De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 29 januari pagina 7

29 januari 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Kb. 814 1>E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een bezoek'b ij Burgemeester-Armenwet De IJskoning: Br! Hier is het mij te .koud. iiiiiiiiiT iiiiiiiiiimimiimimiiiiMimiiiiiin Snuifjes. Da redacteur van het Handelsblad kan den lieer Wormser wel de hand geven. »De heer Wormser is een eerlijk man, een man van beginsel" Nu het is te begrijpen, dat de redacteur van nat Handelsblad een man van beginsel wel een hand kan geven. Or'schoon zelf sinds 14 dagen voorstander van staats armenzorg, heeft hij den heer Wormser bestre den, omdat deze met de radicalen een noodwet begeerde. Na .die beginselvolle daad paste ?een beginselvolle felicitatie! Maar... er ont breekt toch iets aan. De redacteur kan er niet bij glimlachen. En dat begrijp ik nu weer niet. Integendeel: ik zou zegyren, als de re dacteur van het Handelsblad Wormser geluk wenscht, moet hij zijn lachen niet kunnen houden. Iets belachelijkere toch dan een felicitatie na zulk een bestrijding is niet denkbaar!! * * * Wat let me, zei Domela Nieuwen huis, of ?ik breng van nacht nog Amsterdam in op roer? Gelukkig, hij was daar te verstandig en te nobel toe, ware dat niet het geval geweest, wij zouden hier reeds op Woensdag 25 Janu ari 1893 de revolutie hebben gehad. Djrnela Nieuwenhuis is weer naarden Haag gegaan. en daar heeft hij tot dusverre ook nog niet de vonk in het kruit geworpsn. Hij is dus nog te verstandig en te edel. Dat hij zoo büjve 11 Maar wat zal het zijn, als hem die twee eigenschappen, onverhoopt eens, al zij 't slechts voor een oogenblik, ontvallen ? Men zal zeggen, dat is niet mogelijk; bij iemand als Djmela Nieuwenhuis zal er nooit een oogenblik voorkomen, dat hij zich zelf vergeet. Dat is waar, maar toch met de revolutie in zijn zak is en blijft hij een ge vaarlijk buurman. Als het ding eens afging bij ongeluk . . . * * * De heer Tindal schrijft aan den heer D. Nieuwenhuis: »Zooals wij beiden uit den treuren verzekerd hebben, ben ik geen sociaal-democraat, en daarom juist verheugt het mij zoo van harte, dat gij de leider van deze partij zij t. Wil eene partij het ooit zoo ver brengen, dan is het een vereischte, dat de leiders eerlijk zijn. en dat zij organiseerend talent bezitten. Maar bahalve deze eigenschappen, die ge wel zult toestemmen dat u yolkomen ontbreken, is het bepaald noodzakelijk, dat de leider geen laf aard zij." Als ik D. N. was, stemde ik dit niet toe. Op zoo'n manier zou je iemand alles wel kun nen laten toestemmen .'... zelfs dat hij het buskruit niet had uitgevonden ; dat is toch heusch te gek. * * * DJ Eerste Kamer is bezig te bewijzen dat zij de eerste en niet de laatste kamer is. Zij houdt maar niet van kiezers. Voor iets dat met kiezers iets te maken heeft ziet zij geen toekomst. Stelt men haar voor het dilemma kiezen of deelen, dan neemt zij deelen, want doelen kunnen onze hoogstaangeslagenen goed; aan kiezen hebbeu zij 't land. in geloof dat zij gelijk hebben. Er is een fout in onze c.mstitutie geslopen. D? Tweede Kamer moest in het geheel niet gekozen worden, maar do'>r de E-srste benoemd. Xu hebben de kiezers, volgens Mr. Pij n appel, alles wat talent is naar de Tweede Kamer gezonden en zoo blijft er voor de Eerste weinig meer over. Dat is hard. O/ar den heer Vening Mainesz waren de werklieden slecht te spreken, en tegen den heer KaltF zeiden zij : wat gij ons aanbiedt, moogt ge houden; ons tot het publiek richten kunnen wij zelf wel. Met die .nenschen is dan ook geen land te bezeilen. Toch zijn de onzen nog heilig bij die van den Haag vergele ken. Deze nemen het kwalijk als je hun geen stoel presenteert. Nu zou een stoel nog niet zoo erg veel zijn, maar ze zijn net als de kinderen, geef je ze een stoel, dan vragen ze om een tafel, en geef je ze een tafel, dan : vragen ze om een maal eten, en geef je ze ! dat ook, dan eisehen. zij een daghuur. . . je kent er wel mee beginnen, maar daar is geen ! eind aan. * * * Wij- Hollanders zijn toch practische menschen. Had de oude heer De L';sseps maar naar den raad van een Hollander geluisterd, dan zou hem het gansche Panama-schandaal bespaard zijn. Hoe dat te bewijzen is? Wel, dat heefr, de advocaat Barboux in zijn pleidooi gedaan. Ik lees in het Juunial des DJbats: Da heer Barboux leest een brief' voor van l den heer Kalsmiet, consul-generaal van Ne| (Ierland in Egypte, bedoel l is waarschijnj lijk onze vroegere consul-generaal Anslijn ? ; waarin deze verhaalt, hoe Fcrdinand de 'L0sseps in zijne tegenwoordigheid een schrif telijke aanvraag kreeg om de concessie voor het graven van het Panama-kanaal over te doen voor vijftig inillioen francs. »(le zult" zoo'n buitenkansje toch niet af slaan?1' riep de consul-generaal uit. rik heb het recht niet, om het aanbod aan te nemen," antwoordde DeL'ïsscps. »De con cessie behoort aan de menschheid. Als ik haar verkocht, zou men het kanaal mogelijk niet graven." Daar heb je nu het onderscheid tusschen Franschen wind en Hollandsche degelijkheid. De oude heer Da Lesseps heeft dertienhon derd inillioen uit do zakken van zijn landslui geklopt en het kanaal is toch niet gegraven. En zoo is cliH ook het jongste zusje van den Diiitschen keizer in het huwelijksbootje gestapt, 't Moeten mooie feesten geweest zijn, die Z. M. ter ecre van die bruiloft heeft ge geven. De menu's van de diners zullen ter eere van den gast uit Rusland, den czare\vitch, wel weer in de taal der gastronomen, dus in 't Fransch zijn opgesteld. Daardoor worden vergissingen vermeden, bijvoorbeeld die van »Kraftbrühe" aan te zien voor het elixer van professor Brownséquard in plaats van voor bouillon .... De Fransche bladen zijn er wijs pp, dat het uitzet van de bruid is besteld bij een geboren Parijzenaar, die zich te Bariijn heeft gevestigd. Daarmee troosten ze zich over de komst van den czarewitch in de Duitsche hoofdstad. * * * Wat ik bij die feesten graag had willen zien, is ua A > u' twaalf ministers ui! .gevoprda fakkeldaas Verbeeld u twaalf deftige oude heeren, tusschen de vijftig en tachtig (de oudste is vijf-en-zeventigj in hof kostuum met korte broek en zijden kousen, elk met een zilveren kandelaar in de hand, waarop een lange, dikke, brandende waskaars, en die oude hebren sierlijke passen makende, op muziek door een D jorluchtigheidje gecompo neerd. Wat een fier gevoel moet de borst van zoo'n minister doorstroomen l Zoo iets moesten ze bij ons toch ook invoeren. Ik geef' het denkbeeld bescheidenlijk in overwe ging aan onzen opperceremoniemeester, vooral nu we zoo'n flink en kras stel ministers hebben, dat er voor brandgevaar of' voor kaarsvetvlekken op den parketvloer geen vrees be hoeft te bestaan. ])e eerstvolgende Egyptische les. (Volgens Punili). T o o n e e l : Het lieüif/e der heiligen hij dnijoiigvii Kltfdii:i'.. Pers o n c n : Z'/iie Honijlietden de llfitaclic Vcrteyenivoordiyer, di.e binnen Ictjrnt. JlriLiclte Vfrleyciiir'ioïdiyer. Uwe Hoogheid verwachtte mij te zien ? Kliedice. Zeker, mijn beste Lord. Ik wcnsch u nog weer eens mijn spijt te betuigen, dat ik iets heb kunnen doen of' zeggen of den ken, zonder er uw raad over in te winnen. Hebt ge het ons al geheel vergeven ? lli'/lxfltc l ei'lcijeiiii'ooi'diger (oj> cc n loon rrni ccrbic'lig Ircdiri'ï/'n). Ik dank Uwe Hoogheid zeer; maar daar ik dezen morgen heel veel bezigheden heb, dunkt het mij dat, als Uwe Hoogheid mij anders niets te zeggen heeft, ik de oer zal hebben te vertrekken. Klif.dn'C. O neen, duizendmaal neon ! . . IJ weet toch wol dat ik heel Europeesch ben in mijn liefhebberijen, dat ik van boeken houd, en dat mijn stokpaardje mijn klein aquarium is. lirtlxt'lic ) i'rletji'nwooi'diijcr. Dat heb ik ge lezen, Uwe Hoogheid, in een avondblad in Londen En nu, als u het wilt toestaan, zal ik ... Kl/cdifc. O neen, ga nog niet weg. Ik heb u beloofd, dat ik u in iedere belangrijke zaak zou raadplegen, en ik ben ook van plan mijn woord te houden. Ui'il.ti'/ie Vertegen icoordiijer. Het doet mij genoegen, dit van Uwe Hoogheid te hooren; en ik ben zeker, dat het verslag' van dit on derhoud 11 aiv r Majesteits regeering zeer aan genaam zal aandoen. Ik zal zorgen terstond onzen eersten minister er van m kennis te stellen. En nu zal ik, met verlof' van Uwe Hoogheid, afscheid nemen. Kh/'dire. Wat hebt u een haast! Ik heb u over een hoop belangrijke dingen te raad plegen, en u wilt geen oogenblik wachten; ik moet zeggen, dat is iemand niet mooi be handelen ! MHiMlminiimiMilmiMmiiHmiiil|llMR£ Britsclie Vertegenwoordiger (gekrenkt). Ik vertrouw dat Uwe Hoogheid bij nadenken deze opmerking niet herbalen zal. Maar om Uwe Hoogheid te to3nen, hoe gaarne ik hare wenschen tegemoet kom, zal ik het o'ftderzoeken van een veelbelovend plan om den N ijl. negen en een half maal productiever ta maken, opofferen, om naar u te luisteren. Kliedice. Heel lief van u; nu dan, wat dunkt u van mijn kamerjapon ? Britscli vertegenwoordiger. Prachtig, in ieder opzicht prachtig. Maar dat was het toch niet, waarover u praten woudt? Kltedice. Jawel, dat juist! Zoudt u mij ra den, haar mat nog meer bont te srarneeren? Bi'iixcli vertegenwoordiger. Mij dunkt, dat is meer een quaestie van smaak dan van politiek, Khedu-e. Och wat, politiek! Wat vindt u van mijn kamerjapon? Zou uwe Rygeering bont aanraden ? Brtlscli vertegenwoordiger. Ik meen, in dit geval wel op mijn eigen verantwoordelijkheid, zonder verder overleg met Harer Majesteits regeering te kunnen handelen- .la, stellig, u moet bont nemen. Khedive. Ik ben u onuitsprekelijk dank baar. De zaak is, ik.heb mijn kleermaker al gezegd, dat ik wel lust had in meer ^ bont, maar ik wilde het toch niet bestellen vóórdat ik uw advies had ingewonnen. Bi-ilseli vertegenwoordiger. Ik vertrouw dat Uwe Hoogheid mijne verzekering wel zal willen aannemen, dat Harer Majesteits Regee ring alles zal doen om te vermijden, dat u ia een valsche positie komt. Kliedice. Heel beleefd; dan zal ik bont nemen. Ijri/xch vertegenwoordiger. En nu dus Uwe Hoogheid mijne tegenwoordigheid niet langer eischt Kliedice (hem in de rede vallend). Welzeker doe ik dat; zooals ik al zeide, iic heb u mas sa's dingen te vragen. Vooreerst wou ik weten of het voor de fellahs dienstig zou zijn als ik meer naar de komedie ging? JJrilscIt Kerlegcnwotirdigcr Uwe Hoogheid moet hierin Uw eigen inzichten volgen. Mij dunkt ik mag wel zeggen, zonder verder overleg met Downingstreet, dat Harer Majes teits Regeering er niet in het minst tegen zal hebben, als Uwe Hoogheid iedere on schuldige uitspanning geniet. KLrdire. Kom dat is heel inschikkelijk van hen. Maar stap nog niet op. Kijk eens. Het zal wel geen kwaad kunnen als ik bruin lederen laarzen tl raag? JJri/.^rlt, Vcrtcgoucoordigrr. Mij dunkt van niet, althans wanneer Uwe Hoogheid, door het vertoonen van zulk een voorkeur, de ge voeligheid van andere Mogendheden niet kwetst. En nu. Uwe Hoogheid, met uw ver lof', meen ik te moeten vertrekken. Kh.eilire. Heel goed. Als u niet langer wilt blijven, merk ik wel dat er niets aan te doen is. Wanneer ik weer raad uoodig heb, stuur ik wel even om u. liritxdi Vertrye.nii-oordiyer. Ik ben Uwe Hoogheid zeer verplicht. (Il/j bnigt en vertrekt.) Klirdii-c. Blij dat hij weg is. En nu ik hem. over alles heb geraadpleegd, mag ik wel een amusemenije op mijn eigen hand hebben, dunkt me. Wat zal ik doen V Ik weet wat^ ik zal mijn heele ministerie ontslaan! (Hij doel het). (De gordijn ruit.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl