Historisch Archief 1877-1940
No 814
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«tenaar. Of het drama, zelfs na deze verklaring,
«H«n geheel duideljgk zal zyn, betwijfel ik.
Te Parys eindelgk een noviteit, die buitenge
woon succes heeft gehad, althans b\j de kri
tiek. Het publiek zou er wel eens anders over
kunnen denker,, tenminste als men Sarcey en
den Par\jschen correspondent van de
»Frankfurttr Zeitung", die zich in dit opzicht slechts zelden
vergissen, mag gelooven. Het stuk in kwestie is
het in. de »Vaudevüle'' vertoonde tooneelepel
van Francois de Curel, wiens
»Foseenige weken geleden in het »Théatre Libre"
Teel bijval vond. Naar de berichten te oordeelen,
moet het aan Ibsen en Marivaux doen denken.
Het is inde eerste plaats een geraffineerd psycho
logisch werk, een wonder van minutieuze analy
seering van subtiele -sentimenten. De dialoog
wordt algemeen en onvoorwaardelijk geprezen.
Dramatisch schijnt het weinig of niet te zijn. Als
groot gebrek beschouwtmen bovendien, dathetpunt
van uitgang onwaarschijnlijk en weinig aannemelijk
is. Madame de Grécourt ontdekte, dat haar man
haar bedroog met een danseres en was daarover
zoo gegriefd en verontwaardigd, dat zij hem en haar
beide dochtertjes verliet, te Weenen ging wonen en
sedert 20 jaar niets van zich heeft laten hooren. Zij
wordt door haar man uitgenoodigd hem en haar
dochters, in het belang van deze laatsten, een be
zoek te brengen, gaat schoorvoetend daartoe over,
ziet haar kinderen terug, doch bemerkt, dat alle
moederliefde in haar hart verstikt en gedood is
en kan er eerst na lang aarzelen, meer uit
medelyden dan uit liefde, toe besluiten, zich het lot
der verwaarloosde en slecht opgevoede meisjes
aan te trekken.
H. J. M.
nillllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMnilllllllMllllllllllllllllM
Muziek in de hoofdstad.
, Naar Walhalla voeren de. Walküren de gevallen
belden ! Naar omhoog voert ons Wagner's muziek
uit zijn drama van dien uaam.
Hoe hebbeu te München en later te Bayreuth
de eerste uitvoeringen van dit werk de hoorders
geheel medegesleept, (zelfs hen die voor RheingoU
nog als vooreen onoplosbaar raadsel stonden) door
de ware en grootsche expressie vau meuschelijke
hartstochten, evenals het lijden en leven van
mensclien en Goden.
Het is, dunkt mij, dan ook onmogelijk niet
onder de bekoring te geraken van deze muziek,
onverschillig of men Wagner's denkbeelden in
theorie aanneemt of verwerpt, want dat is het
treffende in zijne inuziek, dat hij den minst sympa
thiek gezinden toehoorder tot luisteren dwiugt, en
hem (al weerstreeft hij ook) onder dcii indruk
van een machtig en grootsch meesterwerk brengt.
Schuilt het geheim niet ook hierin, dat Wagner
niet terugdeinst voor waarheid van schildering ?
M. a. vr. dat bij de menschelijke hartstochten en
het menschelijke leven aandurft?
Liszt zeide van hem reeds voor een veertigtal
jaren : //Wagner voelt, en met recht, dut hij in de
dramatische kunst aan het ontwikkeliugspurit is
gekomen, door Gluek en Weber voorbereid. .Beschik
kend over veel rijker middelen dan eerstgenoemde,
als deukend mensch en als organiseerend en com
bineerend talent veel hooger staande dan de laatste,
dichter en toonkunstenaar te gelijk, beschikt hij
over de geheele reeks van hulpbronnen waardoor
hij de hoogste volmaking in den declamatiestijl
kan openbaren. Hij heeft alle instrumentaal-effecten,
stemgroepeeringen en decoratiepracht van zijne
voorgangers in zich opgenomen, die op zijne diep
gaande stof toegepast en geheel verder ontwikkeld."
Het is niet noodig meer te wijzen op Waguer's
beteekenis, doch het is, dunkt mij, wel intere:sant
te zien, hoe juist Lisit Wagner reeds toen be
oordeelde.
De afgeloopen uitvoering van de
Wagner-vereeniging (Ie en 3e akte van die Waltere) geeft
mij aanleiding tot bovenstaande inleiding. Eene
korte vermelding van mijn ontvangen indruk voeg
ik thans hier aan toe.
Mijn vroegere, reeds meermaien uitgesproken
hoop, dat alleen technische of materiëele bezwaren,
het ideaal van een Wagneruitvoering (ui. met
actie en tooneelsclükking) hebben in den weg ge
staan, vond ik bevestigd, daar Mr. Vioita in zijn
laatste artikel o. a. ook deze verklaring releveert.
De laatste uitvoering heeft echter weer bewezen
dat de Wagner-Vereeaiging niet weinig bijdraagt
tot juiste 'kennis en waardeenug van Waguer's
muziekdrama's. Bovendien hebben alle uitvoerin
gen van dit lichaam die ik sedtrt mijn verblijf
in de Hoofdstad heb bijgewoond, ons vertolkingen
geschonken waarvan tot dusver m ons land geen
precedent bestond. Ieder ernstig kunstminnaar die
(en meestal terecht) de schouders ophaalde over
de wijze waarop door operagezelschappen
Meistersinyer, Tristan, RkeingoU, Waltere e. a. bij ons te
lande werden weergegeven (om van de vele
'fanHaaser's en Lohewr/rin's niet te spreken) heeft op
bovengenoemde uitvoeringen niet alleen de hoofd
partijen door de meest bevoegde solisten hooren
vertolken, doch uitvoeringen met een Amsterdamsch
orkest en Amsterdamsch koor gehoord, waarbij het
ware licht over die werken opging, zelfs zonder
het zoo noodzakelijke spel en decoratief. Hoeveel
waarde dit heeft voor ieder die niet naar Coriuthe
(Bayreuth) kan opgaan, behoeft geen betoog.
Deze uitvoering moet wat den sterken indruk,
op mij gemaakt, betreft, m. i. onder de beste ge
rangschikt worden. Dit hebben niet alleen de
solisten, noch alleen het orkest bewerkt, doch allen
te zamen.
Zonder een voortreffelijke basis zooals bet
Paleis-orkest (met, meesterschap voorbereid en met
de grootste toewijding haar taak vervullend) gaf,
ware geen goed geheel verkregen en zonder de in
zeer veel opzichten voortreffelijke vertolking van
de solisten en de verrassende wijze waarop acht
dames de Walk uren-ensembles uit liet hoofd zongen
zou het beste orkest niet gebaat hebben.
Eene (hetgeen men noemt) zakelijke recensie
geef ik dan ook niet,. Van do solisten Mevr.
Staudial (Brünhilde), Mej Louise Mulder (Sieglinde)
en de Keeren Kothmühl (Siegmund), Plank (Wotau),
en van Duinen (Hundiug) heb ik in een ander
blad (Dagblad de Amsterdammer 25 Nov.) de
voortreffelijke eigenschappen en enkele bezwaren
tegen opvatting of zang opgenoemd. Waartoe zou
het dienen vmit ein Bischen andern Worten'1 dit no"
eens te zeggen. Mijn doel is alleen te verklaren
dat de wedergave van alle solisten op voortreffe
lijke wijze den indruk ondersteunde of verhoogde.
Ook over Mr. Viotta's opvatting en leiding be
hoef ik niet in details te treden. Hij toch heeft
alles voorbereid en tot een geheel weten te ver
eenigen op eene wijze ver boven mijn lof ver
heven. De uitvoering alleen was op zichzelf reeds
eene zeer schoone kunstuiting.
Geen detailleren of preciseeren dus, maar een
warm woord van bewondering voor de heeilijke
wijze waarop Wagner's werken ons in dezen kring
wordt geboden.
Xulke uitvoeringen zijn voor den recensent een
edel genot, dat hij liefst niet te veel ontleedt.
Het is mijne gewoonte behalve de gewone uit
voeringen zooveel mogelijk de werken te bespre
ken van onze Ned. componisten. Het fpeet mij
daarom te meer, niet in de gelegenheid te zijn een
nieuwe Fantasie voor oryl en orkest van S. de
Lange door den componist, op het
Aboimementsconeert in het Concertgebouw te kunnen hooren
voordragen.
De heer de Lange was echter zoo vriendelijk
mij op mijn verzoek ?ijne partitie ter inzage af te
staan. Ik.wenschte dit nieuwe opus van onzen
grootste oreelvirt.uoos en een onzer meest weten
schappelijk ontwikkelde componisten toch niet onbe
sproken te laten. Naar aanleiding van de kennis
making met dit werk deel ik dus hier mijne indruk
mede wat vorm, inhoud en instrumentatie betreft,
hoewel men begrijpt dat ik den indruk, dien het op
den hoorder vermoedelijk maken zal, onbesproken
moet laten.
Het eerste deel: andante, vangt aan met
een motief in het pedaal (zonder harmonieën).
Dit motief is ongewoon en biedt gelegenheid voor
een zeer interessante harmonisatie, waarvan de
componist dan ook een voortreffelijk gebruik heeft
gemaakt. Voortdurend blijft dat' thema in het pe
daal in den eersten vorm doorgaan, terwijl in
de bovenstemmen bij wijze van korte
variatiè'n allerlei figuren daartegen optreden, tot het
orkest langzamerhand gaat medespreken en eerst
met een enkel instrument en later het geheele
orkest de orgelpartij ondersteunt, terwijl de door
werking op hoogst interessante wij/.e voortgaat.
Dit, deel, voor den oppervkkkigen hoorder mis
schien liet minst dankbaar, biedt voor den
contrapunctist en partituurlezer een hoogst belangwek
kende kennismaking.
He,t, tweede deel, een opgewekt muziekstuk met,
een marciaal karakter, is bijna uitsluitend voor
orkest afschreven. Een trio (zeer doorzichtig en
sober geïnstrumenteerd) vormt c.f'u schoone tegen
stelling. (Van de harp is m. i. ook een /,rer effect
vol genruik gemaakt). Op do bekende wijze wordt,
na rlit trio het eerste, doel herhaald, gevolsd door
een kort, en zeer stijgend coda. Dit deel ademt
een zeer frisschen geest en is er ook op berekend
op alle hoorders dadelijk indruk te maken.
Het volgende adagio dat als inleiding voor eene
zesstemniige fnira op twee onderwerpen dient,
wordt, dunkt mij. vooral gedragen door de kleur.
Ook hier is oene zeer schoone stijging verkregen
die vrij plotseling afbreekt, waarna de fuga in
treedt.
Di instrumentatie schijnt, mij overal hoogst, ge
lukkig toe. Met eene combinatie van slechts en
kele instrumenten is dikwijls hot gewilde effect
verkropten, met name in de houten blaasinstrumen
ten, terwijl van het, Enselschlmorn op hoogst ge
lukkige wijze partij is Betrokken.
In do fuga neemt hot, orkest drie stemmen voor
zijne rekening en het, o w! do drie andere. Beide
hoofd'hema's treden gelijkt.ijdig in orgel en orkest
.op, ieder thema heeft, zijne eisene tegenthema's en
//engführungen". Deze fnga toont woer hoo, meester
lijk en gemakkelijk de heer de Lange zich in dezen
vorm beweegt.
Na de eerste expositie wordt do fiiga
afgebrokon door een koraal in de orgelpartij, waarna de
fuga echter woor wordt, opaovat en verder ontwik
keld, waarna ten. slotte het koraal zegevierend uit,
den strijd te voorschijn troodt on door het, geheele
orkost, uitgevoerd met bassen in doorgaande nnten
(triolen kwarten in de fagotten, trombones, tuba,
violoncellen en contrabassen) ee ; machtig slot
vormt.
Deze korto, hoewel onvolledige bespreking zal
den lezer doen zien, hoezeer dit werk mij bij het,
doorlezen hoeft geïnteresseerd. Wordt, hot (zoo ik
hoo;>) spoedig weereons uitgevoerd, dan zal ik erop
terugkomen. liet doel van deze beschouwing is
alleon de aandacht op dit, 7,00 belangrijke werk te
vestigen, vooral nu het, een kunstenaar geldt, die
helaas spoedig ons land gaat verlaten. Ik wil
echter hopen dat zijn optreden in het, Concert
gebouw nog geen afscheid van onze stad is ge
weest. . v. M.
PS. In mij vorig artikel over Carl Hill heeft
de zetter van Ilill's jeugdig coiffure (lees : pruik)
een jeugdig ,/e.oiffe.ur" gemaakt. Hoewel ik niet
gewoon ben ieder drukfoutduiveltje te releveereu
(de lezer vindt ze meestal zelf wcl_) kou ik dit
toch niet onopgemerkt laten voorbijgaan.
Eugene Labiche, de blijspeldichter was geen
vriend van muziek. Hij kwam eens bij Gounod.
die aan zijn Polyeticte, was, en hem voorspeelde
hetgeen hij juist gecomponeerd bad. »Wat was
dat nu weer ?" zei Labiclie. »Een treurspel op
muziek gezet'' antwoordde Gonnod. »Dus nog
verergerd !" zei Lahiche.
Ook Sardou houdt niet van muziek. l!ij was
eens met Kenan en Augier op een soiree, waar
een beroemd pianist een concert voordroeg. Ke
nan en Augier stonden dicht hij den vleugel en
lieten zich niet onbetuigd : ->l!,avissant ! Siiblirne !"
Sardou moest ook iets zeggen. Ilij klopte don
pianist op den rus en zei goedkeurend : l'otit
tapageur ! (zoo'n lawaaimakertjc !)"
Onlangs in eene voordracht voor de >Pli\ygoors
Club" te Londen, sprak onze vroegere landge
noot, de beer -T. T. drein, over de huwelijken
tusschen acteurs en actrices. Ilij meende dat in
de acteurswereld de vroege en ongelukkige huwo,
lijken buitengewoon talrijk waren, en schreef dat
toe aan al de liefdesscènes die jonge acteurs en
actrices avond aan avond met elkaar te spelen
hebben.
De Pall Mail Gazette was nieuwsgierig of de
acteur» en actrices uit hunne ondervinding er
ook zoo over denken, en raadpleegde een aantal
van de voornaamste. De algemeene opinie is het
tegenovergestelde van die van den heer Grein ;
alleen drukt de een het sterker uit dan de ander.
Jessie Bond van het Prince of Wales Theatre
meent dat juist als men elkaar dagelijks in zijn
zwakke oogenblikken, voor of na een beslissend
optreden, ziet, en eikaars gebreken en misluk
kingen bijwoont, de illusie veel minder is dan
in de wereld. Charles Warner, van de Adelphi,
zegt dat de liefdesscènes op het tooneel geheel
als >matter of business" beschouwd worden, en
daarenboven de voorbeelden van gelukkige huwe
lijken tusschen acteurs en actrices even talrijk
zijn als tusschen andere personen. Charles
Wyndharn van The Criterion Theatre, voegt er aan toe,
dat door botsing, jaloezie en wederzijdsche kri
tiek de personen die voor minnenden avond aan
avond spelen, zelden goede vrienden zijn. Miss
Alma Murray, Ilenry Neville, Edward Compton,
gaven hun meening geheel in denzelfden zin.
Naar men ons mededeelt, zal op Donderdag
9 Maart e.k. door de belanglooze welwillendheid
van de heeren G. Prot & Zoon de3Hste
jaarlijkvoorstelling, ten bate van het Onderlinge
Lhamantslijpers Weduwen- en Weezerifonda, onder
bescherming van den burgemeester mr. S. A.
Vening Meinesz, in den schouwburg Frascati alhier
gegeven worden.
Wij bevelen deze voorstelling in de gunst van
het Amsterdamsche publiek aan, en twijfelen niet
of ieder zal genoemd Fonds, dat in een werke
lijke behoefte voorziet, naar zijn vermogen trachten
te steunen.
Zaterdag 4 Februari a.s. zal door den heer
Frans Boersma in :>0dcon" eene Soiree Mu&icale
et Dramtit'que worden gegeven, met belanglooze
medewerking van mevr. (i. A.
Oldeboom-Lutkemann, zang; me j. L. Denys, viool; mej. Alida
Klein, voordracht; den heer Willem Roijaards,
voordracht en den heer Henri van den Berg,
piano.
De opbrengst van deze soiree zal worden aan
gewend om een jong kunstenaar hier ter stede,
die in hulpbehoevende omstandigheden verkeert,
bij te staan.
Entréebiljetten a f\.?bij »Dc Algemeene
Muziekhandel", Spui "2.
Aan nadenkende bezoekers van onze openbare
musea, moet het dunkt mij dikwijls zijn opge
vallen, op hoe eenzijdige wijze daar do
Xederlandsche kui st van vroegere eeuwen vertegen
woordigd is. Men zou zeggen dat er bij het
aanleggen van die collecties een bepaald
cxclusivisme had voorgezeten. Let men alleen maar op
de groote musea van het zusterland, die van
Antwerpen en Brussel, dan vindt men daar do
oude kunst van de Nederlandsche gewesten op
veel meer omvattende schaal vertegenwoordigd.
Onze gouden eeuw is in de algemeen geldende
Ifollandsche opvatting nu eenmaal de zeventiende,
en de zeventicnde-eeuwscbe kunst, schijnt wel de
norma van wat men in de oude kunst bewonde
ren wil. Dat wij hi:-r Hombrandt, Ituysdael, Steen,
Van der Meer, Hals hebben gehad, heeft al te
dikwijls doen vergeten dat de Nederlandsche stam
ook van Eijck, Memling, Matsijs, van der
Woijden, Dirk Bouts, Cornelis Engelbrechts, Lucas
van Leijden heeft voortgebracht. Want ga inliet
liijksmuseurn eens zoeken naer glorieuze speci
mens b. v. van 15e oeuwsche kunst ge zult
bedrogen thuiskomen. In heel de eigenlijke schil
derijen-collectie, is het op geringe uitzonderingen
na, of het schilderen omtrent l HOO begonnen
was, en wat er hangt van vóór dien tijd is
moerondeels van al te geringe kwaliteit. Do
lamlendigsto achttiende-eeuwsche kunst vindt men
vertegenwoordigd in irritante groote lappen, die
dikwijls de beste plaatsen innemen, zootlat b. v.
het beroerde regentenstuk van ('ornelis Troost
in ernst en stations de Staalmeesters Mankeert.
Maar de groote meesters van vroeger periode
zullen or den bezoeker dier uitgebreide verza
meling niet worden geopenbaard. Er is nog een
bizondcre omstandigheid waarom dit exclusivisme
zoo verbazen moot, het is omdat juist tegen
do liegeerings-kunst-direetie van den laatsten
tijd, het als een grief is aangevoerd, dat haar
beheer op te stellig gothiek-gezinde wijze werd
betracht. Men zon het waarlijk aan het geheel
van de Amsterdamsche verzameling nog niet
zoggen.
Het is waar, we zijn in deze dingen onge
lukkig geweest. Had de kostbare
schilderijcnverzameling van Koning Willem 11 in on< land
mogen blijven, wij zouden hier op heerlijke voor
beelden van vroegere Nederiandsehe kunst
kunken wijzen, die nu in hot Louvre, in Brussel
en weet ik waar al heen verspreid zijn. Do
twee eminente stukken van den llaarlemschon
meester Bouts, die in Brussel hangen, stammen
uit het genoemde kabinet, waar zoo juist iu
was, al wat nu al te zeur in Amsterdam gemist
wordt.
Het Miuiritsliuis in don Haag, hoeft tenminste
n heerlijk vroeg Vlaamsch schilderij, en waar
aan na do nieuwe inrichting van dat museum,
door den zorgzamen directeur een goede af
zonderlijke plaatsing werd bereid : de graflegging
van Itogier van der Weijdou, die voor sommige
jongere artiesten van lieden, ongeveer is wat
voor de genzen van twintig, dertig jaar vroeger,
hot kostelijke stadsgezicht Van van der Meer
uit. dczelt'do collectie, /.ijn mocht.
Eu van hot Museuin-Bovmans te Rotterdam
was me van al jaren geleden, n parel van de
15e eeuwsche kunst bijgebleven, die in mijn
herinnering straalde met een helheid waarbij alles
uit die welgedane zalen flets werd, en geen de
ceptie werd mij dezer dagen by het wederzien
bereid. Ja, toch eene. Het intieme werk van den
te min gewaardeerden Dirck Bouts, denzelfden
waarvan de twee standaardwerken in Brussel
hangen, dat schilderij waarvan vooral de onderste
helft boeit door een fonkelende klaarheid en een
aanmin' ige zuiverheid, is zóó geplaatst dat, men
den subtielen kop onmogelijk aandachtig kan
bezien, en het mooiste mooi er van verloren gaat,
en dat terwijl aan den zelfden wand links onderaan
een prul van een kruisiging hangt, waarlijk van
nul of geener waarde.
Dat is waarlijk een wand die, de volijverige
directeur van Boymans, die de aan hem toever
trouwde collectie zoo consciëntieus ordent, zal,
even er op attent gemaakt, het ons ongetwijfeld
toegeven, dat is een wand die spoedige her
ziening vraagt.
Want het al te weinige wat we hebben van de
groote 15e eeuwers in ons land, laat ons dat
tenminste eeren zooveel we het bij machte zijn.
Het Utrechtsen Provinciaal Genootschap van.
! Kunsten en Wetenschappen wil een groot ge
kleurd glasraam zien aangebracht in het Trappen
huis van het nieuwe Utrechtsche Universiteits
gebouw. Het is de bedoeling van bestuurderen,
dat door zulk een geschenk, dat een monument
van Xederlandsche kunst heeft te zijn, aan de
wetenschap de kunst hare hulde brengen zal.
Tot uitvoering van dit plan is door het be
stuur van het genootschap eene commissie be
noemd, bestaande uit de heeren prof. J. J. P.
Valeton, Mr. S. Muller Fzn., Mr. P. Verloren
van Themaat, R. Melvil Baron van Lynden, se
cretaris van het Genootschap.
Deze commissie heeft den heer A. J. Derkin
deren opgedragen voor bedoeld glasraam het
ont| werp en de kartons te maken. De voorstelling
zal moeten zijn: de Stodcmaagd van Utrecht, aan
de Academie een model aanbiedende van het
nieuwe gebouw.
De tergende reuzen-karyatiden voor den
Utrechtschen winkel van Sinkel, blijken onder de Utrech
tenaren alle idee van monumentale kunst nog
geenszins te hebben verdorven.
Het is dikwijls opgemerkt dat monumentaal
en pittoresk twee dingen zijn, die zelden samen
gaan. Alleen slechte monumenten treffen door
pittoresk effckt, en wien. het om de bekoring
van wat pittorosks te doen is, moet voor geen
goed begrepen monument zich nederzetten. Dit
in den regel, doch ik weet oen uitzondering.
Er staal namelijk midden in de Hofstad op een
ruim plein een standbeeld, dat wijd en zijd be
roemd is om zijne monumentale voortreffelijk
heid. Hot moet een niet geringe overwinning
der kunst worden geacht, op twee hoogo
steenon stoven, in oen houding om alle
modeplatenteekenaars furiüus-.jaloersch te maken, een zwarten
houten-klaas neer te zetten, die nu reeds tien
tallen van jaren do kracht der orkanen en de lus
ten van aesthetieke beeldstormcrs wist te weer
staan. Maar bet schijnt te zeer de algemeene
aandacht ontgaan te zijn, hoe er bij
deon\erbeterlijke gestrengheid van dit monumentale kunst
werk, tevens voor een zeldzaam pittoresk cft'ekt
gezorgd werd. Wij doelen bier geenszins op de
min oirbare Inzonderheid, die door de Haagsche
koetsiers aan vroolijke vreemdelingen op dit beeld
wordt aangewezen,?wijwenschten te wijzen op een
pittoresk effekt dat 's avonds, helaas 'savonds alleen,
het voetstuk te genieten geeft. Aan de hoeken van
dit piedestal namelijk zijn vier allegorische jonk
vrouwen gezeten, en twee van deze worden des
avonds door passend aangebrachte gaslantaarns
zeer bizonder verlicht. Niet deze twee jonkvrou
wen zelven zijn zoo pittoresk. Integendeel, zij
zijn, wanneer men dit zou mogen zeggen van
statuen die zoo ongemecne kunstwaarde hebben,
min of meer harkerig, en doen zelfs aan tamme
langelijzen in korte rokken denken. Maar op
hare slagschaduwen, die op hot voorvlak van
het voetstukken samenvallen, heeft de kunste
naar zijn ett'ekt berekend. D;i;ïr zijn de
ovorstemmige juffers wilde Megaera's geworden van
fantastische vinding. Met een archaïsche
krasheid van uitdrukking, is het of de dames
elkander aanvliegen, dat de chignons er een
vlucht van krijgen het voorvlak iif, en in de
verrassende teekening dor scherpe protils is een
verschrikkelijke duivelachtigheid bereikt, die
allen eerbied afdwingt voor het oorspronkelijke
talent van don kunstenaar die met zoo
welberekend overleg deze machtige silhouetten schiep.
Men staart in bange spanning op het overdag
zoo vreedzame vlak, niet wetende wat het eind
van dezen dreigenden strijd zal zijn. Alleen de
hardsteenen lauwerkrans houdt de vrouwen van
elkaar.
Zou het Haagsche Gemeentebestuur vóór dit
waardige monument niet een bank kunnen
plaatsen, om den voorbijgangers een rustige kunst
beschouwing mogelijk te maken 'i
De P-M j\fnH Gazettf, zegt: »Dc bladen op
hot Vasteland zijn vol prenten die betrekking
hebben op onze moeielijkbeden in Egypte.
Braakensiek. in Holland, beeft weer een van zijn
karakteristieke schetsen er over. .lolm Buil, in
eene houding van de uiterste verbazing, staart
naar eone reusachtige gestalte de jonge
Khedive, die aan zijn hiel wordt opgeblazen door
oen jonge dame, die Frankrijk voorstelt. »(!od
bloss m v soul", /egt John Huil, »is dut het ventje
van een jaar geloden V' Johan Braakensi&V is
eigenlijk geen karikatuurteekenaar, maar zijn
schetsen zijn populair, on dikwijls knap ge
daan."
Bij do firma E. J. van Wisselingh it Co.,
Kalvorstraat is geëxposeerd een Aquarel van
llavernian -Baker en kind".