De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 12 februari pagina 1

12 februari 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

BE AISTMMfÊR A°. 189$. WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Bit nommer bevat twee bijvoegsels. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 12 Februari Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail?9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . Reclames per regel 0.20 0.40 I K H O V Dt VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Praatjes uit Rusland over Rusland, door M. J. TOONEEL EN MUZIEK: Het tooneel, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Nieuwe uitgaven op mu zikaal gebied, door E. D. P. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. KUNST EN LET TEREN: De »Vox-Studiosorum", door UIL Hoogenoord, door Cornélie Huygens, beoordeeld door Karen. SCHETSJES: Het verhuren van veroordeelden als werkslaven in Amerika. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLA MES. UIT Dr. GANNEF'B STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVER TENTIËN. Bijvoegsel: LETTERKUNDE: Het koffiehuis in Surata, naar Graaf Leo Tolstoï. Nornagest, door A.Halberstadt. Muzikale kritieken,door Van Milligen. - SCHETSJES :Hemelkrabbers. - VARIA. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUllllllllllllllllllllllllllllHillMMHIIIIIIIIIIIIIIII »De Panamazaak" zoo schreef dezer dagen de Frankfurter Zeitung »is een diep doordringend absces aan het lichaam der Republiek; in plaats van het geheel door eene flinke operatie te verwijderen, heeft men er hier en daar in gesneden en de wonden met pleisters beplakt. Het gevolg van deze behandeling is, dat het absces niet geneest, maar steeds opnieuw openbreekt en alle be rekeningen der heelmeesters te schande maakt." De vergelijking is niet smakelijk, maar zij ia volkomen juist. Nu de eerste schrik over onherstelbare verliezen, de eerste toorn over jammerlijke zwendelarijen, de eerste schaamte over schandalen, die de gansche wereld ver vulden, voorbij zijn; nu men weet, dat niet slechts eene kleine bende van internationale oplichters, maar eene lange reeks van man nen, wier naam tot dusver met eere was genoemd en die hun land inderdaad groote diensten hadden bewezen, bij deze jammer lijke zaak waren betrokken, eigchte niet alleen het rechtvaardigheidsgevoel, maar ook het meest alledaagsche betamelijkheidsgevoel, dat de schuldigen zonder aanzien des persoons zouden worden gestraft. Dat was im mers het eenige, maar tevens het afdoende middel, om de Republiek en de natie in haar iiiiiiiiiiiuiiiinmiiiiii Praatjes uit Kusland over Rusland. »Mijne vrienden, men zal ons allen begraven?" met deze woorden vangt een der kleine juweeltjes aan, door Hildebrand, onder den titel van Camera Obscura, uitgegeven. Hoe ruw van zeden ook de Russische landelijke bevolking is, toch bewijzen zij evengoed als wij hunnen dooden eerbied en maken veel werk van een, in hunne oogen, plechtige begrafenis. Het eigenaardige echter van zalk een teraardebestelling, zooals ik meermalen gelegenheid had bij te wonen, kan meen ik uit 't onderstaande blijken. I wan Bogdanoff's dochtertje is gestorven. Een paar dagen slechts was het ziek, erg ziek. Het heeft croup gehad en is doodsbenauwd geweest. Iwan, de vader, en Polka, de moeder, hebben gebeden en laten bidden en gewijde kruiden ge brand, waardoor 't kindje nog meer benauwd werd. Iwan en Polka waren daar zeer verbaasd over en hebben den jongen Joodschen arts er b ge haald, maar toen hij de ziekte niet wilde aan nemen, voor een vast bedrag, noch met een stellige belofte van herstel, hebben ze hem laten ga»n en is 't kindje gestorven. Iwan vindt het gelukkig dat 't maar een meisje is en zoodra 't lichaampje rustig neerligt, is hij heenge gaan om 't houten kruis en bet kistje te maken. Vandaag nog moet het lijkje begraven worden. _ Polka stuurt Gregor om kruiken wotki en houdt zich onledig met het aankleeden en opsieren van haar doode kindje. Een paar kussens op de tafel, overspreid met kleurige doeken, het nog niet geheel verstijfde lichaampje, even kleurig aangekleed daarop, twee 'brandende kaarsen en 't praalbedje is gereed. eigen oogen en in die van de wereld te rehabiliteeren. Men dient, tot recht begrip van den tegenwoordigen toestand, een scherpe grenslijn te trekken tusschen de verschillende bij de Panama-schandalen betrokken personen. In