Historisch Archief 1877-1940
tHBwi vermommingen en weet aldus
' te bereiken, .den voogd te
verschalptèce d tiroirt, dat aan de oude
'komedie, aan Arlequin en Colombine
. Dt wigkttnstenaars is niet een van
HfK» best geslaagde klachten, een beetje
zwaar op de hand, vaak meer grollig
itig; z\j zit echter goed in elkaar en de
pronkeljjke stof (ditmaal eens de
geeais van een meisje, dat den door haar
toor haar bestemden echtgenoot niet kan
laa en op den loop gaat als men haar den
haar zelf gekozen aanbidder niet wil
ge'is met veel handigheid verwerkt; een
inwpelletje, dat, goed gespeeld en hier en daar
f een beetje bekort, als voor- of nastukje boven
rete buitenlandsche werkjes is te verkiezen. Van
S,; j* Vertooning was veel werk gemaakt. Voor
? towkeelinrichting en kostuum had men zooveel
,. BWgelgk de bekende prent van Troost gevolgd.
" coquette decor en de keurige requisieten
B, naar afbeeldingen van oude
Amsterdamtooneeldoeken te oordeelen, geheel in den
:. De verlichting en regie lieten tegen het
i te wenschen over. De vertooners kunnen en
: geprezen worden. Eén enkele vraag. Waarom
men in plaats van de dames Holtrop en Van
en den heer Clous niet een paar der
leden in het kluchtje optreden? De
i hebben veel, de laatsten krijgen bijna
je'ts te doen. Van de vertooning van Lei
t savantes en Les folies amoureuses was de
verdienste dat zij geheel volgens de
trastreng in den stnl was, zonder dat ik
zou willen beweren, dat beide bespelen
a tot .hun recht kwamen. Het geheel was
kwaad; over de afzonderlijke creaties valt
ipMttjter weinig te roemen. Het best waren mad.
|s Thénard (Béise) en de heeren Renot (Chrisale)
'???ia Krauss (Trissotin). Regnard's klucht trof het
a) -bijzonder ongelukkig. Het pikante ging
verloren, doordat madame Thénard voor de
soubrette_rol de vereischte jeugd en frischheid, madame
Raynard voor die van Agathe de niet minder
gewenschte geest en fantasie miste.
nvDB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEBLAND.
Na. 813
In het «Salon" Sodom's ondergang, tooneelspel
in 5 bedrijven uit het Duitsch van Hermann
Sadermann. Naar de luidruchtige
bijvalsbetuigingen te oordeelen een groot succes. Ook
een verdiend? Ja en neen. Een mooie, een
eekto, d. i. een bonte en spannende
tooneelvertwming, een komediestuk in den minst edelen
ai» van het woord, een aaneenrijging van, een
jacht op, een stortvloed van tooneeleffecten en
nog eens tooneeleffecten; een mozaïek van louter
spannende en boeiende brokjes tooneelkunst, zoo
spannend en boeiend, zoo aangrijpend en
dramato»ch, dat het ten slotte bijna belachelijk wordt,
een tooneelspel, waarschynln'k als ernstig kunst
werk bedoeld en steeds meer aan brutaal maak
werk doende denken. De geschiedenis van een
veelbelovend jong schilder, die door een
aanaienlijke dame gedebaucheerd wordt en ten slotte
geheel ten onder gaat. Een onderwerp, alles
eerder dan nieuw (velen zullen zien Feuillet's
iJDalila", waaraan Sodom's ondergang herhaaldelijk
doet denken, herinneren), doch dat, frisch en met
ern&t behandeld, zeker nog indruk zou kunnen
maken. Sudermann heeft in zijn jacht op forsche
effecten de hoofdzaak ongedaan gelaten; van ka
rakterstudie en karakterverklaring, van meer dan
oppervlakkige analyse en psychologie te weinig,
te aelden sprake. De schilder en zijn Dalila
zija tooneelmenschen, die eerst een beetje ver
wondering, ten slotte walging wekken. Zij een
nagemaakte groote dame, een aanstelster, die
?vww geblaseerd wil doorgaan, die zich
fin-de«fóofe-airtjes geeft, maar het niet meent, die
quasi-gedurfde wijsgeerigheden uitkraamt en het
wlfende oogenblik, smeltende in sentimentaliteit,
a»oals alleen een Duitsche tooneelprinses dat
vermap, zich zelf beklaagt, bejammert en verfoeit.
Hjj «en onhebbelijke kwast, een praatjesmaker
en phrasenspuwer. een belachelijke
ofbeklagens1 waardige lijder aan grootheidswaanzin, die zich
niet ontziet een jong meisje enormiteiten als deze
toe te voegen: »Zeg mij alles, eerlijk en oprecht,
alsof ik je biechtvader, alsof ik onze lieve heer
zelfwas", een stumpér, die niets heeft, waardoor hij
een oogenblik voor zich inneemt, dat hem tot
een belangwekkende, aandoenlijke of tragische
persoonlijkheid maakt, niets dan dat hjj schilde
rijen maakt. Sodom's ondergang huldigt nog de
leer, een leer, die, meende ik, als antiquiteit
reeds lang naar de rommelkamer was verwezen,
dat de kunstenaar een geheel bijzonder wezen
is, voor wien de wetten, ook die der zedelijk
heid niet gelden, voor wien het beest zijn een
levensbehoefte is, wien in het belang van zijn
kunst alles geoorloofd is en alles vergeven wordt!
Sudermann behandelde het onderwerp tragisch,
liever melodramatisch; in de «Femmes savantes"
en »Le monde oül'on s'ennuie" is het komisch
behandeld. Dat lijkt mij wel zoo juist en gezond.
Waarom moet de jonge schilder dood gaan? Hij
had allen aanleg een uitstekende Trissotin of Bellac
te worden. Sodom's ondergang bewijst misschien nog
overtuigender dan »De eer", dat Sudermann een on
gewoon begaafd, een geboren dramaturg is; toch kan
men den Duitschen auteur niets beters toewenschen,
dan dat hjj zijn natuurlijken aanleg moge leeren
bedwingen en brutale knaleffecten niet als de
hoofdzaak van een drama blijve beschouwen.
Evenals in »De Eer" zijn ook in Sodom's onder
gang de tooneelen spelende in de kleine wereld,
onder eenvoudige burgermenschjes, het best, het
frischt en natuurlijkst. Uitstekend vertolkt zal
het tooneelspel waarschijnlijk vrij wat effect
maken en misschien slechts matig gekunsteld en
kunstmatig schenen. De vertolking in het
«Salon" was niet uitstekend, maar, althans wat
de hoofdpersonen betreft, niet onverdienstelijk.
De heer Poolman had als de schilder de zwaarste
taak; hy had fraaie momenten, doch kon niet
doen vergeten, dat hij voor rollen als deze
niet de meest geschikte vertolker is. Zeer ge
lukkig was juffrouw Spoor in het uitbeelden van
een romantisch dweepstertje.
Toevalligerwijze kwam eenige dagen geleden te
Berlijn juist een nieuw, het derde tooneelspel
van Sudermann voor het voetlicht. Het heet
Heimath. De groote verdienste en te gelijkertijd
de zwakheid ervan schijnt weder te zijn, dat het
ongemeen dramatisch, aan het slot echter te ge
zocht en gewrongen dramatisch is. De geschiedenis
van een jong meisje dat, verleid en door haar
verleider verlaten, het ouderlijk huis ontvlucht,
de wn'de wereld ingaat enna veel strijd en ellende
een beroemde zangeres wordt, dat, beroemd en ge
erd, tot haar familie terugkeert en zich met deze
tracht te verzoenen. Het belangwekkende van
het tooneelspel is de nu volgende strijd tusschen
vader en dochter; hij, een man van den ouden
stempel, in zijn oude begrippen en idealen inge
roest; zij temidden van de moderner denkbeel
den opgegroeid en deze zonder voorbehoud
huldigend. Het tooneelspel eindigt met den dood
van den vader, die door een beroerte getroffen
wordt, als zijn dochter weigert haar verleider,
die zich daartoe bereid verklaard heeft, te huwen.
Noodlot.
Te Parijs steeds dreigender theatercrisis. De
nieuwe stukken voldoen of weinig of in het
geheel niet. Bijna alle schouwburgen zoeken hun
heil in reprise'*. De Vaudeville vertoonde (rem
de bien van Maurice Denier, een jong auteur.
