De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 19 februari pagina 1

19 februari 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

817 DE AMSTERDAMMER A°. 1893 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nommer bevat twee bijvoegsels Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAUftIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Versclujnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 19 Februari Abonnement per 3 maanden f l.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar rnailB 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I K H O V Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN, door Z. van den Bergh. FEUILLETON: »Een clown," oorspr. schets door Alfred Bogaerd. TOONEEL EN MU ZIEK: Het tooneel, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. KUNST EN LETTEREN: Tolstoïstrandroover, door H. v. d. Zanden. Arnold Houbraken und seine »Groote Schouburg", door P. Haverkorn v. Rijsewijck. SCHETSJES: Nieuwe reclame-middelen, door Justus van Manrik Jr. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN. Bijvoegsel: Bekende tijdgenooten, XX. Jozef Israëls, naar het leven geteekend door J. Veth. HIIIIHIIIIIHIIIIHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII nu iiiiiiiiinyiiiiiiiiiii uu Het knoopsgat versierd met een orchidee, die ter eere van den gedenkwaardigen dag de gewone roos verving, trad de Grand OM Man verleden Maandag in de stampvolle zaal van het Engelsche Lagerhuis op, om zijne Home Rule-plannen voor de vertegen woordigers .van het volk te ontvouwen. Vriend en vijand waren eenstemmig in hunne bewondering voor de wonderbaarlijke frischheid en veerkracht van dendrie-en-tachtigjarigen grijsaard, die in eene rede van meer dan twee uren de dorre en vaak ingewikkelde bijzonderheden van het ontwerp op heldere en welsprekende wijze uiteenzette. Voor vriend en vijand was er iets eerbiedwekkends en iets pathetisch in de onbedwing bare volharding en geestkracht, welke den hoogbejaarden staatsman, die meer dan zestig jaren eene groote rol in het openbare leven van zijn land had vervuld, die vijftien jaren geleden zelf terecht mocht verklaren, dat hij genoeg had gedaan om aanspraak te maken op eene welverdiende rust, die zeveu jaren geleden, toen zijn eerste Home Ruleontwerp zelfs niet den bijval van een goed deel zijner vrienden mocht verwerven, met niiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiniimn cFmillilon. iniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii minimi m n m EEN CLOWN". Oorspronkelijke Schets, door ALFEED BOGAEKD. . ???i Een arm, klein kamertje, met weinig huis raad, hoog boven de woelige stad gelegen. Er is een schouw, waaronder een rond armzalig kacheltje staat. Het vuur kijkt er door talrijke barsten uit. En ronken dat het doet!... Hebt gij wel eens opgemerkt hoe zulke arme-menschen-vuurtjes ronken kunnen ? Op de schouwplaat staat eene lange kaars, in den hals eener lange flesch, rustig op-tebranden en doet haar best om alles wat te verlichten. Bij het kacheltje, op een voetbankje, zit een wezen, met de tengere ledematen van een kind en een dik oud hoofd, te snikken en soms diep te zuchten. Aan den anderen kant, op een stoel, een zware vrouw met mansuiterlijk en ruw voorkomen; zij bekijkt den snikkende onmeedoogend, bijna spottend, en herhaalt, aanhoudend als eene litanie, op profetischen toon: »Ik heb het wel ge zegd. Ja, zij wou dansen en ze was al ziek. Ik heb het wel gezegd. Ik weet wel wat ik zeg ....!'' Zij?.... g In de kamer staat nog een withouten ledikant; de ernstige lange kaars buigt, bij het minste tochtje, haar vlam nieuwsgierig in de richting van het bed. Een meisje, een jonge vrouw.die beeldschoon moet geweest zijn, vooraleer het lijden zijn klau wen in haar gelaat drukte, ligt daar uitgestrekt. eere viel en voor goed afgedaan scheen, thans weder op de bres te zien verschijnen om een nieuw Home, /fefe-ontwerp te ver dedigen. In de waardeering en bewondering van dit alles was de eenstemmigheid volkomen. Maar zoodra het nuchtere gezond verstand zijne rechten hervatte, was het met die eenstem migheid gedaan. Dat de oppositie het ont werp onvoorwaardelijk zoude veroordeelen wist men vooruit, Maar ook in de regeeringspartij is de geestdrift gering en zijn de be denkingen vele. Wij willen beproeven met enkele woorden den hoofdinhoud van het zeer omvangrijke en ingewikkelde ontwerp ten g te geven. Voorop wordt gesteld, dat de suprematie van het rijksparlement te Westminster ge handhaafd blijft. Ierland krijgt een eigen parlement, doch dit zal zich slechts met de lersche aangelegenheden bemoeien. Daarom zal Ierland zijne vertegenwoordiging in het rijksparlement blijven behouden, doch het aantal lersche leden zal in verhouding wor den gebracht tot het bevolkingscijfer en dus worden verminderd. Het lergche parlement sal bestaan uit twee Kamers : eene Eerste Kamer, die 4 S leden zal tellen en den naam van Lcyislative. Council zal dragen, en eene Tweede Kamer, de Leqislative AssemMij, die 103 leden zal tellen.' Voor de laatste zullen de kiezers dezelfde zijn als de tegenwoordige voor het Brit-sche parlement ; voor de eerste zal een beperkter kiesrecht gelden. In de eerste zal dus waar schijnlijk de conservatieve meederheid, in de tweede de nationalistische meerderheid van het land het sterkst vertegenwoordigd zijn. Een wetsontwerp door de eene Kamer ver worpen en door de andere aangenomen, kan j eerst na twee jaar of na een voorafgaande Kamerontbinding worden ingediend. Bestaat er dan wederom verschil tusschen de beide takken der vertegenwoordiging, dan beslist in gezamenlijke zitting de meerderheid. Op deze wijze hoopt de heer Gladstone eene schending van de rechten der Protestantschunionistische minderheid in Ierland te kun nen voorkomen. Maar wanneer het ontwerp voorschrijft, dat het lersche parlement zich alleen rnet lersche aangelegenheden mag bezighouden (hetgeen eene zuivere uitdrukking zou zijn van het Zij worstelt naar 't schijnt met iets dat haar op de borst zit. Haar ademhalen is kort en haastig; zij wringt den hals als versperde iets, daar binnen, den weg, zij nijpt de vingers toe of brengt ze aan de keel en wendt zich om, zoo moeielijk als moest zij een huis verplaat sen. Het voorhoofd wordt haar nu vurig rood, als de gloeiende kolen uit de snorrende kachel, dan krijtachtig wit, als de naakte kamermuren. Plotseling staat het kind met het dikke hoofd op, loopt naar het bed, en neemt de heete hand der lijderes in de zijne, kust ze tien, twintig maal en laat zijn tranen er op vloeien. Het houdt den blik strak in de groote oogen der jonge vrouw gericht en roept, zoo bitter droef: »Èsther, Esther, rnijn Esther ! . . ." totdat het meisje haar gelaat na eene zware poging omwendt en het groote hoofd bekijkt, dat nauwelijks boven het bed uitkomt. Dan kust het oude kind nogmaals die bleeke hand, wendt zich weg van de ziekcnsponde en vlucht heen. De groote, hartelooze vrouw blijft in het kamertje, met het eens beeldachoone meisje, en de grijze, akelige Tering, die rondzweeft en haar prooi beloert. Luitenant George! Hier is-die-al, majoor! - Volk? Geen plaats meer voor een speld, majoor! Ge kunt gaan, luitenant! Daar loopt-die-al, majoor! De voorstelling gaat beginnen. De majoor, die Schwarz heet, en nooit majoor was, is de bestuurder der cirk, waar van luitenant George, die evenmin ooit luitenant was, de eerste clown is. De majoor is een schoon, rijzig man. De luitenant een dwerg, in een aardig, spannend begrip van autonomie), dan bedoelt het vol strekt niet, dat het bevoegd is tot het be handelen van alle lersche zaken. Tal van zaken, die Ierland van zeer nabij aangaan, wor den verklaard rijksbelangen te zijn. Daaren boven wordt den onderkoning, die door de kroon (dus door het Britsche ministerie) wordt benoemd, een recht van veto toege kend. Dezen onderkoning zal een soort van ministerie, een uitvoerende raad ter zijde staan, maar de leden van den raad moeten worden ge nomen uit den Privy Council, in welke wel de verschillende partijen geestverwanten hebben, maar die toch door de Kroon worden be noemd. Daarentegen zal de benoeming van den onderkoning niet langer eene Engelsche partij-quaestie wezen ; deze rijksambtenaar wordt voor een vasten tijd van zes jaren be noemd, en behoeft ook niet langer, zooals tot dusver het geval was, een Protestant te zijn. Ook de rechterlijke macht wordt aange steld door de rijksregeering. Hiertegenover staat, dat het zeer gehate corps der Irish Conslabulary, de rijkspolitie, in Ierland lang zamerhand zal worden teruggetrokken en dat de aanstelling en de leiding langzamerhand in de handen der lersche regeering zal komen. De bijdragen, welke van Ierland zullen worden gevorderd voor de rijksuitgaven, zul len worden afgehouden van de opbrengst der douane-rechten en der accijnsen in Ierland. Die bijdragen zijn overigens inderdaad zeer bescheiden, volgens het oordeel der tegen standers van het ontwerp veel te gering. Zeven jaren geleden was de heer Gladstone van oordeel, dat eene regeling der agi arische quaestie zeer stellig aan de ver leening v-an l foute J fuif. aan Ierland moest voorafgaan. Men weet, wat toen het lot was van zijn »landwet'\ Zijn voorstel om 50 millioen pond sterling te besteden voor den aankoop van landerijen van groot-grondbe zitters en de geleidelijke uitbreiding van het klein-grondbezit onder de pachters, moest worden ingetrokken. Thans wordt deze quaestie eene levensquaestie voor Ier land eenvoudig gereserveerd, maar voor het Kijksparlement, en wel voor den tijd van drie jaren. Het spreekt van zelf, dat uit zulk een kort exposévan een omvangrijk en samen gesteld ontwerp geen beslissend oordeel over kleedsel gestoken, vol zonnen, manen en bontgekleurde sterren, lachende en schreiende facies. Een bel laat zich hooren. Asa! wakker! Elk op post! roept de majoor. De bel gaat nogmaals. Schwarz en de dwerg verdwijnen tusschen een paar gordijnen en treden in de renbaan. Van gansch omhoog, tot aan den rand van het perk, is de cirk vol volk. De majoor is hoogst voldaan; met George's hulp plaatst hij een geheimzinnig tafeltje, terwijl de re gisseur met luider stemme verkondigt: «num mer n! mr. Schwarz, direkteur, prestidigitateur!" Al de wonderen en trucs van een bekwaam tooveraar worden uitgepakt en donderend toegejuicht. Flesschen en glazen wisselen van plaats en gedaante, zonder iemands hulp ; horloges veranderen in geldstukken en om gekeerd; allerlei keukengerief, schoenen, doozen, levende vogels en konijnen worden den luitenant uit de muts gehaald. De laatste toer zou bizonder schoon zijn. Dames en heeren, roept Schwarz, hier is mijn pistool, en hier is mijn knecht. Hé, luitenant George! Hier is-die-al, majoor! Luitenant George, ik zou u graag in den loop van mijn pistool zien verdwijnen. De aardige clown trekt zulke zonderlinge gezichten, dat het publiek luid schaterlacht. De majoor heft de karwats omhoog; de dwerg beproeft inderdaad op tien koddige manieren, in den loop van het kleine pistool te kruipen. Ik geef' u n minuut, roept Schwarz. Dan kom ik er wel, direkteur, ant woordt de andere; meteen verdwijnt hij, met het wapen, achter de gordijn. Een oogenblik daarna brengt een page het voorwerp terug. Schwarz kijkt in den de verdiensten en gebreken van dat ontwerp kan en mag worden afgeleid. Maar ne kapitale fout springt toch dadelijk in het oog: uit het gansche ontwerp spreekt een diepgeworteld wantrouwen in Ierland, een wantrouwen, dat de heer Gladstone gedu rende vijf zesden van zijne politieke loop baan heeft gedeeld, en waarvan hij nu mis schien genezen is, doch waarmede hij meent ruimschoots rekening te moeten houden, om dat het in het Vereenigd Koninkrijk, terecht of ten onrecht, nog steeds zeer algemeen is. Niet ieder bekeert zich zoo gemakkelijk en zoo grondig van de dwalingen zijns wegs als de Grand Old Man. De redevoeringen van den heer Gladstor.e in de periode van 1833 tot 1883 zijn een schier onuitputtelijk arse naal, waaraan de tegenstanders van zijne Home Rule-ontwerpen wapenen kunnen ont leen en. Men zal kunnen opmerken, dat het eerste Home Rule-ontwerp, dat van 1886, den Ieren eer minder dan meer gaf, en dat het toch door Parnell aannemelijk was verklaard. Maar Parnell gaf daarbij uitdrukkelijk te kennen, dat hij de concessiön aan de lersche nationaliteiten slechts beschouwde als eene voorloopige afrekening, als de gedeeltelijke afbetaling eener schuld, en dat hij, wanneer hij het plan steunde, uitging van de leer, dat een half ei beter is dan een leege dop. Daarenboven was Parnell destijds de ongekroonde koning van Ierland; hij kon met zijne vast aaneengesloten phalanx van na tionalisten doen en laten wat hij wilde. Thans zijn de omstandigheden veel minder gunstig. De lersche nationalisten zijn in twee fractiën verdeeld, die elkander heftig bestrijden, en terwijl de gematigden zich over de regeringsvoorstellen niet onte vreden betoonen, zijn de ultra's, die zich nog Parnèllisten blijven noemen, zeer gereserveerd in hunne houdingen, en hoort men zelfs v:ui hunne zijde hier en daar reeds scherpe critieken. De kloeke wijze, waarop de minister van binnenlandsche zaken zijne overtuiging heeft uitgesproken, dat de dvnamietmannen geen betere behandeling ver dienden dan de gewone misdadigers, heeft de stemming der lersche intransigenten niet verbeterd. En toch staat het vast, dat het wetsontwerp onherroepelijk veroordeeld is, als de beide lersche fractiën niet tot de aan neming daarvan willen medewerken, en ook, iiiiiuiiiimiiiMiiMMiimiMiimimii loop, en roept: waarlijk, de snaak steekt er in! Hoe maak je het daar binnen, luite nant? Perfekt, majoor, maar drommels nauw heb ik het hier! Een gemurmel van bewondering gaat op, want de stem komt inderdaad uit het stalen vuurwapen, en het is ongetwijfeld die van den luitenant. Ik zal er u dan maar uitschieten, be valt u dat, George? Dezelfde stem antwoordt: Met pleizier, majoor, als u me niet be zeert. Schwarz treedt een paar stappen achteruit, en mikt op eene flesch die hij in het zand geplaatst heeft. Ondertusschen komt er voortdurend een komisch gekerm uit het wapen. Een, twee, drie! Een knal ... De ftesch vliegt aan stukken, en in hare plaats staat de aardige clown zich uit te rekken, te wrijven en snaaksche ge zichten te trekken. Hij staat juist in de nabijheid van een jong, schoon meisje met blond haar en blauwe oogen, dat, door den vluchtigen blik, die hij er op werpt, een pijnlijk gevoel in hem schijnt op te wekken van eene oude mama, die het uitschatert, en van een klein kind, dat aan de arm der dame trekt, en vol medelijden zegt: Och, ma, den armen Gugusse hebben ze bezeerd. Zie hij schreit ... Maar neen, Lotje, hij schreit voor de grap! En zij zelf lacht voort. Het is een waar bravogehuil dat meester Schwarz' schoonste toer, en de grimassen van luitenant George begroet. De toeschou wers denken noch aan buiksprekerij, noch aan den onderaardschen gang; zij zijn vol strekt in bewondering. De voorstelling loopt verder af. Paardenritten, pantomimen, glazenmuziek,gymnastiek,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl