in elk geval.bij de volslagen waardeloosheid v.an hare voorgangsters bizonder gunstig afsteekt. Het. is waar, tegen zulk zwart komt alles al gauw uit,.en het staat inderdaad nog te bezien wat deze teekenaar zal vermogen te geven. Alevel is h«t weer iets waar men naar kijkt. Het smakelijke tijdschrift l'Art et ridée, onder redactie van den kurieuzen Octave Uzanne, heeft, wel jammer, tot nader order opgehouden te be staan. Le hvre d'Art, onder redactie van Emile Bernard, waar we hier onlangs een eerste afle vering van aankondigden, is reeds weder in de doos. De dit jaar vrg uitgebreide zwart-en-wittentoonstelling van de Nederl--ndsche Eisclub zal om en bij den 20sten Februari in de groote zaal van »Arti et Amicitiae" te Amsterdam worden geopend. Zaterdag opende in Arti voor de pers, Zondag opent er voor genoodigden, en Maandag voor het publiek, de Tentoonstelling van Kunstwerken, afgestaan' door de firma E. J. van Wisselingh en Co. te Amsterdam. Een al te vluchtig kijkje gaf den indruk van een expositie die zeer de aandacht verdient. Veel eminente kunst, en maar weinig dat daar niet wel bij past. In de kleine voorzaal een tiental teekeningen, in de groote zaal wel tachtig schilderijen. Links aan den wand middenin daar, de Vlinders van Thijs Maris, voornaam, blank, ongerept. Er tegenover een statige Daubigny. Over het geheel verder overheefschend de Fransche kunst uit de afge sloten periode die het gemakzuchtig spraakgebruik de romantiek heeft gedoopt. Van Delacroix en Millet ditmaal niets. Maar vijf grandioze schet sen van Daumier, den minder getelden die van hun rang was, en waar men in Holland nog wel nooit iets van geëxposeerd zag, behalve dan een prachtigen Christus met de jongeren, die een paar jaar ge leden in den Haag bij Van Wisselingh voor het raam stond en die er thans in de uitgelezen collectie van baron Van Lynden is. En een kop van Ingres van allersoberste noblesse. En vijf Monticelli's, waaronder twee al heel mooie. Ook een intieme studie van Rousseau, en zeven meeren deels bizonder aantrekkelijke Corots. Dan nog Courbets van groote waarde, en Vollons, waar onder een allerdeftigst strak stilleven van keukengerei, een tijne Dupré, en stukken van Diaz, Bouvin en Michel. Te veel goeds verder, ook van de beste moderne Hollanders om zoo maar in de gauwig heid op te noemen. Het maakt waarlijk een keuze-tentoonstelling uit van Fransche, Engolsche en Hollandsche tonalistenkunst. Omtrent September van het vorige jaar werd op initiatief van een l'arijsch literair blad, La Hume, een comitésaamgesteld, dat een monu ment wil zien opgericht voor Charles Baudelaire. De meest schitterende namen der Fransche en Belgische literatuur onderteekenden een circulaire, maar zooals het met deze dingen pleegt te gaan: er is nog geld te kort. Nu zijn er ook in Neder land ongetwijfeld personen die iets willen bijdragen voor een posthuurn huldeblijk aan het werk van den grooten poëet, maar, en daarom past deze opwek king dunkt me ook op deze plaats, er zijn er bovendien onder ons die gaarne lichtelijk zullen medewerken tot het doen uitvoeren van een werk door Frankrijks grootsten beeldhouwer van heden, Auguste Rodin, want aan dezen zal de opdracht worden gedaan. Laat hen dan aan de redactie van het weekblad of aan den steller dezer notities het hunne toezenden. V. Architecturci, het orgaan van het genootschap 'Architectura et Amicitia" (uitgevers J. van der Endt it Zn. te Maassluis) heeft bij zijn tienjarig bestaan eenige wijziging in vorm ondergaan en dit zal ook wat den inhoud betreft het geval zijn. In de eerste plaats zal Architectura voort aan het orgaan zijn van de »jongere generatie, van hen die de toekomst ingaan met hooge ide alen, met fiïsscbe zoekende werkkracht." De technische zijde der Bouwkunst zal, onder re dactie van den heer J. A. van der Kloes, het tweede gedeelte van het orgaan in beslag nemen. Bij de firma E. J. van Wisselingh & ('o., Kal verstraat, is geëxposeerd een schilderij van Boudin »Kade te Dordrecht." IIIIIIIUIIIIIIIMIIIIIIIItllllllltlMIUIIIIIIIII (!t'ltische volksverhalen. Celtifuhe Tooversproókjes van Josepli Jacobs, vertaald door ('. Stoffel, met een aantal platen, naar de oorspronkelijke teeke ningen van John 1). Batten. .Nijmegen, 11. C. A. Thieme. De lieer ('. Stoifel hoeft zich de moeite ge troost om de Celtic fuity tolef, door den ijverigen verzamelaar Jacobs bijeengebracht, in het \oderlandsch te vertalen, [k hoop van harte dat bij voldoening moge hebben van zijn werk, een werk dat hij klaarblijkelijk met groot plezier gedaan heeft. Liefhebbers van sprookjes die zijn er toch, trots al de booze dingen die er wel eens van sprookjes zijn gezegd, nog genoeg in ons land V kunnen aan dit smakelijk boekje bun hart op halen. Zn zullen er oude bekenden in vinden, zij het dan ook wat anders aangekleed. Daar is b. v. die leuke geschiedenis van Iludden en JJuthlen en Donald O'Neary, zeker wel een der meest verspreide volksverhalen, dat toch altijd zoo vermakelijk blijft. liet is merkwaardig na te gaan in hoeveel landen dit verhaal, en vooral bet incident van den slnwen kwant, die in een zak jiestopt daar uit weet te ontsnappen door te roepen dat hij het een of' ander hem toebedachte voorrecht niet begeert te verkrijgen, merkwaardig is het, z.eg ik, om na te 'gaan in hoeyele landen dit verhaal voorkomt. Onlangs vond ik nog een variant op het bewuste incident hr een boekje, dat ik tot dusver in geen nkel tijdschrift vermeld zag en dat veel te aardig is om niet even genoemd te worden: Contes populaire» du pays Walton par Aug. Oittée et Jules Lemoine. Daarin is een verhaal van Rougedos et son sifflet, dat eindigt hiermee: Rougedos wordt door de gendarmes van den koning in een zak gestopt en wegge bracht om in het water te worden gesmeten. Maar de gendarmes merken dat zij een vork hebben vergeten, waarmee zij den zak netjes in het water kunnen duwen. Als zij weg zijn, ligt Rougedos in den zak te lamenteeren, en als er dan een herder voorbij komt die vraagt waarom. bij zoo kermt, beweert Rougedos dat ze hem burgemeester willen maken, maar dat hij daar hoegenaamd geen trek in heeft omdat hij niet kan lezen of schrijven. En dan gaat het precies als in de parallellen van het verhaal. De twee kleine plaatjes by dit verhaaltje zijn allerkostelijkst, vooral dat tweede: Donald zjjn lange vingers houdend op een stapeltje goud stukken en met zijn onbeschaamd ganneve-bak kes kijkend naar de verwoede tronie van een der twee anderen, die daar zoo echt-nydig met doorgebogen knieën en de handen in de zij vóór hem staan. Zoo zullen iederen lezer ook bij andere sprook jes van het boek, den een wat meer, den ander wat minder parallellen voor den geest komen. Zóó by het Polyphemus-incident in Conall GeelTdauiv, zóó bij Munachar en M'inachar, dat in het Celtische sprookje zoo allerleukst eindigt, zóó bij Jan en zijne kameraads enz. In de aanteekeningen geeft de heer Jacobs dienaangaande zeer nuttige aanwijzingen. Maar zeker zal men ook minder bekende sprookjes in het boek aantreffen, en het nieuwe heeft ook zijne bekoring. Velen zullen met ge noegen kennis maken met den braven, zoo'n beetje kindschen koning O'Toole en zijn ganf, met den vroolyken snyder, met het Klaprozenveld, met de geschiedenis van Guleefh en nog andere verhaaltjes. De hier genoemde historietjes zijn allen nog feeënsprookjes, volksvertellin gen met reuzen etc. en kluchten. Maar er staan in het boekje ook nog heldenverhalen, bevattende avonturen van volkshelden of mythische per soonlijkheden. In »De Spectator" van 31 Decem ber '92 heeft prof Moltzer terecht op de be langrijkheid van deze verhaaltjes gewezen voor hen die studie maken van de Arturromans, en daarover eenige interessante dingen gezegd. Die verhalen zijn ook in gansch anderen meer epischen sty'l. Daar is de historie van Connla en de fee, daar is de historie van Deirdre, daar is de geschiedenis van Hoe Olwen de bruid werd. In de aanteekeningen wordt, eer elk verhaal afzonderlijk wordt besproken,een overzicht gegeven van de bronnen. Het getal volksverhalen be groot Jacobs op 2000, doch 250 zijn er slechts gedrukt. Alleen de verzameling van Finsche volksvertellingen, die te Helsingfors wordt be waard, is grooter. De bronnenlijst toont dat er heel wat te kluiven is. Zeer belangwekkend zijn deze aanteekeningen, die weer wenken geven voor verdere studie. Is dit boekje voor kinderen bestemd ? Ik ge loof het wel. vooral als ik kijk naar de plaatjes. Maar of het nu voor kinderen bestemd is of voor groote menschen, waarom gebruikt de heer Stoffel soms van die uitdrukkingen, of woorden, zooals ik er hieronder een paar laat volgen? Ik meen het wel een beetje te be grijpen: hij doet dat alleen in stukjes als b.v. die van koning O'Toole en Jan en zyne kame raad?, die in zeer ongegeneerden stijl zijn ge schreven. Best, ik kan heel goed begrijpen dat de heer Stoffel, als het werk hem lustig van de hand ging, dan ook eens uit zijn slof schoot en geen deftig Nederlandsch neerschreef, daar had bij volkomen gelijk in. Maar hij gaat wel eens wat ver. Prof. Moltzer teekende aan: »alsof hij 't te Keulen had hooren donderen"' en -je bent niet van gisteren en kunt praten als Brug man" ik had bovendien reeds aangeteekend : «Heeren in den Haag!" zei koning O'Toole de baron die voor het raam xti-ng" >'t begint te lum-wren," werdiverteeien" en nog dergelijke uitdrukkingen, 't Is eenvoudig verschil in opvat ting tusschen den heer Stoffel en mij, ik vind die uitdrukkingen een beetje gewild ongegeneerd. En dat is dan ook mijne eenige opmerking, want de heer Stoffel vertaalt uitstekend. Mijn kompliment! Gorinchem. N. J. BKVEKSKX. Stephane Mallarmé, de symbolistische dichter, beeft met Nieuwjaar zijn visitekaartjes in enve loppen met gerijmd adres gestoken, als voljrt: Va-t'en, messager, il n'importe Par Ie tram, Ie coche ou Ie bac l!ue, et 2, (iounod, a la porte De notre (ieorges Kodenbach. Men moet zich verwonderen," zegt een bericht gever, over de vlugheid, waarmede de postbeambten al deze adressen hebbon ontcijferd en de kaartjes op den gewonen tijd besteld." Men mag zicb ook een beetje verwonderen, dat Stephane Mallarméiets zoo gewrongens als rue, et'_'. (iounod'' do wereld inzendt. Al kan dan ook rue (iounod" in een Fransch vers niet voorkomen, hij had iets anders moeten vinden. In de Franscho Académie zijn drie fauteuils open; den eersten Donderdag in Februari zullen de verkiezingen daarvoor plaats hebben. Voor den fauteuil van Renan zijn ds candidaten de 11.11. Bertbelot en Challemel-Lacour; voor die van Camille Rousset de II.H. ThureauDangin en Henri Houssaye; voor dien van Xavier Mannier de II.II. Henri de Bornier, de la Villehervé, Anatole Leroy-Beaulieu en Gilliert Augustin-Thierry. Voor alle drie de fauteuils is Zola ook candidaat. Maar overigens, wat zonderlinge namen komen op de lijst voor, waarop Paul Bourget ontbreekt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl