Historisch Archief 1877-1940
H» VA
V 'T!'
No 818
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
tuigd dat deze zangeres dit middel (daar hare
stam ateeda . aan kracht wint) hoe langer hoe
minder noodig zal hebben,
Stockbausen waarschuwt dan ook tegen den
Giottisschlag als type, als principe, terwijl Garcia
zelf zegt: -LV*«rp** de l'attaque gera
proporttonnée at» degréde foree que Pon veut
communi0*«r at» ton. Dit laatste was ditmaal bij Mej.
Reddingius niet altijd het geval en daarom wys
ik er op.
De begeleiding van het koor van dit nummer
maakte veel indruk. Het was goed gezien het koor
zittende te laten zingen.
De heer Messchaert heeft in de Cantate van
Bach gezongen zooals hij dat kan. Ik kan over
hem niet iederen keer hetzelfde zeggen, daarom
bepaal ik er mij toe te getuigen van de schoone
uitdrukking die hij wist te geven ook op
oogenblikken dat dat de coloratuurpassages hem geheel
in beslag nemen. Natuurlijk waren echter de re
citatieven, waar hij zich geheel aanjjde voordracht
kon wijden, het belangrijkst. In zulke voordrach
ten is hij eenig.
De hoboist verdient geroemd te worden om
zpn dialoog met dezen zanger in de aria van Bach.
Toen kwam het echter teveel uit, dat er verschil
van opvatting bestond wat het tempo betreft
tusschen zanger, dirigent en orkest.
Het s!ot-koraal werd door het koor met veel
wijding en schoon van klank gezongen. Ik spreek
dus m^jne ingenomenheid uit met het vele
goede dat ik gehoord heb.
Maandag-avond, toen mevr. Sigrid Arnoldson
met den pianist Prof. Prohaska uit Weenen een
concert gaf, was de zaal even vol als bij Toon
kunst. Alleen het orkest, toen zoo schtterend
gevuld met Amstel's Maaghden en Jongelingen,
zag er Jiu unheimisch leeg uit. Alleen een groote
"kast, die eerst aan eene spiritistische seance deed
denken, doch die bestemd was om de diva voor
het oog van de bezoekers te onttrekken terwijl
de pianist speelde (opdat niemand afgeleid zou
worden!) brak, even als de vleugelpiano,
eonigszins de ledige ruimte.
En hoe heeft Mevr. Arnoldson gezongen ?
vraagt de lezer. Wel! zij zag er allerliefst uit
zjj bekoort door uiterlijk en manieren. Hare
beurtelings guitige lachjes, naief-kinderlijke uit
drukking of snikkende zuchtjes sleepten het publiek
mede.
En nu ter zake, haar zang? Zij werd na ieder
nummer drie, viermaal teruggeroepen en moest
iederen keer een toegift geven, waarna zij weer
de toejuiching van het publiek inoogstte en zelfs
bjj hare innemende buigingen aller harten ver
voerde.
Maar uw oordeel over haar zang? Ja waarde
lezer! dat had ik bijna vergeten. Dat is dan
ook eigenlijk bijzaak. Het publiek was immers
verrukt. Wat baat het mij nu te vertellen dat de
zuiverheid te wenschen overliet, dat ik meer
kunstgrepen dan wel kunst hoorde, dat er van
deze zangeres een charme uitgaat die velen doet
vergeten dat zij alleen uiterlijk effecten heeft
aangebracht en dat de Opera haar gebied is en
niet de concertzaal ?
Ik hoorde Mevr. Arnoldson toevallig voor het
eerst en neem dus aan dat zij minder bij stem
was. Daar nu de keuze van hare nummers meest
allen gebaseerd waren op keelvaardigheid, wil ik
terwille van de billijkheid daarlaten of de stem
reeds geleden heeft of wel dat zij minder bij stem
was ; doch ik moet het verklaren ondanks de aan
trekkelijke eigenschappen van deze zangeres:
Genoten heb ik maar weinig.
Dat zij eene voortreffelijke actrice is, kon men
den geheelen avond aan de sprekende afwisselingen
van haar gelaat bespeuren. Ware ik dus niet als
muzikale referent gekomen, zou ik als toeschouwer
hebben ingehaald wat ik nu als toeschouwer moest
ontberen.
De pianist begeleidde uitstekend en maakte als
solist een zeer degelijken indruk. Zijne eigen
schappen zijn niet die van een schitterend vir
tuoos, doch van zijn spel heb ik meest genoten. Zijn
bescheiden optreden maakt hem zeergeschikt met
een »ster" op te treden, want men moet zijne
partüers met oordeel weten te kiezen.
v. M.
//Je hoeft ook niet veel te loopen. moesje,
?we kunnen gaan zitten in het boschje vlak
naast bet weiland, en ik zal mij u poppen in
liet wagentje mee nemen en ook een mandje. En
jij moet een schaar en garen in je zak doen, dan
zal ik madeliefjes plukken en jij moet kransjes
maken voor de poppen. Wil je, moesje:'"
//Ja, Baby, ik zal 't doen als je mij tien zoe
nen geeft."
//Nu, daar heb je ze" en het kind drukt de
lippen tegen haar wang aan //maar nu moet je
ook gauw komen, de poppen zitten al in het
wagentje."
Terwijl zij haar hoed opzet en haar parasol
neemt, vliegt het meisje naar boven, om een
oogenblik later met haar hoed en jakje en den
poppenwagen 'terug te komen, gereed om den tocht te
aanvaarden. Nauwelijks zijn ze buiten of het kind
begint haar gebabbel weer:
//Moesje, je moet vijf kransjes maken, een voor
iedere pop. Ik heb alleen maar de meisjes mee
genomen, de jongens vonden het mal om in den
wagen te zitten. Zou jij niet graag vijf jongens
en vijf meisjes hebben, zeg, moesje? Als ik groot
ben wil ik net zooveel kindereu hebben als nu
poppen. Waarom heb jij mij alleen maar?"
//Mij dunkt dat ik genoeg heb aan een zoo'n
babbelaarstertje als jij bent!'' antwoordt zij ont
wijkend
//O, als er tien zijn, nngen ze zooveel niet
praten ; bij tante Christine mogen ze ook niet zoo
veel leven maken als ik. Mair niet waai', moesje,
hoe m,fer of ik spreek, hoe gezelliger vindt je liet,
niet waar?"
//Zeker, zeker, lieveling." Het was de eerste
keer dat hare gedachten er niet bij waren.
//Zeg, moesje, ik heb van ochtend aan juffie
gevraagd wie de mosder van de engeltjes is, en
toen heeft ze gezegd dat ze steen moeder hadden,
alleen maar dat de lieve God hun vader is. En
toen heb ik gezegd dat ik aade,rhand met den
lieYerdi en Moleschott.
(Bij de plaat).
Eene eigenaardige en beteekenisvolle hulde werd
"Verdi 17 Februari, toen het bericht van het succes
van Volsta ff te Home kwam, op voorstel van prof.
Moleschott door den Italiaanschen Senaat gebracht.
De bankquaestie zon behandeld worden, maar
vooraf nam prof. Moleschott bet woord en zeide:
//Ik weet dat ik iets ongewoons doe, maar ik meen
dat wij onzen arbeid niet mogen beginnen, zonder
dat eene stem aan Verdi de hulde van den Senaat
doe hooren, niet eene der gewone officieele
geInkwenschen, maar een innige, echt, Italiaansch
gevoelde huldiging door den Senaat. Italiëen kunst
zijn synoniem. Verdi heeft aan de hoogste poëten
een nieuwe openbaring geschonken, hij heeft de
muziek uit den hemel geroofd, om aan do
me,nschen de poëzie toegankelijk te maken. Hij lieeft
de dicliters in de ware wereldtaal, de taal der
melodie, vertaald. Ik gevoel dat dit een plechtig
oogenblik is. Eer Verdi officieel in dit lichaam
werd opgenomen, behoorde hij als beroemd
landsmau reeds tot de onzen. Hij heeft onze zeden
veredeld, de kunst geadeld, ons leven schoener en
rijker gemaakt. Laat ons den trots van den Senaat
uitdrukken, hem tot de zijnen te rekenen. De
hulde van den Senaat zal er niet te minder een
historische toejuiching om zijn, al is zij trillend
van actualiteit."
De President van den Senaat vulde Moleschott's
voorstel aan met de bijvoeging dat Verdi tot een
sieraad des vaderlands verklaard was op den dag
van zijn benoeming tot Senator. Het voorstel werd
met geestdrift aangenomen en den componist ge
seind.
Wat de President gezegd had intusschen was zeer
onjuist geweest, en Moleschott had dit punt wijse
lijk niet aangeroerd. Verdi toch was indertijd wel
tot Senator benoemd, als een van diegenen //die liet
vaderland d.9<>r uitstekende diensten of verdiensten
tot sieraad hebben gestfek*", maaf i\öB?PfWt; zelf
had Verdi niet dezen titel waardig geacht; hij was
daarin opgenomen als //pen persoon, die drie jaar
lang 3000 lire 's jaars directe belastingen heeft
betaald, wegens grondbezit, of industrieele inkom
sten". En wie weet of de hooge ambtenaren, groot
grondbezitters en edellieden; die tegenwoordig in
liet Palazzo Madame vergaderen, er eigenlijk nog
niet juist zoo over denken, en het heel dwaas van
den maestro vinden, dat hij de eer heeft afgesla
gen, zich markies van Busseto te mogen noemen ?
Verdi's eerste instrument, een armoedig spinet,
draagt in zijn binnenste een inderdaad klassiek
getuigenis van de behoeftige jeugd?die deze
meester, thans de trots van Italië, ifioorbraciit.
In het jaar 1813 te Roncole, een gehucht onder
do gemeente Busseto, als kind van arme ouders
geboren, toonde Verdi reeds met zijn zevende
jaar zulk een onbedwingbaren lust in muziek,
dat zijn vader, zoo arm als hij was, toch be
sloot hem een oud, afgesleten spinet te koopcn.
Dit, zeker niet krachtig genoeg om den greep
van den knaap weerstaan, raakte in stuk
ken. De kleine (Juiseppe ijlde wanhopig naar
Busseto om hulp, en het opschrift, dat nog
steeds het instrument siert, geeft getuigenis van
den afloop van zijn pelgrimstocht. liet is een
soort quitantie, zij luidt:
»Door mij Stefano Cavalletti werd vernieuwd
dit mechaniek en van nieuw leder voorzien ; ik
voegde ook het pedaal er bij, dat ik cadeau gaf,
evenals ik gratis dit mechaniek maakte. Terwijl
ik den goeden wil zie, dien Guiseppe Verdi toont,
om dit instrument te leeren bespelen, is mij dit
voldoende. Anno Domini, 1821."
Uit oude makabere drama's voortgekomen,
bleef het een onheimelijk genre, dat waarin
imimmuimmiiHHii
ven God wil trouwen, dan word ik de moeder van
al de engeltjes. En juffie heeft gelachen on geant
woord: je trouwt zoo maar niet, met wien je wil."
Ja, liefste, jullie heeft gelijk, je trouwt zoo
maar niet met wien je wil;" haar stem klonk ern
stig, baast treurig.
//Maar jij bent toch getrouwd met wien je
wou, of had je nog wel iemand aaders willen heb
ben als vader?"
//Och. Baby, je moet niet zulke gekke vra
gen doen !"
//Eu anders zeg je altijd dat ik alles moet
vragen wat ik niet weet. Ben je bedroefd moesje ?
Je bent, zoo stil."
//Neen kindje, in't geheel niet, moetje is nooit
bedroefd, dat, weet, je wel".
Zij had willen zeggen: Ze is gelukkig omdat ze
jou lieeft," maar de woorden bleven in haar keel
steken.
Ze waren aan deu zoom van bet boscli aange
komen, daar waar ze zouden gaan zitten. IV pop
pen werden uit het wagentje genomen en nadat
er voor ieder een bankje van mos en takjes was
gemaakt, werden zij er behoorlijk op gezet.
Nu, moeder, uu mort, jij er voor zorgen dat ze
niet omvallen, terwijl ik gauw mijn mandje vol
madeliefjes ga plukken."
Goed. lieveling, ik zal een oogje op ze hou
den, //riep zij het kind na, dat op een draf naar het
bloemrijkstc gedeelte van het weiland liep. Haar
stem klonk vroolijk. maar de blik waarmede zij
j het, sierlijke figuurtje nakeek was vol weemoed,
want zij wist nn dat, haar kind. dat zij boven alles
in de wereld liefhad, haar hart niet geheel en al
vervullen kon. Op dat, oogenblik werd het bewust
zijn klaar in haar, dat wanneer er iemand kwam
die haar dezelfde liefde toedroeg, die zij in zich
voelde branden, zij voor bem alles op zou offeren,
haar naam, haar positie, haar fortuin, haar kind
ja zelfs haar kind. Voor een liefde, zooals zij
zich die voorstelde, was geen offer te zwaar. Wie
zooveel latere middeneeuwsche prentverbeelders
zich. hebben vermeid, tot Holbein met zijn imogines
mortis, ook wel niet juist vroolijk maar met meer
bewuste filosofie, eens en vooral er iets klassieks
in heeft voortgebracht. De fameuze
doodendansvignetten van den meester uit Bazel hebben iets,
men zou zeggen levenslustigere, dan waardoor
vroegere diergelijke voorstellingen zich onder
scheidden. Zijn kleuterend en dansend en ver
manend en medesleurend karkas is een bewegelijke
dood die, rusteloos op avontuur uitrukkend,grooten
der aarde en misdeelden, ouden van dagen en
kinderen, gewilligen en weerbarstige!),
hoovaardigen en deemoedigen elk op hun beurt bezoekend,
optreedt als trommelslager en schenker of als
misdienaar, als prediker of als spotter, als knecht
en meester, als hoofdpersoon en schaduw, als een
valschc roover of een grimmige strijder, maar
het is toch geen zoo sombere figuur, deze gulzig
aaiende en lustig gaaiende vriend Hein, die zijn
barsche zeis heeft thuis gelaten.
Zij zijn bekend genoeg, die kleine
saamgedrongen composities, zoo rijk van mouvement in zoo
geserreerden stijl, zoo groot van expressie bij zoo
snedig vernuft. Maar al gaan de meer en min
geslaagde heliogravures naar de houtsneden van
Lutzelburger, zooals men die in veel boeken
vindt afgedrukt, met eenig recht door voor
facsimilés, in zulke mechanische reproducties is, hoe
perfekt de lijnen er ook op hunne plaats komen,dik
wijls het straffe der origineel en er teveel uit, door
dien ze bij het overbrengen te pittoresk,te etsachtig,
te rauw werden,waarbij bovendien nog dikwijls door
chic van retouche iets bedorven is. Daarom mag men
hechten aan een nieuwe editie van de
doodendansvignetten, die dezer dagen met de bijschriften
van de oorspronkelijke Lyonsche uitgave van
1538, en voorzien van een inleiding van Austin
Dobson, bij Geor?e Bell and Sons te Londen
verscheen. Hiertoe zijn namelijk de door Bonner
en Byfield in 1833 in blok gegraveerde copieën
der 90;»prujikeJijn.Q JlP^ned??- van den niet te
evenaren oud-Duitschen /ormxchneider benut, T
zorgvuldige copieën in het materiaal der
origineelon, en die, wat tekstgetrouwheid aangaat
toch ook miar weinig, en in wedergave van het
algemeen karakter nog minder en zeker niet
zooveel als de gebruikelijke heliogravures, te
wenschen overlaten.
Eeii nieuwe editie dus van een onsterfelijk
werk, die als betrekkelijk nauwkeurig aan te be
velen is.
Bjj Friesenhahn te Leipzig verscheen een
studio van Theodor Seemaim over Hubens, die
vooral eenige waarde ontleent aan een niet on
aardige inleiding, waarin de ontwikkeling van de
Vlaamsche schilderkunst kortelijk wordt aange
geven. Do schrijver begaat alleen de willekeurig
heid zijn held, den onstuimigen meevtor der zin
nelijke, men zou bijna zeggen der grof-zinnelijke
peinture, als ecu volkomener artiest dan den
schier volmaakten Memling voor te stellen.
De lirma van Wisselingh en ('o. teAmstcrdam,
heeft weder bet voorrecht in hare kunstzaal een
van de schaarsclip, al te schaarscho werken van
Mathijs M,iris, ditmaal een zeldzaam komplete
aquarel, van later datnm dan bet schilderij de
Vlinders, maar naar ik schat toch een jaar zes
zeven oud, to kunnen laten zien. Het geval is,
langs den zoom van oen bosscbaadje in een fee
riek duinlandschap waar teero mysteriën door
heen suizelen, een knaap, in Oud--Duitsche page
dracht, die met zacht slependen tred en min
nelijke hoofscbe zorgzaamheid een bekoor
lijk, schuchter, verrukt priucesje aan de hand
door het zachte gebloemte over de weeke
heuveling geleidt, zij het blonde wondere hoofdje
leunend tegen zijn schouder, en de knaap, zacht
stappend, baar vertellend met even opgehouden
hand. Ken bladzij uit een maagdelijk sprookje,
gelouterd in oen verheven schoonhcidsdroom,
Gaai'-ontstoH'elijk lost heel de innig-charmante
compositie zich op in de rijpe fijnheid van de
in liet vlokkig vloeiend grijs bewonderenswaardig
die]) en harmonieus doorwrochte teekening, die
wademt van voorname illusiën.
er niet alles voor zou laten, zou die liefde ook
niet waardig zijn. En stond zij uu juist op het
keerpunt van haar leven? /.ou er een nieuw leven
en een nieuw geluk voor haar geboren worden ?
Zou zij nu eindelijk die liefde, naar welke haar
zie! dorstte, leeren kennen ? Was hij do man door
wien zij rijk en sterk zou worden ?
Zij kon zich al deze vragen niet beantwoorden,
maar n ding stond bij haar vast: Zij zou zijn
brief beantwoorden, zij zon een dag bepalen voor
zijn bezoek dan zou de rest zich van zelf vin
den, dan z ,u zij ten minste niet voor den twee
den keer in haar leven haar geluk met voeten
hebben getreden.
//Maar, moeder'', klinkt het, daar uit, de verte.
Marirtjo en Lousje liggen allebei op hun neus!
Heb je dat niet gezien: Toe, zet, ze creis gauw op."
En de poppen worden opgebeurd en liet mandje
met madeliefjes wordt in haar s"hoot omgedraaid
c 11 ze moet de kram-j''s maken. Eindelijk zittende
vijf poppon op een rijtje, ieder met een kraus op
het hoofd eu het kind danst, voor ze op en neer
en klapt in de handen al roepende: Nu zijn jelui
vijf bruidjcs, nu. moeten jelui ook heel vroolijk
kijken, want dat is het mooiste wat er is,
bruid zijn !''
Zij staat O]). //Kindje, nu moet j o je poppen
weer in het, wagentje zetten, liet is rijd om naar
huis te gaan, .iiuk'rs laten wij vader op ons wachten
voor het, drjeuuer."
Bij het huis komt, haar man haar te gemoet. Hij
heeft een brief in zijn hand. Na haar eu het kind
te hebbeu begroet, zegt hij //gisteren heb ik je ,
vergeten te vertellen dat ik op het, kantoor een
brief van Van Helmont heb gevonden. Hij schrijft
dat zijn vroegere L'uiversiteitskennis Charles van
Elkema weer in het land is. Dat is immers ook !
nog een oude bekende van jou ? Hij schijnt,
zooals gewoonlijk, in geldverlegenheid te zijn, ten l
minste van Helmont schrijft: //hij heeft mij alles j
van zijn zaak verteld en animeerde mij zeer er '
Bij de firma C. M. van Gogh zijn werkea
geëxposeerd van Dankmeyer en Hyner. Dankmejjer
een brosseur, met op zijn palet wel eens diepe
kleuren, die hij, te veel blijvend in het kader
van zoogezegde studies, in forsche harmonieën
op het doek te brengen zoekt.
Hijer, iemand van meer geestelijke noties, waar
hij in velerlei gezoek wat vaag van gewaagt.
De firma Buffa had nieuwe aquarellen van Voer
man van meer stelligheid dan zijn vroegere. De
besten waren al weg, toen ik nog twee ervan zag.
Bij Van Wesselingh waren teekeningen van Van
Steenwijk, van zeer eigen occupatie. Zij treffen
door sobere vaste fijnheid van toon, die echter
nog niet door een genoegzaam vaste constructie
van bet geheel gedragen wordt. V.
De hoeren Preijer on Co., opvolgers van Van
Pappelendam en Schouten, zullen op 28 Februari
in de Brakke Grond een buitengewoon fraaie
collectie moderne schilderijen verkoopen.
Dege.illustreerde catalogus bevat reproducties van ka
pitale stukken van Louis Apol, Fred. J. DuehatteL
V. J. C. Gabriël, Jacob Maris, H. W. Mesdag,
T. P. Ter Meulen; behalve deze namen viadt
men onder de 101 nummers van den catalogus
nog Allebé, Bilders, Ferelman, Jan van Essen,
Groive, Karsen, Mari ten Kate, Kever, Jan H. B.
Koekkoek, M. A. Koekkoek, W. Koekkoek,
Leickert, Willy Marlens, Portielje, Roelofs, C.
Sprittger, V'erboeckhoven, enz. Nog 38 nummers van
minder beteekenis zijn aan de verzameling
tóegevoegd, die ongetwijfeld veel belangstelling .zal
trekken.
Bij de firma E. J. van Wisselingh en Co.
Kalverstraat is geëxposeerd een schilderij van Kever
«Binnenhuis."
IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIII
UIIIMIIMIIllllltllHIIIIIIIIIIMIIIflIII
Joliannes Viator.
Het lioek van de Liefde, door
FUKIIKRJK VAX EKHKX
I.
Indien de critiek haar recht aan de toestem
ming des auteurs ontleende, dan bleef dit boek
hier waarschijnlijk onbesproken. Immers, terwijl
deze Joliannes Viator de openbaring, die hij
ontvangen heeft, door tusschenkomst van den heer
Van Eeden overbrengt aan de ongewijden, in wier
midden bij zicli zoo slecht thuis voelt, stopt hij
tegelijk hun den mond en zich zelf de ooren dicht.
Zijn mooi is zijn eigen mooi. Daarover kan niemand
richten l/uiten b.em (7'!). liet zul hem niet be
kommeren, wat er worden zal van het licht, dat
deze eenzame ziel afstraalt in de duisternissen,
waardoor zij streeft (175 en 38!)). En rnocht een
en ander nog niet afschrikken, dan treft licht
deze afdoener: ->Kn bet vee zal komen, juist het
afschuwelijke, grove vee. Dat zal nemen en ver
frommelen ons fijnste, ons beste, trappen op ons
gevoeligste. Kn dat zal duizendmaal meer doen
lijden dan de zoete lichaamspijnen van dood
gaan/' (:178).
Het komt mij voor, dat deze en dergelijke
uitlatingen weinig passen in den mond van iemand,
wien bet geopenbaard werd, dat de Keuwige, wiens
dienaar bij is, «Deemoed wil. en Heldhaftigheid,
en bet Heldere Zien" (3(>!l). Het is niet deemoedig,
zoo totaal los te zijn van elk oordeel buiten ziek.
Het is niet heldhaftig, zoo weg te krimpen voor
veeEn bet is nog al dom, in dezen tijd een boek te
schrijven in de stille hoop, dat het geslacht van
heden er zwijgend voor knielen zal. Indien op
het gebied van bet schoone alle Gezag, dat niet
weet te overreden of fce overtuigen, van den troon
is gestooten, dan geldt dit voor het publiek niet
IIMMMIIIHIlmmlMllllllllllllmlmlIIMHIIMMMIIIIIIIIMIIMmitllMIIMIIHIttlMt
ook geld in te steken; hij verzocht mij u ooi
eens te polsen of gij niet lust zoudt hebbea
van mee te doen." Ik kan niet zeggen dat het
polsen van Van Helmont erg diplomatiek gebeurt,"
voegde hij er lachend aan toe, want verder
schrijft hij dat Van Elkema gezegd heeft: die
rijke vriend van jou moet maar eens opdokken,
maar daartoe zal wel niet veel kans bestaan voor
dat ik zelf kennis met hem maak, om hem op te
kunnen warmen. Nu, ik denk dat die kennis
making wel spoedig zal plaats hebben, ik geloof
ten minste dat ik er een uitstekend middel vc-ot
verzonnen heb."
Haar- man vouwde den brief toe en hief de oogea
op naar haar doodsbleek gelaat.
(Wat scheelt er aan? Je bent zoo wit als een
doek!"
//Niets, niets, wij hebben een beetje gauw
geloopen en de zon is zoo heet, daar kan ik niet
tegen."
Een onnoembare bitterheid vervulde haar hart.
O God, was het daarvoor dat zij zich liad opge
wonden, dat zij gedacht had de ideale liefde va.it
haar leven te vinden, dat zij haar kind in gedach
ten, al was het, maar voor een oogeublik,
óntrouwwas geworden!
liet meisje holde met haar poppenwagentje voor
uit om haai- ouders bij de voordeur op te wachten.
Zij stootte met liet voorwiel tegen een groote»
steen, zoodat, liet wagentje omtuimelde en het kiud
door den onverwachte!! schok hard op de knietjes
neerviel. Met, een uitroep van pijn bleef zij liggen,
terwijl haar moeder ijlings op haar tocsclioot om
haar op te beuren.
Niet. Indien, lieveling, niet huilen, het doet
geen pijn" en het, kind optillende, boog zij ziclt
neer en nestelde het gezicht in de zachte blonde
haren, onsamenhangende woorden stamelend:
//Moesje is van jou, van jou alleen. Vergeef mij
mijn schat, mijn engel, mijn een en alles!"
L. 11. G.