de eerste groep kan men de directeuren der Panama-maatschappij rangschikken, die be schuldigd worden van misbruik van vertrou wen, valsche voorspiegelingen en oplichterij. Tot die groep behooren de Lesseps (vader en zoon), Marius Fontane, baron Cottu en ofschoon niet in alle opzichten de inge nieur Eiffel. Eene tweede, vél talrijker groep, vormen de ministers en de leden of oudleden der vertegenwoordiging, die zich voor het verleenen van hun stem aan de wetsontwerpen, welke werden ingediend ora de financieele operatiën der Panama-maat schappij mogelijk te maken, geldelijke voordeelen hebben bedongen, of de hun daarvoor aangeboden sommen hebben aangenomen. De derde groep bestaat uit de bankiers en financiers, die als tusschenpersonen optraden tusschen de eerste en de tweede groep, mannen zoo als de Reinach, Cornelius Herz en Arton. Met de mannen van de eerste groep heeft de justitie, voorloopig althans, afgerekend, Zeker had de regeering, in dit bijzonder ge val de minister van justitie, reeds minstens een jaar vroeger dan thans is geschied de machtiging tot rechterlijke vervolging moeten verleenen. Die aarzeling is betreurenswaardig, maar wel eenigszins verklaarbaar. Immers de minister Ricard, die eindelijk de machtiging gaf, heeft dien stouten stap met het verlies van zijn portefeuille moeten boeten. Maar toen de zaak eens in handen der justitie was gegeven, heeft het recht zijn gewonen loop gehad, en gisteren zijn Ferdinand en Charles de Lesseps veroordeeld tot vijfjaren gevangenisstraf; Marius Fontane en baron Cottu tot twee jaren en de ingenieur-aan nemer Eiffel eveneens tot twee jaren. Van de groep der bankiers en financiers j is de Reinach overleden, hoogstwaarschijnlijk door zelfmoord; Herz ligt ernstig ziek te Bournemouth in Engeland, zoodat zijn uit levering niet mogelijk is, en Arton is voort vluchtig. Anderen, die onzinnige winsten hebben gemaakt, maar niet de hand hebben geleend aan de omkooperij op groote schaal, blijven buiten het bereik der justitie. H.et meest belangwekkend voor hen die zich de vraag stellen, in hoever het algemeene peil der zedelijkheid in Frankrijk door deze jammer lijke schandalen is gedaald, is ongetwijfeld IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIMIIIIIMIIIinillllllllllllllllllllllllllllllllll Polka's oogen zwemmen ia tranen, die zij afwiseht met een van vuil vergrijsden doek, dan ziet te vocht op het doode mondje en veegt met dien zelfden doek dat mondje af, om even daarna er Wassil's neus mee te snuiten, den nieuwsgierigen neus van den driejarigen Wassil, die moeders rok vast houdend, op de teenen staat om zusje, in al die pracht, even te zien. De deur van 't armoedige gebouw gaat open en de landheer en zijn vrouw komen binnen, bloemen brengend voor 't doode kind. Polka kust hen buigende de handen, laat hen 't praalbedje naderen, vol smartclijken trots neerblikkend op haar opgesierd, dood dochterkcn, zij neemt de bloemen en schikt die rond het waskleurige gezichtje. Groote helroode dahlia's op den hard blauwen hoofddoek; zij vindt het mooi e» ook de mannen en vrouwen, die op eentonige wijze grafliederen zingen, kijken tersluiks op in bewondering, echter geen oogenblik hun taak van gedienstige buren verzuimende, een taak waarvoor zij straks ruim schoots betaald zullen worden met wotki. Als de barinka, ('mevrouw) vol gevoel het Landje van 't lijkje streelt, zij heeft zelve kleine kinderen en denkt er met een huivering aan hoe 't zou zijn als haar meiske daar zoo neer lag, komen de tranen in Polka's oogen en terwijl zij 7,c met den rug van de hand wegveegt, zegt ze snuffend: dat 't gelukkig is, dat 't maar een meisje is. Dat zegt ze haar man na en eigenlijk maar, om iets te zeggen, want ze is te bedroefd om te denken en zoo verlegen door het hooge bezoek, zulk een eer voor haar huis. Familie, vrienden, kennissen komen aangereden, om mede te gaan naar het kerkhof. Uit de verte gonzen de grafzangen hen te gcmoet uit het sterf huis, zangen, eentonig en drukkend weemoedig. Alles is nu gereed en de stoet wordt gevormd. Voorop een neef, die over ziju grijzen, grof linnen kiel een lang wit hemd heeft aangetrokken en een groot houten kruis draagt; een hevig bloedende Christus hangt daaraan. Daarna Gregor, die 't kistje draagt, bedekt met een zwarten doek, die bezaaid is met vuurroode doodshoofden en doodsde groep der parlementariërs, ministers, oud ministers, Senatoren en Kamerleden. Hoe talrijk is deze groep ? Ja, als men dat maar wist! De heer Le Hérisséwilde gemakshalve al de leden van dit parlement en van het vorige onherkies baar laten verklaren ; de heer Delahaye sprak van minstens honderdvijftig, en aan de en quête-commissie is een copie vertoond van de befaamde lijst van honderd vier, de lijst van Andrieux. De regeering heeft slechts vijf afgevaardigden (Maurice Rouvier, Antonin Proüst, Jules Roche, alle drie oud ministers Emanuel Arène en Duguéde la Fauconnerie), benevens vijf senatoren (Devès en Thévenet beiden oud-minis ters, Renault, oud-prefect van politie, Grévy, oud-gouverneur van Algeriöen Béral) zoodanig gecompromitteerd geacht, dat zij voor hen de tijdelijke opheffing verzocht van de parlementaire immuniteit. Dat was een stap van groote beteekenis, en algemeen ver wachtte men, dat daarmede slechts een be gin aan den zuiveringsarbeid zou zijn ge maakt. Doch het tegendeel was waar. De rechter van instructie, naar wien de verdachte personen werden verwezen, verklaarde tegen twee van hen geen voldoende bewijzen van schuld te kunnen vinden. Voor deze perso nen volgde derhalve ontslag van rechtsver volging, iets geheel anders dan eene vrij spraak na openlijke verhooren en pleidooien. De acht overigen werden verwezen naar de Kamer van beschuldiging en deze ontsloeg er wederom vijf, wegens gebrek aan bewijs, van rechtsvervolging. Een verblijdend feit, zal menigeen zeggen. Waarom zou men zich niet verheugen over de onschuld van zijn medemensen ? Eenvoudig omdat men de zaak niet ver trouwt. Men houdt het voor iets meer dan een bloot toeval, dat juist de meest invloedrijken onder de beschuldigden zijn vrijge laten. Alen stelt het dilemma: of' de van rechtsvervolging ontslagen parlementsleden waren onschuldig, maar waarom heeft de regeering hen dan aan de justitie overgele verd ; of zij waren schuldig, maar waarom heeft de justitie hen dan op vrije voeten gesteld ? Het dilemma is niet klemmend, want de zedelijke schuld kan bestaan ook wanneer strafbaarheid volgens de wet niet aanwezig is. Maar wat de openbare meening het meest verontrust, is juist die zedelijke schuld. Onder welk régime hebben wij jarenlang geleefd? zoo vragen allen zich af, die buiten de opportunistische regeeringskliek beenderen. Dan volgen Iwan, met de spade om 't grafjc te maken, Polka in blauwen rok, rose jak en een gelen tulband op 't hoofd en verder vele man nen en vrouwen van het landgoed en uit de naaste dorpen. De mannen in grof grijs linnen broeken, lange kielen van dezelfde stof, petten op en kaplaarzeu aan, de vrouwen in kleurige rokken en jakken en ook met kaplaarzen aan. Zingend gaat men op weg naar het kerkhof, een ruime plek grond, eenigszius heuvelachtig; in 7t midden ervan, staat een eenvoudig houten kerkje. Onder 't gelui van twee klokken, die ook door keu nissen iu beweging worden gebracht, komt de stoet het houten, op zijn beugels piepende en zagende hek door, gaat langs de marmeren kruizen op de gra ven van een paar goederenbezittcrs en langs het Christusbeeld, dat, met een lang wit schort prijkt, naar de plek waar het graf van 't kindje zijn 'zal. Iwan graaft het grafje en 't kistje staat, aan den kant; het deksel, dat er los op ligt, wordt er af getild. De zou beschijnt het kille gezichtje en de schitterend roode dahlias. Iedereen verdringt zich om 't lijkje, bidt er bij, kust het en bewondert de schoone opsiering. De moeder weent, veegt met den vuil witten zakdoek dan 't doode mondje en dan de wangetjes van de broertjes en van het zusje af, die, omdat moeder schreit, mechuilen, nu eens luid dan zacht, snikkend. Opeens staat Polka, die bij 't kistje geknield ligt, vol verbazing en nieuwsgierigheid op, door een luiden uitroep van Iwau verschrikt. 't, Is een oud graf, de plek waar hij begonnen is met, graven en zie daar komt, een geraamte naar boven, neon geen geraamte het vleesch hangt nog in vezels en draden aan dit, lichaam; een benauwde lucht dringt iii de keel en enkelen hoesten eu kuchen er van. Iedereen kijkt en gaapt er naar, praat en glim lacht er over en men zal 't maar laten liggen tot straks, dan gaat het ouder n moeite door, als het, kistje verdwenen is kan dit er wel bovenop. Zoodra 't graf gegraven is komt de pastoor, een zwaarlijvig, oud man met witte haren. Zijn mantel wordt hem afgedaan en in een wit hemd, gewaen haren aanhang staan. En belangrijker nog dan die vraag, is de onmiddellijk daaruit voortvloeiende: Zal dit régime de sanctie van het stilzwijgen verwerven, en voor onbepaalden tijd worden voortgezet? Deze vraag was het, die de heer Godefroy Cavaignac Woensdag in het Fransche Par lement ter sprake bracht. Niet rechtstreeks evenwel. Die taak bleef overgelaten aan een onbeteekenend Boulangist, Goussot, wiens interpellatie hierop neerkwam, dat enkele personen (met name de oud-minister van financiën Rouvier) hoewel door de justitie van rechtsvervolging ontslagen, toch niet geacht konden worden als leden van het parlement vrijgesproken en gerehabiliteerd te zijn. Goussot had groot gelijk, maar toen hij vroeg, wat de regeering in dezen dacht te doen, had de minister van justitie gemak kelijk spel door op deugdzamen toon te ant woorden, dat de regeering het w<rk der justitie op geenerlei wijze mocht of kon be lemmeren. De Kamer juichte den minister toe. Maar spoedig veranderde het tooneel, toen de heer Cavaignac vroeg, of men aan de natie niet de zekerheid moest geven, dat zoo betreurenswaardige feiten zich niet zou den kunnen herhalen, en of men aan het land niet een waarborg moest geven voor eene verandering van systeem. Men had op de tribune verklaard (spreker doelde zoo duidelijk mogelijk op Rouvier en Floquet), dat zekere praktijken noodig waren voor het bestaan der regeering. Welnu, daarover moest eene uitspraak worden uitgelokt. »Het is niet waar, dat het voor de politiek van de regeering der republiek noodig is, dat financiers den Franschen Staat de aalmoes hunner voorschotten, of wat nog erger zou zijn hunner giften komen brengen. Het is niet waar, dat het voor het bestaan der Fransche regeering noodig is, een oog te houden op de verdeeling der fondsen, welke financieele maatschappijen voor hare publiciteit besteden." En ten slotte de motie: »De Kamer, vast besloten de regeering te ondersteunen in de onderdrukking van alle feiten van omkooperij, en vast besloten den terugkeer te beletten der regeeringspraktijken, weike zij afkeurt, gaat over tot de orde van den dag." Een benauwd oogenblik voor de regeering. Met een schijn van gemoedelijkheid ver klaarde de minister-president Ribot, dat hij in de motie van »zijn vriend Cavaignac" geenerlei afkeuring van het regeeringsbeleid kon zien. Cavaignac zweeg. En de motieCavaignac werd met algemeene stemmen, met iilllimillllllllimiiiilMliimiNiHiiiiiii pend met ziju gebedenboek, komt hij naar voren tot aan den grafkuüraud. De dienst wordt gedeeltelijk in het Poolsch en gedeeltelijk in het Latijn verricht, want deze boe ren zijn Polen en Roomsen-Katholiek. Er wordt knielend gebeden en gezongen, twee gehuurde klaagvrouwen laten gillende, snerpende klachten booreii, terwijl de tranen haar over het gelaat, rollen, tranen die even snel gaan als komen. De pastoor besprenkelt, heel uit de verte, met een wijwatcrkwast, die veel van een witkwast heeft, het lijkje en nu zal men met touwen het kistje naar beneden laten. Dal, gebeurt onhandig en 't kistje slaat om. Wassil scheldt Gregor uit en Petrolk vloekt op Iwan, zij geven luide elkander de schuld. De stoet verdringt zich, om het ongeval in de diepte te zien; Polka verlaat den kring en snikt alsof haar 't hart zal breken. Iwau springt naar beneden, schikt alles terecht in den kuil en nu gaat het zooals 't behoort. //I'rr! prr! prr!" roepen de mannen elkaar toe; Prr! de Russische aanmaning tot stilstaan voor de paarden. ledereen werpt, nu een spade vol aarde op het kistje, met een doffen slag valt het bijna vergane lijk er bovenop, dan wordt het ruw houten kruis er ingeplant en men kust de hand van den pastoor, die spoedig daarop zijns weegs gaat. De neef met, het witte koorhemd trekt dit uit en verschijnt in grijs linnen kiel, nadat hij het j kruis, met den bloedenden Christus er aan, in een 1 geel katoenen hoes heeft gestoken. In wanorde gaat men dan terug naar Iwan's huis; de tafel, waar 't doode kind op lag, staat nu vol met kruiken wotki en glazen en men j gaat, drinken tot laat in den avond. j Den volgenden morgen komt Polka met dertien | versche eieren en eene mooie jonge kip in de keu1 keu van den landheer. Die kip i'? voor 't, oudste i dochtertje van den landheer, dat, altijd lief was i voor liet doode boerenkindje en die eieren zijn de dank voor de bloemen, die het lijkje gesierd hebben. M. J.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl