Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
N* 819
l
mttegging laat aan duidelijkheid veel te wenschen
«ter, vooral ioor zgn streven om aan leelijke
ingan mooie namen te geven.
"? «Men bemoeit zich niet genoeg met het volk."
Toegegeven.
'S Het hangt er maar van af, wie met »men" be
doeld worden.
f De heer Van den Bergh weet toch zeker wel
Wn de zeer vele nuttige instellingen, waar »men"
zich wel met het volk bemoeit.
Of bedoelt de heer Van den Bergh hier met
»bemoeien" het optreden in
sociaal-democratiBche vergaderingen? Heusch, mijnheer Van den
Bergh, ook op andere, minder de groote trom
roerende wijze kan men zich met het volk be
moeien. Dit behoeft niet door speechen of dag
bladartikelen te geschieden. Wat meent de heer
Van den Bergh toch, als hij spreekt van een
»deftig liberaal"? Moet dan een liberaal per se
deftig en een radicaal of sociaal-democraat heet
,. gebakerd zyn?
"Werkelijk met hetzelfde recht als de heer
Fan den Bergh beweert, dat de liberalen het
volk niet kennen, mag ik beweren, dat hij de
liberalen niet kent. Immers hij bewijst niets.
Opruiing tot geweld te verontschuldigen door
te zeggen, dat de opruiers spreken onder
beIcoring van eigen woorden," gaat niet aan.
Was dit zoo, dan was 99 pCt. der volksleiders
altjjd onder de macht van die bekoring.
Verder schrijft Van den Bergh van «mannen,
<fe voor hun stryd over hebben, geranseld te wor
den door de politie."
Als er geranseld wordt, zoekt men immers die
mannen" (?) te vergeefs en zijn ze blij door
een achterdeurtje te kunnen ontsnappen.
Vindt de heer Van den Bergh werkelijk, dat
men zoo'n groot ongelijk heeft, met over Recht
?mor Allen het hoofd te schudden?
?Och, denk eens aan 't receptje voor dynamiet!
In «en ding ben ik het met den heer Van den
Bergh eens. Verscherp de bepalingen der strafwet
over opruiing niet. »Laat ieder 't vrije woord,
maar niet de vrije daad, als deze volgens de wet
strafbaar is."
Ook het recept van den heer Van den Bergh
heeft m\jn volle sympathie. Zijn verklaring echter
jxm het niet duidelijk maken aan een, die het
niet vatte.
Ja, bemoei u veel met het volk, maar pas op
Van den Bergh, wooral niet verkeerd."
Reeds bij voorbaat mijn dank M. de Red. voor
de plaatsing.
Uw Lezer,
L.
teder de verschillende bestrijders die 'n mensch
ep zijn levensweg ontmoet zijn er twee soorten
waarmede men niet gemakkelijk klaar komt. Het
eene soort is dat van hen die dingen bestrijden
welke ge niet hebt gezegd; tot het andere
behooren zij die in den vorm eener bestrijding
precies hetzelfde zeggen als gij. Den eersten
antwoordt men: «vriend, je bent verkeerd, de
man die dat gezegd heeft, woont hier niet." Den
anderen : »man, je b«nt het geheel met mij eens;
mag ik je een sigaar offreeren ?"
Beide antwoorden zou ik E. willen geven.
«Opruiing tot geweld verontschuldigen gaat niet
dan." Precies mijn idee. »0ver Recht voor Allen
moet men het hoofd schudden." Precies mijn
idee. l'en oordeel dat ik sterk afkeurde stelde
ik immers »even hoog" als dat van R v. A.
ever de rijken. »Men kan zich met het volk
bemoeien ook anders dan door dagbladartikelen
en s-peeches." Precies mijn idee. L. kon weten
dat ik b. v. het Toynbee-werk heb bevor
derd waar ik kon. En ik wil hem in vertrouwen
wel mededeelen, dat ik in de laatste weken voor
?wel een half dozijn uitnoodigingen om in open
bare vergaderingen te spreken bedankt heb,
omdat ik meende op andere wijze nuttiger te
kunnen werkzaam zijn.
