Historisch Archief 1877-1940
-i w; rri-3*..
No. 815
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
De Italiaansche Bankschandalen.
Minister O-'tolUti: Daar zal een flinke schoonmaak noodig zijn, Majesteit!
Umbsrto: Maar dan ook dadelijk, ik heb er geld voor over.
IMliiiNliniiiiMHliiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiMniiriiii
iiiiimiHiimiiiiiimiiiiiimiiiiiimiiiiiiiHiii
Snuifjes.
De heer Hetneken heeft in den raad gezegd,
?dat wierd de voordracht omtrent het geven
van gronden in erfpacht aangenomen, de stad
wel tien advocaten noodig zou hebben. Wat
bedoelde hij daarmede ? Dat n advocaat op
zichzelf zoo weinig beteekende, of dat zij juist
in erfpachtzaken zoo weinig bedreven zijn ?
Mr. Heineken weet natuurlijk wel wat een
advocaat is en daarom is het jammer, dat hij
zich te dezen opzichte niet iets nader heeft ver
klaard. Mc.vanNierop sprak in dit verband: al
mede van een nieuw wespennest, waarin men
de hand zou steken. Heeft hij daarbij ook aan
die tien advocaten gedacht? Hoe dit zij, tien
advocaten, het is om de nachtmerrie van te
krijgen. Aan n advocaat heeft een mensch
dikwijls meer dan genoeg.
Ware de koning van Egypte indertijd niet
vermurwd geworden door de tiende plaag,
dus houd ik er voor, zoude het geschiedver
haal ons hebben bericht: en (ten elfde) alle
Egyptenaren werden advocaten." Hij heeft
dit terecht niet afgewacht.
* *
*
Het Handelsblad heeft een quaestie niet
zonder belang" ontdekt. Het stelt de vraag,
wie, nu de heer Luden zijn ontslag genomen
heeft als lid van den gemeenteraad, nestor
zal zijn. De heer Josefus Jitta, die het langst
in den Raad zit en de oudste is, of de heer
Pijnappel, die minder zittingjaren heeft, maar
meer zittingjaren zou kunnen hebben, indien
hij niet gedurende eenige jaren buiten de
vroedschap had geleefd. Ik begrijp niet
waarom de oude heer Jitta deze hatelijk
heid, als zou hij niet eens geschikt zijn om
nestor te wezen, verdiend heeft. Ds quaestie
wordt belangrijk genoemd, omdat het oudste
lid wel eens spreken moet uit naam van de
broederen. Maar zooveel praten kan de heer
Jitta toch wel.
Ik heb ook al gedacht of het Ilcaulelsblad
aan mr. Pijnappel een steek onder water heeft
willen geven, door op zeer hoffelijke wijs te
doen uitkomen, dat naar zijn gevoelen dit
raadslid wat oud begint te worden. Is dat
het geval, dan vind ik deze manier van iemand
omtrent zijn leeftijd in te lichten hoogst
ongepast.
* *
*
De heer de Savornin Lohman heeft een
slechte week gehad. Hij heeft het tegenover
Dr. liuyper en tegenover Minister Tak afge
legd. Die kieswet zit hem deerlijk in de maag '?
Maar ik zal hetn hierover niet hard vallen.
Integendeel. Ais ik iemand als Lohman zich
in de vingers zie snijden is medelijden liet
eerst gevoel, dat ik bij me waarneem, en
dankbaarheid het tweede. Dan zeg -ik bij me
zelf: indien je gewezen-rechter, hoogieeraar,
minister en eerste kamerlid bent en je toch
nog een gek figuur kunt slaan, wie zal het dan
i mij kwalijk mogen nemen, dat ik aan iemand
die niet van snuif houdt wel eens een snuifje
presenteer?
^ * *
*
De heer Troelstra kon maar niet gelooven
dat zijn kiezers er op gesteld zouden kunnen
zijn, hem nog eens te hooren spreken. Hij
dacht ze weten alles van me af. Zij kennen
mijn uiterlijk, mijn wijze van redeiieeren, mijn
politiek, mijn manier van handelen, als ont
vanger, als redacteur, als wethouder, ais lid van
de Staten, zij weten bovendien dat de koningin
me een ridderorde heeft gegeven,.. wat zou ik
ze dan nog hebben in te lichten? En dat is te
begrijpen. Nu evenwel de kiezers hem niet
gestemd hebben, heelt hij een ander inzicht
in de zaak gekregen, reist hij zijn district af,
en om aan de lui toch iets geheel nieuws te
geven, leest hij hun een redevoering voor. Dat
Fs uitnemend gezien, geloof ik, want juist oiu
de kiezers te belezen is het hem te doun. En
wordt nu de I leer Troelstra verkozen, dan heelt
hij op zijn sprekende confraters voor, dat hij
déverklaring kan aiieggen afgevaardigd te
zijn door een belezen Iciezerscorps; ie)s wat
maar weinigen hem zullen kunnen nazeggen
zelfs onder dit kiesrecht.
Toen de heer Grévy indertijd als president
der Fransche republiek een bezoek ontving
van vorst Alexander van Bulgarije, vroeg hfj
dezen aüerminzaaiust: Amuseert ge u altijd
nog goed in uwe hoofdstad Boekarest?" Het
was den president, die zijn tijd wel noodig
had om op zijn eigen dubbeltjes en op de
streken van zijn schoonzoon Wilson te pas
gen, niet kwalijk te nemen, dat hij het onder
scheid tusschen het koninkrijk Roemenie eu
het vorstendom Bulgarije niet kende-, daar
had hij immers zijn minister van
buitenlandsche zaken voor.
Maar nu laat de Figaro zich uit Boekarest
een brief schrijven over Arton, en de brief
schrijver vertelt óók, dat Boekarest in Bulga
rije ligt. Zouden de Bulgaren en de Roemenen
nu toch heuseh van hoofdstad hebben ver
wisseld ? Of zouden de Fransche journalisten
van de zaken op het Balkan-schiereiland
bescheidenlijk geen studie maken, omdat hun
Russische vriend daarvan althans verstand
voor minstens twee heeft ?
Rationeel en onschuldig.
De Duitsche keizer heeft dezer dagen den
oud-minister van justitie Friedberg pp d'ens
tachtigsten verjaardag een eigenaardig cadeau
gemaakt. Het was het portret van den monarch,
m«t liet onderschrift: Ncmo me impwielace^sit,
niemand tast mij ongestraft aan." Deze
klassieke woorden zullen wel geen herinne
ring zijn uit 's keizers schooljaren; zij vormen
het devies van de Engelsche Orde van den
Distel, welke de keizer natuurlijk bezit.
Het vak niet te ontkennen, dat dit spreukje
voor een onderschrift van een portret, dat
men aan een ouden heer op diens tachtigsten
verjaardag zendt, wel ecu beetje stekelig
schijnt. En men heeft zich daarover in
Duitschlaml niet erg verwonderd, want de uitlating
was geheel van die soort, waaraan Z. M. zijne
getrouwe en gehoorzame onderdanen heeft
gewend.
Doch nu komt de conservatieve Post met
een explicatie voor den dag, die waarlijk veel
te denken geeft. De keizer had pas op den
dag, waarop minister Friedberg zijn tachtigste
jaar ten einde bracht, iets van dit heugelijk
feit gehoord. En toen hij op dien dag den
ministtr op een feest ten liove ontmoette,
sprak hij dezen aan niet de woorden: Wat!
dat vertelt ge mij niet eens? Dat moet ik
zoo maar toevallig hooren '?" en met den vin
ger dreigend, giug Z. 31. voort: Dat mag
niet ongestraft blijven!" De straf werd nog
den zelfden dag voltrokken, door de toezen
ding van het portret met het bekende on
derschrift."
Zoo ziet men al weer, hoe gevaarlijk het
is. voorbarig te oordeelen. Waarom zou men
den keizer telkens opnieuw zulk eene won
derlijke prikkelbaarheid toeschrijven, wan
neer de zaak zich op de meest natuurlijke
en rationeele wijze als een grapje of een be
leefdheid laat verklaren?
Onze politici zouden verstandig doen, als
zij liet voorbeeld volgden van die school van
theologen, die voor de onbegrijpelijkste won
deren ecne natuurlijke verklaring weet te
vinden. Zoo bijvoorbeeld voor het wonder der
spijziging van duizenden met enkele brooden
en visschen. Niets eenvoudiger dan de ver
klaring: de duizenden krulden ijcen honger.
(Het was namelijk in den goeden ouden tyd.)
Een klein landgenootje van keizer Wilhelm
gaf dezer dagen eene even rationeele
verklaiim mimii in umin nu mimi iiiiiiiiilllliiiillilll%
ring van dit wonder. Sie genirten sich" zy
waren verlegen zei het kind.
Wij twijfelen niet, of keizer Wilhelm zal
aan zijn tijdgenooten in een gansch ander
licht verschijnen, wanneer men de rationeele
methode van de Post, van de bedoelde theo
logen en van het kleine Duitsche meisje, op
zijn historische uitlatingen toepast.
Toen bij voorbeeld de keizer zijn Branden
burgers op het diner van hun Landdag
uitnoodigde om met hem door dik en dun te
gaan", heeft hij alleen bedoeld, hen na het
diner met zijn equipages naar huis te laten
brengen, omdat de stralen vol modder waren.
Toen de keizer te München in het gouden
boek schreef: Reijis voluntas suprema lex, be
doelde hij niet, dat zijn wil de hoogste wet
moest zijn, maar precies omgekeerd, dat de
hoogste wet altijd zijn wil, of liever het richt
snoer van zijn wil was. Vraag uwen ouden
rector maar eens, of ge er dat niet even goed
van kunt maken. En waarom zoudt ge dan
Z. M. een onbeleefde bedoeling toeschrijven?
Even gemakkelijk laten zich andere afïer
dinner speed les van den keizer verklaren. Een
paar voorbeelden maar: Hen, die mij in
dezen arbeid weerstaan, verbrijzel ik," \Vat
was hier het geval V Z. M. kraakte noten
wij weten niet of het walnoten of hazelnoten
waren met de vingers. En toen h* m dit
niet lukte, nam hij een notenkraker. Dat ligt
toch voor de hand, nietwaar? En daar heelt
men nu zoo'n leven over gemaakt!
Een ander voorbeeld. Keizer Wilhelm
spreekt aan tafel 't is geloof ik te Erfurt
gebeurd over den Corsikaanschen parvenu.
Dadelijk natuurlijk groot rumoer. De Fran
sche bladen gewaagden van
onderofficiersmanieren." Tot onzen spijt moeten wij er
kennen, dat het ll'ec/Mad de Amsterdammer
naar aanleiding van die woorden een plaat
bevatte, die te verstaan gaf, dat de jonge
vorst de nagedachtenis van den grooteii Na
poleon had beschimpt. En pp wieri had de
keizer het oog'? Natuurlijk niet op Napoleon,
dien hij eerbiedigt, om niet te zeggen
veiiereert, maar op Bellacoscia, den ouden ban
diet, die een half dozijn malen ter dood was
veroordeeld, die zich na het verjaren van
zijn laatste vonnis ter beschikking van de
justitie stelde, omdat hij in de bosschen te
veel last kreeg van zijn rhcumatiek, en die
door gansch Frankrijk als een held werd
verheerlijkt en als een Hou werd vertroeteld.
Dat was de (Jorsikaausehe parvenu.
Wij mogen de Pont dankbaar zijn. voor den
goeden wenk, dien zij ons heeft gegeven. En
wij raden onzen lezers aan, voortaan van alle
schijnbaar scherpe uitlating van keizers,
koningen, ministers, gouverneurs, burgemees
ters, commissarissen van politie, dienders en.
hondenslagers, kortom van allen die in hoog
heid gezeten zijn, eene welwillend-rationeele
verklaring te zoeken. Als er dan nog geen
vrede op aarde is, dan zal het onze schuld
niet zijn.