De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 26 maart pagina 1

26 maart 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER A'. 1893 WEEKBLAD YOOR NEDERLAND Dit noinmer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, -Singel b\j de Vijzelstraat, 542. Zondag 26 (VI aar t Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail?9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . Reclames per regel 0.20 0.40 IK H O TT Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. Brieven uit Utrecht, door Giese van den Dom. FEUILuETON: De Gloria-broek, naar het Duitschvan Ernst von Wolzogen. IV. TOONEEL EN MUZIEK: Het tooneel, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. KUNST EN LETTEREN: Eene herinnering, door J. L. C. A. Meyer. Maeterlinck vertaald, (ingezonden) door Jan Kalff. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STU DEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN. iiiimmiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiii Het tweede Panama-proces, het proces ?wegens omkooperij, is geëindigd Met uit zondering van den oud-minister Baïhaut, die bekend heeft dat hij voor het indienen van het wetsontwerp betreffende de premieleening van den heer De Lesseps een millioen francs heeft geëischt en 375,000 francs heeft ont vangen, zijn alle parlementsleden en sena toren, die bij deze zaak waren betrokken, vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervol ging, van de directeuren der Panama-maat schappij werd alleen Ch. de Lesseps veroor deeld, met aanneming van verzachtende omstandigheden; van de tusschenpersonen alleen Blondin, de beambte van het Crédit Lyonnais. De uitkomst is des te verrassender, omdat bijna al de beschuldigde parlementsleden hebben erkend, gelden van de Panama maatschappij te hebben ontvangen. Volgens hen was dit echter niet geschied om hunne stem te koopen, maar om hen te beloonen voor diensten, in allerlei andere hoedanig heden dan die van lid der vertegenwoordiging bewezen. Het is ontegenzeggelijk beter, iemand, van wiens schuld men niet volluiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiii iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiin «?mmtuitMiiiimiimiiuiuniiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimtiiimiMiiiiiintim DE GLORIA-BROEK. Een dorpsgeschiedenis uit den goeden ouden tijd. NAAK HET DUITSCH. 4) VAN ERNST VON WOLZOGEN. Hier maakte dominee eene kleine pauze, om der gemeente tijd te geven den geleerden man uit Weimar op den feestelijk versierden stoel in oogenschouw te nemen, en zichzelf de zweetdroppels van het gelaat te wisschen. Doortje keek tersluiks naar de galerij omhoog, waar het hoofd van den proponent met kramp achtig vertrokken mond juist achter een pilaar verdween. Zij sloeg een zijdeli 'gschen blik op den inspecteur, die vuurrood was geworden en zijn groote oogen rollend over de gemeente liet weiden. Maar de stompzinnige gezichten van al de brave boerinnen in het ruim en van de mannen op de galerij stonden eerbiedig en ernstig als te voren. De arme predikant ving een toornig ver bluften blik van den »Rath" op, en zijn stem trilde, toen hij aldus vervolgde: »Gij weet, geliefde gemeenteleden, dat ik u ten allen tijde met raad en daad, met troost en vermaning heb bijgestaan, hetzij uw koe of uw kind ziek was, of uw oogst verregend, of een dierbaar pand u door den dood was ontrukt; daarom beschouwt gij mij ook als de schapen hunnen herder, en weet, dat ik niet van ulieden zal gaan als de wolf komt, die de kudde aanvalt en verstrooit. En wat is dat voor een wolf, geliefde gemeente ?" Hier maakte hij weder eene pauze, liet zijn blikken over de aandachtige verzameling komen overtuigd is, vrij te spreken, dan \ een onschuldige te veroordeelen. Uit dit \ oogpunt beschouwd, is de uitspraak der j juryleden te verklaren en te prijzen. Eene j gansch andere vraag is het echter, of de , openbare meening door den afloop van het ' proces is bevredigd. Dit is, naar het ons | voorkom % slechts