Historisch Archief 1877-1940
DB AliBf 1EDAMMER, WEEKBLAD YOQS NEDERLAND.
Uit Dr. aANNEF's Studeei-kamer.
Nex820
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
De drie spoken.
ugo «n Hannes kwamen van de
kiel laat. Een dikke mist,waarde
scheen, omhulde hen als met een
lichtglans; de grond scheen in damp
hun schreden smolten weg in het natte
iederen stap was het alsof de voet in 11
zonk.
of we in wolken loopen," zei Huibert.
. jfame gezellen antwoordden niet; zij liepen
l.r«g; zonder dat zij het wilden, werkte
onwezenlijke van de wereld op dezen
was een oogenblik achter gebleven.
r door," zei hij.
later ging Hugo even ter zijde.
iMtr vooruit," zei hij tot Hannes.
je deszig in zjjn bouffant, wandelde
_ïer.
ie sich niet heel helder, en het kwam
'*leof hvj al heel lang alleen verder
_ lom. hjj meende te hooren kennen.
t ibteef stokstijf staan.
em dampte steeds de koude mist.
; tg ondèneeheidde noch Hugo, noch
?n daar de weg hier in tweeën ging,
_. zich vergist te hebben, en was niet
? waar h jj was. En dan dat gekerm
i ion dat zyn ?" H\j dacht na.
meer voor een aanranding. We
hadUMI elkaar moeten gaan."
i den moed niet meer, alleen verder te
»Ht aal ze hier afwachten," dacht hij.
gekerm had ook Hugo doen stilstaan,
toen h\j weer wilde voortloopen. Alle drie
?goed gedineerd, en ook hij was niet zoo
als anders.
?Bt zal op Huibert wachten," dacht hjj ook.
Huibert, die het eerst was achter gebleven,
denzelfden angst bevangen en ook blijven
Een al te haastige oplossing.
i door
»Zou er hun wat overkomen zyn ?"
hij durfde niet verder meer.
D fileven ze alle drie op gelijke afstanden
zonder elkaar te zien, ieder verloren in een
eenzaamheid.
fcn *ll« drie kwam hetzelfde idee op.
»AÏs ik eens riep!"
iets in hen hield hen weer alle drie terug.
beter onbekend te blijven, af te wachten
VB de neerslachtige stilte van het wijde veld niet
oren.
iad, na eenige oogenblikken, Haibert een
genomen.
»Ik moet toch de anderen inhalen," zei hij.
hjj wandelde voort.
nes ook, die de voorste was, had gezegd :
f
fliV
ANDEIEUX. Zoo, jongetje, denk je, dat je de x uit die vergelijking
kunt oplossen?
Figaro. O zeker! (cijfert) x Raphael Bischofsheim ?
ANDEIEUX. Mis, maat! Een mauvaise marque.
De oude houthakker.
m
j'-,s; ;/?
BKITTANNIA. »Dat gaat een gangetje, Mr. Gladstone! Eerst de
staatskerk in Ierland, nu die in Wales... ."
GLADSTONE. «Het bosch zal er beter van worden, Mrs. Brittannia, ~]
als ik de zieke boomen omhak."
»Ik zal naar hen toegaan".
Hij keerde dus om.
Maar Hugo, die in het midden was, bleef koppig
waar hij was.
»Ik ga niet van de plaats".
De beide anderen kwamen langzaam op hem
af, met gedempte schreden, turend door den mist.
En zij bleven even stilstaan, loerend, maar bang
geworden op het gezicht van de onduidelijke ge
stalte, die recht midden op den weg stond.
Ieder van de twee meende, dat de twee anderen
bij elkaar zouden zijn; het eenzame spook dus
van Hugo verontrustte hen.
Wat Hugo betreft, toen hij met voorzichtige
stappen rechts en links van hem die twee don
kere bandietenn'guren zag naderen, in den mist,
voelde hij zich niet gerust.
>Als het de vrienden waren, zouden ze wel
wat zeggen."
Hij dacht er niet aan, dat hij zelf ook niets
durfde te zeggen.
Toen een zuchtje, voorbijstrijkend, een helder
der straal van het maanlicht, een geringe ver
andering in do atmosfeer, de betoovering deed
wijken, besloten allen ineens te spreken, en oen
gebaar van herkenning te maken.
e in Europa alzoo op een vulkaan dansen.
Carnot
en de Fransche Republiek.
Milan en
Xatalie.
De Lesseps en Panama.
Abbas-l'acha en
Egypte.
Caprivi en
do leeenvet.
Antisemiet en
Conservatief.
Alle drie dus riepen te gelijk :
»Hè.''
En alle drie zwaaiden de armen in dezelfde
richting.
Maar hun roep klonk in den mist zoo dof, ook
door de bangheid, hun gebaar was zoo fantas
tisch^ stijf, dat de drievoudige kreet en het drie
voudig gebaar in hun achterdochtigen en verwar
den geest hen nog meer verschrikte.
Zonder e'kaar te herkennen, meenden allen
aangepakt te worden, Hugo door Huibert en
Huibert door Hannes, en Hugo door beiden.
En elkaar den rug toekeerend, zetten ze het allen
tegelijk op een loopen, ieder in een andere rich
ting. . . .
_ Den volgenden dag was het licht, en ze waren
uitgeslapen. Ze zouden samenkomen in de herberg,
en schaamden zich nu reeds voor elkaar.
»AVat is men toch raar en dom 's nachts".
Zoodra Huibert dan ook Hugo opmerkte, riep
hij al uit de verte, schaterend :
»Ah! Wat heb ik je van nacht bang gemaakt!
't^\as een mooie grap, hè?"
Hij wilde bluften, en de anderen doen gelooven
dat hij ben met opzet verschrikt had.
Maar Hugo had hetzelfde plan.
»Ik heb je juist voor den gek gehouden,
slimmerd !"
En Hannes die juist kwam aanstappen, riep al
van verre:
sllè, wat een bangerds, wat heb ik j e gisteren
op den loop gejaagd !"
Maar nooit hebben ze precies geweten, wie er in
de mist gekermd had. Misschien was het wel een
koe op de boerderij daar bij den kruisweg, die
ze niet gezien hadden.
iiiiiiiimiiMimiiiiiiiiiiiMiimiiiHimiiiiiiiiiiiinitiiiiiiMiiiniiiiiiimniHiiiiti
* Rechter tot advokaat, die een zwierige pleit
rede hotidt;
Mijnheer, zoudt u niet wat veeren kunnen
plukken uit de vleugels van uw verbeeldings
kracht, om ze in den staart van uw gezond ver
stand te steken?
W Jonge Dame. Vreeselijk! En dus, midden in
de wildernis, kwam u vlak tegenover een tijger...
O ... Wat deedt u wel ?
er (kalm). Ik photographeerdehem.
Mijnheer Hommel. Niemand bewondert mij.
Juff'rouiv Muurbloem. En mij bewondert o'ok
niemand.
M'i/jnheer Hommel. Nu, dan moesten wij een
genootschap van onderlinge bewondering oprich
ten. Ik bewonder uw oogen. En wat bewondert
u nu aan mij V
Juffrouw MuurWoem. Uw gooden smaak.
s Onderstel nu eens," zeido mevrouw, -on
derstel eens dat je een stuk vleesch uit de keu
ken zoudt binnen brengen, en je liet het bij toevaJ
van den schotel op den grond glijden, wat zou
je in dat geval doen?"
Het meisje keek de mevrouw eens vlak aan.
voordat zij vroeg:
Is de familie alleen of zijn er commensaals r
Commensaals.
-- Dan zou ik het oprapen en weer op den
schotel leggen.
Het meisje werd in dienst genomen.
Zal je ook van me houden, als ik oud ben'r
zei de weduwe tot baar jongen aanstaande.
Wel, lieve, dat doe ik immers al? ant
woordde hij vriendelijk.