De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 26 maart pagina 4

26 maart 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Na 822 knieën. Eenige onzer sprongen toe om bet te helpen, maar voordat zij het bereiken konden, slaakte het een eenige seconden aanhoudend steunen en relde naar beneden voor de voeten van zijn mees?? ter, die staan bleef, maar door zijn leidsman werd Omgekeerd en meegevoerd. Wij stonden, Hen eenige «ogenblikken als aan den grond genageld, maar Volgden weldra onzen geleider, die zwijgend verder «riulke bladzijden, gezien en gevoeld door, den schrijver en den lezer, zijn er zeer velen in Koelmaus boek, dat mij daarom en om de bovenge noemde reden, wel een herinnering waard scheen. J. L. C. A. MEIJBE. r miiiiiiiiiiiiiiniiii Maeterlinck vertaald. (Ingezonden,) »Votre tradttction est plus exacte et plus fidele encore que celle de *La Princease Maleine" Laissez-moi vous remercier une ibis de plus et bien profondément et souhaiter que l'on fasse a votre travail l'accueil qu'il a bien mérité." Ziedaar het oorJeel van Maeterlinck zelf over de vertaling van z\ya.Petléot et Mélisande door Mej. Ninette de Vries, die in haar voorwoord verklaart, dat zij zich voor hare moeite dubbel beloond 'zal achten, als het algemeen oordeel over haren arbeid met dat van den Belgischen schrijver mocht over eenstemmen. Nu is het voor m jj zeer de vraag of die beoor deeling wel erg gunstig genoemd kan worden, want ik geloof, dat een artist, die eenen anderen kunstenaar om zjjn werk hoogacht en hem dat zeggen wil, andere termen zal bezigen dan een onbeduidende qualificatie en een paar beleefdheden. En met des te meer kracht durf ik hier twijfelen, omdat Maeterlinck, die Ruysbroeck's «Cieraet der gheestelijcker bruyloft" vertaalde en dus weet wat met het Hollandsen gedaan kan worden, onmogelijk tevreden kan zijn met wat Mej. de Vries van zijn drama maakte. Dat zij nauwkeurig en getrouw (letterlijk) vertaalde is een feit, maar mij dunkt dat niet veel te beteekenen. Den eenvoudigen dialoog van Maeter linck letterlek over te zetten och daar hoort niet veel kennis van liet Fransch toe, maar men meene niet, dat dit vertalen is. Vertalen noem ik het goed in zich opgenomen hebben van het oorspronkelijke werk, het hebben ontleed in wat de cumpoi,enten zijn van het mooie erin en die zuiver in de nieuwe taal weer zóó bijeen te voegen, dat een nieuw kunstwerk ont staat, geheel equivalent aan het origineel. Wat ik bedoel zal duidelijker worden, als ik Verwey's vertaling van Marlowe's Faust aanhaal, als goed voorbeeld. Daar voelt men, de Hollandsche verzen lezende, geheel wat die in het Engelsen zijn; de rhytme-effecten van het oorspronkelijk vindt men in de vertolking terug, elk Nederlandsch woord is volkomen gelijkwaardig met het Engelsche al is het dikwijls niet de door het woordenboek gewettigde overzetting er van; kortom, met soms zeer verschillende middelen, is geheel hetzelfde effect verkregen in den oertekst en de vertaling, die dus met recht dien naam kan dragen. Maar om een kunstwerk zóó te vertalen, moet men in zijn eigen taal ook artist zijn. Men moet de kleur van elk woord, van eiken zin niet alleen goed zien, maar ook de macht hebben, die te behouden, het eigenaardig karakter van den schrijver, dien men vertolkt, niet verloren te laten gaan. En aan geen van alle eischen, die ik hier ge steld heb aan eene goede vertaling, voldoet de overzetting door mej. De Vries. »Vous avez parfaitement rendu, comme il Ie fallait, la simplicitédu dialogue" schreef Maeterlinck haar over haar »Princesse Maleine"; maar nógeens, ik kan niet gelooven, dat hij dat meent. Want voor den eenvoud der i'ransche ge sprekken vind ik in de Hollaudsche »Pelléas en Mélisande" stijve en stroefgeconstrueerde zinnen gemaakt, waarin vooral telkens hindert het jij, gij, je en ge, voor tu en vous van het oorspronkelijk. Het is natuurlijk onmogelijk het pronomen niet te gebruiken, maar ware met wederinvoering van het middelnederlandsche du niet een veel beter effect te verkrijgen geweest? Is »du hores mijn kussen langs dine haren" niet veel beter van klank dan »je hoort mijn kussen langs je haren," waarin de leelijke Hol landsche grofheid des te hinderlijker is, bij het welluidende : Tu entends mes baisers Ie long de tes cheveux. Ook het verschil, dat Maeterlinck steeds ge wild heeft in Mélisande's spreken tegen Golaud met vous en tegen Pelléas met tu, zou op deze wijze beter behouden zijn. Ik geef toe, dat een consequent toepassen hiervan groote moeilijkhe den zou meebrengen, maar meen, dat iuist de archaïsche vervoeging van het werkwoord, bij het gebruik van du noodzakelijk er toe bijdraagt, de naïveteit, die een groote bekoorlijkheid heeft in Maeterlinck's drama's, te bewaren en tot haar recht te doen komen. En zóó zou men, van meer oude woordjes gebruik makend, er misschen in lagen eene vertaling te lever en van dit groot dramatisch kunstwerk : Pelléas et Mélisande. Maar en dit is mijn grootste grief togen het werk van mej. de Vries waartoe dient eene vertaling'? Potgieter's gezegde: »Ik schrijf niet voor den kruier op den hoek", is zeker ook hier toepasselijk. Wie niet in staat is Maeterlinck in het origineel te verstaan, zal ook aan eene ver taling niets hebben. Er behoort eene niet geringmate van eruditie toe, hem te waardeeren en de dwaasheden, die o a. Sarcey, naar aanleiding van Les Aveugles verteld heeft, zijn m. i. eene ernstige waarschuwing, dat deze hooge dramati sche kunst slechts onder weiniger appreciatie vermogen valt. Het is misschien niet geheel en al zonder nut, naast Sarcey, zijnen Nederlandschen ambtgenoot in het verkondigen van ofiicieele domheden te noemen, den heer Loffelt. Jan Veth heeft het in dertijd de moeite waard geacht hem te zeggen, dat hij iemand is, met wien men over schilderkunst niet discussieert; laat ik er even bijvoegen, dat ik hem op het gebied van dramatische kunst de zelfde onderscheiding toeken. Wat h\j in Het Vaderland van 16 Maart j.l. over Maeterlimk schreef, is alweer een bewijs van den treurigen toestand der ontwikkeling van de meeste Nederlandsche kunstcritici. Telkens, als er gele genheid toe is, loopt een hunner er in en stelt zyn onbekwaamheid eens ten toon. De Heer Rössing kamt «hetGoudvischje" op, leest een maand later wat een verstandig man er van zegt en komt dan met een doodleuk gezicht vertellen, dat hij het eigenlek met dien meneer eens is en ook het stuk een prul vindt! In de Telegraafken men tegenwoordig dagelijks warme ontboezemingen lezen van eenen recensent, die met alle geweld modern wil zijn, en nu bij ver gissing werk, dat 20 jaar geleden misschien het aanhooren waard was naar te luisteren, als het hoogst bereikbare aanprijst, enz.; de voorbeelden zijn legio. En nu meneer Loft'elt nogeen?, voorde zoovee!ste maal ! Wat een geluk, dat Kloos over Pelléas et Mélisande gezwegen heeft; dit aardige sotternietje ware ons anders waarschijnlijk ontgaan. Want de heeren weten zelf wel wat ze waard zijnenleeren dus graag wat. In zulk een gezelschap hoort Mej. de Vries echter niet thuis. Ik meen, op grond harer ver taling, al vind ik die ook alles behalve mooi, te mogen aannemen, dat zij veel wijzer is en Mae terlinck wél. begrijpt. Als men Pelléas et Mélisande in het Fransch heeft gelezen en begrepen, zal men haar werk ook wel eens willen zien : belangstelling verdient het zeker. Maar ik wil hier met nadruk zeggen, dat het voor eene mogelijke opvoering volstrekt onbruik baar is. Want bij Maeterlinck's drama's ligt een groot deel van de schoonheid in den dialoog en wat ze tot heerlijk rijpe kunstwerken maakt, is een merkwaardig inzicht in plastische kunst. Zijn gezegde: »Ik wil een Shakespeare schrij ven voor marionetten", door Kloos, zoowel als door hen, die hem den modernen Skakespeare noemen, verkeerd begrepen, heeft alleen betrek king op de plastiek, die hij op het tooneel wil brengen : strakke lijnen en statige gebaren, maar vóór alles mooi, in eene omgeving, op een too neel dus, die daarbij past. Niet het conventioneel theater-decor met groene boomen, die heusche lijken en bladgoud om het erg mooi te maken maar de abstracte vormen, die de essence geven van de werkelijkheid. Want d ft is een waarheid: Maeterlinck is ideeartist. Zijne drama's zijn de symbolen van wat men sehen voelen en denken, zijn de beelden van bot leven, gezien in zijn innigst wezen en zóó in klank en lijn tot realiteit gebracht. Maart '93. JAN KAI.KI'. In de jongste zitting van den Algemeiner Dtutsc'ier Sprachrerem hield kapitein D. lulden eene voordracht over de Duitsche taal in het Duitsche leger. Hij deed uitkomen hoe de benamingen in het krijgswezcn, vroeger Duitsch, later geheel Fransch geworden, langzamerhand weer meer Duitsch zijn gemaakt en dat steeds meer kun nen worden. In dit opzicht heeft de »Feldordnung" van Moltke veel gedaan ; maar er is nog heel wat te doen. Sommige woorden konden ver vangen worden, bv. : Armee, Instruction, Regle ment, Militiir, Contingent, Cavallerie, Train. Ser geant, Portepeefahnrich, Vice- Second- Premier Lieutenant, Major, Chef, aggregirt, attachirt, a la suite, arretirt; andere kon men rnoeielijk missen, als bv.: Infanterie, Garde, Cuirassiere, Dragoner, Ulanen, Husaren. De ranglijst kon als volgt zijn : Gefreiter, Junker (Avantageur), Obergefreiter, Unterofncier (Sergeant), Feldwebel(oder Feuerwerker), Oberfeldwebel (of Oberfeuerwerker), Wachtmeister, Oberwachtmeister, Feldwebel-Lieutenant, Degenfahnrich, Lieutenant Leutnant, Oberlieutenant, Hauptman, (txitm eister), Oberstwachtmeister (Ma jor), Oberstlieutenant, Oberst, Generalwachtmeister, Genera]lieutenant, General der Infanterie. Behouden moest men voorts : Exerciren, Commandiren (Commando), Officier, Cadett, Lazarett, Artillerie, Pionier, Etat, Manquement, Füsilier, Grenadier, Musketier, Compagnie, Batterie, Uni form, Caserne, Arrest, Alarm ; vervangen moest worden : Visier, Ballistiek, Munition, chargiren, Avantgarde, Arrièregarde, Vedette, Gros, Escadron en anderen. De heer lulden beweerde verder, dat de geschre ven taal in het geheel niet zoo vol basterdwoorden was als men zich buiten het leger wel voorstel de, maar dat men zich helaas uit de taal van eenige moderne militaire schrijvers heel iets an ders zou verbeelden ; deze werken toch met al lerlei zeer goed vertaalbare uitdrukkingen, als : rationell, Defensive, Offensive, demoustrative, eotoyiren, lanciren enz. De kapitein achtte woorden als Major, Trompeter geen vreemde woorden meer, maar betreurde het dat men (op ander gebied) voor nieuwe zaken niet een nieuw Duitsch woord nam. De nieuwe Taxaineter-Droschken (vigelante met tijdwijzer) konden immers wel »Zeiger-Droschken" heeten V Ris-Paquot, Dictionnaire encycloptdique des mart/ues et monogramme*, chiflrep, lettres initiales, sic/nes /it/uratifs etc. etc. Pftrif, librairie Rcnouard. Reeds in de oudheid was het monogram bekend en in gebruik. Het bezigen dezer conventioneele teekens, die aanvankelijk maar aan een klein aan tal ingewijden bekend waren en waarvan slechts de hoogste waardigheidbekleeders zich bedienden, werd allengs meer algemeen en ging van het openbaar in het bijzonder leven over. Bijna een ieder nam toen een bepaald teeken aan, hetzij om het hem toebehoorende te merken, hetzij om de door hem vervaardigde voorwerpen van anderen derzelfde soort te onderscheiden. Enkele, met elkaar verbonden of ineengestren gelde letters, cijfers, rebussen, figuren enz. namen tot in het oneindige toe. De schilder, de graveur, de beeldhouwer, de architect, de mozaiekwerker, de modeleur brachten een teeken op hunne werken aan, evenals de industrieel en fabrikant, hetzij hij emailleur, goudsmid, ciseleur, gieter, papier maker, ebenist, wapensmid, ivoorwerker, boek binder enz. was, er de voortbrengselen van zijn arbeid mede voorzag. De monogrammen werden in zekeren zin het persoonlijk stempel dat zoowel op de producten van den geest als op die van den handenarbeid gedrukt werd. Hun aantal is dan ook zoo gestegen dat het een bepaalde onmogelijkheid geworden is, zelfs voor iemand met een stalen geheugen be gaafd, ze allen te onthouden niet alleen, maar ze in zijn geest te rangschikken tevens, ten einde er te zijner tijd het gewenschte gebruik van te kunnen maken. Om nu het zoeken in dien bijna onontwarbaren chaos mogelijk te maken, er althans eenig licht in te brongen,' geeft de geleerde schrijver hier een getrouwe afbeelding, beschrijving en vérkla ring van alle merken, monogrammen, cijfers, initialen enz. (ruim 12000) die hij door persoon lijke nasporingen in musea, archieven, particuliere verzamelingen, op gedenkteekenen enz. heeft kunnen ontdekken. Voor allen die zich met kunst, onder welken vorm, van welken aard ook, bezighouden kunsthistorici, kunstkenners, conservatoren van musea, sanateurs, verzamelaars, liefhebbers, handelaren in antiquiteiten, goud- en wapen smeden enz. is dit werk een bron, waaruit zij telkens en telkens met vrucht zullen kunnen putten. De indeeling, in vier deelen, is zeer practisch en maakt hot gebruik hoogst gemakkelijk. Het eerste gedeelte geeft in alfabetische volgorde de gewone, met elkaar verbonden en saamgestrengelde letters ; het tweede de figuratieve of symbolische merken, waarbij de afwezigheid van letters een bijzondere classificatie noodig maakte. (I. Het mcnschelijk hoofd en zijn ondordeelen. II. Kronen, hoofdbedekkingen en wapens, enz.); het derde een alfab. register van personennamen ; het vierde een idem van plaatsnamen. Een enkel staaltje van hetgeen de schrijver ons biedt. Alleen van het Delftsche porcelein en aardewerk worden ruim 300 verschillende merken afgebeeld en verklaard. De uitvoering is in elk opzicht te roemen ; do reproductie der 121,510 monogrammen en merken laat aan zuiverheid en duidelijkheid niets te wenschen over. Van Gou-erneur's Oude Huisvriend, uitgave II. C. A. Thieme te Nijmegen, bevat attev. li o.a. bijdragen van mevr. Joseph. (üese, Sarina, Pol. de Mont, en Ken jubilaeum der Humaniteit", het gedenkteeken te Parijs voor dr. l'h. Pinel opgericht, die hot eerst in Frankrijk doorzette, in 17!)2, dat men de krankzinnigen als zieken, en niet als gevaarlijke dieren behandelde. Do redactie van T)e Posti!/f>n, Korst Neder landsch tijdschrift voor postzegelverzamelaars" schrijft in haar No. 12 oen prijsvraag uit voor een postzegel, Xederland waard, die getoetst kan worden aan de eiscben der kunst, die vol doet aan den eisch des tijds." Verdere bepalingen leze men in liet nummer; uitgave II. Croisot, den Haag, Passage II. vo DAMES. Draw/ng-room. Tea-f/owns. Vervalschiw/ien. ~-De toekomst der vrouw. Malz-ko/fiie. Op de tweede drawing-room, door koningin Victoria gehouden, was, hetgeen niet vaak ge beurt, eene gamma van kleuren feitelijk overhoorschend. De nuances violet, lilas, mauve, crocuspaars, waren in zoo groot aantal aanwezig, dat men aan lichten rouw had kunnen denken. Hierbij bouquetten van paarse orchideeën, paarse en witte seringen, donkere en lichte violen, leli n-vandalen, witte rozen, witte madeliefjes en groote marguerites. Ook word veel groen gezien, hetzij in vereeniging met wit en rose, iieliotrope of met al deze tinten van paars. Geel was, in tegen overstelling met verleden jaar, zeer weinig ver tegenwoordigd ; rood en blauw weinig, zwart, wit, rose als altijd vrij wel. Kenige dames waren niet teruggcschrikt voor een aantal kleuren bijeen; Lady Blanche Smith droeg een mnntoan de cour van paarsblauw iliiweel, gevoerd met lichtblauw satijn, op een kleed van bleek rose, haar bouquet was van rose tulpen en witte seringen; de markiezin de Torre llermosa vertoonde neg meer kleuren, Kmpireklced van grijs satijn, overkleed van cru kant, gevat in surah vieil or, corselet van goud en smaragden, mouwen van groen flu weel, hier en daar op liet costuum touffes van rozen. De koningin bleef deze tweede maal slechts een balt' uur, en liet toen het waarnemen der honneurs aan prinses Christian over. Onder de bezoeksters die zij nog ontving was ook mevrouw Ghulstone, die tegelijk met hei corps diplomatique in de troonzaal werd toegelaten en door do Ko ningin belangstellend werd ondervraagd naar haar aanval van inllnonza en gefeliciteerd met haar herstel. * * Verwonderlijk is het, dat de tea-gowns niet tegelijk met de atternoon-tea's baar intocht ook op het vasteland houden. De Kngelsche dames zien er een gelegenheid in. om iets kostbaars en elegants te dragen, los als een morgonjapon, versierd als een soiree-toilet, kleurig en mollig als een Oostersch huisgewaad. /ij maken ze van fluweel, met breeden rand van bont, zoo als mevr. Kronkel in de tweede acte van Haar thuis draagt, zich openend op een ge decolleteerd onderkleed van licht satijn, om geven met een charpe of cordelière; de mou wen bij het onderkleed behoorend, of groote wijdloshangende mouwen; maar ook in donker rood krip, in zachte lichtblauwe zijde, zich openend op een tablier van kant, waarin hier en daar broches van kleurige steenen gestoken zijn. Men voegt aan het bovenkleed soms een pélerine of een op den rug hangenden capuchon toe; dit zou zonderling schynen voor een kleed, dat alleen in de kamer gedragen wordt, maar waarschijnlijk gaat men van de fictie uit, dat de huisvrouw, een gang doorgaande, het noodig kan vinden voor een oogenblik den capuchon of de pélerine over haar hoofd te slaan. De Engelsche morgen mutsjes en huismutsjes worden meer gedragen dan vroeger, maar toch lang zooveel niet als men met het oog op de heerschende anglomanie zou verwachten. * * * In een vorig nummer werd door ons de circulaire van de vereeniging ter bestrijding der vervalschingen van voedingsmiddelen vermeld, als iets, dat de huismoeders interesseerenzou. De directeur secretaris der vereeniging, de heer P. F. van Maarseveen, omschrijft ons het doel der vereeniging als eerzuchtiger: »Het dertigtal heeren stelden zich met de oprich ting der vereeniging niets meer, doch vooral niets minder ten doel, dan dat de vereeniging zou worden de wegbereidster voor een latere wetgeving, die de vervalschingen der voedingsmiddelen zal moeten bestrijden, evenwel met onmiddellijk prac tisch nut voor de leden. Omtrent het gesprokene door den Hoog Geleer den Heer Professor Dr. J. W. Gunning in de wintervergadering van d«n Geneeskundigen Raad van Noord-Holland in de laatste dagen van De cember j.l. op het raadhuis hier ter stede gehouden, waarvan verslagen in de dagbladen zijn opgenomen, zegt het Dagblad voor Nederland van l Januari j.l. het volgende: »Professor Gunning herinnerde er aan, dat het onderzoek van voedingsmiddelen van Rijks wege, reeds lang een punt van overweging heeft uitgemaakt. De in der tijd benoemde commissie, waarvan hij lid is, heeft daartoe pogingen aan gewend, maar is op ve'e moeilijkheden gestuit. »Kr is echter eene vereeniging ter bestrijding der vervalschingen van voedingsmiddelen. Deze vat haar taak eigenaardig op, waaromtrent spreker eenige bijzonderheden mededeelt. De deskun digen zullen o. a. alleen personen kiezen, die door de Ned. wetten zijn gequalificeerd. Hij acht het noodig eerst de werking van deze ver eeniging af te wachten. Hij verzocht daarom dat de commissie diligent zal worden verklaard". Het optreden van het dertigtal heeren daar ter plaatse besproken, door een zoo bij uitstek bevoegd beoordeelaar als Professor Dr. J. W. Gunning, < oet onmiddelijk vermoeden, dat men hier met iets meer dan een huisniiddeltje te doen heeft. Wanneer ik hieraan nog toevoeg, dat de op richting der Vereeniging de sympathie heeft ontvangen van vele Heeren Professoren aan onze Universiteit, van bekende Geneeskundigen, GrootHandelaren, Kabrikanten, Winkeliers en Bestuur ders van vakvereenigingen, dan is reeds het vermoeden gewettigd, dat achter do breede lijnen, waarin Statuten en Huishoudelijk Reglement zijn geteekend en die slechts voor het oog van uw verslaggever zichtbaar waren, een dieper ach tergrond ligt. , Goede wijn behoeft geen krans. Zoo ook onze vereeniging. In stilte verzamelt zij krachten, om als zij zich sterk gevoelt, meer dan tot nu toe, in 't openbaar op te treden, terwijl bare leden nu reeds individueel het recht hebben van hun lidmaatschap gebruik te maken". De vereeniging, wier leden «individueel het recht hebben van hun lidmaatschap gebruik te maken," en wier «statuten en huishoudelijk regle ment in breede lijnen zijn geteekend, waarachter een dieper achtergrond ligt," zal zeker een uit stekende »wegbereidster" zijn. * * ?Xliet optreden der vrouw op de tentoonstelling van Cbicago wordt als een demonstratie van beteekenis opgevat. Ieder volk zal zijn gebouw hebben, de Spanjaarden, Kranschen, Dnitschers, ook de vrouwen hebben bet hare. Geheel in overeenstemming met dit optreden is het, dat het gebouw volstrekt niet eleganter of' bevalliger is dan de andere, integendeel; te midden van al die houten kramen, met gips omgoten t'^t Griek scbe tempels en Italiaansche paleizen, is dat der vrouwententoonstelling, misschien het koelste, een symbool van de puriteinsclie richting der Amerikaanscho vrouwenbeweging. Het zijn dan ook geen mondaines of demi-mondaines die hier tentoonstellen, maar werkende, handelende, strij dende, worstelende vrouwen ; voor de eerste was in 188!) de roes van den weelderigen centenaire op het Cbamp de Mars, alles kleur en tooverachtige kostbare weelde; voor de laatste het strenge gebouw, waar aan de schoonheid niets geotterd zal worden, maar van waar uit, als men de oprichters gelooven mag, een nieuwe kracht zich zal ontwikkelen, die van de vrouw als ver overaarster van alle rechten, als gelijke van den man. * * De tirma Katbreiners Centraal depot" van Kneipp's Malz-koffie, zendt ons een uitgebreid stuk om te wijzen op de stijgende koffieprijzen en te doen uitkomen hoe de Java en Braziliekoftie bij hoog cafeïngehalte, verslappend werken, terwijl Kneipp's Malz-koftie goedkoop is, voe dingswaarde bezit en dank zij de verbeteringen in de bereiding gebracht, geen onaangenamen montsmaak meer heeft. «Wanneer men Malz-koffie met Java koffie half om half vermengt, is er zelfs voor een fijnproever geen verschil in smaak te ont dekken, de drank wordt alleen iets zachter en aan genamer," zegt het prospectus. Inderdaad schijnt ons de drank, ofschoon niet geheel aan koffie gelijk, zeer genietbaar. HiiiiiMmminmiimMlliiilliilll LERLEI De overleden Turksche diplo maat Edhem Pachais twintig jaar lang in verschillende departemen ten minister geweest, vervulde herhaaldelijk de am bassade te Weenen en te Parijs, en was ook ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl