Historisch Archief 1877-1940
No. 81.6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Jfüios
ftiwmtejjer.
De zaken loopen
verkeerd en zooals
vanzelf spreekt, door
?eigen lamlendigheid.
Waarom zou een
stad als Amsterdam
.genoegen behoeven
te nemen met een lid
van den Raad als
-dien Wornaser: zoo'n
?uitgevertje. Hebben
die doleerenden dan
niet n man van
?centen meer, dien zij
naast Hovy kunnen
zetten ? Zij zullen je
op het laatst nog
laten regeeren door
.je schoenmaker, of
.je poelier, en net als
de slagersjongens je
met de mand van
het trottoir loopen,
zullen je
leveran-ciers, de lui die je
met je lieve geld den mond open houdt,
de wet voorschrijven, en na je gevild te heb
ben voor hun privé, je nog eens plukken
voor het algemeen. Het heeft er allemachtig
veel van of wij hier aan de Bocht tegen
woordig solliciteeren om achter den kruiwagen
te loopen, waarop zoo'n aspirant-proletariër
zit, die dan wel zoo goed wil zijn je een trap
tegen je buik te geven, als je je niet genoeg
voor hem in 't zweet werkt. Maar ik verd . m
het. Als er nu nog n zoo'n kale
druktemaker in den Raad komt, poets ik de plaat
en ga als Domela Nieuwenhuis naar Hilver
sum. Want de vent heeft gelijk. Het is hier
op den duur niet uit te houden ; wanneer je,
zooals Nieuwenhuis, ik en anderen, wat in de
melk te brokken hebt, dan geef je er den brui
van in handen van die georganiseerde
rooverbende te vallen, die hier nu langzamer
hand den baas gaat spelen, en al ben ik het
?dan ook alles behalve eens met dien socialist,
in zoover deel ik zijn bezwaar tegen de
hedendaagsche regeeringskringen, zij worden hoe
langer hoe meer «bourgeois".
Kom tegenwoordig eens om een puik-fijn
net mensch in een regenten-collegie ! .'Zit er
zoo iemand nog in, dan loopt hij er uit. Dat
zie ik nu weer aan Luden. De Ludens houd
ik voor fatsoenlijke lui; ik stel ze op n lijn
met me zelf, ik zou er mee kunnen
converseeren, verondersteld dat ik nog meer con
versatie begeerde. Hij pakt zijn biezen en wie
zal zijn plaats innemen? Natuurlijk komen
ze eerst weer bij mij. Ik zie Jolles al op mijn
stoep staan, en hoor hem vragen : Mijnheer
Urommeijer, toe, help ons toch ! Evenals
voor een week of wat, toen zij ook in den
brand zaten. Wilt u dan zelf' geen candidaat
wezen, weet u dan geen candidaat voor ons?
want het staat tegenwoordig zoo met de partij,
dat als we niet iemand kunen aanwijzen, die
puiker dan pulk is, wij hem er onmogelijk
meer door krijgen. Nu ik stuur niemand,
en allerminst Jolles, graag ongetroost heen,
en heb toen lang eti breed met hem overlegd.
Maar hij was moeilijk te voldoen.
Het duurde een heelen tijd voor hij er in
wilde berusten, dat ik voor die eer bedankte.
Ik moest en hij zou er alles voor doen. Hij
wilde me verdedigen in Grondwet, in Amstels
Burgerij en in Burgerplicht. Hij zelf zou mij
aanbevelen bij een Zeehandelaar en Martin
Wolft', en hij was zeker van het Banddsblad,
van het Geeltje, en van het Witje en van het
Vuiltje, weet ik liet .... en hij zette bij dat
alles een gezicht, zoo vol en warm van
opfewondenheid, dat ik onwillekeurig er toe
wam hem wat eau-de-Cologne te presentee
ren. Nu, ik wou niet en daarmede was
het uit met al de plannetjes, die hij, ik
moet zeggen, heel aardig, voor mijn
candidatuur had uitgedacht. Intusschen beviel het mij,
dat Jolles, evenals ik, den Baad in de goede
richting wilde sturen. Daarom gevoelde ik
mij verplicht hem althans een geschikt can
didaat te helpen zoeken. En met mijne gewone
helderziendheid in zulke dingen had ik dien
spoedig ook gevonden. Ik zei: maar Mijn
heer Jolles, daar is eigenlijk maar n can
didaat denkbaar op dit oogenblik; dat is
de burgemeester. Vening Meinesz is nog geen
raadslid. Hij behoorde dat te zijn. Waarom
zou de burgerij hem niet het bew\js leveren
van ingenomenheid met zijn persoon en werk?
Je begeert mij, maar hij is wat ik zijn zou;
neem hem !
\Vat de heer Jolles tegen deze candidatuur
had, ben ik niet te weten gekomen. Hij dronk
zoo goed als in n teug, een glas bier leeg,
dat ik hem had ingeschonken, en zette' er
dadelijk een tweede op, dat hij zichzelf' in
schonk; het had er veel van, alsof' hij de
candidatuur- Vening Meinesz wilde wegspoelen
en nog op dit oogenblik zou ik niet kunnen
zeggen, of' het meer de trek in een goed glas
bier, dan wel afkeer was van den candidaat,
dien ik hem had aangewezen, welke hem al
dus deed handelen. Hij schudde, de leege
bierfiesch tegen het licht houdende, twee, drie
maal zijn hoofd, bromde iets tusschen zijn
tanden, en zei, precies als ware Vening Mei
nesz niet genoemd, Och, mijnheer
Brommeijer, je zult zien, het loopt weer mis. U wil
niet, Rutgers wil ook niet; Westerouen van
Meeteren wil wel, maar het is niet dat. . .en
Roelvink wil ook wel, . . . maar zooals ik U
zei, tegenwoordig moet een candidaat al heel
puik zijn, als wij hem er door zullen halen,
want die minderheden . . .
Maar, vroeg ik, waarom wordt u zelf geen
candidaat! In de ure des gevaars moet de
bevelhebber niet schromen zelf een geweer ter
hand te nemen. Ik ben zooveel als raad
pensionaris, als minister van staat,
geheimschrijver van het Hof enz. enz. en kan moei
lijk op zoo'n stoel in het Prinsenhof gaan.
Een collega in het jokken.
Bestje van Meurs: Foei, professor Kuyper, T,T nooit schaatsen gereden? Zsker zoo min als ik brood gegeten!
zoo vaak een rare schaats geslagen!
En U hebt
IIMU^IHItlll
Vaderland.
lijke uren,
hoe dat 's
te maken.
zitten, maar jij, jonkman, jij met je sine
cure, en je zee van vrijen tijd... wanneer
iemand zoo'n scherpzinnigen kop en zoo'fe'
vfelsprekend mondje heeft als jij, mag hij in dagen
als de tegenwoordige zich niet aan een lid
maatschap van den Raad onttrekken...
lot mijn groote verwondering deelde Jolles
mij mee, dat hij volstrekt geen vrijen tijd had,
Wat ik niet kon begrijpen, omdat'ik hem elke
week twee-, driemaal op straat tegenkwam.
Ik dacht werkelijk, dat dat generaalschap
bij de rechtbank, als advocaat of' procureur,
zooveel beteekent als liet majoorschap van
een sergeant. Maar dat was zoo niet. Neen,
zei Jolles, een gewoon mensch zou in mijn
betrekking moeilijk vijf minuten over kunnen
houden, om zich aan 'Staat of' Stad te wijden,
maar ik offer van mijn nachtrust dagelijks
een paar uur op het altaar van 'het
En liet zijn die paar
nachtewaarvan ik er over dag,
mijn geheim, wel vier weet
Ik heb die noodig, ik kan er
geen minuut van missen. Want onze partij
is een oude vuurvreter. Kranig, recht van
lijf en leden, stevig, beslist-voortgaand, ja,
ja, mijnheer Brommeijer. een heldenfiguur niet
het devies: vooruit en zie niet om! Hij zou
dan ook niet in te halen zijn, had hij niet
op enkele oogenblikken, geheel onverwacht,
aanvallen van podagra. Hoe hij daar aan
gekomen is, weet niemand. Het kan niet zijn
van Trijntje en ook niet van Wijntje; want
de matigheid zit hem in het bloed. .Maar
wetende dat op de meest ongelegen momen
ten de attaque kan verschijnen, moet ik steeds
gereed staan, om hem dat eene lamme been,
dat dan niet mee kan, te helpen verzetten.
Dit alles herinnerde ik mij gisteren weer,
toen ik Jolles op mijn weg naar de Beurs iii
de Kal verstraal tegenkwam. Ik had hem in
geen drie weken ontmoet, maar zag hem nu
in zeer druk gesprek met Hubrecht, al
gesticuleerende op de stoep van Suisse staan.
Kom dat treft, riep ik, Hubrecht aanspre
kende: zult u eens naai1 mijn telefoon laten
kijken; ik geloof' dat die evenals de liberale
partij, uitstekend in orde is, uitgenomen
eenige aanvallen van podagra; het ding is
perfect^ zoo gaat hij uitstekend ... er man
keert niets aan, maar daar op eens staat het
weer stil, en je moogt je een beroerte draaien,
hij verpoft het naar je te luisteren.
Ja, dat kennen wij! lachte Hubrecht kalm.
Maar droevig viel Jolles uit: Nu, wat: heb
ik je gezegd ? Wormser hier Troelsira
daar en hij wees met zijn vinger in de
richting van het station. We gaan der onder!
De zaak is verkenen !! Die rooie kerels !.'!
Permitteer ine Jolles, zei ik, maar dat
is dan toch jou eigen schuld.
?Ta, ja! lachte al weder Hubrecht.
Neen, niet mijn schuld. Vraag het maar
aan Waalwijk. Ze hebben mij te laat ge
roepen; dat heb ik dadelijk verteld. Toen
het mis was zijn ze gekomen, en heb ik nog
gedaan wat ik kon... Die roelstra was geen
geschikte candidaat tegenover Gerritsen; Meijer
en Tromp en Bloembergen konden Treub,
v. d. Bergh en Calisch niet aan. Ze hadden
in .Leeuwarden mij moeten hebben en Jacob
Zeehandelaar, en Spruyt en Versluis.. Maar
ze hebben nu leergeld betaald. Zij zullen
revanche netnen....!! en in deze opgewonden
stemming, zonder eenig afscheid te nemen,
verdween hij door de deur van Suisse.
Met Hubrecht wandelde ik naar de Beurs,
samen nog wat pratende overliet geval. Maar
toen wij op de hoogte van het monument ge
komen waren, sloeg hij mij eensklaps op den
schouder, en pp juffrouw Eendracht wijzende,
vroeg hij mij: wien denkt ge, dat ik in ge
dachte daar op die hoogte al meermalen heb
zien staan?
?Jezelf en je kornuiten als uitvinders van
den Amsterdamschen telefoon y !
Neen, antwoordde hij met zijn ernstigste
gezicht: Jolles, omdat hij in den tijd van
tweedracht dien wij beleven, nooit aan iets
anders, dan de Eendracht heeft gedacht....
Ik zei niets, maar Hubrecht had me in het
hart gegrepen. Stil schreden wij naast elkan
der voort, de trappen op. En voor liet tour
niquet gaven wij elkanders zielsgedachten
van het gelaat lezend mekaar de hand.
En toen, dien heelen middag, onder het
doen van zaken, zocht mijn oog telkens Hu
brecht, en zei ik bij mijzelf: De kerel heeft
gelijk, ik heb liet nooit zoo goed begrepen als
heden, die politiek is toch een opvoedend ding!
Arton's laatste incarnatie.
T o one el: Ken kamer in een l/>ikl
in i/cn H/mg. Op ecu tafel een,
<W/VrItc pruiken. Arton is alleen.
ARTOX" (ren lijst n/niriul] Laat eens zien:
dus Maandag een zwarte pruik, de kop van een
rasla/iHOw're, ik spreek Braziliaanse!]; Diu.-dag
peper en zout, ik spreek Duitsch ; Woensdag
, een blonde pruik, ik klap VJaamsch ; Don
derdageen donkerbruine,ik spreek llaliaanscii,
i Vrijdags een roode, ik spreek Engels.ch ; van
daag een kastanjebruine, ik hebIlollandsch
gesproken.. . (een ;/t<-//!). Het lijkt me alsof
ik in den toren van Babel woon.
('risti! Wat kost het een moeite aan de
reporters te ontkomen. Wat een leven ! liet
afschuwelijkste is al dat reizen. Gisteren in
Engeland, eergisteren in Italië, Woensdag te
Brussel, vandaag hier in den i laag. morgen'"....
Waar ga ik morgen heen ? .. . . Ik weifel
tusscheu Genève en Petersburg.... Als ik maar
eens doodeenvoudig naar Parijs ging ? Ik ben
nooit minder herkend geworden dan op den
boulevard Poissonnière (met een d roe re n
<//iinliielt). Weg met die illusies .... en laat ons
trachten iets practisch te vinden, .... en iets
rustigs .... dat eeuwige reizen knauwt me ....
(I l/j laai l/ft l/oo/d in de Inn/len rusten en
peinst). Wel waarom niet? Het idee is zoo
kwaad niet. (Hij naat hel I/ó/cl uit, roept een
iyelaiitc aan, en ycc/t, in 't llpllandsclt, den
koetsier een adres op; het rijtuig rijdt teeg tul
raar liet bureau van den commissaris van
politie,.
Drie kwartier rerloope.n: hij wordt in het
k'ahinet mn den commissaiis toegelaten.
fleliud van stemmen A« een kwartier gaat
de deur open. De voorkamer ts op dat
oogenb/i/i' ijehcel ledig.
DK COMMISSARIS VAX POLITIE. Dus
afgesproken, mijnheer. Met morgen te beginnea
behoort u tot de administratie. Daar u vijl'
of zes talen spreekt, zal ik u verbinden aan
de af'deeling: nasporingen naar buitenland;
sche misdadigers. En kijk, u kunt mij
terstond een be w ijsje van uw handigheid ge
ven. De Fransche regeering heeft ons ver
zocht, onderzoek te doen naar Arton; zij
meent dat hij zich op ons gebied bevindt.
Kent u zijn signalement?
ARTOX.' Ik heb het in de bladen gelezen.
DE COMMISSARIS VAX POLITIK. Hier hebt
u zijn portret. \Ueikt hem een portret).
ARTOX. Lijkt het u niet, alsof dit wat lang
geleden gemaakt was? (Ter zijde): Ze heb beu
er mij niet op geiiatteerd. (Luid). Arton moet
er beier uitzien.
Di: COMMISSARIS. Dunkt u?
Airrox. iS'u, een man die zooveel succes
had bij de vrouwen !
Di; COMMISSARIS. Och, de vrouwen hebben
soms zoo'u zonderlingen smaak l .... En
dan, met zooveel geld, is dat ook al zoo'n
kunst. niet.
AIITOX (ier \ijile) Wat een lomperd!
Di: COMMISSARIS. Hij moet zijn baard afge
schoren hebben. Dau schijnt het, dat hij eeu
complete collectie pruiken er op na houdt.
Wilt u dat wel onthouden!
ARTOX. Wees maar gerost.
DK COMMISSARIS. Andere inibrmatiën heb
ik op 't oogenblik niet.
ARTOX. Gelukkig ! (Luide) Mijnheer de com
missaris, ik zal mijn best doen, om ze aan
te vullen.
D K COMMISSARIS. En doe uw best, geen
domme streken te begaan. . . . Ga vooral
niet een anderen reiziger lastig vallen^ onder
voorwendsel dat hij op Arton gelijkt..^.
Zoo lijkt de veldmaarschalk DingeJsteen, die
een pruik draagt en altoos op reis is, heel
sterk op Arton. Ga nu dien veldmaarschalk
niet arresteeren. Dat zou een vreeselijk ding
worden! . . .
Airrox. Daaromtrent, mijnheer de com
missaris, kunt u heel gerust zijn.
i)i; COMMISSARIS. Als u den echten Artou
bij zijn kraag pakt, zult u een premie vau
'i'M i gulden ontvangen. Tot ziens.
i'Ar/on mankt ren buiging. De commissaris
'ji'trtl, iceer in '.yn kabinet.)
ARTOX. altren :. iltend pakt \icli ,ielf bij deu
kraag. Vijf honderd gulden die mij zoo iu
<!e hand vallen!... Kijk, 't is alsof ik een heel
nieuw gevoel krijg... Ah, ik begrijp het al...
(weer de Itand aan ,:ijn kraai/) dat is, dat ik,
voor 't eerst van mijn leven, gratis werk...
(met aroole philosophie). Wat is toch die po-.
litie een aardig ding.
(Naar AndréLarodte.)