Historisch Archief 1877-1940
IAMER, 1EKBLAD TOOG
IIIIIIIIIMlUlllMmUIIMIilltlIlllllUIIIIHUMUIIttUIUIIItlUIIUIIttlHtlllllultltHI
IN MEMORIAM.
De ZeerEerw. Heer J. W. Brouwers,
Pastoor te Bovenkerk.
,
Indien een uitgever het zou ondernemen al wat
nu reeds over Pastoor Brouwers is geschreven in
de verschillende dagbladen, tot een bundel te ver
eenigen, zooals men o. a. voor wijlen Mr. C.
Vosmaer en Prof. Heremans te Gend heeft gedaan, en
dan in later dagen een snuffelaar of een aanstaande
schrijver van een ^geschiedenis der wetenschappen,
letteren, enz. in de Nederlanden gedurende de
laatste helft der 19e eeuw", dezen bundel in een
onzer bibliotheken zou vinden, dan meen ik dat
hij verwonderd zou staan over zooveel lof, zooveel
sympathie van zooveel, in richting en beginselen
verschillende bladen, door zooveel schrijvers, van
de meest uiteenloopende denkwijze op godsdienstig
maatschappelijk, staatkundig en aesthetisch gebied
aan Pastoor Brouwers betoond. Zeker zou dan
die navorscher zich geprikkeld gevoelen om eens
met de werken, de gesel.riften van den zoo
hooggeprezene kennis te maken.
Ik moet weer eene onderstelling maken: al de
werken zijn zoo volledig mogelijk verzameld en de
uitgevers zijn hierbij zoo angstvallig te werk ge
gaan uit Trees van iets te vergeten, als die van
Potgieter'» geschriften, dat is: die verzameling ver
dient ten volle den titel «.opera omnia", nagelaten
?werken, brieven, verslagen van lezingen enz. enz.
niets is vergeten. Voor een uitgever van Brouwers'
werken zou zulk eene verzameling bijna nood
zakelijk zijn; verschillende lezingen toch zijn nooit
in druk verschenen, in tal van Fransche en Bel
gische tijdschriften, als Ie Journal de V Art en an
dere is nog zooveel verspreid, waarmede men in
«Holland" geheel onbekend is, en een groot pak
onuitgegeven handschriften berust nog bij de familie
des overledenen
Nu zal de onderzoeker door mij bedoeld in die
groote verzameling van Brouwers' werken, die tot
nu toe slechts onder de //possibilia" is te rang
schikken, veel schoons vinden, stof voor een heele
bloemlezing //pierres précieuses et perles fines",
die Fransche titel niet zonder reden, want Brou
wers' ransche geschriften, redevoeringen en verzen
steken verre uit boven de Nederlandsche, hij was
dan ook met het Fransch zoo vertrouwd, dat het
gemak en de sierlijkheid, waarmede hij zich in het
Fransch zoo proza als poëzie uitdrukte, onze
bew,ondering verdienen.
* Maar met dat al en trots al die schoonheden,
in die geschriften verspreid, zal men te vergeefs
een uitsluitsel zoeken op de vraag: van waar die
lof, die sympathie voor Pastoor Brouwers? Want
ontveinzen wij het niet mijn doel is het niet
hier een lofrede te schrijven ondanks al de
goede hoedanigheden, de voortreffelijkheid zelfs
zoo men wil, die hem als schrijver kenmerkten,
ondanks zijn groote geestesgaven en zijn bewon
derenswaardige werkkracht, is het alsof hij nooit
aan de *storm- en drangperiode" ontworsteld is;
hem ontbreekt die klassieke kalmte, of hoe men.
die eigenschap noemen wil, zelfs voor een volbloed
romanticus onmisbaar.
En toch was hij een man van beteekenis, met
wien men rekening moet houden; maar men moet
hem dan ook niet alleen beoordeelen enkel uit
zijne geschriften, zelfs niet in de eerste plaats uit
deze, want dan handelt men onjuist en onbillijk,
zelfs onrechtvaardig jegens zijne nagedachtenis.
Neen, zijne groote verdienste, zijn lof, zijn recht
om door het nageslacht te worden gekend, dit
alles heeft geheel andere titels; de rol, hem toe
gedeeld, was eene geheel andere dan die eens
schrijvers of iemand, wien men gewoon is dien
naam te geven.
Er zijn op het gebied der letteren en kunsten
zoowel als op godsdienstig, maatschappelijk en
staatkundig gebied nog andere menschen noodig
dan schrijvers en kalme geleerden, ook enthousi
asten, die anderen voorgaan, die de slapenden
wakker schudden, apostelen of ijveraars, hoe zal
men hen noemen, vooral in tijden van onver
schilligheid en slaperigheid. Zulk een enthousiast
was Pastoor Brouwers; anderen ontvonken voor
wat hij waar, edel en schoon achtte en dat steeds
vol actualiteit, was zija levensdoel een levenstaak
tevens. Daaruit laat zich het oratorische karakter
van bijna al zijne geschriften verklaren,
Dat hij, die aan zulk een levensdoel zich heeft
gewijd, als hinderpalen den weg versperren, deze
met alle kracht poogt te verwijderen, dat bij
polemisch wordt, wien zal dit verwonderen ?
Een noodzakelijk gevolg was dan ook een lang
durige, hardnekkige strijd tegen hen, wier opvat
ting tegen de zijne aandruischte, maar ook tegen
hen die hij uit den slaap der onverschilligheid
wakker schrikte; menschen die men op zulk een
wijze wakker maakt, zijn nu eenmaal altijd knorrig
en lastig.
Als Brouwers in geestdrift ontstak dan moest hij
spreken. Van al de teksten der H. Schrift schijnt
hem het bekende »non possumus non loqui", wij
kunnen niet zwijgen, het meest te hebben getroffen
en het gold meestal geen theorieën maar daden : er
moest een monument opgericht, een feest gevierd,
een oud gebouw hersteld, of een letterkundig
tournooi gehouden.
* *
*
Als in een panorama ontrolt zich voor hen die
Brouwers gekend hebben, reeds bij het lezen der
titels zijner geschriften en het vluchtig doorblade
ren der tijdschriften die de verslagen zijner talrij
ke redevoeringen bevatten, een geheel verleden van
ruim veertig jaren van onvermoeiden arbeid ; en
wat belangrijke tafereelen in de wereldgeschiede
nis, of voor Nederland of voor zijn dierbaar Limburg
in het bijzonder, vooral op het gebied van kunst
en letteren in dit tijdsverloop! Limburger,
ZuidLimburger, is hij altijd gebleven, hij wien de oude
naam van zijn geboortedorpje Margraten bij Maas
tricht, meermalen den nom de plume van de //St.
Mariengrat" verstrekte. Een Zuid-Limburgerwas hij
in karakter, sympathie, stijl en manieren.
Ik wil eenige dier tafereelen mijn lezers weder
voor den geest brengen :
Voorzoover ik kan nagaan is de Vondelbeweging
het eerste groote belang geweest dat Brouwers
aantrok. Hij werd al spoedig een der ijverigste
apostelen van den dichterkoning; 't is geen
hyperbole die ik gebruik, want hij heeft Vondel's
eeredienst verspreid waar hij kon in België,
Duitsehland en Frankrijk ; in Limburg heeft hij Vondel
populair gemaakt. Ook Limburg moest zich in
nuldebetooii aan Vondel verbroederen met, het
Noorden, ook Limburg moest feestvieren, ja liet
Noorden des lands daarin voorgaan; zoo meende
Brouwers en hij schreef; Joost van den Vondel
met levensbeschrijving, karaktei-schetsende en let
terkundige aanteekeningen; een werk dat hij te
Roermond liet drukken in 1801. Het volgend
jaar sprak Brouwers op het eerste Vondelsfeest
in Nederland, te Roermond gevierd. Die rede
voering werd, opgeluisterd door een afbeelding
van de feestzaal, een vers van een Roermoudscli
dichter en voorafgegaan door de beschrijving der
feestelijkheden, in 1867 te Amsterdam gedrukt.
Nog veel sprak en schreef hij over Vondel (1)
en zijne pogingen om Jiet verband tusschen
Vondel's Lucifer en Milton's bekend heldendicht te
ontdekken, liggen, vooral te Amsterdam, nog verseh
in het geheugen.
Ieder Nederlandsen hart moet echter warm klop
pen als men hoort hoe welsprekend hij te Parijs,
nog niet zoo lang geleden, Vondel heeft verheer
lijkt in een taal die hem de levendigste toejui
chingen van zijn gehoor verwierf.
Geen wonder dat de warme Vondelvereerder een
ijverig deel nam aan het herstel van het beroemde
Muiderslot en al wat daarmede in betrekking stond.
Die tocht per stoomboot langs den Amstel o.a. op
een Vondelsjubileum gehouden, en opgeluisterd
door improvisatiën en voorlezingen van den
gastvrijeu Bovenkerker pastoor, nog velen zullen met
het innigste genoegen daaraan denken! Welk eene
bezieling ging niet van hem uit, zoo toen als bij
andere feesten en jubileums. Doch na Vondel was
het vooral de Middeleeuwsche kunst die hem be
lang inboezemde. De herleving der gothiek in
Nederland of beter nog de waardeering, vond in
denzelfden Brouwers een warmen ijveraar. Eeu
innige vriendschap vereenigde hem met twee
groote Gothieken" (het woord is niet van mijn
vinding) Dr. Cuypers en Prof. J.A. Alberdingk Thijm.
Ontzaggelijk veel heeft Brouwers voor de erken
ning en betere waardeering der Gothiek, ook van
het Romaansch, gewerkt, gestreden en ook geleden
van niet altijd even ridderlijke en kiesche tegen
standers, in wier woordenboek gothiek en paepsch"
synoniem waren. Brouwers beminde de Gotlüek
met woord en voorbeeld; liet bezoek van kerk en
pastorie door Dr. Cuypers gebouwd, vergoeden
voor den kunstliefhebber de reis naar Bovenkerk.
Over de bouwwerken van Dr. Cuypers gaf de
ijverige pastoor zelfs een afzonderlijk werk uit,
met platen opgeluisterd, waarvan slechts u afle
vering verscheen, die vrij zeldzaam is. (2)
Een ijverig vriend en bewonderaar van Dr.
Cuypers, toonde Brouwers ziek ook ia zijn pole
miek met den architect J. H. Leliman over het
monument 1813 te 's Gravenhage. Die strijd werd
zeer heftig van weerszijden gevoerd in het jaar 1863.
Het zij hier de plaats een korte opmerking te
maken naar aanleiding van wat hier over het
streven van Pastoor Brouwers voor de Gotliieke
kunst en zijn sympathie voor Dr. Cuypers is gezegd,
daar dat streven en die symphathie zulk een
belaugrijke rol in zijn leven hebben gespeeld. Voor
Brouwers en zooveel anderen gold het niet slechts
het recht van zijn Gothiek naast andere stijlen of
de erkende geschiktheid daarvan voor katholieke
kerken in de Germaansehe landen, maar ook, en
nog veel meer, het bewaren, eerbiedigen en her
stellen van de meesterstukken der Gothiek op elk
gebied in ons Vaderland, waar zooveel reeds was
verdorven en nog zooveel groot gevaar liep ver
knoeid te worden of onder den moker te verdwij
nen. Wie een onpartijdig getuige wil hooren, van
hoe in Nederland met de oude meesterwerken werd
omgesprongen in den tijd dat kunst nog geen
regeeringszaak was, leze wat Van Vloten in zijn
levensschets van een anderen Limburger Jhr. Mr.
V. de Stuers daarover zegt.
Een kalm betoog zou niet geholpen hebben;
elke reactie brengt overdrijving mede en wat in
letterlijken zin waar is voor iemand die tegen
dooven moet spreken, gold ook in die dagen voor
den oudheidminnaar: hij moest schreeuwen, hard
schreeuwen, dat is overdrijven, eene groote onver
geeflijke zonde in Nederland.
(1) Bijv. Iets nieuws over Vondel. Arnst. 1879.
(2) Haarlem, A. C. Huiseman, 1803, in 4o.
Danken wij in ieder geval Pastoor Brouwers en
zijn geestverwanten, al ware het slechts voor al
het goede dat behouden is, en al beschouwt men
dan ook die monumenten slechts als bijdragen tot
de geschiedenis der kunst in vroeger eeuwen; dit
is zelfs een plicht voor hen, die liever in klas
sieken stijl alle regeeringsgebouwen en monumen
ten zagen verrijzen (3).
Niet slechts de Gothiek echter maar ook de
vaderlandsche kunst in het algemeen oefende op
Brouwers een betooverendeu invloed uit; de St.
Servaaskerk te Maastricht, voor wier restauratie
hij zoozeer ijverde (3), //der vaderen roem in de
toonkunst," muurschilderingen in onze kerken enz."
Het zou mij te ver voeren, wilde ik alles in het
breede opnoemen.
* * *
Ook waar het belangen gold, die hij hooger nog
achtte dan kunst en letteren, vond men hem onder
de eerste rijen.
Zoo zien wij hem te Brussel op de congressen
der anti-slavernij-beweging, op de Colum busfeesten
te Amsterdam; de geringe deelneming daaraan was
niet aaa hem te wijten.
Bij Konings- en Oranjefeesten was wederom
Bovenkerk's pastoor een middelpunt van
feestviering, eens dreigde hij zelfs ten gevolge van zijn
koningsgezindheid een martelaar van zijn enthou
siasme te worden, wat, dank zij vooral de hulp
zijner collega's vau de pers, gelukkig werd voor
komen. Ter eere van ons volk moet ik zeggea
dat hier geen vooraf beraamd plan in het spel
was, veeleer het werk van brooddronken kwajongens.
Wat Pastoor Brouwers als geestelijke voor zijn
kerk was, is elders breedvoeriger behandeld. Zijne
sympathie voor den populairen Pius IX is be
kend, een Leo XIII voor hem als«e?de paus der
wetenschap", ontlokt meermalen zijne bewondering,
en zijne laatste rede werd te Maastricht op paus
Leo's jubileum, nog onlangs gehouden. Hier wil
ik echter in het geheugen terugroepen, hoe zoo
menige redevoering, zoo menig feit uit zijn leven
getuigt van zijn streven om ook andersdenkenden
met den katholieken geestelijke te verbroederen.
Veel heeft hij er toe bijgebracht diens verschijning
in het openbaar buiten de kerk minder opvallend
te maken aan deze zijde van Moerdijk en Maas.
Onwaardig is dan ook reeds daarom de spotplaat
in eenige winkels te Amsterdam uitgestald tijdens
zijne bemoeiingen ten voordeele van het
zelfstanstandig bestaan der gemeente Nieuwer-Amstel.
Zelfs de warmste liefde voor Amsterdam kan
zulk een faetum niet vergoelijken, die plaat is
in een woord schandelijk, vooral omdat Pastoor
Brouwers juist als geestelijke daar allerbelaehelijkst
is voorgesteld.
Ik noemde daar een nieuw thema, zijn liefde
voor Bovenkerk en Nieuwer-Amstel.
Wat heeft hij niet geijverd voor liet zelfstandig
bestaan dier gemeente! Welk een gejuich deed men
daar niet weerklinken toen Amsterdam's
annexatieplan was verijdeld door de Hooge Regeering, en
van dat overwinningsfeest was hij de held en de
leider tevens.
Slechts weinig was de voor andersdenkenden
toegevende man op bepaald godsdienstig terrein in
pennestrijd gewikkeld. Doch bij het polemiseeren
over sommige geschiedkundige feiten schij.it het
uu eenmaal zonder inmenging van den godsdienst
niet te kunnen afloopen.
Zoo was hij dan ook in 1808 ter gelegenheid
vau de Heiligerlee-feesten een der hevigste bestrij
ders van het op te richten monument. Een pole
miek tusschen hem. Groen van Prinsterer, B. ter
Haar, Fruin en Jonekbloet was het gevolg. (4)
Ik vermeld dit feit geheel objectief eu wil mij
niet verdiepen in een, hier overigens onmogelijke
en ongepaste appreciatie van het standpunt en de
bewijsvoering van Pastoor Brouwers. IJit evenwel
meeu ik te moeten zeggen, dat kalm historisch
onderzoek, een napluizen der archieven, een be
studeering der bronnen niet in den weg lag van
den overigens kundigen man; hij was op katho
liek standpunt -,vat Hofdijk, zijn tegenstander en
vriend tevens, ('t pleit voor beider edel charakter
dat, zij schoon tegenstanders, elkaar achtten) op
antirevolutiouair standpunt was. Een Nuijeus
geldt veel eer als type vau een katholiek geschied
kundige waar het d'eu tachtigjarigeu krijg betreft.
Op het stuk van overeenstemming in oordeeleu
over dit onderwerp staan echter beide partijen nog
tegenover elkaar als indertijd door Vau Lirn zoo
juist is omschreven. (4) Green wonder dat dan ook
de Heiligerlee-polemiek ous niet verder heeft ge
bracht. En toch als Brouwers er zich op toelegde,
kou hij ook iets goeds leveren op geschiedkundig
gebied, dat getuigt zijn. reeds aangehaalde rede
over der vaderen roem in de toonkunst" op het
letterkundig congres te Maastricht 1870,waar menige
bijzonderheid te vorea onbekend, vooral over
Liraburgsche klokkengieters eu ook over de Hemony's
voorkomt.
Zijn kruistocht tegen de overdreven bewonde
raars van Victor Hugo, diens sociale ideecn eu
hybridische woordkoppelingen is den lezers der
Dietsche Warande bekend en ofschoon als alle
Zuid-Limburgers een beminnaar der Fransche
letteren, achtte Pastoor Brouwers zich echter ver
plicht tegen overdrijving te waarschuwen. Zie hier
in hoofdtrekken slechts de bewegingen op veel
zijdig gebied, waaraan Pastoor Brouwers deelnam,
dikwijls zelfs middelpunt of voorganger was.
Na al wat in de laatste dagen over hem is ge
schreven en onze lezers grootendeels zal bekend
zijn, is het overbodig hier een eigenlijke
biogralie aan toe te voegen. Hij was, dit zij in het kort
aangestipt, l Januari 1S3S geboren te Margraten bij
Maastricht, hij was het eenig kind zijner ouders,
wier zorgen hij vroeg reeds moest derven. In 1843
kwam hij op het seminarie te Rolduc, studeerde
later de godgeleerdheid te Roermond, was in 1854
na volbrachte studiën leeraar aan het eollegie in
laatstgenoemde stad, daarna tot 1870 rector van
het St. Beruard gesticht te Amsterdam en tevens
lid van de hoofdredactie van het Dagblad «de Tijd".
In 1871 trad hij af als redacteur; hij was daar
voor de man niet om kalm en bedaard de
dagelijksche gebeurtenissen der politiek na te gaan en
(3) Zie o.a. in de Dietsche Warande zijne drie
lezingen daarover.
((?) In zijn Penningkunde op het jaar 1583,
te bespreken en als Zuid-Limburger te weinig i
op de hoogte van Noord-Nederlandsche toestand
en eischen; daar was een deftig en bedaard fit
lander voor noodig in die dagen. In 1871 we,
de Eerw. Heer Brouwers pastoor te Boveukw
welk ambt hij met ijver en liefde waarnam tS
zijn dood. Hij stierf onverwacht te Maastricht
het huis van zijn voormalig studiemakker den ri'
ambtenaar Jozef Habets, die altijd tot zijne t
vrienden is blijven behooren. Verwonderlijk
het heeten, dat hij juist stierf toen hij zich
bereidde om vele zijner handschriften na i<
om te werken en voor den druk voor te be:
Wie weet wat hij, geheel tot kalmte gekomi
zou hebben geschonken. Doch zijn taak was
loopen.
Pastoor Brouwers was, gelijk bekend is, l
//de Vioolstruik", de letterku.ud.ige kring, w;
Alberdingk Thijm het middelpunt was. In.
was hij lid van de Kon. Akademie van beel
kunsten te Amsterdam, eeuige jaren geleden
hij lid der Vlaamsche Kon. Akademie. De r
orden pro Ecclesia et Pontifice", van de j
kroon en de Leopoldsorde versierden zijn bo
Weinig feiten uit zijn bijzonder leven zij
kend ; al wat mij achter door zijn naaste b!
verwanten eu vrienden werd meegedeeld, zelfs
zijne correspondentie bevestigt, dat zijn bijzonder
leven geheel in overeenstemming was met zijn
opeubaar, dat is wellicht zijn hoogste lof. Al wat
schoon, edel en goed was, vond zijn steun; onbe
middelde kunstenaars kwam hij op de
onbekrompenste wijze te hulp, voor ongelukkigen
zonder onderscheid van plaats of gezindte was zijn
milde hand geopend ; hij kende zelfs te weinig de
waarde des gelds, zoo milddadig was hij en waar
eigen middelen te kort schoten, stelden zijne aan
zienlijke relaties hem nog in staat velen hulp en
steun te schenken.
Het is bijna ongeloofelijk en zou aller bevreem
ding wekken, als men wist wat aanzienlijke sommen
door hem zijn weggeschonken. Hun die er mede
bekend zijn, legt kiesehheid en. plicht bet stilzwij
gen op.
Zoo ging zijn leven voorbij, terwijl hij vervuld
was met de schoonste idealen.
Nog lang zal de beminnelijke en eigenaardige
figuur van Pastoor Brouwers voortleven in de
herinnering van allen die hem kenden.
A. J. FI.A.MENT.
Hippolyte Taine.
Zondag f> Maart overleed te Parijs aan uitput
ting, door diabetes en longtering, maar veel
meer door overwerken veroorzaakt, de Fransche
historicus, litterator, aestheticus en pbilosoof
Hippolyte Taine, in den ouderdom van 65 jaar.
»Een van mijn vrienden", schreef Gaston
Deschamps onlanga in de Débats, »-die openbare
cursussen houdt, en een zeker aantal deflnitiën
klaar moet hebben, om van tijd tot tijd applau-"
dissententen uit te lokken en uit zijn. glas suiker
water te kunnen drinken, stelde mij voor Taine
de volgende voor:
Ben Chateaubriand die aan logica doet.
Beu Loti, begaafd met denkkracht.
Een mengsel van Condillac en Théophile Gautier.
Een poëet, die gepromoveerd is in
demedicynen en Stendhal gelezen heeft.
Spinoza uit Londen terug, en nu een geregeld
gast op de diners bij Magny."
Men ziet wat van dit alles de quintessens is:
de poëet, zich vermeiend in weelderige kleuren
en vormen, gevoelig en vaak melancholiek,
vereenigd met den man van streng wetenschappelijk,
meedoogenloos onderzoek. Zeker hebben de
definiëerenden ook bij het noemen van Loti en Chateau
briand gedacht aart liun gevoel van 's menschen
hulpeloosheid, ontwikkeld door de tochten op
verre zeeën ; bij de namen Spinoza en Condillac
evenzeer aan den reusachtigen voorbereidenden
arbeid van den man van. wetenschap, als aan de
nauwgezetheid in het trekken der wijsgeerige
C-onclusiën.
Taine's leven is n werken geweest; evenals de
académiciens die hem zoo kort geleden vooraf
gingen, Victor Hugo en Ilenan. heeft hij op even
onvermoeide werkzaamheid als op machtige
scheppings- of' verwerkingskracht te wijzen. Evenals
dezen heiden completeerde en verruimde hij zijn
inzicht in eigen vak door ook den blik te laten
dwalen op al wat in het rond belangwekkend
was, evenals voor hen was ook voor hem de schoon
heid van den vorm de onmisbare gezellin van de
juistheid der gedachte.
Hippolyte Taine was -l April 1828 te
Vouziers in de Ardennen geboren; hij studeerde in
Parijs aan het Lycée Bonaparte, waarvan hij in
1848 rnet een prix de rltétunque bij het eind
examen afscheid nam. Aan. de cole uormale
had hij tot kennissen About,, Sarcey, Alfred
Assolant. Weiss, enz.; toen hij intusschen na een
schitterend examen den graad van ac/rêg
dephilosophie zou verkrijgen, weigerde men hem den
titel, om zijn onafhankelijke denkbeelden en
zijn hechten aan zijne methode, die toen reeds
j tusschen philosophie en theologie een scherpe lijn
trok. Taine moest eene betrekking aannemen te
Nevers, te Poitiers, te Besancon, in steeds lager
rang, totdat hij zich van het hooger onderwas
losmaakte en weer naar l'arijs kwam om voor
zich zelf' te werken.
Hij had toen reeds zijne philosophische theorie
en methode kant en klaar; hij volgde drie jaren
lang de cursussen der Académie de Médicine
om er de rechtvaardiging van te zoeken, en be
gon reeds artikelen in de Revue de l'mstruetwn
publique te schrijven, die hij weldra voor de Re
vue des deux mondes verwisselde : ook aan het
Journal des Débats werkte hij toen reeds mee.
Zijn eerste groote werken, uiteenloopend in on
derwerp gelijk in methode, waren in 1853 Essai
sur les fables de La Fontaine (eigenlijk geschre
ven als dissertatie voor den graad van doctor in
de letteren) en zijne Essai sur Tite-ltive (bekroond
door de Académie) in welke beide hij reeds de
theorie van la, race, Ie milieu, Ie moment, als be
palende factoren van ieder werk en iederen