De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 19 februari pagina 3

19 februari 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 817 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. van kunstenaars die hoog genoeg stonden om zich niet in zijne bëteekenis te vergissen. Berlioz schreef in een artikel van het Journal des Débais: *La partition a obtenu un véritable succes, elle eontient uu nombre considérable de beaux morceaux expressifs, pleins de feu et d'un riche coloris. Elle -fait Ie ptus grand hanneur a Mr. Bizet qn'on sera forcéd'accepter comme compositeur malgré(hier herkent men Berlioz weer) son rare talent de pianiste-leeteur." De voorstellingen echter moesten spoedig ge staakt worden en eerst voor een viertal jaren maakte dit werk eene tournee door Italië, hoewel het eroote duet uit de eerste acte in de concertsCblonne dikwijls werd uitgevoerd. Toen voor twee jaren bij de opening van het derde opera-gebouw (Eden-Théatre) deze opera na Saint-Saëus' Samson et Dalila werd gegevec, bleek het dat men zich teleurgesteld gevoelde. Men had in die jaren Curmen uit het, hoofd geleerd en be speurde uu dat hij, toen hij Curmen schreef, heel wat machtiger kleuren op zija palet had dan in Les PecAeurs de Perles; nu waardeerde men daar door niet genoeg het vele schoone dat er ook in deze partitie te vinden is. Het bovenbedoelde duet beschouwde Bizet als een zeer gewichtig moment. Het hoofdmotief er van treedt iederen keer op wanneer de componist de kuische verschijning van Leïla, de maagd-priesteres die door beide jonge lingen wordt bemind, muzikaal illustreert. De uitvoering bij de Ned. Opera is vooral be langrijk geworden door den heer Orelio (Zurga.) Zijne interpretatie stond ver boven het gewone. Hij verhief zijne partij tot de hoofdpartij. Mej. Harmseu (Leïia) zong zeer verdienstelijk en dik wijls zelfs zeer-goed, als' zij maar niet zoo vreeselijk Vlaamsch sprak. De heer.Berckmans (Nadir) doet dit in den overtreffende!! trap en lamenteerde bovendien meer daarbij zong. Zijne partij behoeft dan ook eene anderi^-beietting, b. v. door den lieer Pauwels, (In Frankrijk lioorde ik de tenor-partij in het duet altijd door een fort-tenor zingen.) Het orkest speelde dikwijls nog wat ruw, doch de k'oren zongen (al klonken ze ook al niet fraai) tamelijk zeker. De vertaling maakte een zear goeden indruk. Men val te dit niet, op, iti vei houding tot zoo vele andere vertalingen die men gerust parodieën kan noemen, want dat zou niet eens et'n compli ment zijn, doch ik bedpel: go.;d, afgescheiden van veel wat de Ned.,, Opera aan vertaalde librètti rijk i's. i ? ?*? * * Van het jf>nge Frankrijk van-toen naar het jonge Frankrijk van heden is eene ongezochte modulatie. Gisteren vroes; dit laatste gehoor. De heer Kes had eeue soiree georganiseerd waarop Vincent d'Iudy twee zijner werken ten gehoore bracht en waarop hij met den heer Kes César Franck's viool sonate uitvoerde. De twee grootste kunstenaars van die ric'jting waren dus aan het woord, terwijl men tevens een blik kreeg op het s;enre waarvan men tot heden toe nagenoeg geheel verstoken was, n.l. Frausche werken voor kamermuziek. In die werken zijn vooral de jongere volgelingen niet het gelukkigst. Behalve bovengenoemde compo nisten zijn het nagenoeg alleen Fauréen ook de helaas! vroeg gestorven de Castillion die mij in dit opzicht van beteekenis toeschijnen. Velen willen n.l. te veel den vrijen dramatischen stijl in die werken binnensmokkelen, hetgeen de meester die de vormen weet te beheerschen wellicht ongestraft kan doen, doch dat getuige de cnrieuse staaltjes die ik er vroeger bij de uit voeringen van de