De kritiek prees het als een echt blijspel met
mooien en waren dialoog, goed, alleen wat vaag
geteekende karakters en weinig of geen jacht op
goedkoope tooneeleffecten. Het publiek ontving
het echter zeer koel en het zal wel spoedig van
het programma verdwijnen. Het »Théatre Libre"
vertoonde Le ménage JJrésile (Een man, die door zijn
vrouw bedrogen wordt en dit natuurlijk en niet
onpleizierig vindt), dat niet uitgettoten. maar uit
gelachen werd; Abns Ie progrèf,esn bottffonntine
satirique van Edmond de (ioncourt, onbelangrijke, niet
oorspronkelijke en niet boeiende uitvallen tegen
moderne toestanden en La, comfesse Julie, een
naturalistisch drama van den bekenden
Zweedschen acteur Strindberg, zeker wel het belang
rijkste werk van den avond, dat echter evenmin
schijnt voldaan te hebben. Voor alles oordeelde
men het te lang, n bedrijf dat anderhalf uur
duurt. Het oordeel van Sarcey en Lemaitre
over dit laatste wordt zeker met belangstelling
te gemoet gezien.
H. J. M.
liittiliHiiiHiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitliintttniii
De heer Jager behoort blijkbaar tot die ge
lukkigen, in hun onschuld te beneden en be
wonderen, die in een letterkundig kunstwerk
voor alles het géschiedenisje zien, die meenen,
dat een roman gedramatiseerd is, wanneer men
van hetgeen gebeurt, van de intrige, zooveel
mogelijk behoudt, van hetgeen niet gebeurt, maar
het gebeurde verklaart, verdiept, verduidelijkt,
de karakterteekening en karakterontleding, de
schildering van milieu en bypersonen, zooveel
mogelijk verdonkeremaant. In zijn
tooneelbewerking van Couperus' Noodlot heeft hij deze
theorie in praktijk gebracht; met welken uitslag,
ik behoef het niet te zeggen. Couperus' roman
is bekend genoeg. Geen groot werk, grover en
gekunstelder, minder teer en kiesch dan »Eline '
Vere", maar toch nog een bijzonder werk. Men
moge over het gegeven denken, zooals men dat
verkiest; ik kan mij voorstellen, dat velen het
ziekelijk en ongezond zullen noemen, dat zij van
oordeel zijn, dat boeken als Noodlot aller ver
derfelijkst zijn; ik kan mij echter ook voorstellen,
dat anderen deze overgroote bezorgdheid voor
's naasten zieleheil een beetje sentimenteel en
overdreven zullen achten en het met Théophile
Gauthier eens zn'n, dat de boeken de zeden
en niet de zeden de boeken volgen; hoe dit
zij, aangenomen en toegegeven zelfs, dat de
laatsten ongelijk hebben en de eersten gelijk,
dit neemt niet weg, dat Noodlot geen gewoon
werk, wat meer zegt, dat het een kunstwerk is.
De dichter had een doel en hij heeft dat weten
te verwezenlijken; hij streelde er naar ons
aan de bestaanbaarheid zijner personen te doen
gelooven, ons met hen te doen medeleven en
medelijden, en het is hem gelukt dit effect te
bereiken. Dank zij zijn macht van analyseeren,
zijn subtiele, schoon vaak subtieler schijnende
dan zijnde, psychologie; dank zij zijn scherpen
blik en vindingrijkheid in het laten opeenvol
gen en ineengrijpen der gemoedsstemmingen en
gemoedsbewegingen, dank zij zijn geheel bij het
onderwerp passenden, zich daarin
vastwortelenden, daarmede samengroeienden en
samensmeltenden stijl, wist hij ons de beoogde stemmin
gen op te dringen, te suggereeren. Zijn werk
is een kunstwerk omdat er tusschen de verschil
lende factoren, tusschen het in- en uitwendige
volkomen harmonie bestaat, omdat de vorm den
l inhoud in alle opzichten te gemoet komt. Wie
diej per en langer kijkt, bemerkt dat de lichtzijde
ook haar schaduwen heeft, dat de vlag de lading
wel eens wat al te gul en liefderijk wil dekken
en aan den anderen kant, dat de vorm zelf niet
overal even forsch en krachtig is, dat chic en
manier wel eens moeten vergoeden wat hem aan
gloed en overtuiging ontbreekt.
Het beste van den roman, het eenige, wat mij
van meer dan gewone waarde schijnt, is de schil
dering van Frank en Bertie's verhouding, een
verhouding, uit beider karakter te verklaren en
wederkeerig deze zelf verklarend, een half
psychologische, half physiologische studie, met
veel liefde en kunst gewrocht. Zoo onwaar
schijnlijk en onnatuurlijk als men haar heeft
willen laten voorkomen, is zij niet: twee
mannen, de eerste vooral geestelijk, de tweede
meer in het bijzonder lichamelijk ontwikkeld,
de eerste kalm berekenend, met meer her
sens dan hart, de laatste zwak, toegevend,
meegaand, met kleinen wil en weinig weer
standsvermogen, de eerste den laatste lang
zaam en onmerkbaar radend, leidend,
omstrikkend, domineerend, hern onmisbaar en onver
vangbaar wordend. Ken geval, zoo vaak en in zoo
velerlei gedaanten voorkomend, dat een dichter
alle recht heeft het uit te beelden, uit te diepen
en uit te wroeten. Tot Frank en liertie en beider
verhouding bepaalt zich voor mij het betere,
het artistieke en oorspronkelijke van den roman;
de rest, de liefdesgeschiedenis, het
noodlotmotief, de dubbele zelfmoord, verklaar ik eens
deels uit een noodzakelijkheid, waaraan geen
roman ontsnapt, namelijk die, er een meer of
minder spannende intrige op na te houden,
anderdeels aan een toegeven van den dichter aan
mode-fraaiiglieden, aan een zucht naar moder
niteit, quasi -diepzinnigheid, fin-de-si
cle-z'Viaa.rtillendheid en zwartgalligheid.
Wie den roman wilde dramatiseeren, behoefde
over het hoe en en in welken geest niet lang
te tobben. De weg wees zich van zelf en gebie
dend aan. Om Frank en Bertie is het in de eerste
plaats te doen. Beider persoonlijkheid diende
verklaard en dramatisch verklaard; hun verhou
ding diende in een werkelijk dramatischen vorm
te worden omgegoten; van hun
karaktereigenaardigheden mocht geen enkele achterwege gelaten
worden; de psychologie en physiologie van den
roman dienden, zoo mogelijk, nog verscherpt
en verfijnd en dit alles steeds en steeds dra
tratisch. Ik geef toe, dat het niet gemakkelijk, mis
schien ondoenlijk is Noodlut in dezen, eenig
juisten zin te dramatiseeren. Dit ontneemt mij
echter niet het recht erop te wijzen, dat de dra
matiseering van den heer Jager al bijzonder ge
brekkig en onbeholpen is.
Hij geeft de geschiedenis zoo eerlijk en ge
trouw mogelijk, doch laat haar bij Bertie's dood
reeds eindigen (Men zegt, dat het drama oor
spronkelijk 4 bedrijven had, dat echter het laatste,
Frank's en Eve's zelfmoord, bij nader inzien ge
schrapt is; »retmnchez, retranchez, ce que l'on
effuce n'est jamais sifffé", zooals de tooneelwvjze
Scribe zeide.) en verandert, vergrooft en ver
knoeit n episode, die van de paardrijdster,
die hij door Bertie in Frank's woning laat
brengen, waar Eve haar ziet. Tot verklaring
der in hun oertoestand natuurlijk zeer raadselach
tige karakters deed hij weinig of niets; wij zien
drie personen zich twee uur lang als onnoozelen
of razenden aanstellen en begrijpen er niets,
niets van. Gelukkig zeggen zij van zich zelf of
zeggen anderen van hen, dat zij geen gewone
menschen zijn, maar daaraan hebben wij op het
tooneel niet genoeg; wij willen weten, wat zij
dan wel zijn, waaraan wij ons te houden heb
ben; geen marionetten, geen chineesehe schim
men verlangen wy, maar wezens van vleesch
en bloed, met hart en hersens, wier daden wjj
kunnen beoordeelen, narekenen, controleeren.
Nu tastten wij voortdurend in het duister, begre
pen niets, voelden niets, werden geroerd noch
aangegrepen; gelukkig werd er in de laatste
bedryven gescholden (gevloekt zelfs, 3 maal !) en geran
seld en daar dit steeds zeer dramatisch is, ook
in het gewone leven, liet het publiek zich w\js
maken of maakte het zich zelf wijs, dat het
een drama zag. De drie bedrijven bevatten slechts
n tooneel, dat indruk maakte, dat boeide en
overtuigde; ik bedoel het eerste van het laatste
bedrijf, waarin Bertie Frank tracht te troosten
over het verbreken van het engagement en met
ieder zijner woorden een leugen of laagheid uit
spuwt; dit was karakterverklaring in dramatischen
vorm ; de dialoog kon bijna geheel uit den roman
worden overgenomen en deed het betreuren, dat
Couperus tot heden van nature en aanleg roman
schrijver en geen tooneelschrijver blijkt te zjjn
en dit waarschijnlijk zal blijven, deed dit betreu
ren, omdat hem als alle romanschrijvers, met
niemand minder dan Zola te beginnen, de niet te
overwinnen zwakheid eigen schijnt, zijn romans,
zij het in nog zoo onvolmaakten vorm, op het
tooneel te willen zien en wij dus nog wel meer
dan eens gedoemd zullen zijn, onbeholpen
tooneelverhanselingen van beter lot verdienende Coupe
rus-romans te slikken.
De vertolking had het bijzondere, dat men haar
naar verkiezing uitstekend of middelmatig kan
noemen. Wie van oordeel is, dat een vertolking
zich zoo streng en trouw mogelijk bij het ver
tolkte moet aansluiten, ook wanneer dit een
brutaal en geheel op uiterlijk effect berekend maak
werk is, zal genoten hebben. Wie meent, dat de
eerste het laatste mag overtreffen, dat zij moet
trachten de zwakheden en onvolkomenheden
daarvan zooveel mogelijk te verbloemen en be
dekken, was waarschijnlijk minder voldaan.
H. J. M.
Muziek in de hoofdstad.
Twee meesterwerken van Beethoven in een
week 'i Waarlijk dat is geen verloren week!
Het concertgebouw gaf ons de 8e simfonie, en
de kamermuziek-soiree eene herhaling van het
cismolkwartet opus lul.
Men weet dat met de vijf groote strijkkwartet
ten opus 1:27, loO, 131, 13:2 en 135 Beethoven
Zij bekoorde hem steeds meer, zij was zoo
natuurlijk vroolijk, zoo levenslustig en toch
zoo zacht en vrouwelijk. En als hun gesprek
afdwaalde naar het terrein van literatuur
en kunst, was hij telkenmale verrast over
haar verstandige opmerkingen en fijnen
smaak. Zij gaf zich geen moeite om hem
te verbergen dat zij het even aangenaam
vond om met hem te spreken als om met
hem schaatsen te rijden. Wat was hij an
ders dan al die jonge lui die geen ander ge
sprek wisten te voeren als haar voortdurend
complimentjes over haar mooie rijden te
maken. Wat was hij prettig en eenvoudig
en daarbij zoo hoffelijk en dat hij iemand
was die veel dacht en diep voelde dat
meende zij al zeker te weten. Toen hij haar
vertelde dat hij nog eenige dagen in de stad
dacht te blijven, nam zij de resolutie van
dien avond nog te telegrapheeren aan haar
getrouwde zuster, bij wie zij den volgenden
dag zou gaan logeeren, dat zij haar komst
een paar dagen had uit moeten stellen. Een
zwerm van gedachten doorkruisten haar
blonde kopje, terwijl zij steeds in denzelfden
rhytmus voortzweefden. Zij wist niet precies
wat zij dacht, alleen trad dit ene steeds op
den voorgrond: zoo'n man heb ik nog nooit
?ntmoet, ik zou willen dat dit altijd, altijd
voortduurde. Zij maakte nog geen gevolg
trekking, zij genoot slechts van een uiterst
aangename sensatie.
Nadat zij geruimen tijd te zamen hebben
gereden, vraagt hij haar of zij niet moe is
en of zij misschien iets gebruiken wil.
Vriendelijk, zonder eenige valsche schaamte,
neemt zij zijn voorstel aan en samen gaan
zij naar het buffet.
En wat zal u nemen; mag het mis
schien een glaasje cherry-brandy ziju ?
Och ja, is het lachende antwoord,
dat boort zoo bij ijs en koude .
Hij heeft zijn handschoen uitgetrokken,
om haar het glaasje aan te bieden. Maar
waarom is de uitdrukking van haar lieve
zachte oogen eensklaps hard geworden,
waarom wijkt de kleur uit haar rozige wan
gen, waarom komt en gaat haar adem zoo
snel, waarom voelt zij zoo plotseling die pijn
aan haar hart? Is het omdat zij den trouw
ring aan zijn vinger beeft gezien ;J Boven
alles hamert deze ne pijnlijke gedachte m
haar arm brein : laat me toch iu God's
naam er voor zorgen dat hij niets merkt.
Ik wil het niet, neen ik wil het niet, dat hij
denken kan dat ik nu al om hem goef. En
het is ook niet waar, ik geef niets om hem,
ik ken hem immers niet. Een vreemde,
verbeeld je eens. . . .!
Zij zal en wil zich goed houden, en juist
daardoor wordt zij gedwongen en onnatuur
lijk. Zij moet vroolijk blijven, anders zou
hij het immers merken. En haastig drinkt
zij haar glaasje leeg en met een hard vreemd
lachje zegt ze: Kom, laten we er weer
van door gaan.
Hij kijkt verbaasd op, de toon van haar
stem en de uitdrukking, die ze gebruikt,
klinken hem vreemd, zoo anders als dat zij
tot nu toe gesproken heeft. Hij reikt haar
niiimimiliiiliiii
immmimimiiniil
zijn hand kruiselings om verder te rijden,
maar zij weigert.
Neen, liever aan den stok.
Maar daareven hebt u toch gezegd...
Och, u moet niet alles zoo precies
nemen wat ik zeg. Dan zeg ik het eene,
en dan weer het andere, net waar ik op
't oogenblik lust in heb.
En ze rijden weg aan den stok, maar
het gaat niet zoo goed als daareven, de
harmonie is gebroken. Hij houdt even op,
om haar den prachtigen roodeii gloed te
wijzen, waarmede de ondergaande zon den
hemel tooit.
Goeden avond, zonnetje, ga je onder,
't is het beste wat je doen kant, en zich
tot hem wendende: nu zuilen we eens flink
hard rijden, zoo hard als we maar kunnen
orn te zien hoe dikwijls wij de baan om
kunnen vliegen, voordat het zonnetje
heelemaal is verdwenen.
En u houdt niet van hard en wild
rijden!
Daar hebt u het weer, u gelooft alles
wat ik zeg. U moet mij vooral niet
au sérieux nemen. Nu heb ik wél lust in
hard rijden.
Hij weet niet wat hij van haar denken
moet. Had hij haar geen likeur moeten
offreeren ? Daar kan zij misschien niet tegen.
Zij is zoo vreemd geworden, nu, het beste
is er maar geen notitie van te nemen en af
te wachten hoe zij morgen is.
Ze rijden in snelle vaart de baan een paar
maal om. Dan is de zon verdwenen.
Brrr, het begint koud te worden, ik
ga naar huis. Mama wacht mij om nog
een beetje met mij te wandelen.
En hij, als afscheidsgroet: Ik hoop dat
ik morgen het genoegen zal hebben u hier
te ontmoeten.
.?Morgen o neen, ik ga morgen
ochtend voor een tijdje de stad uit.
Zoo zijn ze van elkander gescheiden. En
terwijl hij naar huis gaat denkt hij : Meisjes
zijn toch wonderlijke wispelturige schepseltjes.
Dat heeft al menige man gedacht, niet
wetende hoe of het er op dat oogenblik in
zoo'u arm teleurgesteld meisjeshart uitziet.
Een jaar daarna zit zij in een balzaal te
praten, tusschen twee dansen in, met den
kennis bij wien hij de vorige kerstvacantie
heeft doorgebracht. Eindelijk zal zij toch
eens naar hem vragen :
Hoort u nog wel ereis van dien
vriend, die verleden jaar bij u logeerde ? Ik
ben zijn naam vergeten, maar hij reed zoo
goed schaatsen.
O, zeker, verleden jaar toen hij hier
was zocht hij een vrouw ; hij beweerde altijd
dat het voor hem dubbel moeielijk was
een goede keus to doen. Een vroolijk, ont
wikkeld meisje was voor hem niet vol
doende, hij moest haar ook zacht en lief
genoeg vinden om haar als tweede moeder
aan zijn eenig dochtertje te kunnen geven.
Ik hoop maar dat hij iu zijn keus gelukkig
is geweest, 't is zoo'n beste kerel! Hij is
verleden week getrouwd.
L. v. R.