De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 12 maart pagina 9

12 maart 1893 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

IAMER, 1EKBLAD TOOG IIIIIIIIIMlUlllMmUIIMIilltlIlllllUIIIIHUMUIIttUIUIIItlUIIUIIttlHtlllllultltHI IN MEMORIAM. De ZeerEerw. Heer J. W. Brouwers, Pastoor te Bovenkerk. , Indien een uitgever het zou ondernemen al wat nu reeds over Pastoor Brouwers is geschreven in de verschillende dagbladen, tot een bundel te ver eenigen, zooals men o. a. voor wijlen Mr. C. Vosmaer en Prof. Heremans te Gend heeft gedaan, en dan in later dagen een snuffelaar of een aanstaande schrijver van een ^geschiedenis der wetenschappen, letteren, enz. in de Nederlanden gedurende de laatste helft der 19e eeuw", dezen bundel in een onzer bibliotheken zou vinden, dan meen ik dat hij verwonderd zou staan over zooveel lof, zooveel sympathie van zooveel, in richting en beginselen verschillende bladen, door zooveel schrijvers, van de meest uiteenloopende denkwijze op godsdienstig maatschappelijk, staatkundig en aesthetisch gebied aan Pastoor Brouwers betoond. Zeker zou dan die navorscher zich geprikkeld gevoelen om eens met de werken, de gesel.riften van den zoo hooggeprezene kennis te maken. Ik moet weer eene onderstelling maken: al de werken zijn zoo volledig mogelijk verzameld en de uitgevers zijn hierbij zoo angstvallig te werk ge gaan uit Trees van iets te vergeten, als die van Potgieter'» geschriften, dat is: die verzameling ver dient ten volle den titel «.opera omnia", nagelaten ?werken, brieven, verslagen van lezingen enz. enz. niets is vergeten. Voor een uitgever van Brouwers' werken zou zulk eene verzameling bijna nood zakelijk zijn; verschillende lezingen toch zijn nooit in druk verschenen, in tal van Fransche en Bel gische tijdschriften, als Ie Journal de V Art en an dere is nog zooveel verspreid, waarmede men in «Holland" geheel onbekend is, en een groot pak onuitgegeven handschriften berust nog bij de familie des overledenen Nu zal de onderzoeker door mij bedoeld in die groote verzameling van Brouwers' werken, die tot nu toe slechts onder de //possibilia" is te rang schikken, veel schoons vinden, stof voor een heele bloemlezing //pierres précieuses et perles fines", die Fransche titel niet zonder reden, want Brou wers' ransche geschriften, redevoeringen en verzen steken verre uit boven de Nederlandsche, hij was dan ook met het Fransch zoo vertrouwd, dat het gemak en de sierlijkheid, waarmede hij zich in het Fransch zoo proza als poëzie uitdrukte, onze bew,ondering verdienen. * Maar met dat al en trots al die schoonheden, in die geschriften verspreid, zal men te vergeefs een uitsluitsel zoeken op de vraag: van waar die lof, die sympathie voor Pastoor Brouwers? Want ontveinzen wij het niet mijn doel is het niet hier een lofrede te schrijven ondanks al de goede hoedanigheden, de voortreffelijkheid zelfs zoo men wil, die hem als schrijver kenmerkten, ondanks zijn groote geestesgaven en zijn bewon derenswaardige werkkracht, is het alsof hij nooit aan de *storm- en drangperiode" ontworsteld is; hem ontbreekt die klassieke kalmte, of hoe men. die eigenschap noemen wil, zelfs voor een volbloed romanticus onmisbaar. En toch was hij een man van beteekenis, met wien men rekening moet houden; maar men moet hem dan ook niet alleen beoordeelen enkel uit zijne geschriften, zelfs niet in de eerste plaats uit deze, want dan handelt men onjuist en onbillijk, zelfs onrechtvaardig jegens zijne nagedachtenis. Neen, zijne groote verdienste, zijn lof, zijn recht om door het nageslacht te worden gekend, dit alles heeft geheel andere titels; de rol, hem toe gedeeld, was eene geheel andere dan die eens schrijvers of iemand, wien men gewoon is dien naam te geven. Er zijn op het gebied der letteren en kunsten zoowel als op godsdienstig, maatschappelijk en staatkundig gebied nog andere menschen noodig dan schrijvers en kalme geleerden, ook enthousi asten, die anderen voorgaan, die de slapenden wakker schudden, apostelen of ijveraars, hoe zal men hen noemen, vooral in tijden van onver schilligheid en slaperigheid. Zulk een enthousiast was Pastoor Brouwers; anderen ontvonken voor wat hij waar, edel en schoon achtte en dat steeds vol actualiteit, was zija levensdoel een levenstaak tevens. Daaruit laat zich het oratorische karakter van bijna al zijne geschriften verklaren, Dat hij, die aan zulk een levensdoel zich heeft gewijd, als hinderpalen den weg versperren, deze met alle kracht poogt te verwijderen, dat bij polemisch wordt, wien zal dit verwonderen ? Een noodzakelijk gevolg was dan ook een lang durige, hardnekkige strijd tegen hen, wier opvat ting tegen de zijne aandruischte, maar ook tegen hen die hij uit den slaap der onverschilligheid wakker schrikte; menschen die men op zulk een wijze wakker maakt, zijn nu eenmaal altijd knorrig en lastig. Als Brouwers in geestdrift ontstak dan moest hij spreken. Van al de teksten der H. Schrift schijnt hem het bekende »non possumus non loqui", wij kunnen niet zwijgen, het meest te hebben getroffen en het gold meestal geen theorieën maar daden : er moest een monument opgericht, een feest gevierd, een oud gebouw hersteld, of een letterkundig tournooi gehouden. * * * Als in een panorama ontrolt zich voor hen die Brouwers gekend hebben, reeds bij het lezen der titels zijner geschriften en het vluchtig doorblade ren der tijdschriften die de verslagen zijner talrij ke redevoeringen bevatten, een geheel verleden van ruim veertig jaren van onvermoeiden arbeid ; en wat belangrijke tafereelen in de wereldgeschiede nis, of voor Nederland of voor zijn dierbaar Limburg in het bijzonder, vooral op het gebied van kunst en letteren in dit tijdsverloop! Limburger, ZuidLimburger, is hij altijd gebleven, hij wien de oude naam van zijn geboortedorpje Margraten bij Maas tricht, meermalen den nom de plume van de //St. Mariengrat" verstrekte. Een Zuid-Limburgerwas hij in karakter, sympathie, stijl en manieren. Ik wil eenige dier tafereelen mijn lezers weder voor den geest brengen : Voorzoover ik kan nagaan is de Vondelbeweging het eerste groote belang geweest dat Brouwers aantrok. Hij werd al spoedig een der ijverigste apostelen van den dichterkoning; 't is geen hyperbole die ik gebruik, want hij heeft Vondel's eeredienst verspreid waar hij kon in België, Duitsehland en Frankrijk ; in Limburg heeft hij Vondel populair gemaakt. Ook Limburg moest zich in nuldebetooii aan Vondel verbroederen met, het Noorden, ook Limburg moest feestvieren, ja liet Noorden des lands daarin voorgaan; zoo meende Brouwers en hij schreef; Joost van den Vondel met levensbeschrijving, karaktei-schetsende en let terkundige aanteekeningen; een werk dat hij te Roermond liet drukken in 1801. Het volgend jaar sprak Brouwers op het eerste Vondelsfeest in Nederland, te Roermond gevierd. Die rede voering werd, opgeluisterd door een afbeelding van de feestzaal, een vers van een Roermoudscli dichter en voorafgegaan door de beschrijving der feestelijkheden, in 1867 te Amsterdam gedrukt. Nog veel sprak en schreef hij over Vondel (1) en zijne pogingen om Jiet verband tusschen Vondel's Lucifer en Milton's bekend heldendicht te ontdekken, liggen, vooral te Amsterdam, nog verseh in het geheugen. Ieder Nederlandsen hart moet echter warm klop pen als men hoort hoe welsprekend hij te Parijs, nog niet zoo lang geleden, Vondel heeft verheer lijkt in een taal die hem de levendigste toejui chingen van zijn gehoor verwierf. Geen wonder dat de warme Vondelvereerder een ijverig deel nam aan het herstel van het beroemde Muiderslot en al wat daarmede in betrekking stond. Die tocht per stoomboot langs den Amstel o.a. op een Vondelsjubileum gehouden, en opgeluisterd door improvisatiën en voorlezingen van den gastvrijeu Bovenkerker pastoor, nog velen zullen met het innigste genoegen daaraan denken! Welk eene bezieling ging niet van hem uit, zoo toen als bij andere feesten en jubileums. Doch na Vondel was het vooral de Middeleeuwsche kunst die hem be lang inboezemde. De herleving der gothiek in Nederland of beter nog de waardeering, vond in denzelfden Brouwers een warmen ijveraar. Eeu innige vriendschap vereenigde hem met twee groote Gothieken" (het woord is niet van mijn vinding) Dr. Cuypers en Prof. J.A. Alberdingk Thijm. Ontzaggelijk veel heeft Brouwers voor de erken ning en betere waardeering der Gothiek, ook van het Romaansch, gewerkt, gestreden en ook geleden van niet altijd even ridderlijke en kiesche tegen standers, in wier woordenboek gothiek en paepsch" synoniem waren. Brouwers beminde de Gotlüek met woord en voorbeeld; liet bezoek van kerk en pastorie door Dr. Cuypers gebouwd, vergoeden voor den kunstliefhebber de reis naar Bovenkerk. Over de bouwwerken van Dr. Cuypers gaf de ijverige pastoor zelfs een afzonderlijk werk uit, met platen opgeluisterd, waarvan slechts u afle vering verscheen, die vrij zeldzaam is. (2) Een ijverig vriend en bewonderaar van Dr. Cuypers, toonde Brouwers ziek ook ia zijn pole miek met den architect J. H. Leliman over het monument 1813 te 's Gravenhage. Die strijd werd zeer heftig van weerszijden gevoerd in het jaar 1863. Het zij hier de plaats een korte opmerking te maken naar aanleiding van wat hier over het streven van Pastoor Brouwers voor de Gotliieke kunst en zijn sympathie voor Dr. Cuypers is gezegd, daar dat streven en die symphathie zulk een belaugrijke rol in zijn leven hebben gespeeld. Voor Brouwers en zooveel anderen gold het niet slechts het recht van zijn Gothiek naast andere stijlen of de erkende geschiktheid daarvan voor katholieke kerken in de Germaansehe landen, maar ook, en nog veel meer, het bewaren, eerbiedigen en her stellen van de meesterstukken der Gothiek op elk gebied in ons Vaderland, waar zooveel reeds was verdorven en nog zooveel groot gevaar liep ver knoeid te worden of onder den moker te verdwij nen. Wie een onpartijdig getuige wil hooren, van hoe in Nederland met de oude meesterwerken werd omgesprongen in den tijd dat kunst nog geen regeeringszaak was, leze wat Van Vloten in zijn levensschets van een anderen Limburger Jhr. Mr. V. de Stuers daarover zegt. Een kalm betoog zou niet geholpen hebben; elke reactie brengt overdrijving mede en wat in letterlijken zin waar is voor iemand die tegen dooven moet spreken, gold ook in die dagen voor den oudheidminnaar: hij moest schreeuwen, hard schreeuwen, dat is overdrijven, eene groote onver geeflijke zonde in Nederland. (1) Bijv. Iets nieuws over Vondel. Arnst. 1879. (2) Haarlem, A. C. Huiseman, 1803, in 4o. Danken wij in ieder geval Pastoor Brouwers en zijn geestverwanten, al ware het slechts voor al het goede dat behouden is, en al beschouwt men dan ook die monumenten slechts als bijdragen tot de geschiedenis der kunst in vroeger eeuwen; dit is zelfs een plicht voor hen, die liever in klas sieken stijl alle regeeringsgebouwen en monumen ten zagen verrijzen (3). Niet slechts de Gothiek echter maar ook de vaderlandsche kunst in het algemeen oefende op Brouwers een betooverendeu invloed uit; de St. Servaaskerk te Maastricht, voor wier restauratie hij zoozeer ijverde (3), //der vaderen roem in de toonkunst," muurschilderingen in onze kerken enz." Het zou mij te ver voeren, wilde ik alles in het breede opnoemen. * * * Ook waar het belangen gold, die hij hooger nog achtte dan kunst en letteren, vond men hem onder de eerste rijen. Zoo zien wij hem te Brussel op de congressen der anti-slavernij-beweging, op de Colum busfeesten te Amsterdam; de geringe deelneming daaraan was niet aaa hem te wijten. Bij Konings- en Oranjefeesten was wederom Bovenkerk's pastoor een middelpunt van feestviering, eens dreigde hij zelfs ten gevolge van zijn koningsgezindheid een martelaar van zijn enthou siasme te worden, wat, dank zij vooral de hulp zijner collega's vau de pers, gelukkig werd voor komen. Ter eere van ons volk moet ik zeggea dat hier geen vooraf beraamd plan in het spel was, veeleer het werk van brooddronken kwajongens. Wat Pastoor Brouwers als geestelijke voor zijn kerk was, is elders breedvoeriger behandeld. Zijne sympathie voor den populairen Pius IX is be kend, een Leo XIII voor hem als«e?de paus der wetenschap", ontlokt meermalen zijne bewondering, en zijne laatste rede werd te Maastricht op paus Leo's jubileum, nog onlangs gehouden. Hier wil ik echter in het geheugen terugroepen, hoe zoo menige redevoering, zoo menig feit uit zijn leven getuigt van zijn streven om ook andersdenkenden met den katholieken geestelijke te verbroederen. Veel heeft hij er toe bijgebracht diens verschijning in het openbaar buiten de kerk minder opvallend te maken aan deze zijde van Moerdijk en Maas. Onwaardig is dan ook reeds daarom de spotplaat in eenige winkels te Amsterdam uitgestald tijdens zijne bemoeiingen ten voordeele van het zelfstanstandig bestaan der gemeente Nieuwer-Amstel. Zelfs de warmste liefde voor Amsterdam kan zulk een faetum niet vergoelijken, die plaat is in een woord schandelijk, vooral omdat Pastoor Brouwers juist als geestelijke daar allerbelaehelijkst is voorgesteld. Ik noemde daar een nieuw thema, zijn liefde voor Bovenkerk en Nieuwer-Amstel. Wat heeft hij niet geijverd voor liet zelfstandig bestaan dier gemeente! Welk een gejuich deed men daar niet weerklinken toen Amsterdam's annexatieplan was verijdeld door de Hooge Regeering, en van dat overwinningsfeest was hij de held en de leider tevens. Slechts weinig was de voor andersdenkenden toegevende man op bepaald godsdienstig terrein in pennestrijd gewikkeld. Doch bij het polemiseeren over sommige geschiedkundige feiten schij.it het uu eenmaal zonder inmenging van den godsdienst niet te kunnen afloopen. Zoo was hij dan ook in 1808 ter gelegenheid vau de Heiligerlee-feesten een der hevigste bestrij ders van het op te richten monument. Een pole miek tusschen hem. Groen van Prinsterer, B. ter Haar, Fruin en Jonekbloet was het gevolg. (4) Ik vermeld dit feit geheel objectief eu wil mij niet verdiepen in een, hier overigens onmogelijke en ongepaste appreciatie van het standpunt en de bewijsvoering van Pastoor Brouwers. IJit evenwel meeu ik te moeten zeggen, dat kalm historisch onderzoek, een napluizen der archieven, een be studeering der bronnen niet in den weg lag van den overigens kundigen man; hij was op katho liek standpunt -,vat Hofdijk, zijn tegenstander en vriend tevens, ('t pleit voor beider edel charakter dat, zij schoon tegenstanders, elkaar achtten) op antirevolutiouair standpunt was. Een Nuijeus geldt veel eer als type vau een katholiek geschied kundige waar het d'eu tachtigjarigeu krijg betreft. Op het stuk van overeenstemming in oordeeleu over dit onderwerp staan echter beide partijen nog tegenover elkaar als indertijd door Vau Lirn zoo juist is omschreven. (4) Green wonder dat dan ook de Heiligerlee-polemiek ous niet verder heeft ge bracht. En toch als Brouwers er zich op toelegde, kou hij ook iets goeds leveren op geschiedkundig gebied, dat getuigt zijn. reeds aangehaalde rede over der vaderen roem in de toonkunst" op het letterkundig congres te Maastricht 1870,waar menige bijzonderheid te vorea onbekend, vooral over Liraburgsche klokkengieters eu ook over de Hemony's voorkomt. Zijn kruistocht tegen de overdreven bewonde raars van Victor Hugo, diens sociale ideecn eu hybridische woordkoppelingen is den lezers der Dietsche Warande bekend en ofschoon als alle Zuid-Limburgers een beminnaar der Fransche letteren, achtte Pastoor Brouwers zich echter ver plicht tegen overdrijving te waarschuwen. Zie hier in hoofdtrekken slechts de bewegingen op veel zijdig gebied, waaraan Pastoor Brouwers deelnam, dikwijls zelfs middelpunt of voorganger was. Na al wat in de laatste dagen over hem is ge schreven en onze lezers grootendeels zal bekend zijn, is het overbodig hier een eigenlijke biogralie aan toe te voegen. Hij was, dit zij in het kort aangestipt, l Januari 1S3S geboren te Margraten bij Maastricht, hij was het eenig kind zijner ouders, wier zorgen hij vroeg reeds moest derven. In 1843 kwam hij op het seminarie te Rolduc, studeerde later de godgeleerdheid te Roermond, was in 1854 na volbrachte studiën leeraar aan het eollegie in laatstgenoemde stad, daarna tot 1870 rector van het St. Beruard gesticht te Amsterdam en tevens lid van de hoofdredactie van het Dagblad «de Tijd". In 1871 trad hij af als redacteur; hij was daar voor de man niet om kalm en bedaard de dagelijksche gebeurtenissen der politiek na te gaan en (3) Zie o.a. in de Dietsche Warande zijne drie lezingen daarover. ((?) In zijn Penningkunde op het jaar 1583, te bespreken en als Zuid-Limburger te weinig i op de hoogte van Noord-Nederlandsche toestand en eischen; daar was een deftig en bedaard fit lander voor noodig in die dagen. In 1871 we, de Eerw. Heer Brouwers pastoor te Boveukw welk ambt hij met ijver en liefde waarnam tS zijn dood. Hij stierf onverwacht te Maastricht het huis van zijn voormalig studiemakker den ri' ambtenaar Jozef Habets, die altijd tot zijne t vrienden is blijven behooren. Verwonderlijk het heeten, dat hij juist stierf toen hij zich bereidde om vele zijner handschriften na i< om te werken en voor den druk voor te be: Wie weet wat hij, geheel tot kalmte gekomi zou hebben geschonken. Doch zijn taak was loopen. Pastoor Brouwers was, gelijk bekend is, l //de Vioolstruik", de letterku.ud.ige kring, w; Alberdingk Thijm het middelpunt was. In. was hij lid van de Kon. Akademie van beel kunsten te Amsterdam, eeuige jaren geleden hij lid der Vlaamsche Kon. Akademie. De r orden pro Ecclesia et Pontifice", van de j kroon en de Leopoldsorde versierden zijn bo Weinig feiten uit zijn bijzonder leven zij kend ; al wat mij achter door zijn naaste b! verwanten eu vrienden werd meegedeeld, zelfs zijne correspondentie bevestigt, dat zijn bijzonder leven geheel in overeenstemming was met zijn opeubaar, dat is wellicht zijn hoogste lof. Al wat schoon, edel en goed was, vond zijn steun; onbe middelde kunstenaars kwam hij op de onbekrompenste wijze te hulp, voor ongelukkigen zonder onderscheid van plaats of gezindte was zijn milde hand geopend ; hij kende zelfs te weinig de waarde des gelds, zoo milddadig was hij en waar eigen middelen te kort schoten, stelden zijne aan zienlijke relaties hem nog in staat velen hulp en steun te schenken. Het is bijna ongeloofelijk en zou aller bevreem ding wekken, als men wist wat aanzienlijke sommen door hem zijn weggeschonken. Hun die er mede bekend zijn, legt kiesehheid en. plicht bet stilzwij gen op. Zoo ging zijn leven voorbij, terwijl hij vervuld was met de schoonste idealen. Nog lang zal de beminnelijke en eigenaardige figuur van Pastoor Brouwers voortleven in de herinnering van allen die hem kenden. A. J. FI.A.MENT. Hippolyte Taine. Zondag f> Maart overleed te Parijs aan uitput ting, door diabetes en longtering, maar veel meer door overwerken veroorzaakt, de Fransche historicus, litterator, aestheticus en pbilosoof Hippolyte Taine, in den ouderdom van 65 jaar. »Een van mijn vrienden", schreef Gaston Deschamps onlanga in de Débats, »-die openbare cursussen houdt, en een zeker aantal deflnitiën klaar moet hebben, om van tijd tot tijd applau-" dissententen uit te lokken en uit zijn. glas suiker water te kunnen drinken, stelde mij voor Taine de volgende voor: Ben Chateaubriand die aan logica doet. Beu Loti, begaafd met denkkracht. Een mengsel van Condillac en Théophile Gautier. Een poëet, die gepromoveerd is in demedicynen en Stendhal gelezen heeft. Spinoza uit Londen terug, en nu een geregeld gast op de diners bij Magny." Men ziet wat van dit alles de quintessens is: de poëet, zich vermeiend in weelderige kleuren en vormen, gevoelig en vaak melancholiek, vereenigd met den man van streng wetenschappelijk, meedoogenloos onderzoek. Zeker hebben de definiëerenden ook bij het noemen van Loti en Chateau briand gedacht aart liun gevoel van 's menschen hulpeloosheid, ontwikkeld door de tochten op verre zeeën ; bij de namen Spinoza en Condillac evenzeer aan den reusachtigen voorbereidenden arbeid van den man van. wetenschap, als aan de nauwgezetheid in het trekken der wijsgeerige C-onclusiën. Taine's leven is n werken geweest; evenals de académiciens die hem zoo kort geleden vooraf gingen, Victor Hugo en Ilenan. heeft hij op even onvermoeide werkzaamheid als op machtige scheppings- of' verwerkingskracht te wijzen. Evenals dezen heiden completeerde en verruimde hij zijn inzicht in eigen vak door ook den blik te laten dwalen op al wat in het rond belangwekkend was, evenals voor hen was ook voor hem de schoon heid van den vorm de onmisbare gezellin van de juistheid der gedachte. Hippolyte Taine was -l April 1828 te Vouziers in de Ardennen geboren; hij studeerde in Parijs aan het Lycée Bonaparte, waarvan hij in 1848 rnet een prix de rltétunque bij het eind examen afscheid nam. Aan. de cole uormale had hij tot kennissen About,, Sarcey, Alfred Assolant. Weiss, enz.; toen hij intusschen na een schitterend examen den graad van ac/rêg dephilosophie zou verkrijgen, weigerde men hem den titel, om zijn onafhankelijke denkbeelden en zijn hechten aan zijne methode, die toen reeds j tusschen philosophie en theologie een scherpe lijn trok. Taine moest eene betrekking aannemen te Nevers, te Poitiers, te Besancon, in steeds lager rang, totdat hij zich van het hooger onderwas losmaakte en weer naar l'arijs kwam om voor zich zelf' te werken. Hij had toen reeds zijne philosophische theorie en methode kant en klaar; hij volgde drie jaren lang de cursussen der Académie de Médicine om er de rechtvaardiging van te zoeken, en be gon reeds artikelen in de Revue de l'mstruetwn publique te schrijven, die hij weldra voor de Re vue des deux mondes verwisselde : ook aan het Journal des Débats werkte hij toen reeds mee. Zijn eerste groote werken, uiteenloopend in on derwerp gelijk in methode, waren in 1853 Essai sur les fables de La Fontaine (eigenlijk geschre ven als dissertatie voor den graad van doctor in de letteren) en zijne Essai sur Tite-ltive (bekroond door de Académie) in welke beide hij reeds de theorie van la, race, Ie milieu, Ie moment, als be palende factoren van ieder werk en iederen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl