De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 5 maart pagina 2

5 maart 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. N* 819 l mttegging laat aan duidelijkheid veel te wenschen «ter, vooral ioor zgn streven om aan leelijke ingan mooie namen te geven. "? «Men bemoeit zich niet genoeg met het volk." Toegegeven. 'S Het hangt er maar van af, wie met »men" be doeld worden. f De heer Van den Bergh weet toch zeker wel Wn de zeer vele nuttige instellingen, waar »men" zich wel met het volk bemoeit. Of bedoelt de heer Van den Bergh hier met »bemoeien" het optreden in sociaal-democratiBche vergaderingen? Heusch, mijnheer Van den Bergh, ook op andere, minder de groote trom roerende wijze kan men zich met het volk be moeien. Dit behoeft niet door speechen of dag bladartikelen te geschieden. Wat meent de heer Van den Bergh toch, als hij spreekt van een »deftig liberaal"? Moet dan een liberaal per se deftig en een radicaal of sociaal-democraat heet ,. gebakerd zyn? "Werkelijk met hetzelfde recht als de heer Fan den Bergh beweert, dat de liberalen het volk niet kennen, mag ik beweren, dat hij de liberalen niet kent. Immers hij bewijst niets. Opruiing tot geweld te verontschuldigen door te zeggen, dat de opruiers spreken onder beIcoring van eigen woorden," gaat niet aan. Was dit zoo, dan was 99 pCt. der volksleiders altjjd onder de macht van die bekoring. Verder schrijft Van den Bergh van «mannen, <fe voor hun stryd over hebben, geranseld te wor den door de politie." Als er geranseld wordt, zoekt men immers die mannen" (?) te vergeefs en zijn ze blij door een achterdeurtje te kunnen ontsnappen. Vindt de heer Van den Bergh werkelijk, dat men zoo'n groot ongelijk heeft, met over Recht ?mor Allen het hoofd te schudden? ?Och, denk eens aan 't receptje voor dynamiet! In «en ding ben ik het met den heer Van den Bergh eens. Verscherp de bepalingen der strafwet over opruiing niet. »Laat ieder 't vrije woord, maar niet de vrije daad, als deze volgens de wet strafbaar is." Ook het recept van den heer Van den Bergh heeft m\jn volle sympathie. Zijn verklaring echter jxm het niet duidelijk maken aan een, die het niet vatte. Ja, bemoei u veel met het volk, maar pas op Van den Bergh, wooral niet verkeerd." Reeds bij voorbaat mijn dank M. de Red. voor de plaatsing. Uw Lezer, L. teder de verschillende bestrijders die 'n mensch ep zijn levensweg ontmoet zijn er twee soorten waarmede men niet gemakkelijk klaar komt. Het eene soort is dat van hen die dingen bestrijden welke ge niet hebt gezegd; tot het andere behooren zij die in den vorm eener bestrijding precies hetzelfde zeggen als gij. Den eersten antwoordt men: «vriend, je bent verkeerd, de man die dat gezegd heeft, woont hier niet." Den anderen : »man, je b«nt het geheel met mij eens; mag ik je een sigaar offreeren ?" Beide antwoorden zou ik E. willen geven. «Opruiing tot geweld verontschuldigen gaat niet dan." Precies mijn idee. »0ver Recht voor Allen moet men het hoofd schudden." Precies mijn idee. l'en oordeel dat ik sterk afkeurde stelde ik immers »even hoog" als dat van R v. A. ever de rijken. »Men kan zich met het volk bemoeien ook anders dan door dagbladartikelen en s-peeches." Precies mijn idee. L. kon weten dat ik b. v. het Toynbee-werk heb bevor derd waar ik kon. En ik wil hem in vertrouwen wel mededeelen, dat ik in de laatste weken voor ?wel een half dozijn uitnoodigingen om in open bare vergaderingen te spreken bedankt heb, omdat ik meende op andere wijze nuttiger te kunnen werkzaam zijn. Verschil tusschen L. en mij zie ik slechts in twee punten van geheel ondergeschikten aard. lo. Als er geranseld wordt, meent L., zijn de socialistische leiders zoek. IIHIIIIlnllllllUIIIIIIHIIIIIIIIItlllllllllllllllllMIIHIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIItlllllllllHI draaide de hazelaarstruiken den rug toe en vervolgde, in de blauwe lucht turend : »Hjj overlaadt ons dag aan .... Aatfjie!" Een daverend gefnies brak den vromen morgen zang af. Toen trok hij zijn katoenen zakdoek te voorschijn en vervulde de lucht met een serie langgerekte trompetterende neustonen. Daarna keek hij eventjes voorzichtig naar de hazelaarstruiken om. Juist, zij waren weg en hadden hun tijd waarlijk goed benuttigd, want bijna in hetzelfde oogenblik trad de proponent heel onschuldig van den huiskant den eerwaarden papa Kannepich tegemoet. »Goeden morgen, dominee. Ik hoorde uw morgengezang en was zoo vrij even in te loopen, om. . . ." vServus, servns, heer Möbius. Uw bezoek is mij zeer aangenaam. Wij kunnen immers toch wel goede vrienden blijven, al is dat eok met mijn oudste .... maar daarover zullen wij niet meer spreken." »Ik kom eigenlijk afscheid nemen. Ik heb namelijk plan. weer naar een gouverneurs betrekking om te zien, omdat op een vacature voorloopig geen kans is en ik mijn ouders hier niet gaarne nog langer tot last wil zijn." »0ch, gaat ge alweer heen ? Dat spijt me. Maar den zondag moet ge toch nog overblijren, mijn waarde; dan komt de nieuwe eonsistorial-rath iuspecteeren en blijft bij ons evernachten." »Ei! waarlijk dominee," riep Johannes met een ondeugende flikkering in zijn heldere blauwe oogen. »De eerwaarde Docter Schneckenfett, niet waar ? Dien ken ik nog van vroeger uit "Weimar. Hij moet verbazend geleerd en streng zijn. Maar bij u heeft het natuurlijk geen nood, dominee, of hij zal alles in de puntjes vinden." (Wordt vervolijd}. Welnu, h\j leze hoe de vorige week de socialist Van der Veer te Philippine is «bejegend" en h\j herinnere zich de geschiedenis in CaféZincken en bij Penning op het Waterlooplein. 2 . Ik zou de liberalen -evenmin kennen als deze het volk, zegt L. Mag ik hem eens herinneren hoe kort het nog geleden is dat de radicalen deel uitmaakten van de liberale party, en dat onze leermeesters, onze vrienden, onze familie-leden haast uitsluitend liberalen zijn ? Gelegenheid om ze te leeren kennen meer dan ons lief is ! Ten slotte dit: Mijn vergelijking met het kookboek schijnt L. te bevallen. Welnu hij overwege dat de recepten, waar jonge vrouwtjes geen raad mee weten, voor geroutineerde vrouwen gewoonlijk niets aan duidelijkheid te wenschen overlaten en hij leze dan mijn recept nog eens over. Z. v. D. B. P. S. Mocht L. een middel hebben of vinden om op het publiek dat de volksvergaderingen bezoekt invloed uit te oefenen zonder speeches of dagbladartikelen, dan houd ik mij voormededeeling zeer aanbevolen. Klassenjustitie. Leest gij Recht voor Allen ? Niet ? Dat dacht ik wel. Dan zal ik u eens een staaltje geven van de wijze waarop dat blad zijne lezers voorlicht. In het no. van 4/5 Februari 11. ?»De zaak van den pikeur Perzina schijnt ook al in den doofpot te zijn. Immers men hoort er niets meer van. Dat een heel of half dronken student zoo'n pikeur een bier glas naar het hoofd gooit, dat moet men hem zoo kwalijk niet nemen. Wat doet zoo'n man ook dood te gaan ? De rechtbank opende een instructie zoo heet het. Maar wij hooren er niets van. Wel heette het plotseling dat de man niet aan verwonding maar aan een hartkwaal is ge storven. Gelukkige hartkwaal, op wier rekening dit nu kan worden gezet." In het no. van 18;li) Februari: -Eigenaardige manieren. Als een student iemand met een bierglas zoodanig het hoofd verwondt, dat hij daarna bedlegerig «ordt en zelfs sterft, dan heet het dat de man gestor ven is aan een hartkwaal." Gij zult begrijpen wat ik met deze aanhaling be doel. De bijzonderheden van het geval Porsina zijn zoowel als mij, wellicht ook u onbekend, ik ken zelfs den naam niet van den student. Ook zullen wij ons wel wachten thans een oordeel uit te spre ken over do oorzaak van den dood. Maar n ding zal voor u en voor mij als eon paal boven water staan: dat de justitie rle zaak zal onder zoeken als elke andere, dat de deskundigen zul len gehoord worden, dat in een openbaar debat tusschen aanklager en verdediger liet voor en tegen der verschillende opvattingen xal worden in 't licht gestold. Daarna zal het de tijd zijn om te oordeelen. En wat is nu het «eigenaardige" in do voor stelling van lictlit roor Atlc-n. Gij zult zeggon: de verdachtmaking van onze justitie, alsof deze zich Iconen zou voor iiet uit vinden of helpen uitvinden van dergelijke hartkwalent. Zeker, dat is lang niet onschuldig. Maar meer treft mij de veroordeeling van den student reeds bij voorbaat. Dit blad iieet Hecht foor Allen. liet is gewoon wanneer over een socialist eon hard vonnis wordt geveld, daar luid over te schreeuwen en dat is zijn recht, zelfs zijn plicht in mijn oog. Maar nu het een student geldt, nu wordt als uitgemaakt beschouwd dat hij aanspra kelijk is voor den dood van den stalknecht, nu wordt niet slechts over de mate der straf, neen over het al of niet schuldig uitspraak gedaan, zonder dat deze «rechter" met het onderzoek bekend is of do verdediging heeft gehoord. Vonnissen zonder voorafgaand onderzoek, zon der den beklaagde te hooren dat mag.... als de beklaagde oen student is. Of dat ook klassenjustitie is! Studenten worden in ons land zelden zwaar gestraft. Ik schrijf dat toe aan de omstandigheid dat de rechter zeldzaam juist bekend is met (ie invloeden waaronder hun jongensstrekon worden verricht. De rechter kent de studenten, het zijn jongens uit zijn eigen kring,wel eens onbezonnen, lichtzinnig, opgewonden, maar toch nietkwaiul, maar toch jongens met goede bedoelingen. En de leeftijd, nietwaar '.' In de oogen van Hecht roor Allen en zijn lezers echter zijn hot brooddronkon kwajongens. Helaas, soms, dikwijls misschien. . . En wilt gij nu weten waarom ik hier wijs op dat verschil van oordcel dat over de studenten wordt geveld in verschillende lagen der bevolking? Om den mannen, die dezer dagen allerlei jongelieden wegens opruiing veroordeelon tot maanden en jaren gevangenisstraf, de vraag voor te leggen: Welke straf zoudt gij voor dergelijke feiten opleggen ais gij de beklaagden zoo goed kendet als gij de studenten kent o l' als (loze be klaagden studenten waren ? Welken invloed hoeft de afstand van den rechter tot don beklaagde op de mate der opgelegde straf? Men dcnko ook aan die vraag als er voorge steld wordt strafbepalingen togen opruiing hier over te brengen uit een democratische republiek als Zwitserland. Delft, '2 Maart '!K>. 7. \. j>. DIM.II. TOONLtCTJMVZJEK Het Tooneel. De Rotterdammers brachten ons Een huwelijk (Die heilige Ehe), tooneelspel in o bedrijven van Felix Hollander en Hans Land, vertaald door C. F. van der Horst. Dat de groote Europeesche tooneellanden sinds eenigen tijd onder steeds drei gender tooneelcrisis en tooneelmalaise gebukt gaan, is ook voor den Nederlandschen schouw burgbezoeker geen nieuwtje meer. De nieuwere en nieuwste noviteiten herinneren er ons te treurig-dringend aan. Nu de goede stukken uitzon dering zijn geworden en de middelmatige re gel, moeten ook wij, rampzalige leentjebuurspelers als wij zjjn, ons wel met de laatste be helpen en zien wij er zelfs niet tegen op van tijd tot tijd met nog mindere dan deze onzen honger te stillen. Aan het vertalen van een werk als Ken huwelijk zou men in een vruchtbaartooneeljaar niet gedacht hebben. Hoe men het Duitsche tooneelspel ook beschouwt, als eenvou dige tooneelgeschiedenis en gevoelskomedie of (den ronkenden titel meer eer bewijzende dan hij verdient) als ptèce a ihèie, als redeneerdrama, in beide gevallen is het even onbeduidend en half slachtig. Als tooneelvertooning is het gewrongen en langdradig, niet boeiend en niet overtuigend; als pleidooi mist het kracht en klem, is het oppervlakkig en onnoozel. Een jonge man, die met een meisje van minderen stand in wilden echt leeft, die door zijn familie gedwongen wordt een rijke vrouw te nemen, die in zijn huwelijk niet gelukkig is en nu vier bedrijven lang over het leven, de menschen, het huwelijk en wat niet al lamenteert en jankt en huilt en zucht en daarbij het kunststuk verricht veel te praten en geen oogenblik iets te zeggen, wat niet als iets overbekends en afgedreunds in de ooren klinkt. De menschen zijn geen engelen, het leven be staat niet louter uit rozengeur en maneschijn, het huwelijk is als alle menschelijke instellingen een gebrekkige en onvolmaakte; over het hu welijk, over de verhouding van man en vrouw, over de wettige en onwettige liefde zijn tal van aangrijpende drama's en kernachtige ko medies geschreven en zullen er nog even zoo vele geschreven worden; men kan dit doen als Ibson met bedwelmende bitterheid, als Dumas met overrompelende spitsvondigheid, als Sardou met verblindende kunstvaardigheid en steeds zal men den toeschouwer tot ernst en aandacht weten te dwingen. Men zit echter geen drie uur in den schouwburg om zich overbekende liederen op de overbekende oude wijzen te laten voorneuriën en voorstamelen. Een beetje frischheid en oor spronkelijkheid mag men van den tooneeldichter zoo goed als van ieder ander dichter verlangen. Het heeft er sinds eenigen tijd allen schijn van of het de eerste en voornaamste taak van den dramaturg is het publiek een lauwe en gore brij van oude waarheden en g( meengocd geworden bespiegelingen, maximen en wijsgeerigheden op te disschen. Het tooneeldichten gaat tegenwoordig ook al »afgedrieduivekaters snel," zooals ,/an de liijrner zogt. Eon boefje gerede neer, een beetje gemoraliseor, een beetje gedogmntiseer en de zaak is gezond. Gelukkig rcdeneeren. nioraliseeren en dogiiiatiseeren niet allen zoo onhandig en onbeholpen als de schrijvers van Km huwelijk. De hoofdpersoon, do woi'l/l-/«'-hemelbestormer en wereldverbeteraar, is een onnoozel kwastje, een ijdeltuit en leuterteut, een pygineetjo, dat zich rouzonallnros gooft, een stoute jongen, die mot woorden schermt on zich aan zijn banale phrasen een roesje drinkt. De inensclien zijn geen engelen, zulke ezels en halzen als deze duodeciino-revolutionnair zijn zij gelukkig niet alle. Zijn grootste grief tegen zijn jonge, juist door de kostschool afgeleverde vrouwtje is , dat zij van uitgaan houdt. Wilde hij soms liever, dat zij als hij een verleden had en over de onschul dige genoegens al heen was? De wereld hoeft helaas of gelukkig grooter rampen te bestrijden dan de huwelijksoneenighodon van een stakkerd als dezen rijken lierlijnseheu rentenierszoon. Met hot eenvoudig on allodaagsch gegeven van f w n huwelijk zou men eon prachtige satirische ko medie kunnen schrijven, alloen zouden de lof en de blaam dan waarschijnlijk een beetje anders verdeeld zijn. liet huwelijk is een onding; de vrouwen zijn zottinnen; het zij zoo; dan zijnde mannon echter nulion en stumperds, die de vrouwen tot zottinnen en liet huwelijk tot een onding maken, ('liainfort vertelt eon anecdote van iemand, dio, in bot bezit van eon vrouw on een maitres, do oersto verliest. M on dacht algemeen, dat hij de laatste, met wie bij reeds :>0 jaar de boste vrienden was, zou trouwen. Hij deed het niet, omdat hij, zooals bij zoido, dan niet zou weten, waar zijn avonden door te brongen. Is dit niet een mooi motto en thema tevens voor eon satirische komedie over het huwelijk en de vrije liefde? In do werkelijkheid zou de bankierszoon na oenige weken, na ecnige maan den, indien men dit liever wil, tot zijn maitres zijn teruggekeerd, zon hij een voorbeeldig echtgenoot en vader en een teoder minnaar zijn geworden en zou hij zich in zijn dubbelzinnige positie vol maakt gelukkig hebben gevoeld. Ook /.ouder groote woorden en sentimenteel^ zedelessen kan men tooneelspolen schrijven, die van studie der werkelijkheid on streven naar waarheid ge tuigen. .Men beeft Ken ItHtcrlijk realistisch genoemd, men heeft het hoe kon het anders? --- als zoodanig ton hoogste geprezen en ten diepste gelaakt; mijn grooio grief er tegen is juist, dat het te weinig realistisch, dat bet te opzichtig on opgedirkt, te breedsprakig on omslach tig is, dat. bet te weinig waar, te veel oen auteursbodenkseltje schijnt. Dat hot in Duit'-cliland door de censuur is verboden, bewijst niets; daar zullen binnen kort om de l vrouwen van den voluptueuzen Blauwbaard ook do sprookjes van .Moeder <lo gans in den ban worden gedaan. Over de vertolking kan ik mot oog op do waarde van het vertolkte kort zijn. In den be ginne scheen mevrouw van Kerkhoven?Jonkers (Liso) mij wat melodramatisch, do hoer 1). Haspels ('i'hcodoor Langner) wat molokomiscb, mevrouw llurlage (juffrouw Róscler) oxtra-eentonig. juffrouw7 Klein (Molanie) ultra-stijf on de heer artand (Frits) archi-vervolend ; langza merhand wende ik er echter aan en begreep ik, dat zij deden wat zij konden om aan hun mum miekarakters een schijn van leven en wezenlijkheid te geven. P>ij «liet Nederlandsen. Tooneel" twee novitei ten waarvan de eerste, Geen huwelijksreis, een duf en gerekt Duitsch kluchtje, tot de gewone onbeduidendheden behoort, de laatste, De familie. Vaudncourt, drama in 4 bedrijven uit het Duitsch van Fritz Schafer, in onnoozelheid en onbeholpen heid alles overtreft, wat ik in den laatsten tjjd op de planken zag. Een Duitsch tooneelspel met een Franschen titel, noch een Duitsch noch een Fransch tooneelspel dus, een onoprecht, een halfslachtig, een doodgeboren product. Iets als een salon-melodrama, de personen louter graven en baronnen, maar daarom niet minder engelen of duivelen, vol onschuld of vol laag heid; drie lijken, een teringlijderes en een duel; niet n gezonde opmerking, niet n frissche gedachte. Een tragi-komischo poppekasterij, opge bouwd uit de meest beruchte phrasen uit het anti-diluviaansche drama-tijdperk; een wedren, oen zondvloed, een mierenhoop van beelden en nog eens beelden, als bezetenen door elkander wriemelend en wroetend, hun hoofden en beenen brekend en beukend, zich in elkander verstrik kend en verwarrend; een voorhistorisch tooneelspektakol, zooals or, behalve dan in Duitschland, misschien alleen nog in Nederland en wel voor onze bloed- en moordgierige liefhebberijge zelschappen geschreven worden. Van de ver tolking kan ik met den besten wil van de wereld niets beters getuigen dan dat zij zooveel mogelijk in den stijl trachtte en wist te zijn. Van het ^Nederlandsen Tooneel" is het ongalant, on handig en onverantwoordelijk, dat het mevrouw Frenkel, na haar in ongeveer een halfjaar niets te hebben laten creëoren, met een ouzinrol in zulk een onzindrama afscheept. Te Parijs heeft Flipote, de nieuwe comé^ie van Jules Lemaitro, groot succes gehad. Zij speelt in de tooneelwercld en schildert deze in niet al te vleiende kleuren. Behalve de tallooze mots en ver nuftige opmerkingen wordt vooral de figuur van juffrouw Anglochè.re,een mè'e d'actrice-fin-demèc'e, geheel iets anders dan Halévy's madame Cardinal, geroemd. H. J. M. Tourniaire. , Xaief. nu en dan bijna aandoenlijk, soms amu sant, in elk geval onderhoudend was het verhaal, waarvan veertien dagen geleden de Kunstenaars kring de primeur bad, on dat thans ter gelegen heid van Tonrniaire's :?;">-jarig jubiléals tooneelspeler wordt uitgegeven. Zijn vader was de beroemde" Russische circus directeur Bachigalnppi Tourniaire; zijne moeder, gehore! e Schmidt, ook een -beroemde'' kunste nares. Als eind hunner carrière hadden zij zich te Dordrecht gevestigd, waar de vader directeur dor manege was geworden: de kinderen zouden niet voor den circus bestemd worden, maar wer den toch zoo aan athlctischo oefeningen gewend, dat zij in geval van nood, met wat trainen in de gymnastiek, hun toekomst hadden kunnen vin den; wellicht is hot aan deze oordeelkundige lieiianrjisoiitwikkoling in dejoiigd, dat Tourniaire, nn l:> jaar oud, do slankheid en vlugheid van bewegingen van een i!.V jarige heeft behouden. Al spoedig stierf de vader, en Toiirniairo, die in do rechten had zullen studeeren, lom zijn bij zondere gave van spreken zag de familie een advokaat in hom) moest wat anders zoeken. Hij word eerst schoorsteenveger, toen bakkersjongen, toen decoratieschilder : eindelijk zon hij als hof meester op een koopvaardijsehip meegaan, maar kort vóór hot vertrek, toon zijn uitrusting reeds klaar was, word hij bang on wilde niet mee. Het was oen aanwijzing van zijn goed gesterrite : liet schip verging met manen muis. Toen pro beerde hij het als notaris, en, nadat zijne moeder naar Rotterdam was vertrokken, als bediende op eon handelskantoor. De liefde voor het toonoel openbaarde zich intiisschon zoo sterk, dat Tonrniaire in twee liel'hebberijïresehappen iedere woel; een avond spoelde, en weldra geen andere ambitie kende dan liij liet tooneol of in den circus te komen. Bij Carréwas goon plaats, Wohlsrhliiger had juist zijn zaken aan kant gedaan; de knaap ging bij het toonoel. De patroons, die van hem schenen te bonden, beloofden, ais het hem niet beviel, hem te zuilen terugnemen; na vergeefs plaats gezocht te, bobben bij Hartlooper, bij J. E. do Vries, werd hij in IsiJT aangenomen door Bouwmeester. Hij mocht zingen in de koren, tigureercn op het toonool. kleine rollen spelen en van de groote acteurs de kunst afzien, maar ontving voorloopig geen salaris. Fonige maanden loofde bij van hetgeen hij kon verdienen niet muziek overschrijven, schoenen poetsen of boodschappen doen voor de auteurs, 's avonds na de comedie in de café-chantants

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl