Historisch Archief 1877-1940
No 817
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
van kunstenaars die hoog genoeg stonden om zich
niet in zijne bëteekenis te vergissen.
Berlioz schreef in een artikel van het Journal
des Débais: *La partition a obtenu un véritable
succes, elle eontient uu nombre considérable de
beaux morceaux expressifs, pleins de feu et d'un
riche coloris. Elle -fait Ie ptus grand hanneur a
Mr. Bizet qn'on sera forcéd'accepter comme
compositeur malgré(hier herkent men Berlioz weer)
son rare talent de pianiste-leeteur."
De voorstellingen echter moesten spoedig ge
staakt worden en eerst voor een viertal jaren
maakte dit werk eene tournee door Italië, hoewel het
eroote duet uit de eerste acte in de
concertsCblonne dikwijls werd uitgevoerd.
Toen voor twee jaren bij de opening van het
derde opera-gebouw (Eden-Théatre) deze opera na
Saint-Saëus' Samson et Dalila werd gegevec, bleek
het dat men zich teleurgesteld gevoelde. Men had
in die jaren Curmen uit het, hoofd geleerd en be
speurde uu dat hij, toen hij Curmen schreef, heel
wat machtiger kleuren op zija palet had dan in
Les PecAeurs de Perles; nu waardeerde men daar
door niet genoeg het vele schoone dat er ook in
deze partitie te vinden is. Het bovenbedoelde duet
beschouwde Bizet als een zeer gewichtig moment.
Het hoofdmotief er van treedt iederen keer op
wanneer de componist de kuische verschijning van
Leïla, de maagd-priesteres die door beide jonge
lingen wordt bemind, muzikaal illustreert.
De uitvoering bij de Ned. Opera is vooral be
langrijk geworden door den heer Orelio (Zurga.)
Zijne interpretatie stond ver boven het gewone.
Hij verhief zijne partij tot de hoofdpartij. Mej.
Harmseu (Leïia) zong zeer verdienstelijk en dik
wijls zelfs zeer-goed, als' zij maar niet zoo
vreeselijk Vlaamsch sprak. De heer.Berckmans (Nadir)
doet dit in den overtreffende!! trap en lamenteerde
bovendien meer daarbij zong. Zijne partij behoeft
dan ook eene anderi^-beietting, b. v. door den lieer
Pauwels, (In Frankrijk lioorde ik de tenor-partij
in het duet altijd door een fort-tenor zingen.)
Het orkest speelde dikwijls nog wat ruw, doch
de k'oren zongen (al klonken ze ook al niet fraai)
tamelijk zeker.
De vertaling maakte een zear goeden indruk.
Men val te dit niet, op, iti vei houding tot zoo
vele andere vertalingen die men gerust parodieën
kan noemen, want dat zou niet eens et'n compli
ment zijn, doch ik bedpel: go.;d, afgescheiden van
veel wat de Ned.,, Opera aan vertaalde librètti
rijk i's. i
? ?*? *
*
Van het jf>nge Frankrijk van-toen naar het
jonge Frankrijk van heden is eene ongezochte
modulatie.
Gisteren vroes; dit laatste gehoor. De heer Kes
had eeue soiree georganiseerd waarop Vincent
d'Iudy twee zijner werken ten gehoore bracht en
waarop hij met den heer Kes César Franck's viool
sonate uitvoerde. De twee grootste kunstenaars
van die ric'jting waren dus aan het woord, terwijl
men tevens een blik kreeg op het s;enre waarvan
men tot heden toe nagenoeg geheel verstoken was,
n.l. Frausche werken voor kamermuziek. In die
werken zijn vooral de jongere volgelingen niet
het gelukkigst. Behalve bovengenoemde compo
nisten zijn het nagenoeg alleen Fauréen ook
de helaas! vroeg gestorven de Castillion die mij
in dit opzicht van beteekenis toeschijnen. Velen
willen n.l. te veel den vrijen dramatischen stijl
in die werken binnensmokkelen, hetgeen de
meester die de vormen weet te beheerschen
wellicht ongestraft kan doen, doch dat getuige
de cnrieuse staaltjes die ik er vroeger bij de uit
voeringen van de SociétéNationale te Parijs van
heb genoten bij velen niet zonder bedenking is.
Thans waren echter meesters aan het woord en
dus geldt voor hen deze bedenking niet. Dat
Franck in waarheid de meester is, erkennen niet .
alleen alle jongeren zonder voorbehoud, doch heeft
men ook gisterenavond kunnen bevestigd zien.
Welk een klaarheid van bouw, welk eene natuur
lijke strooming! Bij hem is alles niet alleen ge
dacht, doch ook gevoeld ! Hoe vrij en zeker be
weegt hij zich in de door hem gekozen vormen.
lu dit licht kende men Franck hier te lande nog
niet en ik ben overtuigd dat velen nu ook een
beteren blik op zijn toonschilderinff in vrijeren stijl
Le Chasseur maudit zullen krijgen, want iemand die
zoo de strenge vormen beheerscht, mag iu vrijen
stijl doen wat hij wil, omdat hij niets wil wat
middelmatig, oubeteekenend of absurd is.
De componist d'Iudy. wieus bescheiden eenvou
dig optreden zeker ieder, zal hebben behaagd en
verrukt, is reeds bij ons geheel geaccrediteerd.
Zijne beteekenis is reeds vastgesteld. Sedert
Laraoureux een fragment en de heer Kes de geheelc
Wallenslein-Triloffie alhier deed uitvoeren en sedert
de Heer Viotta zijn Chant de la Cloche ten gehoore
gebracht heeft, was er nu alleen sprake van hern op
een nieuw gebied te beoordeelen, waarbij hij kon
mee- of tegenvallen, doch dat zijne beteekenis niet
kon vaststellen of vernietigen.
Al zeide ik dat Franck's werk voor mij nog
hooger staat dan d'Indy's Trio opus 29, of ziju
Kwartet opus 7, tocli voeg ik er dadelijk aan toe,
dat beide werken mij de grootste belangstelling
hebben ingeboezemd. Ook op dit gebied heeft hij
groot-e beteekenis en is hij de waardige leerling cu
volgeling van Franck. die den vorm niet als een
lastig keurslijf en als een verouderd standpunt
beschouwt, doch die weet dat men alleen kan
voortbouwen wanneer men het bestaande in zich
heeft opgenomen.
Het Kwartet maakte op het publiek meer indruk
dan het Trio. Toch moet ik verklaren dat het
Trio, vooral wat het 2e, 15e eu 4e deel betreft,
mij zeer belangrijk voorkomt: In het eerste deel
(hoewel de expositie veel belooft') maakte de door- ]
werking een matten indruk ; doen het zoo geestige
Divertissement met de schooiie tegenstelling: de j
zangerige en toch zoo ongewone clumt léginque \
en de Vinul aniniéboeiden mij iu hoogt: mate, ;
terwijl bij liet Kwartet (voor den hoorder klaarder
en eenvoudiger) mij het Andanle, moderaio het
meest aantrok. j
Ik geloof dan ook dat bij veelvuldig hooreu het j
publiek het Trio zal gaan waardeeren eu over het !
geheel boven het Kwartet gaan stellen, doch ik
sluit de mogelijkheid niet uit dat na het ingespan
nen luisteren naar twee wlke werken de indruk
niet zoo sterk meer op mij was als in het
begin.
Men zal begrijpen dat wanneer uitsluitend nieu
we werken worden uitgevoerd, de ruimte niet toe
laat ieder deel te analyseeren. AJ en schenke mij dus
de vermelding in welken toonaard ieder deel stond,
hoe de hoofdthema's werden verwerkt en hoe die
werken zijn gebouwd.
Ik geloof bovendien de lezers meer genoegen te
doen een algemeenen indruk weer te geven en
wijd niet verder uit omdat het ondankbaar zou
zijn niet bij de vertolking even stil te staan,
Is d' [ndy eigenlijk wel pianist ? hoorde ik vra
gen. Ik heb daar niet eens over gedacht, doch
wel kan ik verklaren, dat hij op echt muzikaal in
telligente wijze de werken door zijn spel doet
herleven. Eene zekere gereserveerdiieid is hem
zoowel in het leven als in zijn spel eigen, doch
dat hij met zijne partner's, de heeren Kes en Mos
sel (en in het kwartet den heer Kramer) zulk een
schoon geheel vormde is, dunkt mij, voldoende.
Menig detail wist d'Indy op verrassende wij «e aan
het licht te brengen.
Toonden de heeren Kes en Mossel zich in de
ensemble-nummers van voortreffelijke zijde, vooral
in de Souate van Franck bewonderde men het
vioolspel van den heer Kes en betreurde men het
dat men hem zoo zelden hoort. Dat hij bij ziju
vele werkzaamheden nog gelegenheid heeft zulk
eene violist te blijven, is hoogst merkwaardig. Hij
spreidde een warmte ten toon, die weldadig aan
deed en' toonde overal zijne opgave met meester
schap te _beheerschen. Het publiek, dat eigenlijk
veel talrijker had behooren te zijn, volgde de
compositiën en de vertolking met dégrootste belang
stelling en riep den componist en de vertolkers
meermalen terug.
Ds kleinere uitvoeringen kan ik niet alle meer
vermelde», doch over die van de leerlingen van de
Muziekschool van de Maatschappij t. b. d. T. mag
ik niet zwijgen. Ik hoorde op den tweeden avond
meergevorderde leerlingen van de heeren Tibbe,
Averkamp, Cramer en Bosmans, ditmaal met bij
zonder genoegen. Er waren leerlingen die als
virtuosen reeds zeer veel beloven en ook in de
er\sembleiiummers deed de muzikale vertolking en der
reinheid zeer aangenaam aan. Deze uitvoering (de
beste die ik tot nu toe bijwoonde) heeft, bewezen
hoe deze instelling, onder leiding van den heer raus
Coeueu, steeds aan beteekenis wint.
_ Ten slotte teeken ik aan : eene goed geslaagde
uitvoering van de zangvereeniging Arti et Religioni
(directeur Ph. Loots) waarop Mej. Reddingius~zeer
mooi zong. v. M.
Het Dilettanten Muziekgezelschap Amphion
(directeur de heer David Koning) stelt zich voor
de 50ste uitvoering, op 4 Maart a. s., een feeste
lijk karakter te geven en heeft hiertoe de wel
willende medewerking ingeroepen van een viertal
solisten, een gemengd koor en Amstels Fanfare
korps, terwijl liet Amphion-orkest belangrijk ver
sterkt zal worden.
Uitgevoerd zullen worden ouverture Freia, van
G. Mann, bariton-solo uit de Vonflelcuntate, met
orkest; De Kntmos, van Bern. Xweers, voor koor
en orkest; ErJkönimtfocJiter, voor soli, koor en
orkest, van (inde ; Gelift en M-irid:, uit Jii'.n-i,
van Wagner, voor tenor, mannenkoor, orkest en
fanfarekorps,
De feestavond zal door een ba! worden besloten.
Introductiebilletten zijn bij den secretaris, (i.
Fleumer, Kromboomsloot 05, beschikbaar.
De tooneelvereeniging «Eendracht en uitspan
ning" zal o]) Dinsdag 7 Maart in liet gebouw
»Plancius" eene weldadigheids-voorstelling geven,
ten bate van eene weduwe met vier jeugdige
kinderen.
De heeren M Benavento, K. Caron, (van het
Ned. Opera Orkest) benevens de liedertafel »do
Vereenigde Zangers" (directeur de lieer Maurice
Hageman) zullen belangloos hunne medewerking
verleenen, terwijl de vereoniging zelve een barer
bekroonde tooneolstnkjes zal opvoeren.
Vincent van Gogli zal op do Exposition libre
te Kopenhagen vertegenwoordigd zijn door een
twintigtal schilderijen. De Mercure de France
zal een aantal van Van (iogh's brieven aan zijn
broeder Theo en aan Emile ISernard publiceeren.
Ook Van Nu en Straks zal bij een teekening,
brieven van hem geven. Op de Etsclub-expositie
zal men een viertal pon- en krijt-toekeningen, een
lithographie, en twee voor reproductie gemaakte
schetsen van hem vinden.
Deze zwart-en-wit-tentoonstclling van de
Etsclub, waar teekeningen, etsen en gravures,
lithografiën, houteneden en mechanisch gereprodu
ceerde teekoningen zullen zijn. opent Zondag voor
genoodigden en Maandag voor het publiek. Zij
is als representatie van velerlei moderne
zwarten-wit-kunst betrekkelijk compleet. Er zal
werk ziju van de Hollanders Toorop, Derkinderen,
Thorn Prikker, liauer, Breitner, Witsen, Allebé.
Van Looij , Dijsselhof, Holand Holst, Karson,
ilaverman, Zilcken, Van Rappard, Bastort, E.
Bosch, \Vally .Moes, Etha Eles, Scbwartze,
K'amerlingh Onnes, Van der Valk, Ilolswilder, on
van de vreemdelingen Odilon lledon, A. Legros,
Gaillard, Charles Meryon, Millet, Diaz, Daubigny,
Rops, Dolacroix, Manet, (ieiger, Klinger,
Liebermann, Keene. Menzel, Ricketts, Savage, lloiisrnnn,
Crane, Rossotti, Batten.Whistler,l'issaiTO,Schwabo,
Vallotton, It'mouard, Steinlon, Eorain. Melchers,
Degouve.
Naar ik ineen zal er door de zeer verscheiden
proeven van lithographie mogen blijken, wat in
deze veronacbtzaaniddo kunst veel kan worden
gedaan en gedaan is. Ook do houtgravuren zijn
interessant.
De tentoonstelling van Siebc ten Cate, die in
do belendende zaal tegelijk zou worden gehou
den, gaat niet door.
In The Morning Leader van 11 Febr. schrijft
N. E. Vermind:
De herleving der lithografie is een van de
meest belangrijke bewegingen in de moderne
kunstwereld.
Het werk van ieder der nieuwe ontginners
van wat men op dit gebied vermag te doen,
kan er zeker van zijn, welkom te wezen, en
vooral wanneer zijn werk zóó persoonlijk en
bewonderenswaardig is als dat van M. Bauer.
Deze artiest heeft een oud-Hollandsche legende
Carel ende Elegast en Flauberts La legende
de Saint Julien l'Hospitalier geïllustreerd. Dit
werk is belangrijk om de schoonheid van com
positie, de fantazie en de uitvoering, en om den
nobelen legendengeest die er uit spreekt. Bauer
bereikt een diepte en rijkdom in zijn lithogratiën
die door geen etser kunnen worden overtroffen,
en ik twijfel of door eenig ander procédéde
schoone mysterie van handeling zoozeer kon wor
den uitgedrukt. Van deze teekeningen, zoo
gelijk van voortreffelijkheid, zou ik te vergeefs
trachten er aan een in 't bizonder de voorkeur
te geven, maar van de illustraties van SMnt-Juliev,
zijn er toch bovenal twee niet gemakkelijk te
vergeten. Een van een kathedraal-poort, waarvan
de architectuur machtig en algemeen is uitge
drukt, en een andere, een bosch vol vogels en
beesten, een compositie van een wonderlijk sug
gestieve werking.
De firma C. M. Van Gogh publiceert in kleine
oplaag een hoogst merkwaardige lithografie van
R. N. Roland Holst Anangke.
Het Zondagsblad van l'Echo de Pari', dat
een enkele maal heel goede dingen, o. a. onlangs
een voortreffelijke dubbelbladsprent Fêtes
Parisiennes van Lautrec aanbood, heeft verleden week
een teekening van een jongen vent, H. G. Ibels,
die nog niet zoo heel sterk, maar een teekenaar
van goed ras is. Het doet denken aan een
Eorain, met spontaan Japansche lijnen geteekend ;
er is tegelijkertijd veel mouvement en vastheid
in. Beter van hem echter is een groote affiche
van Mmsto, onlangs gepubliceerd, en die weer
geheel afwijkt van wat Chéret of Lautrec in de
kunst van den plakbrief uitstekends hebben
gegeven.
In de dagen van de goede ouwerwetsche ker
missen als er een dikke-dames-spel stond, volg
den de beheerders dier waardige-instellingen een
billijk gebruik. Belangstellenden, die zich eerst
wel eens hadden willen verbazen over de afme
tingen of het gewicht van de heldin, werden
na de vertooning in de gelegenheid gesteld
zich buiten allen roes, op meer nuchtere wijze van
de echtheid van het verbazingwekkende te over
tuigen. En dit is oen gebruik dat naar het ons
voorkomt aan de ondernemers van reizende
schilderijen-vertooningen tot voorbeeld zou moe
ten worden gesteld. liet is heel aardig nn eens zoo'n
collectie Duitsche kijkspel-kunst te gaan kijken,
zooals er in de k'alverstraat weer een te zien is.
Maar im de halve guldens bij genoegzame hon
derden zullen ziju geïnd, en de hé's en oh's !>ij
de vleet door tle geheimzinnige lokalen van het
spul hebben gesuisd, nu moest de impressario
dezer kostelijk rendeerende pronkjuweelen eens
voor een enkele week zijn schatten onder het
kunstelooze daglicht, ofwel een
stelgrootedecalcomenies onder dezelfde voortreffelijke
rerleetorlampen exposeeren. Zou dat voor de boeren, burgers
en buitenlui. die dan nog eens een kijkje kwa
men nemen, niet een bijna leerzaam geval geven?
V.
Te Parijs in de zalen van Durand-Ruel be
wonderden wij eene tentoonstelling van
houtgravurcn naar teekeningen van twee japaneesche
kunstenaars Outamaro en Hiroshigé. Dit is het
schoonste en merkwaardigste wat wij van
houtgravuren in kleuren ooit zagen. Zoo iets kan
alleen voortgebragt worden in een land waar de
onrust van het moderne leven zich niet van het
volk heeft moester gemaakt en nog de
eindelooze liefde en opoffering voor de kunst eene
ruime plaats inneemt. Een aquarel of een schil
derij in eene houtgravure in kleuren weer te
geven is niets nieuws, maar dit dusdanig te
bewerkstelligen, dat men meent de oorspronke
lijke werken te zien, is in Europa nooit ver
toond. Men gevoelt bij het genot niets
mechanisch het is alles kunst. In Japan
spannen hiertoe drie kunstenaars te samen: de
teekenaar die met zeldzaam talent en vastheid
van hand met zijn penseel schept, omdat niets
kan veranderd worden van wat hij traceert; de
lioutgraveiir die de teekening op het houtblok
weergeeft onder de oogen des teekenaars; de druk
ker die bij hen waarlijk een kunstenaar is. En
houtgraveur en drukker geven bewijs van onnoeme
lijke vaardigheid, smaak en phantasio, het is
ongeloofelijk, maar men meent heel en al de oor
spronkelijke teekeningen te aanschouwen, zoo
zacht, teer, krachtig, warm en schoon zijn de
kleuren en tinten. Zooals wij vernamen is
lliroshigéeen der grootste Japansche kunstenaars en
helaas de laatste grootste artist van dat land.
Geboren in 171)7, stierf hij omtrent het midden
dezer eeuw, toen Japan aan Europa toegang be
gon te verleenen.
^\ el zal, nu de Japanezen met alle kracht
daarnaar streven de \Vosterscbe beschaving aan
te nernen, hunne kunst daaronder lijdon, want
onze overbeschaving brengt ontegenzeggelijk ver
slapping met haar. Wij meenen dit reeds aan
eenige voorwerpen, die ons van dat groote volk
in overvloed voor spotprijzen te koop worden
aangeboden, waar te nemen, Voor 10 jaar was
nog elk voortbrengsel een waar kunstwerk, dat
nu niet altijd meer liet geval is.
Te prijzen is het dat, \oordat in Japan de
periode van verval aanbrak, de Europeesche kun
stenaars veel van hen profiteerden, want onge
twijfeld heeft de Japansche kunst in het schil
derachtige harer ordonnantie eenen grooten invloed
in de laatste jaren alhier uitgeoefend.
S.
Tolstoïstraudvonder.
{(Nog eens Het koffiehuis in Sv.ra.ta).
(Ingezonden.)
Ik vind het verhaaltje, voorkomend in het
laatste nummer van Het Weekblad en getiteld:
Het koffiehuis in Surata, te aardig dan dat de
eer ervan zou gegeven worden aan een ander dan
wien ze toebehoort, al behoore deze laatste ook
sinds lang niet meer onder de levenden. Immers
het stukje komt reeds voor in de werken van
Bernardin de St. Pierre onder denzelfden titel:
Le caféde Surate.
Gelijk het opschrift is niet slechts de zin bij
Tolstoïdezelfde, maar de loop van het verhaaltje
en dikwijls ook de woorden vertoonen eene over
eenkomst, waarbij niet aan een toeval kan ge
dacht worden.
Als meu Het koffiehuis in Surala legt naast
Le caféde Surate, springt het terstond in het
oog, dat Tolstoïeene vertaling heeft geleverd,
eene vrije getrouwe zelfs, waar men in aanmer
king neemt, dat het eerste stuk ook nog uit het
Russisch in het Nederlandsen is overgezet.
Voor de lezers, die het werk van Bernardin
de St. Pierre niet
enkele proeve:
II avait pour esclave
un Cafre presque nu,
qu'il laissa a la porto
du café. Pour lui, il
fut se coucher sur un
sofa, et il prit une tasse
de coquenaroud opium.
Lorsque cette boisson
commenc,a a chauft'er
son cerveau, il adressa
la parole a son esclave,
qui tait assis sur une
pierre au soleil, occup
n chasser les mouches
qui Ie dévoraient, et
lui dit: Misérable noir,
erois-tu qu'il y ait un
Dien V Qui peut en
douterV lui répondit
Ie Cafre. En disant ces
mots, Ie Cafre tira d'un
lanibeau de pagne qui
lui ceignait les reins, un
petit marmouset debois,
et dit: Voila lo Dien
qui m'a protégédepuis
que je suis au monde;
il est f lit d'une branche
de l'arbre fétiche de
mon pays. 'Tous les
gons du cafénc furent
pas moins surpris de
la réponse de l'esclave
que de la question de
son maïtre.
bij de hand hebben, eene
Deze theoloog had zijn
slaaf, een Afrikaan, die
hem overal volgde. Toen
de theoloog het koffie
huis binnen trad, bleef
de Afrikaan op de voor
plaats achter de deur,
en zette zich onder de
stralen der gloeiende
zon op een steen; hij
zat daar en verjoeg de
vliegen. De theoloog
echter zat in het kof
fiehuis op een divan, en
liet zich eene kom opium
reiken. Toen hij die had
geledigd en de opium
zijn hersenen in
beweginggebracht had, wend
de hij zich tot zijn slaaf:
Nu, ellendige slaaf",
begon hij. «spreek, hoe
denk je er over, be
staat er een God, of
niet'/" -Natuurlijk be
staat er een God'1, zei
tle slaaf', en haalde uit
zijn gordel nen klein
houten aigodsbeeldje.
>Daar is hij, de God,
die mij beschermt, se
dert ik ter wereld ben.
Deze God is uit een tak
van denzelt'den
geheiligden boom gesneden,
dien in ons land allen
aanbidden".
Dit gesprek tusschen
theoloog en slaaf hoor
den de menschon, die
in het koffiehuis zaten
en verwonderden zich.
Wonderlijk scheen hun
de vraag van den mees
ter, en nog wonderlijker
het antwoord van den
slaaf.
Eene vcrtalingsfout is op eene enkele plaats
ziustorend en daardoor een bewijs te nieer voor
het feit der vertaling zelve.
-Neen, (zegt de eigenaar van een Egyptisch
schip in de vertaling) ook dit is niet waar. De
zon is geen godheid en beweegt zich niet enkel
om Indièen zijn (/ouden bergen."
Hoe komt de man tegen te spreken wat niet
beweerd is
\Yel, Bernardin de St. Pierre liet den Indiër
zeggen: Apprenez donc que Ie soleil est une
deuta ou divinitéde mon pays, qu'il parcourt
tous les jours Ie ciel sur un char, tournant uutow
de la montayne d'or de Mèrouwa; que lorsqu'il
s'éclipse, c'est qu'il est englouti par les serpents
Ragou et Kétou, dont il n'est délivréque par
les prières des Indiens sur les bords du Gange."
Bernardin de St. Pierre laat den eigenaar van
het Egyptisch schip dan ook niet zeggen, dat de
zon zich niet om Indiëbeweegt, maar: *>C'est
une ambition encore plus folie de croire que Ie
soleil préférél' Inde a tous les pays du monde."
Die voorkeur zou namelijk blijken, als slechts
door de gebeden aan de boorden van den Ganges
de zon uit de slangcnmuilen kan verlost worden.
De Indiër van de St. Pierre dacht er niet aan
het voor te stellen alsof de zon zic/i om Indi
en zijn gouden bergen beweegt, daar hij bekend
was met de overlevering van zijn land, volgens
welke de aarde den vorm heeft eener lotusbloem,
in het midden waarvan zich de gouden berg Mero
verheft, oorsprong van menschen en stroomen.
Ken berg, juist niet het particulier eigendom van
Indië.
Bij deze plaats schijnt Tolstoïgedommeld te
hebben ; ik vermoed toch, dat zijn vertaler zich
ter taak gesteld heeft en er in geslaagd is, het
Russisch getrouw weer te geven.
H. v. D. ZASHEN.
Roermond 11 l'cbr. 1803.