De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 19 maart pagina 3

19 maart 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

- jj, No 821 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. avteur nu eens niet er om te doen is dit of dat t* bewezen, waarin niet deze gely'k en deze ongel\jk, maar allen op hun beurt, zooals dit in het leven het geval is, gelyk en ongelyk hebben; een in of niettegenstaande zijn eenvoud en algemeenheid telkens en telkens op nieuw aangrypende worsteling van ideeën en idealen. . Van de verdere vertooningen als geheel kan met waardeering, doch niet met zoo gulle en warme bewondering worden gesproken. En de stukken n de omstandigheden hebben hieraan schuld. Met het laatste bedoel ik dit. Werkelijk TWatre-Libre is het Théatre-Libre alleen te Parijs. Zyn groote beteekenis heeft het daar Biet uitsluitend in den acteur Antoine.- Voorde Franschen is Antoine in de eerste plaats van belang als de directeur, die in zijn schouwburg alles speelt, wat hem wordt aangeboden, vervolgens alsderegisseur,dieindemise-ew->o°w0 naar nieuwe wegen en paden zoekt. In de eerste hoeda nigheid bestaat hij voor ons in het geheel niet; in de tweede slechts zeer beperkt. Als regis seur kunnen wij 'hem alleen beoordeelen wat het spel en -tamenspel, de stemming en kleur der vertolking betreft, niet in dat, waardoor hjj te Parijs vooral de aandacht trekt, in de eigenlijke mise-en-scène. Deze was en dit is nu eenmaal de schuld der omstandigheden als geheel niet beter, niet zorgvuldiger dan bij de beste van onze gezelschappen. In ftpok-n ontbrak tegen het slot de zon; zeker geen geringe on volkomenheid; de gerecht1: zitting in La fitte Elisa was even stijf en koud als dit in het »Sa!on" het geval was. De geniale, in zijn genialiteit vaak eenzijdige en koppige en daarom door de Parijsche kritiek nog wel eens over den hekel ge haalde metteur-en-scèwe is Antoine alleen te Pa rijs, in zy'n eigen schouwburg, met zijn eigen decoratief en requisieten, zijn eigen figuranten. Wat de stukken betreft (de vertaalde zonder ik natuurlijk uit) het valt niet te ontkennen, dat zy bij die van het vorige jaar in kracht en oor spronkelijkheid achterstonden. Werkelijke Tli fttre-Libre-stukken kregen wij niet te zien, stuk ken als »La dupe", «L'école des veufs", »Leurs filles". zwartgallige, cynische, brutale karakter komedies, overdreven, gewrongen en eenzijdig, maar in hun overdrijving vaak vol kracht en kleur en voor ons in ieder geval iets nieuws en byzonders. Ook in het afgeloopen jaar bracht Antoine er te Parijs van deze soort ten tooneele. Waarom deze geheel buiten het programma ge houden ? Uit gebrek aan de vereischte vertolkers waarschijnlijk. Van de nu vertoonde werken telt eigenlijk alleen Les fenêtrex mede. La fitte Elisa is in den grond een zoetsappig en sentimenteel 2Zöftrsiüefc,bovendiende zwakke dramatiseering van een mooien roman. Niettegenstaande het pleidooi van Antoine en het interessante spel van madame Nau in het eerste bedrijf (in het laatste was juffrouw Ude zeker niet haar mindere) maakte het slechts zeer vagen en flauwen indruk. Het beste er van is, dat men zich er door opgewekt gevoelt, den roman ter hand te nemen, dat men het op het tooneel banale en oppervlakkige geschiedenisje in zijn ware gedaante en volle kracht, in de mooie en fijne analyse van de Goncourt zelf, in diens voorname en bijzondere taal wil leeren kennen en bewonderen. Als plei dooi voor de gevallen vrouw heeft het niet de minste waarde. Niet alleen een uitzon dering als deze Elisa verdient genade en deernis. Voor vele en vele van haar rampzalige lotgenooten, voor wie de val niet zoo onvermijdelijk en onafwendbaar was, znu men die willen zien inge roepen. Trouwens als pleidooi heeft een geraffineerd kunstenaar als de Goncourt het zeker geen oogenblik bedoeld. A bas Ie -progrèi1, de bouffonnerie gatirique van dezen zelfden schrijver, had men onvertoond kunnen laten. Te Parijs viel het zoo weinig in den smaak, dat een deel van het pu bliek zich uit de voeten maakte. Bij de lezing voldoet het in ieder geval beter dan op het tooneel. Les fenétrep, zoo al geen Théiitre-Libre-stuk in den gewonen zin van het woord, was tenminste eens iets anders dan wat wij alle dagen te zien krijgen, een symbolisch stemmingsstukje, waarvan de schrijvers zich blijkbaar door Maeterlinck lieten inspireeren, een goed middelmatig curiositeitje, niet zoo dwaas en onnoozel als enkelen, niet zoo heerlijk en prachtig als anderen het noemden. Een duister vertrek. Twee vrouwen, moeder en dochter, zitten in angst en spanning tegenover elkander voor het raam. De man van de laatste is van moord beschuldigd Zij wachten de uitspraak van het gerecht af. Een steen vliegt door de rui ten. Aldus geeft de groote menigte aan zijn oordeel uiting. Een oogenblik later komt de man binnen. Hij i8 vrijgesproken. Dit is het einde van het eerste bedrijf. In de beide volgende merkt de vrouw en merken wij aan allerlei kleinigheden, aan de steeds stijgende onrust, onzekerheid en gejaagd heid van den vrijgesprokene, dat hij niet onschuldig was. Vol vrees en afschuw vlucht de vrouw weg. »Zij is een vrouw. Zg zal er wel aan wennen," aldus besluit de misdadiger. Blijkbaar was het er den schrijvers om te doen bij den toeschouwer eenige vage angst- en twijfelstemmingen op te wekken, en als zoodanig kan men hun studie als geslaagd beschouwen, De drie bedrijven, uitsluitend geschreven om op de zenuwen te werken, bereiken hun doel met vrij wat succes. Vooral het begin is goed, omdat het zoo terstond in den bedoelden en gewenschten toestand verplaatst. Men heeft echter alle recht te vragen of het tooneel geen hoogere roeping heeft dan een paar huiveringen en rillingen op te wekken. Men heeft gezegd: het mooie van Les fenêtrex is, dat de ouderwetsche expositie ontbreekt. Ik ben het hiermede volstrekt niet eens; ik ben juist van oordeel, dat wij hier niet n maar drie bedrijven expositie hebben en dat het drama eerst begint juist daar, waar het eindigt. Wij weten dan ongeveer, nog niet eens al te best, wat voor menschen wij voor ons hebben. »Züis een vrouw, zij zal er wel aan wennen" zegt de man. Dit is dus het thema van het drama, waarvan wij nog alleen de expo sitie zagen. Eerst nu begint de werkelijk be langwekkende en boeiende, eerst nu een werkel\jk dramatische strijd tusschen dezen man en deze vrouw, een strijd die niet alleen onze zenu wen, maar ook ons hoofd en hart in beweging en spanning zal brengen. Opmerking verdient het ook, hoe bescheiden eischen werken van deze soort den vertolkers stellen. Acteurs van krachtig en oorspronkelijk talent z^jn overbodig, goed ge drilde automaten voldoende. De regisseur is de eerste en eenige persoon. Zijn taak is het met by'na mathematische juistheid, met goeden smaak en juist oordeel de houdingen, standen en ge baren van deze schimachtige, onbestemde wezens te regelen en bepalen. Antoine was in dit op zicht geheel voor zyn taak berekend. Het ge heel sloot mooi harmonisch in elkander; de stem ming werd uitstekend volgehouden. In de vertooning van Li puissances des ténèbres heb ik genoten van het keurige spel van Antoine (Akim) en Janvier (Mitrich); hun tooneeltje aan tafel in het derde bedrijf was het glanspunt van den avond ; en ben ik vol verbazing geweest voor het meesterlijk samenspel van de dames Barny (Matriona) en Nau (Anicia) en den heer Arquilière (Nikita) in het vierde tafereel, het beruchte tafe reel van den kindermoord. Wat het drama zelf be treft, het behoort voor mij tot die werken, die men moet lezen, niet ZI'PU vertoonen. Niettegenstaande al het aiagistra'e,al het Shakespeariaansche in de be handeling, kan en mag men geen oogenblikvergeten, dat men in de eerste en voornaamste plaats met een tendensdrama, met een specifiek Russisch tendens drama te doen heeft. De vertolking als geheel was zonder twijfel voortreffelijk in den stijl ; de beestmenscheh werden als beestmenschen voorgesteld ; zooveel gebrul, gekrijsch, gesis en gesnerp heb ik in langen tijd niet op de planken gehoord. Van de afzonderlijke creaties was die van Nikita door den heer Arquillière zeker wel het minst gelukkig. De mixe-en-ncène liet vooral in het laatste tafereel zeer veel te wenschen over. »Het Nederlandsch Tooneel'' en het «Salon" vertoonen in edelen wedstrijd Sudermann's »Heim>it,." Bij het eerste zag ik het. Het heeft mij nog minder voldaan dan »Sodom's Ondergang." Het is nog gekunstelder, valscher en gewrongener dan dit ; het is Sudermann's minste drama : ik houd mij overtuigd, dat dit nu eens door niemand voor een meesterstuk zal worden aangezien. Een komediestuk met mooie rollen en mooie phrasen niet meer en niet beter. Zijn be;te verdienste dat het mevrouw Frenkel gelegenheid gaf tot een schitterend karakteristieke en origineele creatie. De volgende week, na het ook in hpt »Salon" te heb ben gezien , kom ik er op terug. H. J. M. Illlini ..... MMIIIIIIIIIIIIIItllllll ..... MM .......... Illlllllllllllllll ................ Mm Muziek in de hoofdstad. Het belangrijkste feit van deze week was het Concert van de Maatschappij dtecilin, waarop de tweede reeks stukken werd uitgevoerd door do donateurs (lees donatrices) bij meerderheid van stemmen gekozen. Een vorigmaal besprak ik die keuze, terwijl ik er eenige opmerkingen aan vast knoopte, dus volsta ik thans met de vermelding dat nu aan de beurt waren : Ouverture lm Hochland van Gade, 4e Simphonie van Schumann, Vor spiel zu Pursiful van Wagner en de Sommernachtstraummusik van Mendelssolm. Ik kan alleen mijne bevindingen van de dona teursrepetitie mededeelen, omdat heden avond pas het Concert plaatsheeft, doch die repetitie bood als uitvoering zooveel schoons, dat het Concert onder ongelukkigen invloed zou moeten verkeeren om tegen te vallen. Het is niet mogelijk, iederen keer over het Caecilia-orkest iets nieuws te vertellen. De heerlijke bezetting van het strijkkwartet vooral geeft aan dit orkest zijn grcote beteekenis. (Voor alle orkestwerken, van af die van Beethoven is zulk eene bezetting een voorrecht, het blijkt dan ook dat daar de enkelvoudige bezetting van blaasinstrumenten volstrekt geen nadeel is. Alleen geloof ik dat eene consequent dubbele bezetting van de fagot-partijen niet ongewenscht zou zijn, omdat daarmede ook de klove tusschen fagotten en hoorns zou zijn overbrugd.) De werken thans uitgevoerd, behooreii tot de bekendste en meest geliefde, behoudens een paar nummers v,m den Sommernachtstratim (Elfenmus-k en Intermezzo) die men zelden hoort en die toch buitengewone bekoring uitoefenen. Men moge van Mendelssolm zeggen wat men wil, men moge hem verouderd vinden of niet, deze muziek is nog evengoed als vroe ger in staat zoowel kunstenaars als leeken in hooge mate te boeien, terwijl de uitvoering niet weinig tot ver hooging van dien indruk bijbracht, want de ver tolking van dit werk spande m. i. den kroon. Het orkest overtrof hier zichzelf; de heer Demont voerde zijne fluitpartij in het zoo gevaarlijk Scherzo met veel virtuositeit uit, en de Ie hoornist, de heer Breedhoff, was hoogst gelukkig in de voor dracht van de Nocturne. Ik heb op deze repe titie dan ook niets af te dingen dan de minder fraaie klank bij het begin van het Vorspiel Parsi/al in sommige blaasinstrumenten, doch deze repetitie was als geheel bijzonder gelukkig; waaraan ik het dan ook toeschrijf dat er nu en dan geapplaudisseerd werd, iets wat anders op de donateursrepetitiën van Caecilia in strijd is met alle traditiön en regelen. Zooals ik zeide: Mendelssohn's muziek heeft buitengewone bekoring uitgeoefend. Het is dan ook of hij onder de Elfen geleefd heeft en ons hare geheimpjes verklapt. Hoe gelukkig dat Mendelssohn niet al te spoedig heeft toegegeven aan den aandrang van zijn vader: dat elfen en tooverwezen aan den kapstok te hangen en zich met ernstiger compositiën bezig te houden. Wij zou den dan deze bekoorlijke muziek wellicht heb ben moeten missen. Met genoegen zag ik dat mijn vroeger uitge sproken wensch, dat de bazuinen niet meer ge deeltelijk op piston- en gedeeltelijk op schuiftrombones zouden blazen, thans was vervuld. De noodige eenheid was nu betracht. Wat nu te zeggen van den phenomenalen kla viervirtuoos (Klavierbandiger hoorde ik zeggen) Moritz Ro' enthal? Wie is niet verbaasd over zoo ongeloofelijke techniek, over zoo overweldigende kracht, over zoo weeken en teeren aanslag V Wie is niet verbluft ? Dit te willen verkleinen zou dwaas en onge rijmd zijn. Of ik het mooi vond ? Dat is een andere kwestie. Rosenthal's opvattingen, zijn nu en dan opzettelijk verwaarloozen van den rhythmus, zijne wijze van compositiën ondergeschikt te maken aan z^jne virtuozen eigenschappen, druischen nu eenmaal tegen mijne muzikale overtuigingen in, en over kunstopvattingen is het zoo moeielijk te redeneeren en te twisten. Hij is voor alles virtuoos. Dat hij my in muzikaal opzicht tegenviel is te verklaren door de uitvoerigheid van het programma van een piano-recital, waardoor de uitvoerder verplicht is zich in velerlei genre (buiten het genre waarin hij uitmunt) te doen hooren. Het is toch slechts zeer enkelen gegeven in velerlei genre uittemunten. Overigens zie ik er het nut niet van in, de voordracht van virtuosen als Rosenthal zoo uit voerig te bespreken, want voor zij ten onzent optreden, heeft de almachtige pers ons reeds op de hoogte gebracht van wat de meest gezagheb bende buitenlandsche critici over hem zeggen. Met velen van do voornaamste duitsche critici heeft Rosenthal het te kwaad gehad, terwijl an deren hem onverdeeld bewonderden, zooals uit de brochures blijkt alhier verspreid en ook mij toegezonden, waarin vele zeer gunstige recenslën zijn bijeengegaard. De volgende soiree zal Ilosenthal naar ik verneem Beethoven's sonate opus 111 spelen. In dit werk kan de virtuoos niet schitteren, doch alleen de kunstenaar. Zal hij zich dan in een ge heel nieuw licht vertoonen V Benefice-voorstellingen vallen in den regel niet in de termen, in deze rubriek besproken te wor den. Het aantal kransen en geschenken staat natuurlijk in verhouding tot de graad van sym pathie en bewondering waarin de beneficiant zich van de zijde van het publiek mag verheugen Een zanger als de heer Orelio, wiens naam ten onzent zulk een goeden klank heeft, kon er dus zeker van zijn, tal van huldeblijken te ontvangen. Dit was dan ook ruimschoots het geval zoowel uit Amsterdam als uit andere plaatsen, waar men zijne gaven op prijs stelt. Slechts wanneer de beneficiant in eene nieuwe opera, of wanneer hij voor het eerst in een of andere rol optreedt, heeft de criticus zich met zulk eene voorstelling bezig te houden. Hoe wel nu Faust (van een zekeren M. Gounod) niet onbekend is, was Orelio's vertolking van Mephisto voor mjj iets geh«el nieuws. Daaraoi wilde ik getuige zijn van die vertolking en tevens in gedachten instemmen met de hulde die hg m. i. zoozeer verdient. Het deed mij veel genoegen, dat deze zanger zijn eigen opvatting volgde en hij niet, zooals tegenwoordig ten onzent bijua uitsluitend geschiedt, zich angstvallig aan de gewoonte en sleur hield. Zijn Mephisto was dan ook ernstiger, sarcastischer dan die van de lachende, met Faust een loopje nemende Fransche Mephisto's. Hij maakte er een. figuur van, die voorzoover de librettisten dit toelaten meer den echten Mephisto nabij komt, terwijl zijn zang uitmuntte door zeggingskracht en vaak goede uitdrukking en karakter. Ten slotte zy nog vermeld, dat de zaal tot den nok toe gevuld was en dat bij de toespraken, door den regisseur, den heer Van Westerhoven, op hartelijke wijze mevr. Orelio herdacht werd, die spoedig hersteld hoopt te zijn van een langdu rige en ernstige ziekte. De heer Orelio heeft in die dagen met buitengewone geestkracht zijn moeielijke taak steeds trouw vervuld. Dit werd blijkbaar zeer gewaardeerd. v. M. I'S. De uitvoering van Caecilia die gisteravond plaats had, heeft nog grooter indruk gemaakt dan de repetitie. Ze was in een woord voortref felijk. Het Parsifal-Vorspiel slaagde thans zoo schoon mogelijk. Daarbij was den geheelen avond de stemming van de houten blaasinstrumenten zeer gelukkig, (iets wat vooral voor dit werk en de ?werken van Mendelssohn van beslissend belang is). De heer Viotta werd na ieder nummer warm toegejuicht en moest op verlangen het Scherzo uit den Sommernachtstraum. herhalen. Om eene zoo schoone uitvoering te kunnen geven hebben de leden met hunne leiding zeer ernstig moeten studeeren. Juist bij een orkest, bestaande uit al lerlei krachten, samengesteld uit de verschillende orkesten, is het dubbel moeielijk volkomen een heid te verkrijgen. Ik wensch Mcilia toe dat zij zich zeer lang in het bezit van M. Viotta als haar dirigent zal mogen verheugen. Kr bestaat over en weer (dit merkt men aan het gehalte van de uitvoeringen) vertrouwen en achting. Aan hem en het orkest zij dus dank gebracht voor dezen waarlijk schoonen avond. min llillllllMmmimiiiiiiiii Mr. N. rte Boeyer. Toon hij verleden Zaterdagochtend dood in bed gevonden werd, lag in zijn studeerkamer alles zooals hij het den vorigen avond had gela ten. De boeken opgeslagen, do papieren met aanteekeningen op de tafel, de copy in een la van het bureau. Nog jareu en jaren had hij zoo kunnen leven; wanneer de dood niet nu, maar een halven menschenleeftijd later was gekomen, zou hij in dezelfde omstandigheden gevonden zijn met de pen in de hand, de papieren en de boeken om hem heen. De plichten, die hij zich oplegde, vorderden dit rustelooze maar niet onrustige be drijf. Hij zou geen vacantio hebben genomen voor zijn tijd van eeuwig nietsdoen had geslagen. Wat hij heeft nagelaten en zooals hij het heeft OBIIT M ar! i s MDCCCXCIU nagelaten, is met zijn leven en de manier waarop hij leefde, geheel in harmonie. Een stipt koopman, die even rondkijkt in zijn kantoor voor hij den tram neemt, die hem op het ge wone uur naar zijn woning rijdt, nog wat paperassen ordent en zijn lessenaar sluit, van zins en alles ge schikt om morgen weer te beginnen, en overmorgen en alle dagen van zijn langer of korter leven, en de deur dichtdoet en heengaat zoo is De Hoever uit het leven in den dood gegaan. Zoo zonder op hef als zijn leven was, is zijn sterven geweest. Hij is stil ter zijde getreden, het leven heeft hem uit den stroom gebeurd en zonder hinder aan den oe ver neergelegd. liet is te vroeg geschied, ontijdig is zijn bezige hand verstijfd, en toch is deze dood niet een tooneel uit een schokkend treurspel, het is de artoop van oen vredig en bevredigend ver haal. Tragisch is iemands verscheiden, wanneer hij behoorde tot de menschen die alleen nog be loften hebben gegeven, die zware en booze tijden vaa strijd doorbrachten, die dicht bij de overwinning waren, die hebben geplant in hun kostbaar zweet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl