Historisch Archief 1877-1940
w f
to 815
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
meester), die ?vóór haar huwelijk een misstapje heeft
''. begaan. Nadat hij in het eerste bedrijf verklaard
*, heeft, dat er z. i. maar een onvergeeflijke zonde
1 is, nml.: de logen en alles wat daarmee
samenhangt, komt hij in het derde bedrijf tot de weten
schap' der zondigheid van zijn vronw, die dus in
haar huwelijk gelogen heeft tegen hem, ofschoon
? de bekentenis en het spreken haar onmogelijk is
gemaakt door de eigenaardige buwelijkstoestanden,
»4fi daar zijn een inwonend broer, de geleerde
ab«tracties der heeren, fuifjes, enz.
En de oplossing nu? Een heerlijke daad van
; passie? Een filosoof voor een oogenblik zijn stel
sels vergetend en een einde van verontwaardigden
hartstocht makend aan een misstap van schande en
logen? Een boeken wurm voor een oogenblik too-.
nend nog altijd een gewoon mensch in zijn met
heerlijke opbruisingen van dierlijke kracht., alles
vernietigend als een gekwetst dier?
O jee, neen! Die meneer blijft totdat het scherm
valt een pur-sang gedachten-Duitschertje: een
mau, die de oplossing vindt in de uitwerking van
een oud stelsel, of de verdraaiing van een waar
heid, of de adaptatie van een schijnfilosofie. Na
dat hij eenige oogenblikken geraasd en getierd heeft
heeft, maar niemand heeft aangeraakt of pijn ge
daan, hooren wij de zondige vrouw haar excuus
maken met de bewering, dat, zij arm en jong was,
en, nadat hij is nedergeknield voor haar, zich half
richtend tot haar en half tot hè*, publiek, krijgen
?weeën slottirade van filosofie en nuchtere opmer
kingen waarin wij dan iets hooren van genot, deugd,
armoe, een nieuw leven beginnen, en de gevallen
vrouw is vergeven.
Zbö'n stuk en zöo'n slot kunnen alleen door
een Unitscher gedacht en geschreven worden. En
zelfs al willen we zoo af en toe filosofie en moraal
en sociologie voor een moment op het tooneelac
cepteeren, dan nog kunnen wij slechts iets
meegevoelen met toestanden en personen, die niet al
te ver van ons eigen gevoelsleven afstaan, en die
ons niet door verschil van ras, maatschappelijk
milieu en mensch-zijn totaal vreemd en liaast on
begrijpelijk toeschijnen. Een geleerd proletariaat,
zooala Wollzogen ons in dit stuk schildert, is een
soort archaeologische curiositeit voor een
Hol', landsch publiek; bij ons studeert het proletariaat
niet aan de Hooge Scholen, bij ons ranselen de
studenten elkaar met Schopenhaner en Nietzsche
niet af, bij ons leven geen beeldhouwers en dich
ters en volkshervormer?, gelijk wij ze in
Lumpengesindl voor onze oogen zien grimasseeren.
Enfin dit allemaal daar gelaten: voor nen
keer is zoo iets als bijwerk nog wel te slikken,
indien het een uiterlijk aanhangsel voor een werk
van kunst is. Maar Wollzogen heeft juist 't om
gekeerde gedaan: zijn sociologische filosofie van
zoo iets als geleerdheid alleen maakt niet ge
lukkig" en »door te veel geleerdheid kunnen arme
menschen in onze nog verkeerde maatschappij
menig benauwd oogenblikje doorleven", en als
slot! //het verstand zegeviert", zijn voor hem het
X motief van zijn werk geweest.
Hoe braaf en goed en verdienstelijk wij dit van
Wollzogen voor zijn Duitsche tijdgeuooten vinden,
is dit, voor ons, die een schouwburg voor een
kunstinstituut willen houden, een minder belang
rijke bijomstandigheid: bijwerk van inferieure im
portantie.
Voor ons is en blijft de //kunst" hoofdzaak, en
die vinden wij helaas alleen in de schildering der
verhouding van de twee broers, de getrouwde en
de ongetrouwde, die samen wonen. In den opzet
en uitwerking van dit motief der twee broers, die
alles en alles voor elkaar doen en over hebben,
tot de zelfopoffering toe, is eene kunstmotie van
exquise aandoenlijke waarde. Er is iets religieus
overmenscheJijks in hunne verhouding, iets dat gaat
.boven het geslachtsleven en de passie, een heer
lijke glorie van rein sentiment, een subtiele teer
heid van oud-bijbelsche toewijding; en het drinken
van het //stille sallemaüdertje" iu memoriam, als
de ongetrouwde broer besloten heeft het huis vau
den getrouwde te verlaten, heeft de fictie van een
aandoenlijke, religieuse ceremonie uit den gods
dienst van reine oermenschen. Dit is heel, hél
mooi van kunst en van emotie en van beiden ook
te zamen.
Wij vonden de opvoering als geheel niet van
groote kunstbelangrijkheid en zijn ons zeer goed
bewust, dat, het, stuk zelve er voor 't grootste
deel schuld aan is. De Vos, als dr. Kern,
was te hard-grof, te zwaar-organig druk,
sprekend in een diapason van dikke vierkante
woorden, te dribbelig van beweging en te stroef
van emotie. Mevr. Van Biene stond voor de on
mogelijkheid om vau liet weeklagend, huilend,
snikkend, en spellebrekerig moffen-meisje, als vrouw
van dr. Kern, een figuur van aandoenlijke wan
hoop en in 't nauw gedreven liefheid te
fabriceeren: 't was teuterig-naar.
Alleen Rovaards, Alex. Faassen en Van Biene
gaven de volle kunst voor hunne rollen. Rovaards
had een sublieme creatie, als de broer van dr.
Kern, van sukkelige onbeholpenheid, van mooi
gevoelend mensch-ziju, een creatie van figuur, stem,
sentiment en geëmotioneerde beweging; Alex.
Faassen was buitengewoon goed van ongecom
pliceerde, zeker van zich-zelf-zijnde kunst, een
kunst van degelijk weten, juist zien, goed be
grijpen, en Faassen is voor ons een artiest vau
zeer verdienstelijk zelfbewustzijn iu opvatting en
creatie; Vau Biene was gelukkig iu de
karakteren fij*uurtypeering van zijn bultigen, kro'nbeeuigen
Dibbel. Slechts de uitbeelding vau deze drie rol
len harmouieerdea met den toon e , de
kuustbedoeling van het stuk.
NETSCJIKK.
niuimiiiniiintitnniiiniiiiiiuminiiimmimniininiiniiiniiiiiimmiiiimi
Muziek in de hoofdstad.
Het belangrijkste wat ik in de afgeloopon weck
in mu/ikaal opzicht sjehoord heb was niet in, maar
buiten de Hoofdstad. Te Leiden toch werd door
de zarisvereenigiüg van de Maatschappij t. b. d.
Toonkunst, ouder leidiug van den heer D. de Lange,
Beetbovens zoo zelden uitgevoerde heerlijke Mis
in D. gr. t. uitgevoerd. Ik kan hierover in deze
rubriek niet uitweiden, doch vertel alleen dat ik
met zeer groote belangstelling met dit zoo goed
geoefende koor heb kennis gemaakt, dat zooveel
goede elementen bevat en waarmede de leider zulk
eene reuzenopgave in veel opzichten met zooveel
succes kon volbrengen. Waarlijk, Leiden kan
tevreden met zijn koor zijn.
Wanneer ik nu van een majeur- in een mineur
toonaard overga, doe ik een van de meest krasse
modulatieën die denkbaar zijn n.l. van de Mis
van Beethoven naar een slecht gelukt debuut van
een zanger in de Ned. Opera, van den heer
Galesloot, die als Marcel van zijne weinige ge
schiktheid blijk gaf, voortdurend zeer onzuiver zong
en de stemmiddehn die hij wel bezit, slecht ge
bruikte. Een debuut dus dat m.i. heel weinig be
looft, hoewel men dezen zanger nog gelegenheid
kan gepen te toonen dat hij iets beters te geven
heeft.
Over den Franschen Lohengrin wensch ik even
eens slechts kort te zijn. Ieder die het gezelschap
kent, kon vrij wel berekenen wat hij te hopen, en
wat hij te vreezen had. Daar ik nu uit de op
voering bemerkte dat allen zich bijzonder veel
inspanning hadden getroost en het beste gaven
wat ze geven kouden, zou het doelloos zijn allerlei
beschouwingen over de eischen die Wagner stelt
te houden. Do heer Mertens had ditmaal de leiding,
hetgeen vooral het orkestrale gedeelte zeer teu
goede kwam en wie geeft wat hij heeft, is waard
dat hij leeft!
Besluiten wij dus deze kroniek met de vermel
ding dat op het Klassiek Concert in het Paleis
voor Volksvlijt, door het orkest op zeer schooue
wijze de t.'nvolleac/efe van Scliubert en ouverture
Köniff Slephan vau Beethoven werden uitgevoerd
terwijl de heer Bosmans een fragment uit het
violoncel concert van Davidoff voordroeg, waarbij
vooral zijne voortreffelijke muzikale eigenschappen
weer op den voorgrond traden. v. M.
UIII1II11IIIII1IIIMII
In den Haag op bet Mauritshuis is tijdelijk
weer een aan Rembrandt toegeschreven schilderij
geëxpozcerd, waarin zeer mooie kwaliteiten. Iets
van het scherp-expressief-pathetische van
Rembrandt's composities, waardoor men zelfs in een
enkelen krabbel van den meester getroffen wordt,
vindt men hier in samenstelling, houdingen on
gebaren wel niet, maar in de schildering, vooral
van de omgeving, is groote voornaamheid van
bravour. Het is niet om oen positieve onderstelling
omtrent de wording van dit schilderij te wagen,
maar om een denkbeeld te geven van hoe liet
zich voordoet, zou ik willen zeggen dat het een
werk kon zijn van een bekwaam leerling van
Rembrandt. op 's meesters atelier in diens besten
tijd en onder zijn toezicht geschilderd, met veel
begrip en zorg, maar op liet laatst door Rem
brandt zelf nog weer eens aangepakt, zóó dat de
geacheveerde figuren op den voorgrond ongeveer
werden gespaard, maar bet paard, de lezende
man die voorbij gaat, de grond, het bosch en de
lucht ongemakkelijk werden bodacht door wel
sprekende kleurlikken van den machtigen kwast.
Er zitten in die sonore omgeving kwaliteiten
die aan Géricault, Daubigny en Courbet te samen
en aan het beste van wat scliilders-fougue gege
ven heeft denken doen.
De Van Gogh-tentoonstelling in het Panorama
te Amsterdam sluit den vijfden, dj Van
Wisselingh-expositie in Arti, den twaalfden.
Het bericht van den aankoop der Vlinders van
Thijs Maris op de laatste, zal velen eenige ver
heuging hebben bezorgd, ofschoon het jammer
blijft dat het schilderij toch niet in een openbare
Nederlandsche verzameling belandt. Mocht do
koopster nu nog maatregelen kunnen nemen, dat
het niet later weder gaan zal, waar het lot het
brengen wil !
De Zwart-en-Wit-tentoonstelling van de
Nederlandsche Etsclub zal den l Oden Februari in
Arti worden geopend. Het Bestuur wenscht van
deze exposities zooveel mogelijk een representa
tie te mogen maken van wat het nieuwe geslacht
ten onzent wil en doet, en heeft daarom op bare
verantwoording nog de heeren G. W. Dijsselhof', j
Etienne Bosch. J. Thorn Prikker en R. N. Roland j
Holst verzocht als werkende leden too te treden, j
Toorop zendt er een kapitale teekening, de Drie, '
Bruiden heen, die het komploetst is van wat bij
in zijn tegenwoordige bemoeiingen maakte,
ook hebben o. a. Bauer en Haveman interessante
teekeningeri toegezegd. Van buitenlandsche ex
posanten noemen wij Odilon Redon, Theo van
Rijsselberge, Max Liebermann, terwijl ook van
Ilenry de Gronx, Georges Minne, Marguerite
Holeman specimens worden tegemoet gezien. Ver
der zal men er nogal nieuwe Engelsche
prentkunst vinden.
Nu de Stedelijke Driejaarlijksche in den Haag,
dezen zomer later dan gewoonlijk wordt gehou
den, zal het de vraag worden wat men met de ten
toonstelling van de Ilollandsche
Teckenmaatschappfj moet doen. Wordt het zaak deze expo
sitie naar de veilige zalen van Pulchri over te
brengen, of' zal liet gezelschap, uit zijn vaste
localiteit verjaagd, in overweging gaan nemen of
het niet beter zon zijn het gedane als afgesloten
te beschouwen. De Hollandsche Teekenmaat
schappij heeft mooie exposities gehouden en in
dertijd veel goeds gedaan. Maar niemand kan
ontkennen dat ile lust er at' is en het karakter
geledon heeft. Het zou zich dus kunnen voor
doen dat de heeren uit respect voor hun verleden
het er liever bij lieten. Intusschen, vcdremo.
De London Niti-* van '28 Januari geeft een
artikeltje met bizomlerheden over de wijze van
werken van Linley Sambourne, die jammer ge
noeg niet heel bizonder zijn. liet voornaamste
wat in zijn interview, de hoogstbegaafde
Punditeekenaar mededeelt, is. dat hij zich bij zijn com
posities bedient van een uitgebreide verzameling
ibtogratiën; en dit is daarom zoo opvallend, om
dat er misschien geen teekenaar van onzen tijd
zoo volkomen vrij is van de zonde der klein
geestigheid en geesteloosheid, die het werk van
de tallooze slaven van Daguerre's toestel zoo
universeel aankleeft, ? hetgeen alweer bewijst
dat een werkelijk artiest van alles profijt kan
trekken, zonder dat het hem schaden zal
»Ik ben een figuurteekenaar", zoo laat aan het
einde van zijn onderhoud zijn interviewer den
kolossalen cartoonist spreken, »met eenig besef
van humor en naar ik hoop wat zin voor schoon
heid". Dit nu is waarlijk geen grootspraak in
den mond van den man, die, als zijn werk niet
wat schuil ging onder al het uitnemende werk
van de schitterende Pitnchschool. nog meer ver
bazing zou wekken om zijn zeldzame gave, en
dien men na den dood van Charles Keene voor
Engeland's kloeksten zwart-en-wit-artiest mag
houden.
Harry Furniss trachtte verleden week ook een
teekening van stoer-gekontoerneerde krasheid te
geven in een opmerkelijke prent van The. Queens
Letter. Maar bij hem blijft zooiets virtuositeit,
bij Sambourne is de stijl na bezinking energiesch
gebleven. Al wat hij maakt is het werk van
een kerel.
Een dertigtal Haagsche schilders van de oudere
garde, die allen aan de Münchener tentoonstel
lingen min of meer gewichtige onderscheidingen
te danken hebben, boden dezen Donderdag den
heer J. H. L. de Haas, bij Van der Pijl in den
Haag een gastmaal aan, waarvan de kwaliteit,
naar ons wordt verzekerd, aan de reputatie der
firma op de -Plaats geenerlei afbreuk zal doen.
Op meer dan n manier hebben de schilders op
deze bijeenkomst, die beduidend joyeus schijnt
geweest te zijn, de tong doen leven.
Bij den catalogus van de nagelaten kunstwerken
van J. W. van Borselen, die in Pulchri zullen
worden verkocht, is een opstel gevoegd, door den
heer P. A. Haaxman Jr. indertijd in het DayUad
geschreven. Wij kunnen niet laten eenige der
meest welsprekende passages daaruit hier at' te
drukken.
Hij had zich zoo vertrouwd yi'inaakt met de, laclie.nde
IIol/a//,(t$e/n; beemdew, d.at men op wartdelunjen m de
omstreken rdit. Goud/!, lui'iei/nncril si d stond voor een
fra/i-ie jde/,\ v^iarui men eeu sclidder/j va/t VAN BOKS::I,EN
he.rL'enile. I u de door c//, door ki/iidt/je c.oii/jiositie ran
zijne l/.tndiïelu'!ppeii, icerd 't i j niet f/e/ ve/iaard, evenmin,
tl l/et 'jin^le ~ieu /'il ii.,ei'i'//ee/,fl van. di' ///'ooti' lijne/i,
i/idi'. 'lUiliinr, w,mnloor li''j s/e/'d* zoo bij ii./ineinendlieid
slu.a.fjdt'. in l/ct o[/~elteii. i'u liet dom vel/niven -rati de
vei\te/iilï/'/id/' [>l/i,//ïIn, zij/i l/i'/dsc/in//pen. D/ jtertjieefief
i:i zijne xehdder/jen iea* slee/Is onhens/iejijlc, en daarin
iri.il // l ifi'li/'/tn, lint z/t op d/', i lo/'SC/ion.n;/'r t?i'n,
fttr.ii,/jv/'/V////.s'/'/v/r/// /titot' f'i't/d n. dlxof men, du: se!/oone
plelcjex in di' /eerkelijl-'/ie/d v/,or zic/'i ~('(j"
...d:', n/iln/'r. Hij :a/j du mi't zijns ei/jen r/e-onde
ooijen. eten/ils lloii'KJH rn Ki'YSUAEL /,/'/. deden. Vaurnl
met i,-er.\/f/e/we>itt/e litnl. li'j tn den, bomt- Z'jner
l/indscluij>iien ree! /i/'i/iee/i, e//, l/et lx i/ee/i /jeu/in/jde,
voorti//le/t zul !iel/he// r^/'/vryr//, ilie u,/i // i/ei !rei'(' d/'l' ond/'/l
zul/,' een on/ie/neetie, /jel.'orln// bijzet "
! oo/' er // v/ ti/i, plriii-iur xe,/n//l/'/'/'t/ Kj>r//!.'e, f/f.f, l/et
VAN liOHSKLKtN den, L'oe'/'i/, n-'///d /vw/.v //-f/iien dot/r /Ie
lo/>l/et!, z' ////'/? onii//',!. /'/i, /iel .t!(i,/L~i' /?'/< t /// de jJ/txxen,
d/' .-... ?,,.,,: ..,/ ,'? .1 tir/'i' ,le /.-Huiden o/' l/en x/i/rul
lueie/i ,/</'/' 'l :i''i,t.,d,',i. //,/,;? !/,,[ /lie e 'l/l n/'l'ii'rlijl.-e
seln!d/'t''/je-i ;//."/ di/t eitf/'/i/iitnliii t/ip/ii// //>? e,/ e,i, d/'ii
//?ee/,-e//, ' ,i:ti'xc/i<-it l(i-/n run e,-,i 'i/uuf <le~ f'e/je/itiicl/t bre
kend oidiclil ver t//' ii-i'i/le/i. "Dn! H-IIS VAN HOKSSI.EN.
Die mooie do/'/.'/'n da/iteel.'enei/ u/i Z'jn. blo- /,/ijil, die bij
VAN BOKSKI.KN een l,anj/en zome- lie/'ft i/e/in/t".
Hij e-'jlen. Z. M. KONING WII.LKM ff] stond VAN
HoKSEi.i-N /// li/ioi/ iian:ien. M/'er/nn'en //;??'.*? ////', ////'/
UocH'JssKN. de 'lYx KATES, de STOKTKNBIIKKRS en e///,-e/e
andere Jto//aitd*e/ie en L'r/i//*r]ie Ic/n/sl/'/i/t/i,! x, de i/a.t
cn.ii, '/. J/, op /iet Loo, ,-,/, VAN B HtsKLHX o/id,'n;o//,d
dan, de, o/itl/'bbelzii/ni./ixle b/ij/.'e/i i;n,/i ',v Koni//ys /.'ertnis
e.n, i/'anne Infde r//or de L//./ /.v/,"
Enzoovoort, maar min ww*r den Guten nicht
zu iel knben. Het is maar jammer dat er in dit
stukje literatuur, twee vlekjes zijn op te merken.
Ten eerste, dat punt van de ple,>n-air-prioritcit.
Het komt ons voor dat bier lichtelijk gezondigd
wordt tegen de pié'teit die men aan de overle
denen verschuldigd is. Want, als wij ons niet
vergissen heeft reeils bijna drie eeuwen geleden
een zekere Van Goijen, .jan vau Goijon, zoo onge
veer i'ilcin-iiir geschilden!, en men moet de dooden
waarlijk altij.l eeren. dat is monschelijk. En
dan is er waarschijnlijk in dien zin over het
aanzien van /. M. Koning Willem 111 een
schromelijke drukfout geslopen, liet heeft name
lijk den schijn dat de auteur bedoeld hoeft te
schrijven : iiijwijlen stond 7>. M. Koning Willem
III bij van Borselen in hoog aanzien."
Maar, het is waar, dit laatste is een detail.
Do groote lijnen" vau het artikel zijn mooi.
Als ontvangen voor het door Auguste Rodin
mttevocrcn monument tor nagedachtenis van Char
les Baudelaire, hebben wij iier de volgende bij
dragen te verantwoorden :
M. Bauer, Frans Iloersina, E. Bosch, G. H.
Breitncr, A. .1. Derkinderen, dr. A. Diepenbrock,
di'. I1', vau Eeden, A. de Graat', K. Groesbeek,
H. J. llavernmn, dr. W. van Hoorn, AndréJolles,
Jozef' Israëls, M. van der Maarel. Jacob Maris,
,1. Thorn Prikker, K. X. Roland Holst, S. de Swart,
dr. J. Titsingh, J. H. Toole, .lan Vetb, H. J. F. A.
Wansink Jr. en Pb. Xilcken ieder fr. ó. ;
J. Th. Tooroj) fr. 14. ; E. J. van Wisselingh
fr. l 'J. 5(1; I!. J. I-, Varenliorst fr. 6. . Voorloopig
totaal fr. 1.-57.50. V.
Die Bmi- und Kunstdeiikmiïler ron
Serlin. Bearbei'et ron, H. liorrmanti.
Mit einer Geducht Hellen E'ntl/ itung
ron P. Clmisw'dz. Berlin. Jul. Sprin
ger. IS!);}.
In ISsiJ werd op kosten der ])rovinciale regee
ring een lijvige, met tal van afbeeldingen ver
sierde en van aanteekeningen op kunst-historisch
gebied vergezelde inventaris van monumenten
(Ier knust en bouwkunst in de provincie Bran
denburg uitgegeven. Berlijn was daarin niet op
genomen. Dit noopte do regoering der hoofdstad
een dergelijk werk over de op haar gebied be
waarde schatten te doen bewerken. In den
»A'ef/ierutu/n-Banmeister" U. Bomnaim vond zij hier
voor de als aangewezen persoon. In 18*7 werd
hem het werk opgedragen en dezer dagen zag
de vrucht zijner nauwgezette studiën en veelom
vattende nasporingen onder bovengemelden titel
het licht.
Een door P. Clauswitz met veel zorg bewerkte
historische inleiding, waarin de geschiedenis van
de verschillende gedaantewisselingen en uitbrei
dingen der stad behandeld wordt, gaat vooraf.
Daarna geeft de heer Borrmann een overzicht
van de geschiedenis der kunst in Berlijn van de
13e tot het einde der 18e eeuw, om dan over te
gaan tot een uitvoerige beschrijving en bespre
king der verschillende monumenten. Achtereen
volgens worden de poorten, kerken, paleizen,
openbare gebouwen, bruggen, standbeelden, enz.
behandeld. Van de gebouwen worden, voor zoo
ver dit nog kon worden nagegaan, de verschil
lende wijzigingen, die zij in den loop der tijden
ondergingen, nauwkeurig aangegeven.
Het fraaie, met tal van platte gronden, plans
en keurige illustraties (waarvan vele in lichtdruk)
versierde werk zal zeker ook door onze kunst
historici en architecten, dikwijls en met vrucht
worden geraadpleegd. Een nauwkeurige vermel
ding der gebruikte bronnen en een uitvoerig re
gister zullen den gebruiker uitstekende diensten
bewijzen.
Het degelijk en fraai uitgegeven werk werd
door het stedelijk bestuur van Berlijn op ruime
schaal verspreid en o. a. aan de voornaamste
buitenlandsche openbare boekerijen toegezonden.
De volgende week zal in een lokaal in de
Kalverstraat een verzameling van 50 Duitsche schil
derijen te zien zijn, daaronder 5 »(cöcnsgrosse
Sensationf/stücke", »Vitriol" van Emil Xeide, ,,Die
Urischuld" van L. Fleisch (genre Felicie"),
enz., enz.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.
Kalverstraat is geëxposeerd een schilderij van W.
Maris »Stal".
:,MNST en
fa;*
Het licht der wereld."
Het licht der wereld," naar het
Engelsen van Edwin Arnold, schrij
ver van The Light of Asia," door
Dr. H. U. Meyboom. Te Amsterdam
bij H. J. W. Becht.
Waarom ik dit gedicht vertaald heb?" laat
Dr. Meyboom den lezer in zijne voorrede" vragen.
En hij "antwoordt : »De aanleiding ligt eenvoudig
in het feit dat ik een tiental jaren geleden van
dezen zelfden dichter The Liy/tt of Ama" ver
taalde."
>1 leeft hij persoonlijk" zoo gaat Meyboom
voort 't zij door zijn christelijk bewustzijn,
't zij door het karakter van zijn volk, zich ge
dwongen gevoeld als tegenhanger, meer als aan
vulling, ook T/ie Ijight of the World te bezingen,
ik kon dan geacht worden aan Edwin Arnold
verplicht te zijn, mijnen landgenooten, voorzoover
zij met Het licht van Aziëkennis maakten, ook
Hei lic/il t/er wereld onder de oogen te brengen.;'
Zoo zou dan The, Lighi of t.lie Worl'l zijn ge
dicht en Het licht der wereld aan 't vaderlandsch
publiek zijn aangelioden^owr acquit de confdence.
Een omstandigheid die, zal men toestemmen, op
zich zelf niet juist een belofte inhoudt voor bei
der letterkundige waarde.
Een Engelsch b!ad Tltt Inquirvr bracht naar aan
leiding van The Litjht of lhe World, volgende op
Arnold's ander groot gedicht, alreeds in herinne
ring wat Thomas Ellwood. de kwaker, verhaalt
omtrent het ontstaan van Milton's The Parudise
reyained.
Toen Ellwood het manuscript van »het Ver
loren Paradijs" den dichter teruggaf, vroeg hij
hem: »wat hebt gij uu van 't gevonden paradijs
te berichten!" Milton zweeg een poos en sprak
daarna over iets anders, maar had hem later
verklaard, dat voor »het herwonnen Paradijs" toen
het plan bij hem was opgekomen.
En 't is niet aan dit laatste, veel meer aan
»'t Verloren Paradijs", dat Milton's dichternaam
is verbonden.
Intusscben sta op den voorgrond, dat Edwin
Arnold zijn dichterlijk talent en Dr. Meyboom
zijn vaardigheid in 't vertalen ook hier niet verloo
chent. Ik zou het door menige bladzijde kunnen
staven. Laat, al aanstonds uit den aanhef van
den eersten zang, »Te Bethlehem" vormt een
soort van introïtus de beschrijving van
Gennesareth en omgeving, zooals zij zich heden ten dage
voordoen, het mogen bewijzen:
Ja soms, als 't voorjaart, sluipt
Van d' ouden luister over deze kust,
Die Christus' voetstap droeg, wel iets terug.
De lelie, dio Hij roemde, als deed haar glans
Eens vorsten luister tanen 't /I'urkenbrood"
Zijn woord bewarend 1), tooit zich nog met rood
En goud, den zomer te gemoct. Xog heft
Cyclamen 't blanke hoofdje, als naakte Hij.
Uit parelmoeren vaas geurt hyacinth
En aniiiryl nog balsem, alsof de eer
Zou falen bij Zijn komst. Nog, als van ouds
Spreidt op den vloer de stille crocus Hem
't Tapeet van goud. En 's hemels vocdsterling,
Die niet vergeten sterft, naar 's Meesters woord,
Het vogeltje in het loof, doet van zijn lied
Vol liefde en dank het luchtruim trillen. Slechts
AVat mensch'lijke overmoed vermocht om 't spoor,
Zijn godd'lijk spoor, met tranen en met bloed
Te ontluist'ren, is geschied. Men wischte't uit.
Geen voetstap, die beklijfde. In schitt'rend goud,
Met stalen pantser, stout en reuzensterk.
Toog heir na heir langs d'cigen berg, waar eens
Zijn mond den vredestichter zalig sprak.
Iu bitt're woede bonsden ze op elkaar,
Waar hij eens leerde: »IIeb den vijand lief!"
(1) Is dat een stoute woordvorming voor
waar
makend: