Historisch Archief 1877-1940
- jj,
No 821
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
avteur nu eens niet er om te doen is dit of dat
t* bewezen, waarin niet deze gely'k en deze
ongel\jk, maar allen op hun beurt, zooals dit in
het leven het geval is, gelyk en ongelyk hebben;
een in of niettegenstaande zijn eenvoud en
algemeenheid telkens en telkens op nieuw
aangrypende worsteling van ideeën en idealen. .
Van de verdere vertooningen als geheel kan
met waardeering, doch niet met zoo gulle en
warme bewondering worden gesproken. En de
stukken n de omstandigheden hebben hieraan
schuld. Met het laatste bedoel ik dit. Werkelijk
TWatre-Libre is het Théatre-Libre alleen te
Parijs. Zyn groote beteekenis heeft het daar
Biet uitsluitend in den acteur Antoine.- Voorde
Franschen is Antoine in de eerste plaats van
belang als de directeur, die in zijn schouwburg
alles speelt, wat hem wordt aangeboden, vervolgens
alsderegisseur,dieindemise-ew->o°w0 naar nieuwe
wegen en paden zoekt. In de eerste hoeda
nigheid bestaat hij voor ons in het geheel niet;
in de tweede slechts zeer beperkt. Als regis
seur kunnen wij 'hem alleen beoordeelen wat
het spel en -tamenspel, de stemming en kleur
der vertolking betreft, niet in dat, waardoor
hjj te Parijs vooral de aandacht trekt, in de
eigenlijke mise-en-scène. Deze was en dit
is nu eenmaal de schuld der omstandigheden
als geheel niet beter, niet zorgvuldiger dan bij
de beste van onze gezelschappen. In ftpok-n ontbrak
tegen het slot de zon; zeker geen geringe on
volkomenheid; de gerecht1: zitting in La fitte Elisa
was even stijf en koud als dit in het »Sa!on" het
geval was. De geniale, in zijn genialiteit vaak
eenzijdige en koppige en daarom door de
Parijsche kritiek nog wel eens over den hekel ge
haalde metteur-en-scèwe is Antoine alleen te Pa
rijs, in zy'n eigen schouwburg, met zijn eigen
decoratief en requisieten, zijn eigen figuranten.
Wat de stukken betreft (de vertaalde zonder
ik natuurlijk uit) het valt niet te ontkennen, dat
zy bij die van het vorige jaar in kracht en oor
spronkelijkheid achterstonden. Werkelijke Tli
fttre-Libre-stukken kregen wij niet te zien, stuk
ken als »La dupe", «L'école des veufs", »Leurs
filles". zwartgallige, cynische, brutale karakter
komedies, overdreven, gewrongen en eenzijdig,
maar in hun overdrijving vaak vol kracht en
kleur en voor ons in ieder geval iets nieuws en
byzonders. Ook in het afgeloopen jaar bracht
Antoine er te Parijs van deze soort ten tooneele.
Waarom deze geheel buiten het programma ge
houden ? Uit gebrek aan de vereischte vertolkers
waarschijnlijk. Van de nu vertoonde werken telt
eigenlijk alleen Les fenêtrex mede. La fitte Elisa
is in den grond een zoetsappig en sentimenteel
2Zöftrsiüefc,bovendiende zwakke dramatiseering van
een mooien roman. Niettegenstaande het pleidooi
van Antoine en het interessante spel van madame
Nau in het eerste bedrijf (in het laatste was juffrouw
Ude zeker niet haar mindere) maakte het slechts
zeer vagen en flauwen indruk. Het beste er van
is, dat men zich er door opgewekt gevoelt, den
roman ter hand te nemen, dat men het op
het tooneel banale en oppervlakkige
geschiedenisje in zijn ware gedaante en volle kracht,
in de mooie en fijne analyse van de Goncourt
zelf, in diens voorname en bijzondere taal wil
leeren kennen en bewonderen. Als plei
dooi voor de gevallen vrouw heeft het niet
de minste waarde. Niet alleen een uitzon
dering als deze Elisa verdient genade en deernis.
Voor vele en vele van haar rampzalige
lotgenooten, voor wie de val niet zoo onvermijdelijk
en onafwendbaar was, znu men die willen zien inge
roepen. Trouwens als pleidooi heeft een geraffineerd
kunstenaar als de Goncourt het zeker geen
oogenblik bedoeld. A bas Ie -progrèi1, de bouffonnerie
gatirique van dezen zelfden schrijver, had men
onvertoond kunnen laten. Te Parijs viel het zoo
weinig in den smaak, dat een deel van het pu
bliek zich uit de voeten maakte. Bij de lezing
voldoet het in ieder geval beter dan op het tooneel.
Les fenétrep, zoo al geen Théiitre-Libre-stuk in
den gewonen zin van het woord, was tenminste eens
iets anders dan wat wij alle dagen te zien krijgen,
een symbolisch stemmingsstukje, waarvan de
schrijvers zich blijkbaar door Maeterlinck lieten
inspireeren, een goed middelmatig curiositeitje,
niet zoo dwaas en onnoozel als enkelen, niet zoo
heerlijk en prachtig als anderen het noemden.
Een duister vertrek. Twee vrouwen, moeder en
dochter, zitten in angst en spanning tegenover
elkander voor het raam. De man van de laatste
is van moord beschuldigd Zij wachten de uitspraak
van het gerecht af. Een steen vliegt door de rui
ten. Aldus geeft de groote menigte aan zijn oordeel
uiting. Een oogenblik later komt de man binnen. Hij
i8 vrijgesproken. Dit is het einde van het eerste
bedrijf. In de beide volgende merkt de vrouw en
merken wij aan allerlei kleinigheden, aan de
steeds stijgende onrust, onzekerheid en gejaagd
heid van den vrijgesprokene, dat hij niet onschuldig
was. Vol vrees en afschuw vlucht de vrouw weg.
»Zij is een vrouw. Zg zal er wel aan wennen,"
aldus besluit de misdadiger. Blijkbaar was het
er den schrijvers om te doen bij den toeschouwer
eenige vage angst- en twijfelstemmingen op te
wekken, en als zoodanig kan men hun studie als
geslaagd beschouwen, De drie bedrijven, uitsluitend
geschreven om op de zenuwen te werken, bereiken
hun doel met vrij wat succes. Vooral het begin is
goed, omdat het zoo terstond in den bedoelden
en gewenschten toestand verplaatst. Men heeft
echter alle recht te vragen of het tooneel geen
hoogere roeping heeft dan een paar huiveringen
en rillingen op te wekken. Men heeft gezegd: het
mooie van Les fenêtrex is, dat de ouderwetsche
expositie ontbreekt. Ik ben het hiermede volstrekt
niet eens; ik ben juist van oordeel, dat wij
hier niet n maar drie bedrijven expositie hebben
en dat het drama eerst begint juist daar, waar
het eindigt. Wij weten dan ongeveer, nog niet
eens al te best, wat voor menschen wij voor ons
hebben. »Züis een vrouw, zij zal er wel aan
wennen" zegt de man. Dit is dus het thema
van het drama, waarvan wij nog alleen de expo
sitie zagen. Eerst nu begint de werkelijk be
langwekkende en boeiende, eerst nu een
werkel\jk dramatische strijd tusschen dezen man en
deze vrouw, een strijd die niet alleen onze zenu
wen, maar ook ons hoofd en hart in beweging
en spanning zal brengen. Opmerking verdient
het ook, hoe bescheiden eischen werken van deze
soort den vertolkers stellen. Acteurs van krachtig
en oorspronkelijk talent z^jn overbodig, goed ge
drilde automaten voldoende. De regisseur is de
eerste en eenige persoon. Zijn taak is het met
by'na mathematische juistheid, met goeden smaak
en juist oordeel de houdingen, standen en ge
baren van deze schimachtige, onbestemde wezens
te regelen en bepalen. Antoine was in dit op
zicht geheel voor zyn taak berekend. Het ge
heel sloot mooi harmonisch in elkander; de stem
ming werd uitstekend volgehouden.
In de vertooning van Li puissances des ténèbres
heb ik genoten van het keurige spel van Antoine
(Akim) en Janvier (Mitrich); hun tooneeltje aan
tafel in het derde bedrijf was het glanspunt van
den avond ; en ben ik vol verbazing geweest voor
het meesterlijk samenspel van de dames Barny
(Matriona) en Nau (Anicia) en den heer Arquilière
(Nikita) in het vierde tafereel, het beruchte tafe
reel van den kindermoord. Wat het drama zelf be
treft, het behoort voor mij tot die werken, die men
moet lezen, niet ZI'PU vertoonen. Niettegenstaande
al het aiagistra'e,al het Shakespeariaansche in de be
handeling, kan en mag men geen oogenblikvergeten,
dat men in de eerste en voornaamste plaats met een
tendensdrama, met een specifiek Russisch tendens
drama te doen heeft. De vertolking als geheel was
zonder twijfel voortreffelijk in den stijl ; de
beestmenscheh werden als beestmenschen voorgesteld ;
zooveel gebrul, gekrijsch, gesis en gesnerp heb ik
in langen tijd niet op de planken gehoord. Van de
afzonderlijke creaties was die van Nikita door den
heer Arquillière zeker wel het minst gelukkig.
De mixe-en-ncène liet vooral in het laatste tafereel
zeer veel te wenschen over.
»Het Nederlandsch Tooneel'' en het «Salon"
vertoonen in edelen wedstrijd Sudermann's
»Heim>it,." Bij het eerste zag ik het. Het heeft mij nog
minder voldaan dan »Sodom's Ondergang." Het
is nog gekunstelder, valscher en gewrongener dan
dit ; het is Sudermann's minste drama : ik houd
mij overtuigd, dat dit nu eens door niemand
voor een meesterstuk zal worden aangezien. Een
komediestuk met mooie rollen en mooie phrasen
niet meer en niet beter. Zijn be;te verdienste
dat het mevrouw Frenkel gelegenheid gaf tot een
schitterend karakteristieke en origineele creatie.
De volgende week, na het ook in hpt »Salon" te heb
ben gezien , kom ik er op terug.
H. J. M.
Illlini ..... MMIIIIIIIIIIIIIItllllll ..... MM .......... Illlllllllllllllll ................ Mm
Muziek in de hoofdstad.
Het belangrijkste feit van deze week was het
Concert van de Maatschappij dtecilin, waarop de
tweede reeks stukken werd uitgevoerd door do
donateurs (lees donatrices) bij meerderheid van
stemmen gekozen. Een vorigmaal besprak ik die
keuze, terwijl ik er eenige opmerkingen aan vast
knoopte, dus volsta ik thans met de vermelding
dat nu aan de beurt waren : Ouverture lm
Hochland van Gade, 4e Simphonie van Schumann, Vor
spiel zu Pursiful van Wagner en de
Sommernachtstraummusik van Mendelssolm.
Ik kan alleen mijne bevindingen van de dona
teursrepetitie mededeelen, omdat heden avond pas
het Concert plaatsheeft, doch die repetitie bood
als uitvoering zooveel schoons, dat het Concert
onder ongelukkigen invloed zou moeten verkeeren
om tegen te vallen.
Het is niet mogelijk, iederen keer over het
Caecilia-orkest iets nieuws te vertellen. De
heerlijke bezetting van het strijkkwartet vooral
geeft aan dit orkest zijn grcote beteekenis. (Voor
alle orkestwerken, van af die van Beethoven
is zulk eene bezetting een voorrecht, het blijkt
dan ook dat daar de enkelvoudige bezetting van
blaasinstrumenten volstrekt geen nadeel is. Alleen
geloof ik dat eene consequent dubbele bezetting
van de fagot-partijen niet ongewenscht zou zijn,
omdat daarmede ook de klove tusschen fagotten
en hoorns zou zijn overbrugd.) De werken thans
uitgevoerd, behooreii tot de bekendste en meest
geliefde, behoudens een paar nummers v,m den
Sommernachtstratim (Elfenmus-k en Intermezzo)
die men zelden hoort en die toch buitengewone
bekoring uitoefenen. Men moge van Mendelssolm
zeggen wat men wil, men moge hem verouderd
vinden of niet, deze muziek is nog evengoed als vroe
ger in staat zoowel kunstenaars als leeken in hooge
mate te boeien, terwijl de uitvoering niet weinig tot
ver hooging van dien indruk bijbracht, want de ver
tolking van dit werk spande m. i. den kroon.
Het orkest overtrof hier zichzelf; de heer Demont
voerde zijne fluitpartij in het zoo gevaarlijk Scherzo
met veel virtuositeit uit, en de Ie hoornist, de
heer Breedhoff, was hoogst gelukkig in de voor
dracht van de Nocturne. Ik heb op deze repe
titie dan ook niets af te dingen dan de minder
fraaie klank bij het begin van het Vorspiel Parsi/al
in sommige blaasinstrumenten, doch deze repetitie
was als geheel bijzonder gelukkig; waaraan ik
het dan ook toeschrijf dat er nu en dan
geapplaudisseerd werd, iets wat anders op de
donateursrepetitiën van Caecilia in strijd is met alle
traditiön en regelen.
Zooals ik zeide: Mendelssohn's muziek heeft
buitengewone bekoring uitgeoefend. Het is dan
ook of hij onder de Elfen geleefd heeft en ons
hare geheimpjes verklapt. Hoe gelukkig dat
Mendelssohn niet al te spoedig heeft toegegeven aan
den aandrang van zijn vader: dat elfen en
tooverwezen aan den kapstok te hangen en zich met
ernstiger compositiën bezig te houden. Wij zou
den dan deze bekoorlijke muziek wellicht heb
ben moeten missen.
Met genoegen zag ik dat mijn vroeger uitge
sproken wensch, dat de bazuinen niet meer ge
deeltelijk op piston- en gedeeltelijk op
schuiftrombones zouden blazen, thans was vervuld. De
noodige eenheid was nu betracht.
Wat nu te zeggen van den phenomenalen kla
viervirtuoos (Klavierbandiger hoorde ik zeggen)
Moritz Ro' enthal? Wie is niet verbaasd over zoo
ongeloofelijke techniek, over zoo overweldigende
kracht, over zoo weeken en teeren aanslag V Wie
is niet verbluft ?
Dit te willen verkleinen zou dwaas en onge
rijmd zijn.
Of ik het mooi vond ? Dat is een andere kwestie.
Rosenthal's opvattingen, zijn nu en dan opzettelijk
verwaarloozen van den rhythmus, zijne wijze van
compositiën ondergeschikt te maken aan z^jne
virtuozen eigenschappen, druischen nu eenmaal
tegen mijne muzikale overtuigingen in, en over
kunstopvattingen is het zoo moeielijk te redeneeren
en te twisten. Hij is voor alles virtuoos. Dat hij
my in muzikaal opzicht tegenviel is te verklaren
door de uitvoerigheid van het programma van
een piano-recital, waardoor de uitvoerder verplicht
is zich in velerlei genre (buiten het genre waarin
hij uitmunt) te doen hooren.
Het is toch slechts zeer enkelen gegeven in
velerlei genre uittemunten.
Overigens zie ik er het nut niet van in, de
voordracht van virtuosen als Rosenthal zoo uit
voerig te bespreken, want voor zij ten onzent
optreden, heeft de almachtige pers ons reeds op
de hoogte gebracht van wat de meest gezagheb
bende buitenlandsche critici over hem zeggen.
Met velen van do voornaamste duitsche critici
heeft Rosenthal het te kwaad gehad, terwijl an
deren hem onverdeeld bewonderden, zooals uit
de brochures blijkt alhier verspreid en ook mij
toegezonden, waarin vele zeer gunstige recenslën
zijn bijeengegaard.
De volgende soiree zal Ilosenthal naar ik
verneem Beethoven's sonate opus 111 spelen.
In dit werk kan de virtuoos niet schitteren, doch
alleen de kunstenaar. Zal hij zich dan in een ge
heel nieuw licht vertoonen V
Benefice-voorstellingen vallen in den regel niet
in de termen, in deze rubriek besproken te wor
den. Het aantal kransen en geschenken staat
natuurlijk in verhouding tot de graad van sym
pathie en bewondering waarin de beneficiant zich
van de zijde van het publiek mag verheugen
Een zanger als de heer Orelio, wiens naam ten
onzent zulk een goeden klank heeft, kon er dus
zeker van zijn, tal van huldeblijken te ontvangen.
Dit was dan ook ruimschoots het geval zoowel
uit Amsterdam als uit andere plaatsen, waar men
zijne gaven op prijs stelt.
Slechts wanneer de beneficiant in eene nieuwe
opera, of wanneer hij voor het eerst in een of
andere rol optreedt, heeft de criticus zich met
zulk eene voorstelling bezig te houden. Hoe
wel nu Faust (van een zekeren M. Gounod)
niet onbekend is, was Orelio's vertolking van
Mephisto voor mjj iets geh«el nieuws. Daaraoi
wilde ik getuige zijn van die vertolking en tevens
in gedachten instemmen met de hulde die hg
m. i. zoozeer verdient.
Het deed mij veel genoegen, dat deze zanger
zijn eigen opvatting volgde en hij niet, zooals
tegenwoordig ten onzent bijua uitsluitend geschiedt,
zich angstvallig aan de gewoonte en sleur hield.
Zijn Mephisto was dan ook ernstiger, sarcastischer
dan die van de lachende, met Faust een loopje
nemende Fransche Mephisto's. Hij maakte er een.
figuur van, die voorzoover de librettisten dit
toelaten meer den echten Mephisto nabij komt,
terwijl zijn zang uitmuntte door zeggingskracht
en vaak goede uitdrukking en karakter.
Ten slotte zy nog vermeld, dat de zaal tot den
nok toe gevuld was en dat bij de toespraken,
door den regisseur, den heer Van Westerhoven,
op hartelijke wijze mevr. Orelio herdacht werd,
die spoedig hersteld hoopt te zijn van een langdu
rige en ernstige ziekte. De heer Orelio heeft in
die dagen met buitengewone geestkracht zijn
moeielijke taak steeds trouw vervuld. Dit werd
blijkbaar zeer gewaardeerd.
v. M.
I'S. De uitvoering van Caecilia die gisteravond
plaats had, heeft nog grooter indruk gemaakt
dan de repetitie. Ze was in een woord voortref
felijk.
Het Parsifal-Vorspiel slaagde thans zoo schoon
mogelijk. Daarbij was den geheelen avond de
stemming van de houten blaasinstrumenten zeer
gelukkig, (iets wat vooral voor dit werk en de
?werken van Mendelssohn van beslissend belang is).
De heer Viotta werd na ieder nummer warm
toegejuicht en moest op verlangen het Scherzo
uit den Sommernachtstraum. herhalen. Om eene
zoo schoone uitvoering te kunnen geven hebben
de leden met hunne leiding zeer ernstig moeten
studeeren. Juist bij een orkest, bestaande uit al
lerlei krachten, samengesteld uit de verschillende
orkesten, is het dubbel moeielijk volkomen een
heid te verkrijgen.
Ik wensch Mcilia toe dat zij zich zeer lang
in het bezit van M. Viotta als haar dirigent zal
mogen verheugen. Kr bestaat over en weer (dit
merkt men aan het gehalte van de uitvoeringen)
vertrouwen en achting.
Aan hem en het orkest zij dus dank gebracht
voor dezen waarlijk schoonen avond.
min llillllllMmmimiiiiiiiii
Mr. N. rte Boeyer.
Toon hij verleden Zaterdagochtend dood in
bed gevonden werd, lag in zijn studeerkamer
alles zooals hij het den vorigen avond had gela
ten. De boeken opgeslagen, do papieren met
aanteekeningen op de tafel, de copy in een la van
het bureau. Nog jareu en jaren had hij zoo kunnen
leven; wanneer de dood niet nu, maar een halven
menschenleeftijd later was gekomen, zou hij in
dezelfde omstandigheden gevonden zijn met de
pen in de hand, de papieren en de boeken om
hem heen. De plichten, die hij zich oplegde,
vorderden dit rustelooze maar niet onrustige be
drijf. Hij zou geen vacantio hebben genomen
voor zijn tijd van eeuwig nietsdoen had geslagen.
Wat hij heeft nagelaten en zooals hij het heeft
OBIIT
M ar! i s
MDCCCXCIU
nagelaten, is met zijn leven en de manier waarop
hij leefde, geheel in harmonie. Een stipt
koopman, die even rondkijkt in zijn kantoor
voor hij den tram neemt, die hem op het ge
wone uur naar zijn woning rijdt, nog wat paperassen
ordent en zijn lessenaar sluit, van zins en alles ge
schikt om morgen weer te beginnen, en overmorgen
en alle dagen van zijn langer of korter leven, en
de deur dichtdoet en heengaat zoo is De Hoever
uit het leven in den dood gegaan. Zoo zonder op
hef als zijn leven was, is zijn sterven geweest. Hij
is stil ter zijde getreden, het leven heeft hem uit
den stroom gebeurd en zonder hinder aan den oe
ver neergelegd. liet is te vroeg geschied, ontijdig
is zijn bezige hand verstijfd, en toch is deze dood
niet een tooneel uit een schokkend treurspel, het
is de artoop van oen vredig en bevredigend ver
haal. Tragisch is iemands verscheiden, wanneer
hij behoorde tot de menschen die alleen nog be
loften hebben gegeven, die zware en booze tijden vaa
strijd doorbrachten, die dicht bij de overwinning
waren, die hebben geplant in hun kostbaar zweet