Verschil tusschen L. en mij zie ik slechts in
twee punten van geheel ondergeschikten aard.
lo. Als er geranseld wordt, meent L., zijn de
socialistische leiders zoek.
IIHIIIIlnllllllUIIIIIIHIIIIIIIIItlllllllllllllllllMIIHIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIItlllllllllHI
draaide de hazelaarstruiken den rug toe en
vervolgde, in de blauwe lucht turend : »Hjj
overlaadt ons dag aan .... Aatfjie!" Een
daverend gefnies brak den vromen morgen
zang af. Toen trok hij zijn katoenen zakdoek
te voorschijn en vervulde de lucht met een
serie langgerekte trompetterende neustonen.
Daarna keek hij eventjes voorzichtig naar
de hazelaarstruiken om. Juist, zij waren weg
en hadden hun tijd waarlijk goed benuttigd,
want bijna in hetzelfde oogenblik trad de
proponent heel onschuldig van den huiskant
den eerwaarden papa Kannepich tegemoet.
»Goeden morgen, dominee. Ik hoorde uw
morgengezang en was zoo vrij even in te
loopen, om. . . ."
vServus, servns, heer Möbius. Uw bezoek
is mij zeer aangenaam. Wij kunnen immers
toch wel goede vrienden blijven, al is dat
eok met mijn oudste .... maar daarover
zullen wij niet meer spreken."
»Ik kom eigenlijk afscheid nemen. Ik heb
namelijk plan. weer naar een gouverneurs
betrekking om te zien, omdat op een vacature
voorloopig geen kans is en ik mijn ouders
hier niet gaarne nog langer tot last wil zijn."
»0ch, gaat ge alweer heen ? Dat spijt me.
Maar den zondag moet ge toch nog
overblijren, mijn waarde; dan komt de nieuwe
eonsistorial-rath iuspecteeren en blijft bij ons
evernachten."
»Ei! waarlijk dominee," riep Johannes met
een ondeugende flikkering in zijn heldere
blauwe oogen. »De eerwaarde Docter
Schneckenfett, niet waar ? Dien ken ik nog van
vroeger uit "Weimar. Hij moet verbazend
geleerd en streng zijn. Maar bij u heeft het
natuurlijk geen nood, dominee, of hij zal
alles in de puntjes vinden."
(Wordt vervolijd}.
Welnu, h\j leze hoe de vorige week de socialist
Van der Veer te Philippine is «bejegend" en h\j
herinnere zich de geschiedenis in CaféZincken
en bij Penning op het Waterlooplein.
2 . Ik zou de liberalen -evenmin kennen als
deze het volk, zegt L.
Mag ik hem eens herinneren hoe kort het nog
geleden is dat de radicalen deel uitmaakten van
de liberale party, en dat onze leermeesters, onze
vrienden, onze familie-leden haast uitsluitend
liberalen zijn ? Gelegenheid om ze te leeren
kennen meer dan ons lief is !
Ten slotte dit: Mijn vergelijking met het
kookboek schijnt L. te bevallen. Welnu hij
overwege dat de recepten, waar jonge vrouwtjes geen
raad mee weten, voor geroutineerde vrouwen
gewoonlijk niets aan duidelijkheid te wenschen
overlaten en hij leze dan mijn recept nog eens
over. Z. v. D. B.
P. S. Mocht L. een middel hebben of vinden
om op het publiek dat de volksvergaderingen
bezoekt invloed uit te oefenen zonder speeches
of dagbladartikelen, dan houd ik mij
voormededeeling zeer aanbevolen.
Klassenjustitie.
Leest gij Recht voor Allen ?
Niet ? Dat dacht ik wel.
Dan zal ik u eens een staaltje geven van de
wijze waarop dat blad zijne lezers voorlicht.
In het no. van 4/5 Februari 11.
?»De zaak van den pikeur Perzina schijnt
ook al in den doofpot te zijn. Immers men
hoort er niets meer van. Dat een heel of
half dronken student zoo'n pikeur een bier
glas naar het hoofd gooit, dat moet men hem
zoo kwalijk niet nemen. Wat doet zoo'n
man ook dood te gaan ?
De rechtbank opende een instructie zoo
heet het. Maar wij hooren er niets van. Wel
heette het plotseling dat de man niet aan
verwonding maar aan een hartkwaal is ge
storven.
Gelukkige hartkwaal, op wier rekening dit
nu kan worden gezet."
In het no. van 18;li) Februari:
-Eigenaardige manieren. Als een student
iemand met een bierglas zoodanig het hoofd
verwondt, dat hij daarna bedlegerig «ordt en
zelfs sterft, dan heet het dat de man gestor
ven is aan een hartkwaal."
Gij zult begrijpen wat ik met deze aanhaling be
doel. De bijzonderheden van het geval Porsina zijn
zoowel als mij, wellicht ook u onbekend, ik ken
zelfs den naam niet van den student. Ook zullen
wij ons wel wachten thans een oordeel uit te spre
ken over do oorzaak van den dood. Maar n
ding zal voor u en voor mij als eon paal boven
water staan: dat de justitie rle zaak zal onder
zoeken als elke andere, dat de deskundigen zul
len gehoord worden, dat in een openbaar debat
tusschen aanklager en verdediger liet voor en
tegen der verschillende opvattingen xal worden
in 't licht gestold. Daarna zal het de tijd zijn
om te oordeelen.
En wat is nu het «eigenaardige" in do voor
stelling van lictlit roor Atlc-n.
Gij zult zeggon: de verdachtmaking van onze
justitie, alsof deze zich Iconen zou voor iiet uit
vinden of helpen uitvinden van dergelijke
hartkwalent.
Zeker, dat is lang niet onschuldig. Maar meer
treft mij de veroordeeling van den student reeds
bij voorbaat. Dit blad iieet Hecht foor Allen.
liet is gewoon wanneer over een socialist eon
hard vonnis wordt geveld, daar luid over te
schreeuwen en dat is zijn recht, zelfs zijn plicht
in mijn oog. Maar nu het een student geldt, nu
wordt als uitgemaakt beschouwd dat hij aanspra
kelijk is voor den dood van den stalknecht, nu
wordt niet slechts over de mate der straf, neen
over het al of niet schuldig uitspraak gedaan,
zonder dat deze «rechter" met het onderzoek
bekend is of do verdediging heeft gehoord.
Vonnissen zonder voorafgaand onderzoek, zon
der den beklaagde te hooren dat mag....
als de beklaagde oen student is.
Of dat ook klassenjustitie is!
Studenten worden in ons land zelden zwaar
gestraft. Ik schrijf dat toe aan de omstandigheid
dat de rechter zeldzaam juist bekend is met (ie
invloeden waaronder hun jongensstrekon worden
verricht. De rechter kent de studenten, het zijn
jongens uit zijn eigen kring,wel eens onbezonnen,
lichtzinnig, opgewonden, maar toch nietkwaiul,
maar toch jongens met goede bedoelingen. En de
leeftijd, nietwaar '.' In de oogen van Hecht roor
Allen en zijn lezers echter zijn hot brooddronkon
kwajongens. Helaas, soms, dikwijls misschien. . .
En wilt gij nu weten waarom ik hier wijs op
dat verschil van oordcel dat over de studenten
wordt geveld in verschillende lagen der bevolking?
Om den mannen, die dezer dagen allerlei
jongelieden wegens opruiing veroordeelon tot
maanden en jaren gevangenisstraf, de vraag voor
te leggen: Welke straf zoudt gij voor dergelijke
feiten opleggen ais gij de beklaagden zoo goed
kendet als gij de studenten kent o l' als (loze be
klaagden studenten waren ? Welken invloed hoeft
de afstand van den rechter tot don beklaagde
op de mate der opgelegde straf?
Men dcnko ook aan die vraag als er voorge
steld wordt strafbepalingen togen opruiing hier
over te brengen uit een democratische republiek
als Zwitserland.
Delft, '2 Maart '!K>. 7. \. j>. DIM.II.
TOONLtCTJMVZJEK
Het Tooneel.
De Rotterdammers brachten ons Een huwelijk
(Die heilige Ehe), tooneelspel in o bedrijven van
Felix Hollander en Hans Land, vertaald door C.
F. van der Horst. Dat de groote Europeesche
tooneellanden sinds eenigen tijd onder steeds drei
gender tooneelcrisis en tooneelmalaise gebukt
gaan, is ook voor den Nederlandschen schouw
burgbezoeker geen nieuwtje meer. De nieuwere
en nieuwste noviteiten herinneren er ons te
treurig-dringend aan. Nu de goede stukken uitzon
dering zijn geworden en de middelmatige re
gel, moeten ook wij, rampzalige
leentjebuurspelers als wij zjjn, ons wel met de laatste be
helpen en zien wij er zelfs niet tegen op van
tijd tot tijd met nog mindere dan deze onzen
honger te stillen. Aan het vertalen van een werk
als Ken huwelijk zou men in een
vruchtbaartooneeljaar niet gedacht hebben. Hoe men het
Duitsche tooneelspel ook beschouwt, als eenvou
dige tooneelgeschiedenis en gevoelskomedie of
(den ronkenden titel meer eer bewijzende dan hij
verdient) als ptèce a ihèie, als redeneerdrama, in
beide gevallen is het even onbeduidend en half
slachtig. Als tooneelvertooning is het gewrongen
en langdradig, niet boeiend en niet overtuigend;
als pleidooi mist het kracht en klem, is het
oppervlakkig en onnoozel. Een jonge man, die
met een meisje van minderen stand in wilden echt
leeft, die door zijn familie gedwongen wordt
een rijke vrouw te nemen, die in zijn huwelijk
niet gelukkig is en nu vier bedrijven lang over
het leven, de menschen, het huwelijk en wat
niet al lamenteert en jankt en huilt en zucht en
daarbij het kunststuk verricht veel te praten en
geen oogenblik iets te zeggen, wat niet als iets
overbekends en afgedreunds in de ooren klinkt.
De menschen zijn geen engelen, het leven be
staat niet louter uit rozengeur en maneschijn,
het huwelijk is als alle menschelijke instellingen
een gebrekkige en onvolmaakte; over het hu
welijk, over de verhouding van man en vrouw,
over de wettige en onwettige liefde zijn tal
van aangrijpende drama's en kernachtige ko
medies geschreven en zullen er nog even zoo
vele geschreven worden; men kan dit doen
als Ibson met bedwelmende bitterheid, als Dumas
met overrompelende spitsvondigheid, als Sardou
met verblindende kunstvaardigheid en steeds
zal men den toeschouwer tot ernst en aandacht
weten te dwingen. Men zit echter geen drie uur in
den schouwburg om zich overbekende liederen op
de overbekende oude wijzen te laten voorneuriën
en voorstamelen. Een beetje frischheid en oor
spronkelijkheid mag men van den tooneeldichter
zoo goed als van ieder ander dichter verlangen.
Het heeft er sinds eenigen tijd allen schijn
van of het de eerste en voornaamste taak van
den dramaturg is het publiek een lauwe en
gore brij van oude waarheden en g( meengocd
geworden bespiegelingen, maximen en
wijsgeerigheden op te disschen. Het tooneeldichten gaat
tegenwoordig ook al »afgedrieduivekaters snel,"
zooals ,/an de liijrner zogt. Eon boefje gerede
neer, een beetje gemoraliseor, een beetje
gedogmntiseer en de zaak is gezond. Gelukkig
rcdeneeren. nioraliseeren en dogiiiatiseeren niet
allen zoo onhandig en onbeholpen als de
schrijvers van Km huwelijk. De hoofdpersoon, do
woi'l/l-/«'-hemelbestormer en wereldverbeteraar,
is een onnoozel kwastje, een ijdeltuit en leuterteut,
een pygineetjo, dat zich rouzonallnros gooft, een
stoute jongen, die mot woorden schermt on zich aan
zijn banale phrasen een roesje drinkt. De inensclien
zijn geen engelen, zulke ezels en halzen als deze
duodeciino-revolutionnair zijn zij gelukkig niet
alle. Zijn grootste grief tegen zijn jonge, juist
door de kostschool afgeleverde vrouwtje is , dat zij
van uitgaan houdt. Wilde hij soms liever, dat zij
als hij een verleden had en over de onschul
dige genoegens al heen was? De wereld hoeft
helaas of gelukkig grooter rampen te bestrijden
dan de huwelijksoneenighodon van een stakkerd
als dezen rijken lierlijnseheu rentenierszoon. Met
hot eenvoudig on allodaagsch gegeven van f w n
huwelijk zou men eon prachtige satirische ko
medie kunnen schrijven, alloen zouden de lof
en de blaam dan waarschijnlijk een beetje anders
verdeeld zijn. liet huwelijk is een onding; de
vrouwen zijn zottinnen; het zij zoo; dan zijnde
mannon echter nulion en stumperds, die de vrouwen
tot zottinnen en liet huwelijk tot een onding
maken, ('liainfort vertelt eon anecdote van iemand,
dio, in bot bezit van eon vrouw on een
maitres, do oersto verliest. M on dacht algemeen,
dat hij de laatste, met wie bij reeds :>0 jaar
de boste vrienden was, zou trouwen. Hij deed
het niet, omdat hij, zooals bij zoido, dan niet
zou weten, waar zijn avonden door te
brongen. Is dit niet een mooi motto en thema tevens
voor eon satirische komedie over het huwelijk en
de vrije liefde? In do werkelijkheid zou de
bankierszoon na oenige weken, na ecnige maan
den, indien men dit liever wil, tot zijn maitres zijn
teruggekeerd, zon hij een voorbeeldig echtgenoot
en vader en een teoder minnaar zijn geworden en
zou hij zich in zijn dubbelzinnige positie vol
maakt gelukkig hebben gevoeld. Ook /.ouder
groote woorden en sentimenteel^ zedelessen kan
men tooneelspolen schrijven, die van studie der
werkelijkheid on streven naar waarheid ge
tuigen. .Men beeft Ken ItHtcrlijk realistisch
genoemd, men heeft het hoe kon het anders?
--- als zoodanig ton hoogste geprezen en ten
diepste gelaakt; mijn grooio grief er tegen is
juist, dat het te weinig realistisch, dat bet te
opzichtig on opgedirkt, te breedsprakig on omslach
tig is, dat. bet te weinig waar, te veel oen
auteursbodenkseltje schijnt. Dat hot in
Duit'-cliland door de censuur is verboden, bewijst niets;
daar zullen binnen kort om de l vrouwen van
den voluptueuzen Blauwbaard ook do sprookjes
van .Moeder <lo gans in den ban worden gedaan.
Over de vertolking kan ik mot oog op do
waarde van het vertolkte kort zijn. In den be
ginne scheen mevrouw van Kerkhoven?Jonkers
(Liso) mij wat melodramatisch, do hoer 1).
Haspels ('i'hcodoor Langner) wat molokomiscb,
mevrouw llurlage (juffrouw Róscler)
oxtra-eentonig. juffrouw7 Klein (Molanie) ultra-stijf on
de heer artand (Frits) archi-vervolend ; langza
merhand wende ik er echter aan en begreep ik,
dat zij deden wat zij konden om aan hun mum
miekarakters een schijn van leven en wezenlijkheid
te geven.
P>ij «liet Nederlandsen. Tooneel" twee novitei
ten waarvan de eerste, Geen huwelijksreis, een duf
en gerekt Duitsch kluchtje, tot de gewone
onbeduidendheden behoort, de laatste, De familie.
Vaudncourt, drama in 4 bedrijven uit het Duitsch
van Fritz Schafer, in onnoozelheid en onbeholpen
heid alles overtreft, wat ik in den laatsten tjjd
op de planken zag. Een Duitsch tooneelspel
met een Franschen titel, noch een Duitsch noch
een Fransch tooneelspel dus, een onoprecht,
een halfslachtig, een doodgeboren product. Iets
als een salon-melodrama, de personen louter
graven en baronnen, maar daarom niet minder
engelen of duivelen, vol onschuld of vol laag
heid; drie lijken, een teringlijderes en een duel;
niet n gezonde opmerking, niet n frissche
gedachte. Een tragi-komischo poppekasterij, opge
bouwd uit de meest beruchte phrasen uit het
anti-diluviaansche drama-tijdperk; een wedren,
oen zondvloed, een mierenhoop van beelden en
nog eens beelden, als bezetenen door elkander
wriemelend en wroetend, hun hoofden en beenen
brekend en beukend, zich in elkander verstrik
kend en verwarrend; een voorhistorisch
tooneelspektakol, zooals or, behalve dan in Duitschland,
misschien alleen nog in Nederland en wel voor
onze bloed- en moordgierige liefhebberijge
zelschappen geschreven worden. Van de ver
tolking kan ik met den besten wil van de
wereld niets beters getuigen dan dat zij zooveel
mogelijk in den stijl trachtte en wist te zijn. Van
het ^Nederlandsen Tooneel" is het ongalant, on
handig en onverantwoordelijk, dat het mevrouw
Frenkel, na haar in ongeveer een halfjaar niets
te hebben laten creëoren, met een ouzinrol in
zulk een onzindrama afscheept.
Te Parijs heeft Flipote, de nieuwe comé^ie van
Jules Lemaitro, groot succes gehad. Zij speelt in
de tooneelwercld en schildert deze in niet al te
vleiende kleuren. Behalve de tallooze mots en ver
nuftige opmerkingen wordt vooral de figuur van
juffrouw Anglochè.re,een mè'e
d'actrice-fin-demèc'e, geheel iets anders dan Halévy's madame
Cardinal, geroemd.
H. J. M.
Tourniaire.
, Xaief. nu en dan bijna aandoenlijk, soms amu
sant, in elk geval onderhoudend was het verhaal,
waarvan veertien dagen geleden de Kunstenaars
kring de primeur bad, on dat thans ter gelegen
heid van Tonrniaire's :?;">-jarig jubiléals
tooneelspeler wordt uitgegeven.
Zijn vader was de beroemde" Russische circus
directeur Bachigalnppi Tourniaire; zijne moeder,
gehore! e Schmidt, ook een -beroemde'' kunste
nares. Als eind hunner carrière hadden zij zich
te Dordrecht gevestigd, waar de vader directeur
dor manege was geworden: de kinderen zouden
niet voor den circus bestemd worden, maar wer
den toch zoo aan athlctischo oefeningen gewend,
dat zij in geval van nood, met wat trainen in de
gymnastiek, hun toekomst hadden kunnen vin
den; wellicht is hot aan deze oordeelkundige
lieiianrjisoiitwikkoling in dejoiigd, dat Tourniaire,
nn l:> jaar oud, do slankheid en vlugheid van
bewegingen van een i!.V jarige heeft behouden.
Al spoedig stierf de vader, en Toiirniairo, die
in do rechten had zullen studeeren, lom zijn bij
zondere gave van spreken zag de familie een
advokaat in hom) moest wat anders zoeken. Hij
word eerst schoorsteenveger, toen bakkersjongen,
toen decoratieschilder : eindelijk zon hij als hof
meester op een koopvaardijsehip meegaan, maar
kort vóór hot vertrek, toon zijn uitrusting reeds
klaar was, word hij bang on wilde niet mee.
Het was oen aanwijzing van zijn goed gesterrite :
liet schip verging met manen muis. Toen pro
beerde hij het als notaris, en, nadat zijne moeder
naar Rotterdam was vertrokken, als bediende op
eon handelskantoor.
De liefde voor het toonoel openbaarde zich
intiisschon zoo sterk, dat Tonrniaire in twee
liel'hebberijïresehappen iedere woel; een avond
spoelde, en weldra geen andere ambitie kende
dan liij liet tooneol of in den circus te komen.
Bij Carréwas goon plaats, Wohlsrhliiger had juist
zijn zaken aan kant gedaan; de knaap ging bij het
toonoel. De patroons, die van hem schenen te
bonden, beloofden, ais het hem niet beviel, hem
te zuilen terugnemen; na vergeefs plaats gezocht
te, bobben bij Hartlooper, bij J. E. do Vries, werd
hij in IsiJT aangenomen door Bouwmeester. Hij
mocht zingen in de koren, tigureercn op het
toonool. kleine rollen spelen en van de groote
acteurs de kunst afzien, maar ontving voorloopig
geen salaris.
Fonige maanden loofde bij van hetgeen hij kon
verdienen niet muziek overschrijven, schoenen
poetsen of boodschappen doen voor de auteurs,
's avonds na de comedie in de café-chantants