SociétéNationale te Parijs van heb genoten bij velen niet zonder bedenking is. Thans waren echter meesters aan het woord en dus geldt voor hen deze bedenking niet. Dat Franck in waarheid de meester is, erkennen niet . alleen alle jongeren zonder voorbehoud, doch heeft men ook gisterenavond kunnen bevestigd zien. Welk een klaarheid van bouw, welk eene natuur lijke strooming! Bij hem is alles niet alleen ge dacht, doch ook gevoeld ! Hoe vrij en zeker be weegt hij zich in de door hem gekozen vormen. lu dit licht kende men Franck hier te lande nog niet en ik ben overtuigd dat velen nu ook een beteren blik op zijn toonschilderinff in vrijeren stijl Le Chasseur maudit zullen krijgen, want iemand die zoo de strenge vormen beheerscht, mag iu vrijen stijl doen wat hij wil, omdat hij niets wil wat middelmatig, oubeteekenend of absurd is. De componist d'Iudy. wieus bescheiden eenvou dig optreden zeker ieder, zal hebben behaagd en verrukt, is reeds bij ons geheel geaccrediteerd. Zijne beteekenis is reeds vastgesteld. Sedert Laraoureux een fragment en de heer Kes de geheelc Wallenslein-Triloffie alhier deed uitvoeren en sedert de Heer Viotta zijn Chant de la Cloche ten gehoore gebracht heeft, was er nu alleen sprake van hern op een nieuw gebied te beoordeelen, waarbij hij kon mee- of tegenvallen, doch dat zijne beteekenis niet kon vaststellen of vernietigen. Al zeide ik dat Franck's werk voor mij nog hooger staat dan d'Indy's Trio opus 29, of ziju Kwartet opus 7, tocli voeg ik er dadelijk aan toe, dat beide werken mij de grootste belangstelling hebben ingeboezemd. Ook op dit gebied heeft hij groot-e beteekenis en is hij de waardige leerling cu volgeling van Franck. die den vorm niet als een lastig keurslijf en als een verouderd standpunt beschouwt, doch die weet dat men alleen kan voortbouwen wanneer men het bestaande in zich heeft opgenomen. Het Kwartet maakte op het publiek meer indruk dan het Trio. Toch moet ik verklaren dat het Trio, vooral wat het 2e, 15e eu 4e deel betreft, mij zeer belangrijk voorkomt: In het eerste deel (hoewel de expositie veel belooft') maakte de door- ] werking een matten indruk ; doen het zoo geestige Divertissement met de schooiie tegenstelling: de j zangerige en toch zoo ongewone clumt léginque \ en de Vinul aniniéboeiden mij iu hoogt: mate, ; terwijl bij liet Kwartet (voor den hoorder klaarder en eenvoudiger) mij het Andanle, moderaio het meest aantrok. j Ik geloof dan ook dat bij veelvuldig hooreu het j publiek het Trio zal gaan waardeeren eu over het ! geheel boven het Kwartet gaan stellen, doch ik sluit de mogelijkheid niet uit dat na het ingespan nen luisteren naar twee wlke werken de indruk niet zoo sterk meer op mij was als in het begin. Men zal begrijpen dat wanneer uitsluitend nieu we werken worden uitgevoerd, de ruimte niet toe laat ieder deel te analyseeren. AJ en schenke mij dus de vermelding in welken toonaard ieder deel stond, hoe de hoofdthema's werden verwerkt en hoe die werken zijn gebouwd. Ik geloof bovendien de lezers meer genoegen te doen een algemeenen indruk weer te geven en wijd niet verder uit omdat het ondankbaar zou zijn niet bij de vertolking even stil te staan, Is d' [ndy eigenlijk wel pianist ? hoorde ik vra gen. Ik heb daar niet eens over gedacht, doch wel kan ik verklaren, dat hij op echt muzikaal in telligente wijze de werken door zijn spel doet herleven. Eene zekere gereserveerdiieid is hem zoowel in het leven als in zijn spel eigen, doch dat hij met zijne partner's, de heeren Kes en Mos sel (en in het kwartet den heer Kramer) zulk een schoon geheel vormde is, dunkt mij, voldoende. Menig detail wist d'Indy op verrassende wij «e aan het licht te brengen. Toonden de heeren Kes en Mossel zich in de ensemble-nummers van voortreffelijke zijde, vooral in de Souate van Franck bewonderde men het vioolspel van den heer Kes en betreurde men het dat men hem zoo zelden hoort. Dat hij bij ziju vele werkzaamheden nog gelegenheid heeft zulk eene violist te blijven, is hoogst merkwaardig. Hij spreidde een warmte ten toon, die weldadig aan deed en' toonde overal zijne opgave met meester schap te _beheerschen. Het publiek, dat eigenlijk veel talrijker had behooren te zijn, volgde de compositiën en de vertolking met dégrootste belang stelling en riep den componist en de vertolkers meermalen terug. Ds kleinere uitvoeringen kan ik niet alle meer vermelde», doch over die van de leerlingen van de Muziekschool van de Maatschappij t. b. d. T. mag ik niet zwijgen. Ik hoorde op den tweeden avond meergevorderde leerlingen van de heeren Tibbe, Averkamp, Cramer en Bosmans, ditmaal met bij zonder genoegen. Er waren leerlingen die als virtuosen reeds zeer veel beloven en ook in de er\sembleiiummers deed de muzikale vertolking en der reinheid zeer aangenaam aan. Deze uitvoering (de beste die ik tot nu toe bijwoonde) heeft, bewezen hoe deze instelling, onder leiding van den heer raus Coeueu, steeds aan beteekenis wint. _ Ten slotte teeken ik aan : eene goed geslaagde uitvoering van de zangvereeniging Arti et Religioni (directeur Ph. Loots) waarop Mej. Reddingius~zeer mooi zong. v. M. Het Dilettanten Muziekgezelschap Amphion (directeur de heer David Koning) stelt zich voor de 50ste uitvoering, op 4 Maart a. s., een feeste lijk karakter te geven en heeft hiertoe de wel willende medewerking ingeroepen van een viertal solisten, een gemengd koor en Amstels Fanfare korps, terwijl liet Amphion-orkest belangrijk ver sterkt zal worden. Uitgevoerd zullen worden ouverture Freia, van G. Mann, bariton-solo uit de Vonflelcuntate, met orkest; De Kntmos, van Bern. Xweers, voor koor en orkest; ErJkönimtfocJiter, voor soli, koor en orkest, van (inde ; Gelift en M-irid:, uit Jii'.n-i, van Wagner, voor tenor, mannenkoor, orkest en fanfarekorps, De feestavond zal door een ba! worden besloten. Introductiebilletten zijn bij den secretaris, (i. Fleumer, Kromboomsloot 05, beschikbaar. De tooneelvereeniging «Eendracht en uitspan ning" zal o]) Dinsdag 7 Maart in liet gebouw »Plancius" eene weldadigheids-voorstelling geven, ten bate van eene weduwe met vier jeugdige kinderen. De heeren M Benavento, K. Caron, (van het Ned. Opera Orkest) benevens de liedertafel »do Vereenigde Zangers" (directeur de lieer Maurice Hageman) zullen belangloos hunne medewerking verleenen, terwijl de vereoniging zelve een barer bekroonde tooneolstnkjes zal opvoeren. Vincent van Gogli zal op do Exposition libre te Kopenhagen vertegenwoordigd zijn door een twintigtal schilderijen. De Mercure de France zal een aantal van Van (iogh's brieven aan zijn broeder Theo en aan Emile ISernard publiceeren. Ook Van Nu en Straks zal bij een teekening, brieven van hem geven. Op de Etsclub-expositie zal men een viertal pon- en krijt-toekeningen, een lithographie, en twee voor reproductie gemaakte schetsen van hem vinden. Deze zwart-en-wit-tentoonstclling van de Etsclub, waar teekeningen, etsen en gravures, lithografiën, houteneden en mechanisch gereprodu ceerde teekoningen zullen zijn. opent Zondag voor genoodigden en Maandag voor het publiek. Zij is als representatie van velerlei moderne zwarten-wit-kunst betrekkelijk compleet. Er zal werk ziju van de Hollanders Toorop, Derkinderen, Thorn Prikker, liauer, Breitner, Witsen, Allebé. Van Looij , Dijsselhof, Holand Holst, Karson, ilaverman, Zilcken, Van Rappard, Bastort, E. Bosch, \Vally .Moes, Etha Eles, Scbwartze, K'amerlingh Onnes, Van der Valk, Ilolswilder, on van de vreemdelingen Odilon lledon, A. Legros, Gaillard, Charles Meryon, Millet, Diaz, Daubigny, Rops, Dolacroix, Manet, (ieiger, Klinger, Liebermann, Keene. Menzel, Ricketts, Savage, lloiisrnnn, Crane, Rossotti, Batten.Whistler,l'issaiTO,Schwabo, Vallotton, It'mouard, Steinlon, Eorain. Melchers, Degouve. Naar ik ineen zal er door de zeer verscheiden proeven van lithographie mogen blijken, wat in deze veronacbtzaaniddo kunst veel kan worden gedaan en gedaan is. Ook do houtgravuren zijn interessant. De tentoonstelling van Siebc ten Cate, die in do belendende zaal tegelijk zou worden gehou den, gaat niet door. In The Morning Leader van 11 Febr. schrijft N. E. Vermind: De herleving der lithografie is een van de meest belangrijke bewegingen in de moderne kunstwereld. Het werk van ieder der nieuwe ontginners van wat men op dit gebied vermag te doen, kan er zeker van zijn, welkom te wezen, en vooral wanneer zijn werk zóó persoonlijk en bewonderenswaardig is als dat van M. Bauer. Deze artiest heeft een oud-Hollandsche legende Carel ende Elegast en Flauberts La legende de Saint Julien l'Hospitalier geïllustreerd. Dit werk is belangrijk om de schoonheid van com positie, de fantazie en de uitvoering, en om den nobelen legendengeest die er uit spreekt. Bauer bereikt een diepte en rijkdom in zijn lithogratiën die door geen etser kunnen worden overtroffen, en ik twijfel of door eenig ander procédéde schoone mysterie van handeling zoozeer kon wor den uitgedrukt. Van deze teekeningen, zoo gelijk van voortreffelijkheid, zou ik te vergeefs trachten er aan een in 't bizonder de voorkeur te geven, maar van de illustraties van SMnt-Juliev, zijn er toch bovenal twee niet gemakkelijk te vergeten. Een van een kathedraal-poort, waarvan de architectuur machtig en algemeen is uitge drukt, en een andere, een bosch vol vogels en beesten, een compositie van een wonderlijk sug gestieve werking. De firma C. M. Van Gogh publiceert in kleine oplaag een hoogst merkwaardige lithografie van R. N. Roland Holst Anangke. Het Zondagsblad van l'Echo de Pari', dat een enkele maal heel goede dingen, o. a. onlangs een voortreffelijke dubbelbladsprent Fêtes Parisiennes van Lautrec aanbood, heeft verleden week een teekening van een jongen vent, H. G. Ibels, die nog niet zoo heel sterk, maar een teekenaar van goed ras is. Het doet denken aan een Eorain, met spontaan Japansche lijnen geteekend ; er is tegelijkertijd veel mouvement en vastheid in. Beter van hem echter is een groote affiche van Mmsto, onlangs gepubliceerd, en die weer geheel afwijkt van wat Chéret of Lautrec in de kunst van den plakbrief uitstekends hebben gegeven. In de dagen van de goede ouwerwetsche ker missen als er een dikke-dames-spel stond, volg den de beheerders dier waardige-instellingen een billijk gebruik. Belangstellenden, die zich eerst wel eens hadden willen verbazen over de afme tingen of het gewicht van de heldin, werden na de vertooning in de gelegenheid gesteld zich buiten allen roes, op meer nuchtere wijze van de echtheid van het verbazingwekkende te over tuigen. En dit is oen gebruik dat naar het ons voorkomt aan de ondernemers van reizende schilderijen-vertooningen tot voorbeeld zou moe ten worden gesteld. liet is heel aardig nn eens zoo'n collectie Duitsche kijkspel-kunst te gaan kijken, zooals er in de k'alverstraat weer een te zien is. Maar im de halve guldens bij genoegzame hon derden zullen ziju geïnd, en de hé's en oh's !>ij de vleet door tle geheimzinnige lokalen van het spul hebben gesuisd, nu moest de impressario dezer kostelijk rendeerende pronkjuweelen eens voor een enkele week zijn schatten onder het kunstelooze daglicht, ofwel een stelgrootedecalcomenies onder dezelfde voortreffelijke rerleetorlampen exposeeren. Zou dat voor de boeren, burgers en buitenlui. die dan nog eens een kijkje kwa men nemen, niet een bijna leerzaam geval geven? V. Te Parijs in de zalen van Durand-Ruel be wonderden wij eene tentoonstelling van houtgravurcn naar teekeningen van twee japaneesche kunstenaars Outamaro en Hiroshigé. Dit is het schoonste en merkwaardigste wat wij van houtgravuren in kleuren ooit zagen. Zoo iets kan alleen voortgebragt worden in een land waar de onrust van het moderne leven zich niet van het volk heeft moester gemaakt en nog de eindelooze liefde en opoffering voor de kunst eene ruime plaats inneemt. Een aquarel of een schil derij in eene houtgravure in kleuren weer te geven is niets nieuws, maar dit dusdanig te bewerkstelligen, dat men meent de oorspronke lijke werken te zien, is in Europa nooit ver toond. Men gevoelt bij het genot niets mechanisch het is alles kunst. In Japan spannen hiertoe drie kunstenaars te samen: de teekenaar die met zeldzaam talent en vastheid van hand met zijn penseel schept, omdat niets kan veranderd worden van wat hij traceert; de lioutgraveiir die de teekening op het houtblok weergeeft onder de oogen des teekenaars; de druk ker die bij hen waarlijk een kunstenaar is. En houtgraveur en drukker geven bewijs van onnoeme lijke vaardigheid, smaak en phantasio, het is ongeloofelijk, maar men meent heel en al de oor spronkelijke teekeningen te aanschouwen, zoo zacht, teer, krachtig, warm en schoon zijn de kleuren en tinten. Zooals wij vernamen is lliroshigéeen der grootste Japansche kunstenaars en helaas de laatste grootste artist van dat land. Geboren in 171)7, stierf hij omtrent het midden dezer eeuw, toen Japan aan Europa toegang be gon te verleenen. ^\ el zal, nu de Japanezen met alle kracht daarnaar streven de \Vosterscbe beschaving aan te nernen, hunne kunst daaronder lijdon, want onze overbeschaving brengt ontegenzeggelijk ver slapping met haar. Wij meenen dit reeds aan eenige voorwerpen, die ons van dat groote volk in overvloed voor spotprijzen te koop worden aangeboden, waar te nemen, Voor 10 jaar was nog elk voortbrengsel een waar kunstwerk, dat nu niet altijd meer liet geval is. Te prijzen is het dat, \oordat in Japan de periode van verval aanbrak, de Europeesche kun stenaars veel van hen profiteerden, want onge twijfeld heeft de Japansche kunst in het schil derachtige harer ordonnantie eenen grooten invloed in de laatste jaren alhier uitgeoefend. S. Tolstoïstraudvonder. {(Nog eens Het koffiehuis in Sv.ra.ta). (Ingezonden.) Ik vind het verhaaltje, voorkomend in het laatste nummer van Het Weekblad en getiteld: Het koffiehuis in Surata, te aardig dan dat de eer ervan zou gegeven worden aan een ander dan wien ze toebehoort, al behoore deze laatste ook sinds lang niet meer onder de levenden. Immers het stukje komt reeds voor in de werken van Bernardin de St. Pierre onder denzelfden titel: Le caféde Surate. Gelijk het opschrift is niet slechts de zin bij Tolstoïdezelfde, maar de loop van het verhaaltje en dikwijls ook de woorden vertoonen eene over eenkomst, waarbij niet aan een toeval kan ge dacht worden. Als meu Het koffiehuis in Surala legt naast Le caféde Surate, springt het terstond in het oog, dat Tolstoïeene vertaling heeft geleverd, eene vrije getrouwe zelfs, waar men in aanmer king neemt, dat het eerste stuk ook nog uit het Russisch in het Nederlandsen is overgezet. Voor de lezers, die het werk van Bernardin de St. Pierre niet enkele proeve: II avait pour esclave un Cafre presque nu, qu'il laissa a la porto du café. Pour lui, il fut se coucher sur un sofa, et il prit une tasse de coquenaroud opium. Lorsque cette boisson commenc,a a chauft'er son cerveau, il adressa la parole a son esclave, qui tait assis sur une pierre au soleil, occup n chasser les mouches qui Ie dévoraient, et lui dit: Misérable noir, erois-tu qu'il y ait un Dien V Qui peut en douterV lui répondit Ie Cafre. En disant ces mots, Ie Cafre tira d'un lanibeau de pagne qui lui ceignait les reins, un petit marmouset debois, et dit: Voila lo Dien qui m'a protégédepuis que je suis au monde; il est f lit d'une branche de l'arbre fétiche de mon pays. 'Tous les gons du cafénc furent pas moins surpris de la réponse de l'esclave que de la question de son maïtre. bij de hand hebben, eene Deze theoloog had zijn slaaf, een Afrikaan, die hem overal volgde. Toen de theoloog het koffie huis binnen trad, bleef de Afrikaan op de voor plaats achter de deur, en zette zich onder de stralen der gloeiende zon op een steen; hij zat daar en verjoeg de vliegen. De theoloog echter zat in het kof fiehuis op een divan, en liet zich eene kom opium reiken. Toen hij die had geledigd en de opium zijn hersenen in beweginggebracht had, wend de hij zich tot zijn slaaf: Nu, ellendige slaaf", begon hij. «spreek, hoe denk je er over, be staat er een God, of niet'/" -Natuurlijk be staat er een God'1, zei tle slaaf', en haalde uit zijn gordel nen klein houten aigodsbeeldje. >Daar is hij, de God, die mij beschermt, se dert ik ter wereld ben. Deze God is uit een tak van denzelt'den geheiligden boom gesneden, dien in ons land allen aanbidden". Dit gesprek tusschen theoloog en slaaf hoor den de menschon, die in het koffiehuis zaten en verwonderden zich. Wonderlijk scheen hun de vraag van den mees ter, en nog wonderlijker het antwoord van den slaaf. Eene vcrtalingsfout is op eene enkele plaats ziustorend en daardoor een bewijs te nieer voor het feit der vertaling zelve. -Neen, (zegt de eigenaar van een Egyptisch schip in de vertaling) ook dit is niet waar. De zon is geen godheid en beweegt zich niet enkel om Indièen zijn (/ouden bergen." Hoe komt de man tegen te spreken wat niet beweerd is \Yel, Bernardin de St. Pierre liet den Indiër zeggen: Apprenez donc que Ie soleil est une deuta ou divinitéde mon pays, qu'il parcourt tous les jours Ie ciel sur un char, tournant uutow de la montayne d'or de Mèrouwa; que lorsqu'il s'éclipse, c'est qu'il est englouti par les serpents Ragou et Kétou, dont il n'est délivréque par les prières des Indiens sur les bords du Gange." Bernardin de St. Pierre laat den eigenaar van het Egyptisch schip dan ook niet zeggen, dat de zon zich niet om Indiëbeweegt, maar: *>C'est une ambition encore plus folie de croire que Ie soleil préférél' Inde a tous les pays du monde." Die voorkeur zou namelijk blijken, als slechts door de gebeden aan de boorden van den Ganges de zon uit de slangcnmuilen kan verlost worden. De Indiër van de St. Pierre dacht er niet aan het voor te stellen alsof de zon zic/i om Indi en zijn gouden bergen beweegt, daar hij bekend was met de overlevering van zijn land, volgens welke de aarde den vorm heeft eener lotusbloem, in het midden waarvan zich de gouden berg Mero verheft, oorsprong van menschen en stroomen. Ken berg, juist niet het particulier eigendom van Indië. Bij deze plaats schijnt Tolstoïgedommeld te hebben ; ik vermoed toch, dat zijn vertaler zich ter taak gesteld heeft en er in geslaagd is, het Russisch getrouw weer te geven. H. v. D. ZASHEN. Roermond 11 l'cbr. 1803.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl