Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 816
Tgf honderd twee-en-twintig stemmen, aange
komen.
Zal de regeering deze harde les ter harte
' Bemen en er naar handelen ? Het is te hopen,
mint anders zal zij tot hare schade en
tot die van het land op pijnlijke wijze
worden overtuigd van de juistheid der
ook ietwat onsmakelijke Hollandsche
spreuk:
«Zachte heelmeesters maken stinkende
?wonden."
fÖONLlüeaMVZitlK
Het Tooneel.
By »Het Nederlandsen Tooneel" Het boek Job,
tooneelspel in n bedryf in verzen (?), naar het
Duitsch van Leopold Adler en Champignol tegen
wil en dank, kluchtspel in drie bedrijven naar
het Fransch van Feydeau en Desvallières. Het
eerste besprak ik eenige maanden geleden, toen
het in het Salon" werd vertoond, Ik had niet
gedacht bet in een nieuwe Nederlandsche editie
te zullen terugzien. Een spektakelstukje met veel
omhaal en weinig substantie; een marionettenspel
m«t levende poppen; banale wijsgeerigheden,
afgedreunde waarheden, versleten effecten; ver
heven poëzie voor burgermansgebruik; gedachten
weinige en alles eerder dan oorspronkelijk;
woorden vele, zeer vele, al te vele; natuurlijk
een groot succes:
Qeieöhnlich glaubt der Mensch, wenn er niir Worte hort,
Ss müsse sioh dabei doch auch was denken lassen.
Ik zou mij niet al te zeer verwonderen,
indien de groote menigte een prijscourant of
politieverordering, tot regels versneden, met
armgezwaai en stemverheffing voorgedragen, als
verheven poëzie bewonderde en beklapte. Over
de vertooning kan ik kort zijn. Aan deco
ratief, groepeering, enz. was veel zorg besteed;
naar Meimngerei was met redelijken uitslag ge
streefd. Van de spelers wisten twee even te boeien,
mevrouw Holtrop (.lohanna) in haar gesprek met
Lonoda, de heer Bouwmeester (Nathan, de profeet)
in de bijzonder fraai gezegde toespraak tot
het volk. De overigen troffen bijna alleen
door niet bedoelde komische eigenaardigheden.
Stukken als Het boek Job vindt men nu eer.maal
prachtig of allerdwaast. Du sublime au ridicule
il n'y a qu'un pa*. De heer Schoonhoven (Salomo)
deed in zijn lange nachtjapon en zwierig geba
renspel voortdurend aan een koning uit een
operette of féerie denken. De heer Clous TLonoda)
had zich zoo zoetsappig en onvoordeelig gegri
meerd, dat men geen oogenblik wil gelooven, dat
Johanna dezen ridder van de droevige figuur
tot man begeert.
Champignol legen wil en dank is een van de
weinige stukken, die dit seizoen te Parijs
werkelyk bijval hebben gevonden. De 100 voorstel
lingen heeft het met glans gehaald; naar de 200
is het op weg. Een Fransche klucht, die het
voordeel heeft, dat zij niet al te Fransch, het
gebrek, dat zij niet altijd even grappig is. De
bouw is niet zoo vernuftig en verrassend als die
van sMonsieur chasse", enkele gedeelten lijden
aan gerektheid, het geheel is een beetje omslach
tig en overladen, de grappen zijn soms wat heel
goedkoop of onnoozel. Dit zijn de minder goede
eigenschappen. De goede wegen hiertegen ruim
schoots op. Een allergelukkigst gevonden punt
van uitgang, een mooi begin en een dito
slot, een tweede bedrijf, dat met het geheel in
niet al te nauw verband staat, dat echter op zich
zeil een wonder van onschuldige pret en
goedlachsche dartelheid is, vele tooneelen, die zelfs
een olifant aan het lachen zouden brengen,
oogenblikken, waarop de geheele zaal het uitschatert en
men geen woord meer verstaat. Summa summarum
een vertooning, die om zijn heilzame leverschud
ding en lachspierkitteling een ieder kan aanbevo
len worden, een ieder tenminste, die het van zijn
waardigheid kan verkrijgen bij eon bouffonnerie,
onschuldig en onpretentieus als deze, theorieën
en bespiegelingen thuis te laten. Champignol,
een beroemd schilder, is op reis. Zijn vrouw laat
zich in zijne afwezigheid door zekeren Saint
Florimond het hof maken. Op een uitstapje naar
Fontainebleau ontmoeten zij den heer Chaniel, een
oom van mevrouw. Hij kent den man van zijn
nichtje niet en ziet Saint-Florimond daarvoor
aan. Men laat hem in zijn waan. Chamel komt
met dochter en schoonzoon zijn nichtje te Parijs
bezoeken. Saint-Florimond blijft voor Champignol
doorgaan. Champignol is reservist en moet als
zoodanig 13 dagen opkomen. De gendarmen
komen hem halen, omdat hij al 2 dagen te laat
is. De pseudo-Champignol wordt voor den ech
ten aangezien en meegenomen. Een oogenblik
later komt de echte thuis, verneemt dat hij opge
roepen is en begeeft zich eveneens naar zijn
garnizoen. Het tweede bedrijf, spelende in het
kamp, heeft te Parijs vooral succes gehad. Het
is voor de Franschen clan ook nog wel zoo amusant
als voor ons. Een kolossale charge op hot Fransche
reservisten-stelsel. Enormiteiton, waarvan vele ook
zijn
opgekomen; noch zij, noch iemand in liet kamp
weet dit. Dank zij hot militaire machtwoord:
»Men zwijgt, wanneer men tot zijn meerderen
spreekt" hebben nu de allerdolste vergissingen
plaats. Enkelen zijn te Parijs en daarbuiten reeds
beroemd geworden. Een kapitein ontmoet den
pseudo-Champignol en zegt: ».ie haar is te lang.
Sergeant, laat dien man zijn haar knippen". De
echte Champignol wordt geknipt. De kapitein
ontmoet den eerste weder. »Je haar is te lang.
Waarom is het niet geknipt V" De echte Cham
pignol moet er weer aan gelooven. Dit
zelfde nog een derde maal. De arme schilder
is ten slotte zoo kaal als eon rot. Er is gecom
mandeerd, dat de soldaat Champignol op wacht
moet. Natnurljjk komen beiden. Zij kennen
elkander niet en keuvelen arm in arm
allergezelligst. Saint-Florimond vertelt zelfs van zijn
minnary met mevrouw Champignol doch noemt
natuurlijk geen namen. Ten slotte ontdekt Cham
pignol de ware toedracht der zaak. Als zijn
vrouw hem heeft weten te overtuigen, dat zij
alles in zijn belang deed, vergeeft hij haar, doch
besluit zich op Saint-Florimond te wreken.
Deze heeft genoeg van het soldaatje spelen, zegt
den kapitein dat hij niet Champignol maar
SaintFlorimond heet, doch wordt niet geloofd, omdat
Champignol beweert Saint-Florimond te heeten.
Allerkostelijkst is het tooneel, waarin Saint-Flori
mond, volhoudende niet Champignol te zijn, ach
tereenvolgens door Chamel, zijn dochter, zijn
schoonzoon, door de meid van mevrouw Cham
pignol, enz., enz. als Champignol wordt begroet
en aldus gedwongen de 13 dagen voor Cham
pignol uit te dienen.
De vertolking kan als geheel geprezen worden.
Het tempo dient echter veel sneller genomen te
worden. Vooral het slot van het eerste bedrijt sleept
jammerlijk; dit is voor een deel de schuld van de
schrijvers, in hoofdzaak echter die der vertolkers
en wel in het bijzonder van den heer Bouwmees
ter (Camaret); hij heeft van den kapitein een
mooi type gemaakt, doch hoede zich vooral in
het begin voor rekken en treuzelen. Van de
hoofdpersonen waren de heeren de Boer en Schulze
(de echte en de pseudo-Champignol) uitstekend
en juffrouw Lorjé(mevrouw Champignol) goed op
dreef. In de kleinere rollen verdienen mevrouw
van Ollefen (Charlotte) en de heeren van Dom
melen (Bodin), Wensma (Grosboud), Schoonho
ven (Fourrageot) en Holtrop (Ledoux) een pluimp
je. Van de tooneelinrichting was veel werk ge
maakt. Was men niet wat erg zuinig met het
licht ? In Het boel: Job miste ik den Oosterschen
gloed, in het tweede bedrijf van Champignol het
zonlicht, in welks warmte Chamel zich ligt te
koesteren.
Het gezelschap-Milliaud, dat wij eenige weken
geloden in »Thërèse Raquin" zagen, trad Dins
dagavond wederom in het >Grand Théatre" op,
thans met Un beau manage, een van de minste
en minst bekende werken van Augier, een tooneel
spel, dat dank zij de mooie taal en geestige trekjes
bij lezing nog voldoet, op het tooneel echter een
uiterst schamelen en poveren indruk maakt. De ro
maneske en weinig atwpreehende geschiedenis van
een jong ingenieur, rijk aan talent, arm aan ver
mogen, die een rijk meisje trouwt en deze dwaas
heid duur bekoopt. Zijn vrouw en schoonmoeder
ontstelen hem langzaam en geleidelijk zijn vrijheid
en onafhankelijkheid, beschouwen hem als weinig
meer dan een ondergeschikte, een huurling, een
indringer, die niet dankbaar genoeg kan zijn, dat
zijn huwelijk hem tot rijkdom en aanzien bracht.
Zijn studies verwaarloost hij, omdat hij nooit tijd
heeft. Ten slotte komt het tot een uitbarsting;
vertoornd en verontwaardigd laat hij vrouw en
schoonmoeder in den steek, gaat weer met hart
en ziel aan den arbeid, doet een prachtige ont
dekking, herkrijgt zijn gevoel van eigenwaarde
en wint daardoor de liefde van zijn vrouw, die
hem eerst nu leert achten en eeren. Augier's
tooneelspel is een goede o() jaar oud en verraadt
dit duidelijk genoeg. Onwillekeurig g.'vat men
vragen, hoe een modern dramaturg, hoe b.v. een
naturalist als Strindberg zulk een onderwerp zou
behandeld hebben? Bij hem zou niet de man
maar de vrouw de overwinning hebben behaald.
Zij zou een halve vrouw, een man-vrouw zijn,
zooals Strindberg ze zoo gaarne schildert. Zij zou
haar man haten en minachten, zijn van nature
zwakke wilskracht steeds meer vorminken en
vermorselen, hem met verfijnde wreedheid martelen
en ontzenuwen, hem ten slotte krankzinnig ma
ken als in zijn treurspel »I)e vader" of in den
steek laten als in zijn drama »Schuldeischers."
Welke opvatting meer overeenkomstig de waar
heid en werkelijkheid is, die van Augier of
die van Strindberg, is voor den toeschouwer eigen
lijk bijzaak. Hoofdzaak is, welke hij het liefst en
gretigst aanneemt, welke hem het boeiendst en
overtuigendst schijnt. Strindberg's drama's be
wondert men of bestrijdt en bekibbelt men ten
minste. Augier's tooneelspel laat koud en dat is
het grootste gebrek, dat een dramatisch werk kan
hebben.
De vertolking van Un beau maringe was zoo
middelmatig, dat men bijna den moed niet heeft
zich erover te beklagen. Het maakte een
jammerlijken indrirk vertooners met weinig of geen talent,
voor kleinere rollen in klucht of melodrama
misschien berekend, door een brutaal impresario
tot eerste menschen te zien gepromoveerd en in al
hun zwakheid en onbeduidendheid op de planken
te pronk gesteld. Van de spelers was niet n
voor zijn taak berekend, al trachtten allen dit
door ijver en opgewektheid zooveel mogelijk te
verbloemen. Madame Xoé'lly, of, zooals zij thans
schijnt te heeten. madame Milliaud, speelde het
rolletje van de jonge vrouw op een wijze, die
terstond verklapte, dat zij uit het caté-chantant
is gedeserteerd. Waarom liet men haar niet liever
in haar eigenlijk genre optreden 'i Daarin is /ij
tenminste draaglijk.
De beide laatste nummers van The Century
Magazine" bevatten brokstukken uit een
autobiographie van Salvini. Ik vestig de aandacht er
op, omdat sommige bladen berichtten, dat de hè- '
roemde Italiaanscho tooncolspeler misschien spoe
dig een bezoek aan ons vaderland zal brengen.
Te Parijs weder een nieuwe schouwburg, door
samenwerking van letterkundigen en musici in
het leven geroepen: -Ie thfiüre des pof-te*.'' Tot !
de stichters behooren o. a. Coppéc, Bouchor, !
Fabié, Joseph Kabre, Haraucourt, liameau, Uiche- :
pin, Schuré, Silvestre, Theuriot, Augusta Holmes,
Benjamin Godard, Faun', Massenet, Thomé. \Vidor. j
Op de eerste soiree, door Coppéc te presideeren, j
zal men vertoonen een proloog van Charles Fuster, ]
n acte van Fabié, n van Silvestre en Musset's
-Nuit d'Octobrc'1 met muziek van Diiteil d'Ozanne.
II. J. M.
Muziek ia de hoofdstad.
Het aantal concerten is op dit oogenblik wer
kelijk overweldigend, 1.1. Zaterdag hadden vier
muziekuitvoeringen op denzelfden avond plaats.
Natuurlijk is in zoo'n periode rijp en groen door
een gemengd.
Rijp en groen! daar maak ik mij waarlijk schul
dig aan de slechte gewoonte, dit citaat op te vatten
in den zin van genietbaar en ongenietbaar. Niets
is, dunkt mij, minder juist. Even als liet een groot
genot is het jonge lentegroen te aanschouwen en
daar bij te fantaiseeren, hoe heerlijk zich dat alles
zal of kan ontwikkelen, even weldadig is het,
jonge ontluikende (dus nog groene) talenten
gadeteslaan en te overwegen wat er reeds goeds in is,
en wat er van kan worden.
Daartegenover staan vele uitvoerenden die men
toch waarlijk niet groen kan noemen (ik deuk
o. a. aan het koor van de Fransche Opera) en die
toch den hoorder niet in verrukking brengen, zools
hier bij Manon en Lnhenfffin bleek.
Ik blijf daarom liefderijk gestemd tegenover
jonge debutanten, waarin ik werkelijk eene belofte
zie, al heeft de ervaring mij wel eens geleerd, dat
zij zelven de verslaggevers soms daarvan trachten te
genezen, door zulke aanmoedigende recensies in
grooteu getale in andere bladen te laten opnemen
en (wat mij ook wel gebeurd is) alleeu over te
laten drukken de volzinnen, die uitsluitend lof
bevatten en de aanmerkingen achter te houden,
Dit is in het nadeel van de debutanten zelve, want
door dit reclame-achtig gebruik dat er van beoor
deelingen gemaakt wordt, wekken zij verwachtingen
op, die zij niet altijd kunnen verwezenlijken.
Het kan geen kwaad, deze opmerking (die ech
ter in geen betrekking staat tot hetgeen hier volgt)
eens te releveeren.
Ik kan ditmaal de bijgewoonde uitvoeringen niet
allen van A?Z bespreken, omdat het voor de
lezers van deze kronieken (die geen aanspraak
maken op gedetailleerde kritieken) eentonig wordt
iu een korte tijdsruhnte al te dikwijls over de
dezelfde personen in nagenoeg denzelfden geest
te hooren spreken, want in het zelfde seizoen kan
de ontwikkeling niet op eens een veel grooter
hoogtepunt hebben bereikt.
Ik doe dus hier en daar een greep, zonder mij
te veel aan volgorde te houden.
Daar ik nu toch over jonge debutanten schrijf,
begin ik met het optreden van mej. Jeannetje de
Jong, zangleerlinge van de Kon. Muziekschool te
's Graveiiliagc, die op een soiree //ten voordeele
van het arme schoolkind" in het Concert-gebouw
voor het eerst optrad. Aroor een paar maanden
hoorde ik haar reeds in eene andere stad, doch uu
was mijn indruk beslist gunstiger dan toen, hoewel
ik reeds dadelijk ontdekte, dat er groote natuur
lijke begaafdheid aanwezig was, die door den heer
Arnold Spoel met zorg was ontwikkeld.
Natuurlijk is mcj. de Jong nog niet dat, wat
zij worden kan bij ernstig voortgezette studie.
Hare schoone stem spreekt gemakkelijk aan en de
uitspraak is zeer duidelijk en correct (de vocaal
e behoeft echter nog meer studie) doch de verbin
ding van de registers is nog niet glad genoeg. Ook
zal bij meer optreden de voordracht aan kleur,
warmte en gloed winnen.
Hare jeugd is daarvoor echter de beste ver
schooning, terwijl haar eenvoudig optreden aange
naam aandeed. Ik verwacht van deze jongedame
zeer veel in de toekomst, mits familie, vrienden en
publiek medewerken, dat Mej. de Jong dien eenvoud
bchoudo, waardoor zij zichzelf strenge cischen zal
blijven stellen.
Ik zeg dit, laatste naar aanleiding van de vele
hiilde-betuigingcu in den vorm van corbeilles,
bloemen, etc. haar uu en ook toen aangeboden.
Ik zou niet gaarne den traditioucelen bouquet, willen
zien afgeschaft, dien het bestuur gewoon is te
schenken; doch ik geloof dat, het van de goede
vrienden verkeerd gezien is, vooral bij eene debu
tante, iia ieder numuer twee of drie
bloemonmandjes aan te bieden, hoe gaarne ik haar die ook
gun. Die bloemen zijn natuurlijk besteld vóórdat
het concert, plaats heeft, dus kan liet geen waar
deering zijn voor het geen de zangeres heeft
gepresteerd.
Komt, er een met, roem bekende gast, dan is dit
een ander geval, evenals bij ecu jiihiléof
bcuciiet-voorstelliug, doch ook bij het optreden in ge
wone concerten beginnen deze huidebetuigingen
soms bedenkelijke verhoudingen aan te nemen.
Het, Jiaicve gedeelte van het publiek wordt er
bovendien door geintlucnceerd. Wie dus bloemen
wil aanbieden zeilde ze aan huis, doch late het
publiek er buiten. (De heeren bloemisten verge
ven mij dezen raad, doch het geldt hier een
principe.)
V au eene andere debutante Mej. M. G., leerlinge
van den heer llenri Tibhe, die met haren leermees
ter een werk voor :l piano's ten gehoon; bracht,
heb ik eveneens zeer ve. l verwachting. Hare tech
niek is reeds sterk ontwikkeld, terwijl zij met
?roede intentie en muzikaal voordraagt.
l u liet Paleis voor Volksvlijt werd een sinfonie
van onzen hooggeachten directeur van liet conser
vatorium den heer Frans Coenen, uitgevoerd, onder
leiding van den heer Kichard Hol. Dit werk, hoe
wel reeds lang geleden gecomponeerd, en nat.uurlijk
Jen stempel dragende van die periode, bleek zijn
aantrekkingskracht, op de toehoorders niet, te heb
ben verloren, want (ie i atnurlijke gedachte en van
zeer degelijke theoretische kennis en behecrsching
van den vorm getuigende muziek, waarvan de in
strumentatie door kleur en doorzichtigheid den
indruk zeer verhoogde, maakte op liet publiek
veel indruk. Vooral de eenvoud en ongezoclitheid
trok mij zeer aan. \\ ie den heer Cocnen kent en
wie zijn vriendelijkcu en ernst uren eenvoud weet te
waardeeren, zal ook beseffen hoe zijne sinfonie is,
die aan belangrijkheid steeds won en in de finale
met het, bewegelijke Fugato en de Fchoonc con
trasten in de liewerking van beide hoofdmotieven
het glanspunt bereikte.
Met groote warmte werd de heer Cocnen op
liet, orkest, geroepen en ontving daar de hulde van
orkest en publiek.
De vertolking, die eene buitengewoon gelukkige
was, stel.Ie het, werk iu het beste licht.
Dienzelfdcn avond zoug Mevr. titaudigl in het,
Concertgebouw. Ik wilde dus niet verzuimen haar
J.s'oMcs Liebe*toil te hooren vertolken, waaraan het
Vorspiel vooraf ging door het orkest. Deze ver
tolking viel mij echter zeer tegen na hetgeen ik
vroeger van deze voortreffelijke zangeres hoorde,
ook stond de vertolking van het Vorspiel m. i.
niet op dezelfde hoogte als bij vorige uitvoe;ingen.
Een hoogst belangrijk genot bood de vierde
kamermnziek-soirée, waarop de heer Ricbard
Mühlfeld, de clarinettist uit Weimar, die zulke
schoone herinneringen heeft nagelaten, weer zijne
medewerking verleende bij de reprise van het
clariuet-kwiutet opus 115 van Brahms eu het
bekende clarinet-kwintet van Mozart.
Er zweefde over dezen avond een zeer gelukkig
gesternte. Het kwintet, van Brahms werd nu nog
schoener uitgevoerd dan het vorig jaar, en het
kwintet van Mozart was eene ware verkwikking
voor het oor, en weldadig klonk alles. Dit genot
is niet alleen aan den gast te danken, doch aan
aller medewerking. Onze kwartetspelers hebben mij
dien avoud voortreffelijk voldaan, terwijl de heer
Bosmaus in vereeniging met den heer Röntgen
de A-dur violoncel sonate van Beethoven op hoogst
artistieke wijze vertolkte niet alleen, doch een
wedergave deed genieten, die allen ouder den in
druk bracht. Bij den heer Bosmans vereeuigden
zich achevéen schoone opvatting tot een buitenge
wone kunstuiting.
Zal ik nu nog van Manon verhalen, dat wufte
genotzuchtige kind, dat ik ua het eerste deel van
de soiree voor het arme schoolkind in de Fransche
opera zag uitgebeeld door mevr. Cognault?
De plaats ontbreekt mij hiervoor, evenals voor
de bespreking van de orgelvoordracht van den
lieer Pauw, de uitvoering van Bacü's concert voor
twee violen door de dames Lenamie Denijs en
Aaf je, de Lange iu het Paleis, en een andante van
Mann door de heer Mossel op bovengenoemde
soiree. Ik kan dit echter thans niet doen, doch
hoop op een en ander later terug te komen.
Ea hiermede heb ik zoo goed mogelijk weer
gegeven wat ik heb kunnen opvangen van de
muzikale voordrachten iu deze week, die wat al
te veel iu aantal waren. Ook Floris V van
Richard Hol (naar ik vernam eenigszins omgewerkt)
in de Ned. Opera moest ik verzuimen. Ik hoop
echter dat dit Ned. werk spoedig weer moge ge
geven worden, om er een en ander van te kunnen
vermelden.
v. M.
Nieuwe uitgaven op muzikaal gebied.
Bij den Algemeenen Muziekhandel alhier zijn
twee nieuwe liederen verschenen van den heer
S. van Milligen.
Het eerste Scoonslaepsterkeri' is een fragment
van een gedichtje van Helene Swarth, dat door
den componist op fijne en gevoelige wijze is
weergegeven. De bijvoeging vdroomeiïg" is noch
voor de zangeres, noch voor den begeleider over
bodig : het kleine stukje eischt eene teere ver
tolking. In de piano-begeleiding worde alleen
de quint g-d een weinig geaccentueerd en het
hoornmotief zeer bescheiden uitgevoerd.
Een gansch ander karakter vertoont het lied
Ze Kisten hei wet" (woorden van G.\V. Lovendaal.)
Dichter en componist brengen ons hier in eene
blijde stemming, en de laatste vond voor de oude
geschiedenis van den eersten kus aan het liefje
eene frissche, nieuwe melodie. In het tweede
couplet, na de met den tekst uitnemend over
eenstemmende modulatie van F groote t. naar
Des gr. t. komt het kwarteltje bescheiden de
vreugde verhoogen. Zonden daar het mf' in de
begeleiding en het /" in de zangpartij niet aan
leiding kunnen geven tot een te forsche op
vatting r
liet slotcouplet eindigt met de gewenschte
verheffing.
Beide werkjes verschenen zonder opustal. Da
uitgevers zorgden voor een goeden druk en een
bohagelijk kleed.
E. D. P.
JJie Ilexe van August J'Jnna. Van deze opera
hebben de leden van het Concertgebouw alhier
reeds het »Vorspiel" loeren kennen. Thans is dit
werk in de (iroote Opera te lierlijn opgevoerd.
De tekst is bewerkt naai' een drama van Arthur
Fitger, vroeger door de Meiningers opgevoerd.
Toen trokken vooral de filosofische beschouwingen
over de verschillende godsdienstrichtingen de aan
dacht, eloch in de opera moest het tragisch
verloopend liefdedrama op den voorgrond treden.
Hoewel de librettist daar niet ongelukkig in
geslaagd schijnt, dankt men het succes meest aan
den componist.
Thalea, de slotvrouwe, is een dame met vrije
denkbeelden over goelsdienst, die een
onverzadelijken drang naar weten heeft en door het volk
wordt verketterd. Ken in haar huis wonende
Joodsche geleerde Simeon waarschuwt haar voor
j deu ingeslagen weg doch te vergeefs. Hare
jongere zuster Almuth verschijnt en komt ver
tellen dat de vrede gesloten is en de krijgers
huiswaarts keereu. Thalea s verloofde Kdzar
i keert uit den strijd terug en hoopt haar nu
ge| heel te bezitten, liij het zien van Almuth wordt
; hij echter door hare schoonheid geboeid, terwijl
de/e zich ook tot hem aangetrokken gevoelt.
Thalea ontdekt die liefde en wil grootmoedig
afstand doen. Voor zij met Edzar de kerk bin
nen zal treden om te trouwen, rukt zij den
bruiddkrans van het hoofd en verklaart niet te willen
; trouwen. Voor een Jezuiet Xaver en een stroeven.
Lutheraan Lubbo is nu echter bet bewijs gele
verd dat Thalea eene heks is die de kerk niet
j durft te betreden.
| Men wil haar op den bijbel laten zweren dat
zij aan (iod gelooft, maar zij weigert den som
beren God van haat en wraak te erkennen. Het
volk valt woedend op haar aan en als Edzar haar
wil beschermen doorboort Lubbo haar met zijn dolk.
Stervend legt Thalea de handen van Almuth cu
Edzar in elkander.
i Men roemt in deze muziek meer de geschikt
heid van uiterlijke effekten, dan wel de openba
ring van een groot acheppingstalent.
Voor drie jaren was deze jonge Deen nog
pauke