ten deele het geval. De indruk is niet weggenomen, dat er tusschen de leden der volksvertegenwoordiging eenerzijds en de directie der Panama-maatschappij en bare handlangers aan den anderen kant ergerlijke knoeierijen hebben plaats gehad. Maar tevens heeft zich de overtuiging ge vestigd, dat de hoofdschuldigen om politieke redenen buiten het bereik der justitie werden gehouden, en dat men in hen, die bij het laatste proces op de banken der beschuldig den zaten, slechts met Ie menu fretin te doen had. Aangenomen echter, dat de leden van de Kamer en den Senaat, voor welke op ver zoek der regeering de parlementaire indem niteit tijdelijk is opgeheven, werkelijk geheel onschuldig zijn, dan mag men met recht vragen, of de regeering, door hen in staat van beschuldiging te laten stellen zonder afdoende bewijzen voor hunne schuld te be zitten, niet onvergeeflijk lichtvaardig heeft gehandeld. Zij zelve toch heeft klaarblijkelijk uit de vele verdachten, of zoo men wil uit de vele belasterden eene keuze moeten doen en daarvoor hare gronden moeten hebben. Heeft zij de veelbesproken lijsten in handen gehad ? Is zij inderdaad sedert jaren met de Panama-schandalen bekend geweest en heeft zij zich door zwijgen daar aan zedelijk medeplichtig gemaakt ? Op de^e vragen is geen afdoend antwoord gegeven. Zoo houdt men van het Panama-proces een gediscrediteerde Kamer en een gedis crediteerde regeering over. Niet een gediscre diteerde republiek. Want zelfs de tegenstan ders van den tegenwoordigen regeeringsvorrn erkennen, dat wel politieke personen, maar geen politieke beginselen gecompromitteerd zijn. Was in de laatste jaren in Frankrijk de rechterzijde in plaats van de linkerzijde aan het roer geweest, dan zouden de cheques van De Reinach waarschijnlijk voor hetzelfde doel gebruikt zijn, maar alleen een andere bestemming hebben gekregen. In de gegeven omstandigheden verkrijgt Hll Illlllllllllllll l 1IIII zweven en richtte ze toen eensklaps met een zekeren triomf naar Dr. Scheckenfett wien het zeer onbehaaglijk te moede werd, want na al het ongelooflijke dat hij had moeten zien en hooren, was hij er reeds op voorbereid zelf als wolf aan de gemeente te worden voorgesteld. Hij wierp een woedenden blik door zijn bril naar boven, maar de brave Kannepich lachte gemoedelijk en zeide: »Dat zal ik u nu eens vertellen, geliefden: Dat is niet n woif?neen! dat zijn vijf wolven!" En terwijl hij die troef uitspeelde, sloeg hij krachtig met zijn vuist op den preekstoelrand, en keek- den inspecteur uitdagend aan. Deze streek zich bepaald verschrikt met de hand door het haar en sperde van louter verbazing zijn oogen en mond wijd open. Het bevende Doortje naast hem kromp angstig ineen en was het schreien nabij. Maar boven op de galerij klonk een vervaarlijk gesnuit en Doortje wist, dat Johannes Möbius dien kunst greep te baat had genomen, om daarachter zijn lachen te verbergen. Haar arme vader! Als hij maar niet zijti betrekking verloor.' De eerwaarde Kannepich verloor echter zijn glimlachende kalmte niet en ging met luider stemme voort. »Ja, mijne geliefden, dat is eerstens de wolf des hoogrnoeds, die van de bergen komt en zich verhoovaardigt, dat hij hoog boven de anderen staat; dat is tweedens de wolf der gierigheid, die in kelders en gewelven huist op de geldkisten, en knarsentandend post vat voor de graanschuren, als de armen hongeren. Dat is derdens de wolf der wellust, die uit den poel komt en in den poel wederkeert. Dat is vierdens de wolf van het genot, een broeder van dien der wellust, die in de herbergen rondsluipt en op de dansvloeren en op de feestelijk gekleede deerns en beschonken jongelingen loert. En dat is ten slotte, vijfdens, de wolf des ongeloofs; maar dien heb ik zelf nog nooit gezien, die komt Gode zij dank, hier bij ons niet voor. Alzoo eerhet onverwacht overlijden van Jules Ferry voor Frankrijk een dubbel pijnlijke beteekenis. Acht jaren lang had een schandelijk en kleingeestig ostracisme dezen beproefden rdpublikein op den achtergrond gehouden en eerjt voor korten tijd zorgde de Senaat voor eene eerherstelling, door hem met groote meerderheid tot haren voorzitter te benoe men. Uit den hartstochtelijken ijver, waar mede deze benoeming door bladen van alle richtingen werd besproken, bleek, dat men daarin niet slechts eene poging wilde zien om het verleden goed te maken, maar ook een eersten stap om Ferry voor de toekomst die positie te verzekeren op welke zijn er kende talenten, zijn langdurige ervaring en de groote door hem aan de republiek bewe zen diensten hem aanspraak gaven. Zeker waren velen met het vooruitzicht, dat deze man van beteekenis zijn vroegeren invloed zou kunnen herwinnen, alles behalve inge nomen. Maar allen moesten erkennen, dat Ferry's eerlijkheid steeds boven alle verden king is verheven geweest, en dat eene krach tige hand als de zijne het geschokte prestige der regeering zou kunnen herstellen. Ferry zelf had zich voor de hem geschonken vol doening dankbaar betoond, maar was in de rede, waarmede hij het presidentschap van den Senaat aanvaardde, zeer conciliant op getreden. Drie weken na zijne verkiezing trof hem de dood. En thans hoort men ook hen, die hem vroeger het felst hebben bestreden, verklaren, dat de republiek na den dood van Gambetta nog geen zoo groot verlies heeft geleden. De beruchte antisemiet Ahlwardt schijnt zich tot taak te hebben gesteld, de Franschen over hunne Panama avonturen te troosten. Als men hem muar op zijn woord wilde gelooven, dan zouden de regeering en het parlement in Duitschland zich schuldig hebben gemaakt aan financieele knoeierijen, waarbij de Panarna-sehandalen slechts kin derspel zijn. Ahlwardt heeft de manie van den Jodenhaat, en terecht noemde Richter hem en den demagoog Pastor Stöcker par nobile fratrum, een edel broederpaar. Alleen treedt Ahlwardt nog plomper en ruwer op dan de ex-hofprediker, die vergoelijkend van hem getuigde, dat hij nog niet geleerd had de zaken i m höhern Siile te behandelen. De gewezen schoolmeester Ahlwardt, die stens, de wolf des hoogmoeds, die van de bergen komt...." En nu was hij rechtaf op zijn dreef, sprak luid, vloeiend, in krachtige, boersche beeld spraak, en liet zich door de ontzettende blikken van den kerkvoogd niet van de wijs brengen, maar behandelde al zijn vijf wol pen lang en breed op de rij af, kwam vervolgens mét weinige woorden op den goeden herder terug en zeide eindelijk schielijk amen. Met knikkende knieën en badend in het zweet, maar zegevierend en vroolijk gestemd, want zijn preek had hemzelf wonderwel bevallen, daalde hij den preekstoel af. De oude man, die met het zakje collecteerde, en wien hij had opgedragen den gestrengen Dr. Schneckenfett gedurende zijn toespraak scherp in het oog te houden, kwam hem reeds tege moet en riep opgewonden, »neen maar, do minee, zoo mooi hebt u nog nooit gepreekt, als vandaag met die vijf wolven! Dat's, wed ik, een visitatiepreek, zooals de geleerde heer er nog nooit een zal gehoord hebben! Zoo'n grooten mond heeft hij opgezet..." Stralend van vreugde zocht dominee na afloop der godsdienstoefening den inspecteur op, en vroeg op den man af, hoe zijn preek hem was bevallen. Maar hoe vreemd keek de arme Kannepich op, toen deze, in plaats hem een compliment te maken, plotseling staan bleef, hem met een sarcastischen blik uit zijn groote ronde oogen, die door het vonkelen der brilleglazen in de zon nog vreeselijker geleken, schier doorboorde en min of meer schamper antwoordde: »Ja, mijn waarde collega, wat moet ik daarop zeggen? Ik heb op mijn inspectiereis al menige zonderlinge preek te hooren gekregen; ik wil gaarne toegeven, dat uw stijl populair en verstaanbaar is; maar maar maar! dat ge uw eigen persoon zoo op den voor grond stelt en mij in den versierden stoel aan de gemeente als uw gestrengen rechter voorstelt, strookt toch niet met de waardigzichzelf bescheidenlijk den «Rector aller Deutschen" noemt, heeft zich bij eene zekere klasse van lieden naam gemaakt door zijn antisemitische opruiings-campagnes, in 't bijzonder door zijn beschuldigingen tegen de geweerfabriek van Löwe. In het proces over de zoogenaamde Judenflinten heeft Ahlwardt geen enkele van zijn lasterlijke aantijgingen kunnen bewijzen en is ten slotte tot eenige maanden gevangenisstraf veroordeeld. Dit belette echter zijne vrienden niet, hem met de hulp der conservatieven een zetel in den. Rijksdag te verschaffen. Integendeel, het vonnis, dat hem als lasteraar brandmerkte, werd als reclame voor hem gebruikt, en zelfs een Pruisische Landrath officieuser menschen kan men zich niet denken! roerde de groote trom voor zijne candidatuur. Ea deze zelfde man komt nu, met een kalm ge zicht, in den Rijksdag vertellen, dat de heer Von Bismarck en ettelijke Pruisische minis ters (goede conservatieven dus) met ,,beursjoden" achter de schermen hebben geknoeid en landverraad hebben gepleegd. Evenals in de Fransche Kamerzitting, waarin Delahaye zijn bekende beschuldigingen uitsprak, werd nu in den Duitschen Rijksdag van alle zijden geroepen: Namen noemen! Be wijzen!" Dit laatste nu acht de heer Ahl wardt gewoonlijk overbodig; hij meent, dat hij eene beschuldiging heeft bewezen als hij haar heeft herhaald. Maar de Rijksdag liet hem niet los. Elf documenten verklaarde Ahlwardt te bezitten, die de gegrondheid zijner beschuldigingen zonneklaar zouden aantoonen. Men gaf hem een dag tijd, om die documenten over te leggen. En den volgenden dag had Ahlwardt niets. Want de papieren, die hij medebracht (en die ge stolen waren) hadden geen de minste be teekenis. Natuurlijk beweerde hij, dat hij juist de belangrijke stukken niet zoo spoedig kon overleggen, maar deze uitvlucht werd door het parlement op hare rechte waarde geschat. Eene afstraffing, zooals die daarop den leugenaar door den Rjjksdag werd toege diend, is in de parlementaire jaarboeken zonder voorbeeld. Geen enkele partij had een woord voor hem in te brengen; de conservatieven had den slechts afkeuring en zelfs de antisemieten desavoueerden hem. Doch Ahlwardt, bij wien het zedelijk bewustzijn geheel schijnt te ontbreken, trok zich van al deze dingen heid van uw ambt! En dan vind ik het nogal zot voor een godsdienstoefening ten minste zeer onstichtelijk om een preek in vijf wolven te splitsen! Eerste wolf, tweede wolf, derde wolf o scmcta simplicitas! Oprecht gesproken: het is mij hier lang niet meegevallen". De arme Kannepich stond totaal versla gen. Zijn heerlijke wolvenpreek zot onstich telijk ! Hij was geheel van streek, riep bleek en ontdaan zijn vrouw uit de keuken en fluisterde haar gejaagd toe: »Och Heer! Hanne - met de wolven was 't heelemaal mis! Wat heb ik een uitbrander van hem gekregen ! Als nu de modice hem niet weer in zijn humeur brengt, is hij in staat mij pardoes te ontslaan".... Verschrikkelijk wat een dag! De vrouwen in de keuken, waar de kalfskop reeds een uur lang in room lag te stoven, waren nog veel zenuwachtiger dan Kannepich, toen hij 's morgens den kansel besteeg. En Doortje zat in haar kamertje boven op den rand van het bed, en schreide tranen met tuiten. Er zou reeds om twaalf uur gedineerd worden, omdat de namiddag aan de inspectie der bijna twee uren verder gelegen bijkerk gewijd zou worden, waar de eerwaarde Kanne pich bijbellezing en cathechisatie zou houden. Het gezelschap ging aan tafel. Dominee bleek en zonder trek; zijn vrouw met een kleur als vuur van het koken, met een kapsel en in een toilet dat den Consistorlal-Rath leven dig aan het portret zijner overleden grootmoe der boven zijn schrijftafel herinnerde. Maar hij deed zijn uiterste best, om de angsten van de vroegpreek te vergeten en zich met een opgeruimd gemoed in zijn wonderlijke om geving te schikken. Hij was zeer voorkomend tegenover de domineesche en maakte gek heid met de kleinere kinderen, die weldra een dollen pret hadden. Ook gelukte het hem Doortje en Meeltje's bloöheid te overwinnen en een tamelijk vloeiend gesprek met haar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl