De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 26 februari pagina 5

26 februari 1893 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

H» VA V 'T!' No 818 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. tuigd dat deze zangeres dit middel (daar hare stam ateeda . aan kracht wint) hoe langer hoe minder noodig zal hebben, Stockbausen waarschuwt dan ook tegen den Giottisschlag als type, als principe, terwijl Garcia zelf zegt: -LV*«rp** de l'attaque gera proporttonnée at» degréde foree que Pon veut communi0*«r at» ton. Dit laatste was ditmaal bij Mej. Reddingius niet altijd het geval en daarom wys ik er op. De begeleiding van het koor van dit nummer maakte veel indruk. Het was goed gezien het koor zittende te laten zingen. De heer Messchaert heeft in de Cantate van Bach gezongen zooals hij dat kan. Ik kan over hem niet iederen keer hetzelfde zeggen, daarom bepaal ik er mij toe te getuigen van de schoone uitdrukking die hij wist te geven ook op oogenblikken dat dat de coloratuurpassages hem geheel in beslag nemen. Natuurlijk waren echter de re citatieven, waar hij zich geheel aanjjde voordracht kon wijden, het belangrijkst. In zulke voordrach ten is hij eenig. De hoboist verdient geroemd te worden om zpn dialoog met dezen zanger in de aria van Bach. Toen kwam het echter teveel uit, dat er verschil van opvatting bestond wat het tempo betreft tusschen zanger, dirigent en orkest. Het s!ot-koraal werd door het koor met veel wijding en schoon van klank gezongen. Ik spreek dus m^jne ingenomenheid uit met het vele goede dat ik gehoord heb. Maandag-avond, toen mevr. Sigrid Arnoldson met den pianist Prof. Prohaska uit Weenen een concert gaf, was de zaal even vol als bij Toon kunst. Alleen het orkest, toen zoo schtterend gevuld met Amstel's Maaghden en Jongelingen, zag er Jiu unheimisch leeg uit. Alleen een groote "kast, die eerst aan eene spiritistische seance deed denken, doch die bestemd was om de diva voor het oog van de bezoekers te onttrekken terwijl de pianist speelde (opdat niemand afgeleid zou worden!) brak, even als de vleugelpiano, eonigszins de ledige ruimte. En hoe heeft Mevr. Arnoldson gezongen ? vraagt de lezer. Wel! zij zag er allerliefst uit zjj bekoort door uiterlijk en manieren. Hare beurtelings guitige lachjes, naief-kinderlijke uit drukking of snikkende zuchtjes sleepten het publiek mede. En nu ter zake, haar zang? Zij werd na ieder nummer drie, viermaal teruggeroepen en moest iederen keer een toegift geven, waarna zij weer de toejuiching van het publiek inoogstte en zelfs bjj hare innemende buigingen aller harten ver voerde. Maar uw oordeel over haar zang? Ja waarde lezer! dat had ik bijna vergeten. Dat is dan ook eigenlijk bijzaak. Het publiek was immers verrukt. Wat baat het mij nu te vertellen dat de zuiverheid te wenschen overliet, dat ik meer kunstgrepen dan wel kunst hoorde, dat er van deze zangeres een charme uitgaat die velen doet vergeten dat zij alleen uiterlijk effecten heeft aangebracht en dat de Opera haar gebied is en niet de concertzaal ? Ik hoorde Mevr. Arnoldson toevallig voor het eerst en neem dus aan dat zij minder bij stem was. Daar nu de keuze van hare nummers meest allen gebaseerd waren op keelvaardigheid, wil ik terwille van de billijkheid daarlaten of de stem reeds geleden heeft of wel dat zij minder bij stem was ; doch ik moet het verklaren ondanks de aan trekkelijke eigenschappen van deze zangeres: Genoten heb ik maar weinig. Dat zij eene voortreffelijke actrice is, kon men den geheelen avond aan de sprekende afwisselingen van haar gelaat bespeuren. Ware ik dus niet als muzikale referent gekomen, zou ik als toeschouwer hebben ingehaald wat ik nu als toeschouwer moest ontberen. De pianist begeleidde uitstekend en maakte als solist een zeer degelijken indruk. Zijne eigen schappen zijn niet die van een schitterend vir tuoos, doch van zijn spel heb ik meest genoten. Zijn bescheiden optreden maakt hem zeergeschikt met een »ster" op te treden, want men moet zijne partüers met oordeel weten te kiezen. v. M. //Je hoeft ook niet veel te loopen. moesje, ?we kunnen gaan zitten in het boschje vlak naast bet weiland, en ik zal mij u poppen in liet wagentje mee nemen en ook een mandje. En jij moet een schaar en garen in je zak doen, dan zal ik madeliefjes plukken en jij moet kransjes maken voor de poppen. Wil je, moesje:'" //Ja, Baby, ik zal 't doen als je mij tien zoe nen geeft." //Nu, daar heb je ze" en het kind drukt de lippen tegen haar wang aan //maar nu moet je ook gauw komen, de poppen zitten al in het wagentje." Terwijl zij haar hoed opzet en haar parasol neemt, vliegt het meisje naar boven, om een oogenblik later met haar hoed en jakje en den poppenwagen 'terug te komen, gereed om den tocht te aanvaarden. Nauwelijks zijn ze buiten of het kind begint haar gebabbel weer: //Moesje, je moet vijf kransjes maken, een voor iedere pop. Ik heb alleen maar de meisjes mee genomen, de jongens vonden het mal om in den wagen te zitten. Zou jij niet graag vijf jongens en vijf meisjes hebben, zeg, moesje? Als ik groot ben wil ik net zooveel kindereu hebben als nu poppen. Waarom heb jij mij alleen maar?" //Mij dunkt dat ik genoeg heb aan een zoo'n babbelaarstertje als jij bent!'' antwoordt zij ont wijkend //O, als er tien zijn, nngen ze zooveel niet praten ; bij tante Christine mogen ze ook niet zoo veel leven maken als ik. Mair niet waai', moesje, hoe m,fer of ik spreek, hoe gezelliger vindt je liet, niet waar?" //Zeker, zeker, lieveling." Het was de eerste keer dat hare gedachten er niet bij waren. //Zeg, moesje, ik heb van ochtend aan juffie gevraagd wie de mosder van de engeltjes is, en toen heeft ze gezegd dat ze steen moeder hadden, alleen maar dat de lieve God hun vader is. En toen heb ik gezegd dat ik aade,rhand met den lieYerdi en Moleschott. (Bij de plaat). Eene eigenaardige en beteekenisvolle hulde werd "Verdi 17 Februari, toen het bericht van het succes van Volsta ff te Home kwam, op voorstel van prof. Moleschott door den Italiaanschen Senaat gebracht. De bankquaestie zon behandeld worden, maar vooraf nam prof. Moleschott bet woord en zeide: //Ik weet dat ik iets ongewoons doe, maar ik meen dat wij onzen arbeid niet mogen beginnen, zonder dat eene stem aan Verdi de hulde van den Senaat doe hooren, niet eene der gewone officieele geInkwenschen, maar een innige, echt, Italiaansch gevoelde huldiging door den Senaat. Italiëen kunst zijn synoniem. Verdi heeft aan de hoogste poëten een nieuwe openbaring geschonken, hij heeft de muziek uit den hemel geroofd, om aan do me,nschen de poëzie toegankelijk te maken. Hij lieeft de dicliters in de ware wereldtaal, de taal der melodie, vertaald. Ik gevoel dat dit een plechtig oogenblik is. Eer Verdi officieel in dit lichaam werd opgenomen, behoorde hij als beroemd landsmau reeds tot de onzen. Hij heeft onze zeden veredeld, de kunst geadeld, ons leven schoener en rijker gemaakt. Laat ons den trots van den Senaat uitdrukken, hem tot de zijnen te rekenen. De hulde van den Senaat zal er niet te minder een historische toejuiching om zijn, al is zij trillend van actualiteit." De President van den Senaat vulde Moleschott's voorstel aan met de bijvoeging dat Verdi tot een sieraad des vaderlands verklaard was op den dag van zijn benoeming tot Senator. Het voorstel werd met geestdrift aangenomen en den componist ge seind. Wat de President gezegd had intusschen was zeer onjuist geweest, en Moleschott had dit punt wijse lijk niet aangeroerd. Verdi toch was indertijd wel tot Senator benoemd, als een van diegenen //die liet vaderland d.9<>r uitstekende diensten of verdiensten tot sieraad hebben gestfek*", maaf i\öB?PfWt; zelf had Verdi niet dezen titel waardig geacht; hij was daarin opgenomen als //pen persoon, die drie jaar lang 3000 lire 's jaars directe belastingen heeft betaald, wegens grondbezit, of industrieele inkom sten". En wie weet of de hooge ambtenaren, groot grondbezitters en edellieden; die tegenwoordig in liet Palazzo Madame vergaderen, er eigenlijk nog niet juist zoo over denken, en het heel dwaas van den maestro vinden, dat hij de eer heeft afgesla gen, zich markies van Busseto te mogen noemen ? Verdi's eerste instrument, een armoedig spinet, draagt in zijn binnenste een inderdaad klassiek getuigenis van de behoeftige jeugd?die deze meester, thans de trots van Italië, ifioorbraciit. In het jaar 1813 te Roncole, een gehucht onder do gemeente Busseto, als kind van arme ouders geboren, toonde Verdi reeds met zijn zevende jaar zulk een onbedwingbaren lust in muziek, dat zijn vader, zoo arm als hij was, toch be sloot hem een oud, afgesleten spinet te koopcn. Dit, zeker niet krachtig genoeg om den greep van den knaap weerstaan, raakte in stuk ken. De kleine (Juiseppe ijlde wanhopig naar Busseto om hulp, en het opschrift, dat nog steeds het instrument siert, geeft getuigenis van den afloop van zijn pelgrimstocht. liet is een soort quitantie, zij luidt: »Door mij Stefano Cavalletti werd vernieuwd dit mechaniek en van nieuw leder voorzien ; ik voegde ook het pedaal er bij, dat ik cadeau gaf, evenals ik gratis dit mechaniek maakte. Terwijl ik den goeden wil zie, dien Guiseppe Verdi toont, om dit instrument te leeren bespelen, is mij dit voldoende. Anno Domini, 1821." Uit oude makabere drama's voortgekomen, bleef het een onheimelijk genre, dat waarin imimmuimmiiHHii ven God wil trouwen, dan word ik de moeder van al de engeltjes. En juffie heeft gelachen on geant woord: je trouwt zoo maar niet, met wien je wil." Ja, liefste, jullie heeft gelijk, je trouwt zoo maar niet met wien je wil;" haar stem klonk ern stig, baast treurig. //Maar jij bent toch getrouwd met wien je wou, of had je nog wel iemand aaders willen heb ben als vader?" //Och. Baby, je moet niet zulke gekke vra gen doen !" //Eu anders zeg je altijd dat ik alles moet vragen wat ik niet weet. Ben je bedroefd moesje ? Je bent, zoo stil." //Neen kindje, in't geheel niet, moetje is nooit bedroefd, dat, weet, je wel". Zij had willen zeggen: Ze is gelukkig omdat ze jou lieeft," maar de woorden bleven in haar keel steken. Ze waren aan deu zoom van bet boscli aange komen, daar waar ze zouden gaan zitten. IV pop pen werden uit het wagentje genomen en nadat er voor ieder een bankje van mos en takjes was gemaakt, werden zij er behoorlijk op gezet. Nu, moeder, uu mort, jij er voor zorgen dat ze niet omvallen, terwijl ik gauw mijn mandje vol madeliefjes ga plukken." Goed. lieveling, ik zal een oogje op ze hou den, //riep zij het kind na, dat op een draf naar het bloemrijkstc gedeelte van het weiland liep. Haar stem klonk vroolijk. maar de blik waarmede zij j het, sierlijke figuurtje nakeek was vol weemoed, want zij wist nn dat, haar kind. dat zij boven alles in de wereld liefhad, haar hart niet geheel en al vervullen kon. Op dat, oogenblik werd het bewust zijn klaar in haar, dat wanneer er iemand kwam die haar dezelfde liefde toedroeg, die zij in zich voelde branden, zij voor bem alles op zou offeren, haar naam, haar positie, haar fortuin, haar kind ja zelfs haar kind. Voor een liefde, zooals zij zich die voorstelde, was geen offer te zwaar. Wie zooveel latere middeneeuwsche prentverbeelders zich. hebben vermeid, tot Holbein met zijn imogines mortis, ook wel niet juist vroolijk maar met meer bewuste filosofie, eens en vooral er iets klassieks in heeft voortgebracht. De fameuze doodendansvignetten van den meester uit Bazel hebben iets, men zou zeggen levenslustigere, dan waardoor vroegere diergelijke voorstellingen zich onder scheidden. Zijn kleuterend en dansend en ver manend en medesleurend karkas is een bewegelijke dood die, rusteloos op avontuur uitrukkend,grooten der aarde en misdeelden, ouden van dagen en kinderen, gewilligen en weerbarstige!), hoovaardigen en deemoedigen elk op hun beurt bezoekend, optreedt als trommelslager en schenker of als misdienaar, als prediker of als spotter, als knecht en meester, als hoofdpersoon en schaduw, als een valschc roover of een grimmige strijder, maar het is toch geen zoo sombere figuur, deze gulzig aaiende en lustig gaaiende vriend Hein, die zijn barsche zeis heeft thuis gelaten. Zij zijn bekend genoeg, die kleine saamgedrongen composities, zoo rijk van mouvement in zoo geserreerden stijl, zoo groot van expressie bij zoo snedig vernuft. Maar al gaan de meer en min geslaagde heliogravures naar de houtsneden van Lutzelburger, zooals men die in veel boeken vindt afgedrukt, met eenig recht door voor facsimilés, in zulke mechanische reproducties is, hoe perfekt de lijnen er ook op hunne plaats komen,dik wijls het straffe der origineel en er teveel uit, door dien ze bij het overbrengen te pittoresk,te etsachtig, te rauw werden,waarbij bovendien nog dikwijls door chic van retouche iets bedorven is. Daarom mag men hechten aan een nieuwe editie van de doodendansvignetten, die dezer dagen met de bijschriften van de oorspronkelijke Lyonsche uitgave van 1538, en voorzien van een inleiding van Austin Dobson, bij Geor?e Bell and Sons te Londen verscheen. Hiertoe zijn namelijk de door Bonner en Byfield in 1833 in blok gegraveerde copieën der 90;»prujikeJijn.Q JlP^ned??- van den niet te evenaren oud-Duitschen /ormxchneider benut, T zorgvuldige copieën in het materiaal der origineelon, en die, wat tekstgetrouwheid aangaat toch ook miar weinig, en in wedergave van het algemeen karakter nog minder en zeker niet zooveel als de gebruikelijke heliogravures, te wenschen overlaten. Eeii nieuwe editie dus van een onsterfelijk werk, die als betrekkelijk nauwkeurig aan te be velen is. Bjj Friesenhahn te Leipzig verscheen een studio van Theodor Seemaim over Hubens, die vooral eenige waarde ontleent aan een niet on aardige inleiding, waarin de ontwikkeling van de Vlaamsche schilderkunst kortelijk wordt aange geven. Do schrijver begaat alleen de willekeurig heid zijn held, den onstuimigen meevtor der zin nelijke, men zou bijna zeggen der grof-zinnelijke peinture, als ecu volkomener artiest dan den schier volmaakten Memling voor te stellen. De lirma van Wisselingh en ('o. teAmstcrdam, heeft weder bet voorrecht in hare kunstzaal een van de schaarsclip, al te schaarscho werken van Mathijs M,iris, ditmaal een zeldzaam komplete aquarel, van later datnm dan bet schilderij de Vlinders, maar naar ik schat toch een jaar zes zeven oud, to kunnen laten zien. Het geval is, langs den zoom van oen bosscbaadje in een fee riek duinlandschap waar teero mysteriën door heen suizelen, een knaap, in Oud--Duitsche page dracht, die met zacht slependen tred en min nelijke hoofscbe zorgzaamheid een bekoor lijk, schuchter, verrukt priucesje aan de hand door het zachte gebloemte over de weeke heuveling geleidt, zij het blonde wondere hoofdje leunend tegen zijn schouder, en de knaap, zacht stappend, baar vertellend met even opgehouden hand. Ken bladzij uit een maagdelijk sprookje, gelouterd in oen verheven schoonhcidsdroom, Gaai'-ontstoH'elijk lost heel de innig-charmante compositie zich op in de rijpe fijnheid van de in liet vlokkig vloeiend grijs bewonderenswaardig die]) en harmonieus doorwrochte teekening, die wademt van voorname illusiën. er niet alles voor zou laten, zou die liefde ook niet waardig zijn. En stond zij uu juist op het keerpunt van haar leven? /.ou er een nieuw leven en een nieuw geluk voor haar geboren worden ? Zou zij nu eindelijk die liefde, naar welke haar zie! dorstte, leeren kennen ? Was hij do man door wien zij rijk en sterk zou worden ? Zij kon zich al deze vragen niet beantwoorden, maar n ding stond bij haar vast: Zij zou zijn brief beantwoorden, zij zon een dag bepalen voor zijn bezoek dan zou de rest zich van zelf vin den, dan z ,u zij ten minste niet voor den twee den keer in haar leven haar geluk met voeten hebben getreden. //Maar, moeder'', klinkt het, daar uit, de verte. Marirtjo en Lousje liggen allebei op hun neus! Heb je dat niet gezien: Toe, zet, ze creis gauw op." En de poppen worden opgebeurd en liet mandje met madeliefjes wordt in haar s"hoot omgedraaid c 11 ze moet de kram-j''s maken. Eindelijk zittende vijf poppon op een rijtje, ieder met een kraus op het hoofd eu het kind danst, voor ze op en neer en klapt in de handen al roepende: Nu zijn jelui vijf bruidjcs, nu. moeten jelui ook heel vroolijk kijken, want dat is het mooiste wat er is, bruid zijn !'' Zij staat O]). //Kindje, nu moet j o je poppen weer in het, wagentje zetten, liet is rijd om naar huis te gaan, .iiuk'rs laten wij vader op ons wachten voor het, drjeuuer." Bij het huis komt, haar man haar te gemoet. Hij heeft een brief in zijn hand. Na haar eu het kind te hebbeu begroet, zegt hij //gisteren heb ik je , vergeten te vertellen dat ik op het, kantoor een brief van Van Helmont heb gevonden. Hij schrijft dat zijn vroegere L'uiversiteitskennis Charles van Elkema weer in het land is. Dat is immers ook ! nog een oude bekende van jou ? Hij schijnt, zooals gewoonlijk, in geldverlegenheid te zijn, ten l minste van Helmont schrijft: //hij heeft mij alles j van zijn zaak verteld en animeerde mij zeer er ' Bij de firma C. M. van Gogh zijn werkea geëxposeerd van Dankmeyer en Hyner. Dankmejjer een brosseur, met op zijn palet wel eens diepe kleuren, die hij, te veel blijvend in het kader van zoogezegde studies, in forsche harmonieën op het doek te brengen zoekt. Hijer, iemand van meer geestelijke noties, waar hij in velerlei gezoek wat vaag van gewaagt. De firma Buffa had nieuwe aquarellen van Voer man van meer stelligheid dan zijn vroegere. De besten waren al weg, toen ik nog twee ervan zag. Bij Van Wesselingh waren teekeningen van Van Steenwijk, van zeer eigen occupatie. Zij treffen door sobere vaste fijnheid van toon, die echter nog niet door een genoegzaam vaste constructie van bet geheel gedragen wordt. V. De hoeren Preijer on Co., opvolgers van Van Pappelendam en Schouten, zullen op 28 Februari in de Brakke Grond een buitengewoon fraaie collectie moderne schilderijen verkoopen. Dege.illustreerde catalogus bevat reproducties van ka pitale stukken van Louis Apol, Fred. J. DuehatteL V. J. C. Gabriël, Jacob Maris, H. W. Mesdag, T. P. Ter Meulen; behalve deze namen viadt men onder de 101 nummers van den catalogus nog Allebé, Bilders, Ferelman, Jan van Essen, Groive, Karsen, Mari ten Kate, Kever, Jan H. B. Koekkoek, M. A. Koekkoek, W. Koekkoek, Leickert, Willy Marlens, Portielje, Roelofs, C. Sprittger, V'erboeckhoven, enz. Nog 38 nummers van minder beteekenis zijn aan de verzameling tóegevoegd, die ongetwijfeld veel belangstelling .zal trekken. Bij de firma E. J. van Wisselingh en Co. Kalverstraat is geëxposeerd een schilderij van Kever «Binnenhuis." IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIII UIIIMIIMIIllllltllHIIIIIIIIIIMIIIflIII Joliannes Viator. Het lioek van de Liefde, door FUKIIKRJK VAX EKHKX I. Indien de critiek haar recht aan de toestem ming des auteurs ontleende, dan bleef dit boek hier waarschijnlijk onbesproken. Immers, terwijl deze Joliannes Viator de openbaring, die hij ontvangen heeft, door tusschenkomst van den heer Van Eeden overbrengt aan de ongewijden, in wier midden bij zicli zoo slecht thuis voelt, stopt hij tegelijk hun den mond en zich zelf de ooren dicht. Zijn mooi is zijn eigen mooi. Daarover kan niemand richten l/uiten b.em (7'!). liet zul hem niet be kommeren, wat er worden zal van het licht, dat deze eenzame ziel afstraalt in de duisternissen, waardoor zij streeft (175 en 38!)). En rnocht een en ander nog niet afschrikken, dan treft licht deze afdoener: ->Kn bet vee zal komen, juist het afschuwelijke, grove vee. Dat zal nemen en ver frommelen ons fijnste, ons beste, trappen op ons gevoeligste. Kn dat zal duizendmaal meer doen lijden dan de zoete lichaamspijnen van dood gaan/' (:178). Het komt mij voor, dat deze en dergelijke uitlatingen weinig passen in den mond van iemand, wien bet geopenbaard werd, dat de Keuwige, wiens dienaar bij is, «Deemoed wil. en Heldhaftigheid, en bet Heldere Zien" (3(>!l). Het is niet deemoedig, zoo totaal los te zijn van elk oordeel buiten ziek. Het is niet heldhaftig, zoo weg te krimpen voor veeEn bet is nog al dom, in dezen tijd een boek te schrijven in de stille hoop, dat het geslacht van heden er zwijgend voor knielen zal. Indien op het gebied van bet schoone alle Gezag, dat niet weet te overreden of fce overtuigen, van den troon is gestooten, dan geldt dit voor het publiek niet IIMMMIIIHIlmmlMllllllllllllmlmlIIMHIIMMMIIIIIIIIMIIMmitllMIIMIIHIttlMt ook geld in te steken; hij verzocht mij u ooi eens te polsen of gij niet lust zoudt hebbea van mee te doen." Ik kan niet zeggen dat het polsen van Van Helmont erg diplomatiek gebeurt," voegde hij er lachend aan toe, want verder schrijft hij dat Van Elkema gezegd heeft: die rijke vriend van jou moet maar eens opdokken, maar daartoe zal wel niet veel kans bestaan voor dat ik zelf kennis met hem maak, om hem op te kunnen warmen. Nu, ik denk dat die kennis making wel spoedig zal plaats hebben, ik geloof ten minste dat ik er een uitstekend middel vc-ot verzonnen heb." Haar- man vouwde den brief toe en hief de oogea op naar haar doodsbleek gelaat. (Wat scheelt er aan? Je bent zoo wit als een doek!" //Niets, niets, wij hebben een beetje gauw geloopen en de zon is zoo heet, daar kan ik niet tegen." Een onnoembare bitterheid vervulde haar hart. O God, was het daarvoor dat zij zich liad opge wonden, dat zij gedacht had de ideale liefde va.it haar leven te vinden, dat zij haar kind in gedach ten, al was het, maar voor een oogeublik, óntrouwwas geworden! liet meisje holde met haar poppenwagentje voor uit om haai- ouders bij de voordeur op te wachten. Zij stootte met liet voorwiel tegen een groote» steen, zoodat, liet wagentje omtuimelde en het kiud door den onverwachte!! schok hard op de knietjes neerviel. Met, een uitroep van pijn bleef zij liggen, terwijl haar moeder ijlings op haar tocsclioot om haar op te beuren. Niet. Indien, lieveling, niet huilen, het doet geen pijn" en het, kind optillende, boog zij ziclt neer en nestelde het gezicht in de zachte blonde haren, onsamenhangende woorden stamelend: //Moesje is van jou, van jou alleen. Vergeef mij mijn schat, mijn engel, mijn een en alles!" L. 11. G.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl