Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOB FEDEBLAKD.
De Nederlandsche politiek bij 10 graden onder nul.
DE MINISTERS : Wat ligt de boel daar nu rustig, niet waar ? Je zoudt er op dansen."
ME. VAN TIENHOVEN : Jongens, jongens! als de boel eens aan 't kruien gaat, dan zul je wat beleven!"
Snuifjes.
Nu de Raad met bijna algemeene stem
men, heeft uitgesproken, dat de Nieuwmarkt
weder in eere dient hersteld te worden, hoort
men van meer dan ne zijde verkondigen,
?dat het gezag lijdt door het terugkomen op
?eenmaal aangenomen besluiten. Ik kan mij
dat niet begrijpen. Ik geloof integendeel,
?dat het terugkomen op eenmaal genomen be
sluiten het beste is wat onze Raad doen kan.
Ik zou wel twaalf besluiten kunnen noemen,
?op welke de Raad niet teruggekomen is, en
?die juist oorzaak zijn dat we hier zoo in de
knel zitten met onze financiën. En het zijn
?die twaalf en meer besluiten, waarop
niet teruggekomen werd, die de burgerij erg
doen twijfelen aan het gezond verstand van
het Gezag.' Daarom zeg ik, hoe meer de
Amsterdamsche Raad op zijn besluiten terug
komt, hoe liever ik dat zie. Misschien brengt
hij ons zoo nog wel eens juist waar wij wezen
moeten.
* *
*
Het zal den heer Vening Meinesz een ge
not zijn geweest, in het afdeelingsverslag der
Eerste Kamer de beschouwingen te lezen
over de «handhaving van gezag", bij welke
beschouwingen hij ongetwijfeld een duit in
't zakje heeft gedaan. Hoor maar eens:
»In verschillende afdeelingen werd geklaagd,
?dat van Regeeringswege het gezag niet vol
doende wordt gehandhaafd. Men wees op de
opruiing mondeling en door de pers, in ver
schillende plaatsen des lands, veelal straffeloos;
op uitbarstingen die konden worden voorzien,
maar niet bijtijds voorzien zijn; op zware
misdaden die worden gepleegd zonder dat de
misdadigers worden ontdekt; pp het feit dat
op vele plaatsen de onderwijzers voorgaan
om de revolutionaire gevoelens te kweeken;
op het gebeurde in de residentie op 18 Sep
tember en de daarbij gebleken onzekerheid
van rechts- en gezagsbevoegdheid."
Er moet een huivering door onzen Senaat
gevaren zijn, toen »men" elkander op die
snoodheden wees De Senatoren waren zelfs
zoo van hun stuk gebracht, dat zij niet wis
ten, of onder de bestaande wetgeving een
gedeelte van ons land in staat van beleg kon
?worden verklaard. Tot mijn verwondering is
Knipsels uit het Tliegend Nieuwtje".
I.
Hoe het blad aan zijn liumorist kwam.
Van Scharenburg, hoofdredacteur, directeur,
administrateur en chef der exploitatie zat aan
zijn schrijftafel en beet op het eind van zijn
pen. Zijn medewerker, chef de bureau en uit
smijter hield, toen hij zijn patroon, dien hij
vereerde als een man van wien hij nog eenige
maanden salaris te goed had, zoo zag zitten,
een poos zijn rechteroog, zijn linker was
valsch op het leidend hoofd der zaak gericht.
Het gaat slecht met de abonné's m den
laatsten tijd, Ezechiël."
| geen van onze beschreven vaderen op het
idee gekomen, dat men dan maar het heele
land in staat van beleg moest verklaren.
Zouden zij mogelijk bang zijn geweest, dat j
Seyffardt dan dadelijk ging mobiliseeren ? De
kosten van het departement van oorlog »lokten
nu reeds bij sommige leden bestrijding uit."
In elk geval zag ik met pleizier, dat de
heeren van de Eerste Kamer uu esus
uiic;^rige algemeene beschouwingen hebben gehou
den. Niet dat ik ooit aan hun goeden wil of
hun welbespraaktheid heb getwijfeld. Maar hoe
veel wijsheid gaat voor ons volk verloren dooi
de onhebbelijke gewoonte der Tweede Kamer,
om de collega's der Eerste, bij de verdeeling
van den jiationalen tijd, op zwart zaad te
zetten !
De Heer Spruijt stelt geheel anders dan de
Heer Tak de kenmerken van geschiktheid
en welstand en wacht rustig den smaad af',
dien de bedriegers op een deel van het volk
of de bedrogenen op zulk eeu handelwijze
kunnen werpen."
Hij heeft gelijk. Da bedriegers'' doen dat
ook. En van hen is dat niet minder moedig
dan van Prof Spruijt. De bedriegers toch gaan
nu reeds gebogen onder den smaad van iemand
als de Heer Spruijt, die zich bewust is. de
voetstappen van Socrates te drukken! En
n Socrate? is meer waard dan heel een
corps bedriegers en een volk van bedrogenen.
Spruijt weet dus wel wat hij doet. Als de twee
partijen elkander gaan smaden" komt de
zijne, met hem als moderne Socrates aan het
hoofd, er altoos het best af.
Wij zÜn heden", zoo zegt het Handelsblad
in zijn 20.00(hte nummer, voor de 2u 000ste
maal aan het woord!" Nu ben ik niets nieuws
gierig uitgevallen, maar iemand die voor
de 2Ü.OpÜste maal in het publiek aan het
woord is, zou ik toch wel eens willen zien.
Zou zoo iemand heusch nog een tong hebben?
Als zijn lippen niet heelemaal versleten zijn,
moeten zij zeker van perkament of
gonielastiek zijn, en niet van gewoon vleesch
en dat kan bij het Handelsblad toch niet
het geval wezen, want het spreekt nog altoos
frisch en fijn, als deed het dit voor de eerste
maal in zijn leven. Daar is dus iets
wonderlijks in deze zaak.
Ja, patroon. We hebben er in de laatste
week maar drie bijgekregen . . . doch alle
goede dingen bestaan in drieën," grinnikte
de assistent.
Zoo, dan zal ik jou eens in drieën breken.
Dan zal je er anders over gaan denken."
Patroon, we moesten een humorist aan ons
orgaan verbinden."
Die zijn te duur en te schaarsch. De ware
humoristeii zie je, de lui van een lach en een
traan . . . ."
En zes cognacjes 's avonds; neen, zoo'n
soort niet. Een andere, een met honger."
Hoe er aan te komen!''
Beiden gingen daarover peinzend voort met
den arbeid. De hoofdredacteur wierp ten
laatste twee snippers in den mand naast zich,
laatste overblijfselen van het dagblad dat hij
tusschen de kaken van zijn schaar had ge
nomen en wilde juist weer het woord tot
Ezechiël richten, toen deze opstond, zijn vin
ger aan 't voorhoofd bracht en uitriep:
Patroon, ik heb een practisch ideetje."
Een practisch ideetje ? Die zijn
nogschaarscher dan humoristen. Maak er dadelijk an
derhalve kolom van.
'Neen, zoo meen ik het niet. Als we ereis
eene advertentie in ons veelgelezen blad zetten
en daarin tegen een goed salaris een humo
rist vroegen."
Niet kwaad, niet kwaad. Stel er een op
en stuur ze in zee."
Vijf dagen nadat dit gesprek gevoerd was
zaten de beide slylisten weder op hun bu
reau toen een flinke bel gehoord werd, en niet
lang daarna op deur der redactie een onbe
scheiden klop werd gehoord, en voordat het
binnen" geklonken had, een robust mans
persoon in het vertrek trad.
Ben ik hier op 't bureau van 't Vliegend
Nietttrtjc'!"
Om u te dienen; oplaag 30000 exempla
ren, meest gelezen dagblad in deze provincie.
advertentiën per "
Ik korn op de aanvrage in uw dierbaar
orgaan."
Een humorist!'' riepen de beide redacteu
ren en in een oogenblik stonden er twee stoe
len gereed.
Het robuste heer ging zitten, hij haalde
een zakdoek uit zijn zak. Het was een roode
zakdoek, zoo'n echte degelijke, dien je kunt
gebruiken voor 't. snuiton van je neus, liet naar
huis brengen van een zootje visch, het
medenemen van overgebleven middageten. En met de
menschenkennis, die van Hcharenburg met
zijn zucht naar vocht was aangeboren, leidde
hij spoedig uit het gebruik van dezen zakdoek
eenige voordeelige eigenschappen van den
sollicitant af.
.Ia mijnheeren, ik ben humorist".
Met een lach en een traan?"
Traan? Neen, altijd een af keer van traan
gehad, reeds als kind. En wat zijn de werk
zaamheden nevens het salaris ?"
Heeft u nooit gebrek aan stof?"
Het te^enbeeld vau de kleermakers die
er nooit mee uitkomen, mijn hartje."
Kunt u geestig ^stellen."
Altijd een liefhebber van geest geweest,
behalve van die van zout en van
sal-amrnoniak."
Eu wat is uw richting V"
Na middernacht onbepaald."
En daarvóór?"
Dan leidt ze naar Löwenbrau, Spatenbrau,
HimiimmimmiiMinmiiimiiliMliiiit^
Bürgerbrau, het halve maantje, het fleschje,
de twee fleschjes, de drie neschjes."
Wij bedoelen uw politieke richting."
O, meent u 't zoo. Omwentelingsgezind
ten minste als ik door de buiteling bovenkom."
Uw godsdienst?"
Wat zeit u?"
Laten we mekaar het randschrift vaneen
gestolen rijksdaalder toewenscheu".
Geboren?"
Zonder medeweten van vader en den bur
gemeester."
In welk jaar, meenen wij."
Zonnejaar."
Hm, gehuwd?"
Na elf uur, bedsermoen!"
Kinderen ?"
Nieuw-Malthusiaan",
Beroep?"
Twaalf ambachten gehad, nu
solliciteerend.''
Niet kwaad. Bijzondere aanleg?
Het laatste stuivertje. Soms leg ik ook
aan bij Het zwarte Paard".
Merkbaar teeken?"
Karakter; 't onderscheidt mij van dui
zenden.
En wat zijn uwe eisenen ?"
Een goed warm bed bij mijn vrouw, een
goed warm maal bij mijn kok, een goed warm
hart bij mijn patroon, een goed warm pak
voor de kou een goede warme bowl op zijn
tijd".
Nog andere verlangens?"
Geen zoetheid van rauwe boonen, geen
beste saus die honger heet op mijn menu,
geen loftuitingen, van klinkklank houd ik
of 't moet van klinkende glazen of klinkende
munt zijn. Ben ik aangenomen?"
Welzeker, welzeker, gaarne. De natie
wacht op u. Er is, mijnheer, in deze tijden
van druk, gebrek aan humoristen ; u zult erin,
hopen wij, voorzien. Het Vliegend Nieuwtje
opent gaarne voor u zijn kolommen".
Zoo werd Theobaldus Ursinus Palenburg
medewerker aan 't Vliegend Nieuwtje Wat
hij er in schreef zullen we van tijd tot tijd
knippen.
v. D.
Bladvulling-.
»Waarom sta je daar zoo te huilen, Jantje?''
»Ik moet mosterd ha-ha-halen en ik heb
geen koppie om ze in te laten doe-doe-doen!
»Daar staat immers een kopje ?"
»Ja, maar daar is het oor-oor-oortje niet af»
huhuhu . ..."
*
* *
Waarom ben je zoo treurig ?
Och, over dat feuilleton. De heldin, een lief
meisje is valsch beschuldigd....
Ja, en ... ?
Er staat onder dat ze wordt vervolgd!"
Volksleider. Burgers, wanneer de soldaten
komen en op u aanleggen dan, zeg ik u,
schiet . . .
»Bravo!"
»Dan schiet, zeg ik . . .'"
»Bravo, lang zal ie leven!"
»Dan schiet er niets anders over dan
den haal te gaan." (afkeurend gemompel)