Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 822
knieën. Eenige onzer sprongen toe om bet te
helpen, maar voordat zij het bereiken konden, slaakte
het een eenige seconden aanhoudend steunen en
relde naar beneden voor de voeten van zijn
mees?? ter, die staan bleef, maar door zijn leidsman werd
Omgekeerd en meegevoerd. Wij stonden, Hen eenige
«ogenblikken als aan den grond genageld, maar
Volgden weldra onzen geleider, die zwijgend verder
«riulke bladzijden, gezien en gevoeld door, den
schrijver en den lezer, zijn er zeer velen in
Koelmaus boek, dat mij daarom en om de bovenge
noemde reden, wel een herinnering waard scheen.
J. L. C. A. MEIJBE.
r
miiiiiiiiiiiiiiniiii
Maeterlinck vertaald.
(Ingezonden,)
»Votre tradttction est plus exacte et plus fidele
encore que celle de *La Princease Maleine"
Laissez-moi vous remercier une ibis de plus et bien
profondément et souhaiter que l'on fasse a votre
travail l'accueil qu'il a bien mérité."
Ziedaar het oorJeel van Maeterlinck zelf over de
vertaling van z\ya.Petléot et Mélisande door Mej.
Ninette de Vries, die in haar voorwoord verklaart,
dat zij zich voor hare moeite dubbel beloond 'zal
achten, als het algemeen oordeel over haren arbeid
met dat van den Belgischen schrijver mocht over
eenstemmen.
Nu is het voor m jj zeer de vraag of die beoor
deeling wel erg gunstig genoemd kan worden,
want ik geloof, dat een artist, die eenen anderen
kunstenaar om zjjn werk hoogacht en hem dat
zeggen wil, andere termen zal bezigen dan een
onbeduidende qualificatie en een paar
beleefdheden. En met des te meer kracht durf ik hier
twijfelen, omdat Maeterlinck, die Ruysbroeck's
«Cieraet der gheestelijcker bruyloft" vertaalde en
dus weet wat met het Hollandsen gedaan kan
worden, onmogelijk tevreden kan zijn met wat
Mej. de Vries van zijn drama maakte. Dat zij
nauwkeurig en getrouw (letterlijk) vertaalde is
een feit, maar mij dunkt dat niet veel te
beteekenen. Den eenvoudigen dialoog van Maeter
linck letterlek over te zetten och daar hoort
niet veel kennis van liet Fransch toe, maar men
meene niet, dat dit vertalen is.
Vertalen noem ik het goed in zich opgenomen
hebben van het oorspronkelijke werk, het hebben
ontleed in wat de cumpoi,enten zijn van het mooie
erin en die zuiver in de nieuwe taal weer zóó
bijeen te voegen, dat een nieuw kunstwerk ont
staat, geheel equivalent aan het origineel. Wat
ik bedoel zal duidelijker worden, als ik Verwey's
vertaling van Marlowe's Faust aanhaal, als goed
voorbeeld. Daar voelt men, de Hollandsche verzen
lezende, geheel wat die in het Engelsen zijn; de
rhytme-effecten van het oorspronkelijk vindt men
in de vertolking terug, elk Nederlandsch woord
is volkomen gelijkwaardig met het Engelsche al
is het dikwijls niet de door het woordenboek
gewettigde overzetting er van; kortom, met soms
zeer verschillende middelen, is geheel hetzelfde
effect verkregen in den oertekst en de vertaling,
die dus met recht dien naam kan dragen.
Maar om een kunstwerk zóó te vertalen, moet
men in zijn eigen taal ook artist zijn. Men moet
de kleur van elk woord, van eiken zin niet alleen
goed zien, maar ook de macht hebben, die te
behouden, het eigenaardig karakter van den
schrijver, dien men vertolkt, niet verloren te
laten gaan.
En aan geen van alle eischen, die ik hier ge
steld heb aan eene goede vertaling, voldoet de
overzetting door mej. De Vries.
»Vous avez parfaitement rendu, comme il Ie
fallait, la simplicitédu dialogue" schreef
Maeterlinck haar over haar »Princesse Maleine";
maar nógeens, ik kan niet gelooven, dat hij dat
meent. Want voor den eenvoud der i'ransche ge
sprekken vind ik in de Hollaudsche »Pelléas en
Mélisande" stijve en stroefgeconstrueerde zinnen
gemaakt, waarin vooral telkens hindert het jij,
gij, je en ge, voor tu en vous van het oorspronkelijk.
Het is natuurlijk onmogelijk het pronomen niet
te gebruiken, maar ware met wederinvoering van
het middelnederlandsche du niet een veel beter
effect te verkrijgen geweest?
Is »du hores mijn kussen langs dine haren"
niet veel beter van klank dan »je hoort mijn
kussen langs je haren," waarin de leelijke Hol
landsche grofheid des te hinderlijker is, bij het
welluidende : Tu entends mes baisers Ie long de
tes cheveux.
Ook het verschil, dat Maeterlinck steeds ge
wild heeft in Mélisande's spreken tegen Golaud
met vous en tegen Pelléas met tu, zou op deze
wijze beter behouden zijn. Ik geef toe, dat een
consequent toepassen hiervan groote moeilijkhe
den zou meebrengen, maar meen, dat iuist de
archaïsche vervoeging van het werkwoord, bij het
gebruik van du noodzakelijk er toe bijdraagt, de
naïveteit, die een groote bekoorlijkheid heeft in
Maeterlinck's drama's, te bewaren en tot haar
recht te doen komen. En zóó zou men, van meer
oude woordjes gebruik makend, er misschen in
lagen eene vertaling te lever en van dit groot
dramatisch kunstwerk : Pelléas et Mélisande.
Maar en dit is mijn grootste grief togen
het werk van mej. de Vries waartoe dient eene
vertaling'? Potgieter's gezegde: »Ik schrijf niet
voor den kruier op den hoek", is zeker ook hier
toepasselijk. Wie niet in staat is Maeterlinck in
het origineel te verstaan, zal ook aan eene ver
taling niets hebben. Er behoort eene niet
geringmate van eruditie toe, hem te waardeeren en de
dwaasheden, die o a. Sarcey, naar aanleiding
van Les Aveugles verteld heeft, zijn m. i. eene
ernstige waarschuwing, dat deze hooge dramati
sche kunst slechts onder weiniger appreciatie
vermogen valt.
Het is misschien niet geheel en al zonder nut,
naast Sarcey, zijnen Nederlandschen ambtgenoot
in het verkondigen van ofiicieele domheden te
noemen, den heer Loffelt. Jan Veth heeft het in
dertijd de moeite waard geacht hem te zeggen, dat
hij iemand is, met wien men over schilderkunst
niet discussieert; laat ik er even bijvoegen, dat
ik hem op het gebied van dramatische kunst de
zelfde onderscheiding toeken.
Wat h\j in Het Vaderland van 16 Maart j.l. over
Maeterlimk schreef, is alweer een bewijs van den
treurigen toestand der ontwikkeling van de meeste
Nederlandsche kunstcritici. Telkens, als er gele
genheid toe is, loopt een hunner er in en stelt zyn
onbekwaamheid eens ten toon. De Heer Rössing
kamt «hetGoudvischje" op, leest een maand later
wat een verstandig man er van zegt en komt dan
met een doodleuk gezicht vertellen, dat hij het
eigenlek met dien meneer eens is en ook het stuk
een prul vindt!
In de Telegraafken men tegenwoordig dagelijks
warme ontboezemingen lezen van eenen recensent,
die met alle geweld modern wil zijn, en nu bij ver
gissing werk, dat 20 jaar geleden misschien het
aanhooren waard was naar te luisteren, als het
hoogst bereikbare aanprijst, enz.; de voorbeelden
zijn legio.
En nu meneer Loft'elt nogeen?, voorde
zoovee!ste maal ! Wat een geluk, dat Kloos over Pelléas et
Mélisande gezwegen heeft; dit aardige sotternietje
ware ons anders waarschijnlijk ontgaan. Want de
heeren weten zelf wel wat ze waard
zijnenleeren dus graag wat.
In zulk een gezelschap hoort Mej. de Vries
echter niet thuis. Ik meen, op grond harer ver
taling, al vind ik die ook alles behalve mooi, te
mogen aannemen, dat zij veel wijzer is en Mae
terlinck wél. begrijpt.
Als men Pelléas et Mélisande in het Fransch
heeft gelezen en begrepen, zal men haar werk
ook wel eens willen zien : belangstelling verdient
het zeker.
Maar ik wil hier met nadruk zeggen, dat het
voor eene mogelijke opvoering volstrekt onbruik
baar is. Want bij Maeterlinck's drama's ligt een
groot deel van de schoonheid in den dialoog en
wat ze tot heerlijk rijpe kunstwerken maakt, is
een merkwaardig inzicht in plastische kunst.
Zijn gezegde: »Ik wil een Shakespeare schrij
ven voor marionetten", door Kloos, zoowel als
door hen, die hem den modernen Skakespeare
noemen, verkeerd begrepen, heeft alleen betrek
king op de plastiek, die hij op het tooneel wil
brengen : strakke lijnen en statige gebaren, maar
vóór alles mooi, in eene omgeving, op een too
neel dus, die daarbij past.
Niet het conventioneel theater-decor met groene
boomen, die heusche lijken en bladgoud om het
erg mooi te maken maar de abstracte vormen,
die de essence geven van de werkelijkheid.
Want d ft is een waarheid: Maeterlinck is
ideeartist.
Zijne drama's zijn de symbolen van wat men
sehen voelen en denken, zijn de beelden van bot
leven, gezien in zijn innigst wezen en zóó in
klank en lijn tot realiteit gebracht.
Maart '93. JAN KAI.KI'.
In de jongste zitting van den Algemeiner
Dtutsc'ier Sprachrerem hield kapitein D. lulden eene
voordracht over de Duitsche taal in het Duitsche
leger. Hij deed uitkomen hoe de benamingen in
het krijgswezcn, vroeger Duitsch, later geheel
Fransch geworden, langzamerhand weer meer
Duitsch zijn gemaakt en dat steeds meer kun
nen worden. In dit opzicht heeft de
»Feldordnung" van Moltke veel gedaan ; maar er is nog
heel wat te doen. Sommige woorden konden ver
vangen worden, bv. : Armee, Instruction, Regle
ment, Militiir, Contingent, Cavallerie, Train. Ser
geant, Portepeefahnrich, Vice- Second- Premier
Lieutenant, Major, Chef, aggregirt, attachirt, a la
suite, arretirt; andere kon men rnoeielijk missen,
als bv.: Infanterie, Garde, Cuirassiere, Dragoner,
Ulanen, Husaren.
De ranglijst kon als volgt zijn : Gefreiter,
Junker (Avantageur), Obergefreiter, Unterofncier
(Sergeant), Feldwebel(oder Feuerwerker),
Oberfeldwebel (of Oberfeuerwerker), Wachtmeister,
Oberwachtmeister, Feldwebel-Lieutenant,
Degenfahnrich, Lieutenant Leutnant, Oberlieutenant,
Hauptman, (txitm eister), Oberstwachtmeister (Ma
jor), Oberstlieutenant, Oberst,
Generalwachtmeister, Genera]lieutenant, General der Infanterie.
Behouden moest men voorts : Exerciren,
Commandiren (Commando), Officier, Cadett, Lazarett,
Artillerie, Pionier, Etat, Manquement, Füsilier,
Grenadier, Musketier, Compagnie, Batterie, Uni
form, Caserne, Arrest, Alarm ; vervangen moest
worden : Visier, Ballistiek, Munition, chargiren,
Avantgarde, Arrièregarde, Vedette, Gros, Escadron
en anderen.
De heer lulden beweerde verder, dat de geschre
ven taal in het geheel niet zoo vol basterdwoorden
was als men zich buiten het leger wel voorstel
de, maar dat men zich helaas uit de taal van
eenige moderne militaire schrijvers heel iets an
ders zou verbeelden ; deze werken toch met al
lerlei zeer goed vertaalbare uitdrukkingen, als :
rationell, Defensive, Offensive, demoustrative,
eotoyiren, lanciren enz.
De kapitein achtte woorden als Major,
Trompeter geen vreemde woorden meer, maar betreurde
het dat men (op ander gebied) voor nieuwe zaken
niet een nieuw Duitsch woord nam. De nieuwe
Taxaineter-Droschken (vigelante met tijdwijzer)
konden immers wel »Zeiger-Droschken" heeten V
Ris-Paquot, Dictionnaire
encycloptdique des mart/ues et monogramme*, chiflrep,
lettres initiales, sic/nes /it/uratifs etc. etc.
Pftrif, librairie Rcnouard.
Reeds in de oudheid was het monogram bekend
en in gebruik. Het bezigen dezer conventioneele
teekens, die aanvankelijk maar aan een klein aan
tal ingewijden bekend waren en waarvan slechts
de hoogste waardigheidbekleeders zich bedienden,
werd allengs meer algemeen en ging van het
openbaar in het bijzonder leven over. Bijna een
ieder nam toen een bepaald teeken aan, hetzij om
het hem toebehoorende te merken, hetzij om de
door hem vervaardigde voorwerpen van anderen
derzelfde soort te onderscheiden.
Enkele, met elkaar verbonden of ineengestren
gelde letters, cijfers, rebussen, figuren enz. namen
tot in het oneindige toe. De schilder, de graveur,
de beeldhouwer, de architect, de mozaiekwerker,
de modeleur brachten een teeken op hunne werken
aan, evenals de industrieel en fabrikant, hetzij
hij emailleur, goudsmid, ciseleur, gieter, papier
maker, ebenist, wapensmid, ivoorwerker, boek
binder enz. was, er de voortbrengselen van zijn
arbeid mede voorzag.
De monogrammen werden in zekeren zin het
persoonlijk stempel dat zoowel op de producten
van den geest als op die van den handenarbeid
gedrukt werd. Hun aantal is dan ook zoo gestegen
dat het een bepaalde onmogelijkheid geworden is,
zelfs voor iemand met een stalen geheugen be
gaafd, ze allen te onthouden niet alleen, maar ze
in zijn geest te rangschikken tevens, ten einde
er te zijner tijd het gewenschte gebruik van te
kunnen maken.
Om nu het zoeken in dien bijna onontwarbaren
chaos mogelijk te maken, er althans eenig licht
in te brongen,' geeft de geleerde schrijver hier
een getrouwe afbeelding, beschrijving en vérkla
ring van alle merken, monogrammen, cijfers,
initialen enz. (ruim 12000) die hij door persoon
lijke nasporingen in musea, archieven, particuliere
verzamelingen, op gedenkteekenen enz. heeft
kunnen ontdekken.
Voor allen die zich met kunst, onder welken
vorm, van welken aard ook, bezighouden
kunsthistorici, kunstkenners, conservatoren van
musea, sanateurs, verzamelaars, liefhebbers,
handelaren in antiquiteiten, goud- en wapen
smeden enz. is dit werk een bron, waaruit zij
telkens en telkens met vrucht zullen kunnen
putten.
De indeeling, in vier deelen, is zeer practisch
en maakt hot gebruik hoogst gemakkelijk. Het
eerste gedeelte geeft in alfabetische volgorde
de gewone, met elkaar verbonden en
saamgestrengelde letters ; het tweede de figuratieve of
symbolische merken, waarbij de afwezigheid van
letters een bijzondere classificatie noodig maakte.
(I. Het mcnschelijk hoofd en zijn ondordeelen.
II. Kronen, hoofdbedekkingen en wapens, enz.);
het derde een alfab. register van personennamen ;
het vierde een idem van plaatsnamen.
Een enkel staaltje van hetgeen de schrijver
ons biedt. Alleen van het Delftsche porcelein en
aardewerk worden ruim 300 verschillende merken
afgebeeld en verklaard.
De uitvoering is in elk opzicht te roemen ; do
reproductie der 121,510 monogrammen en merken
laat aan zuiverheid en duidelijkheid niets te
wenschen over.
Van Gou-erneur's Oude Huisvriend, uitgave
II. C. A. Thieme te Nijmegen, bevat attev. li o.a.
bijdragen van mevr. Joseph. (üese, Sarina, Pol.
de Mont, en Ken jubilaeum der Humaniteit",
het gedenkteeken te Parijs voor dr. l'h. Pinel
opgericht, die hot eerst in Frankrijk doorzette,
in 17!)2, dat men de krankzinnigen als zieken,
en niet als gevaarlijke dieren behandelde.
Do redactie van T)e Posti!/f>n, Korst Neder
landsch tijdschrift voor postzegelverzamelaars"
schrijft in haar No. 12 oen prijsvraag uit voor
een postzegel, Xederland waard, die getoetst
kan worden aan de eiscben der kunst, die vol
doet aan den eisch des tijds." Verdere bepalingen
leze men in liet nummer; uitgave II. Croisot,
den Haag, Passage II.
vo
DAMES.
Draw/ng-room. Tea-f/owns.
Vervalschiw/ien. ~-De toekomst der vrouw.
Malz-ko/fiie.
Op de tweede drawing-room, door koningin
Victoria gehouden, was, hetgeen niet vaak ge
beurt, eene gamma van kleuren feitelijk
overhoorschend. De nuances violet, lilas, mauve,
crocuspaars, waren in zoo groot aantal aanwezig, dat
men aan lichten rouw had kunnen denken. Hierbij
bouquetten van paarse orchideeën, paarse en witte
seringen, donkere en lichte violen, leli
n-vandalen, witte rozen, witte madeliefjes en groote
marguerites. Ook word veel groen gezien, hetzij
in vereeniging met wit en rose, iieliotrope of
met al deze tinten van paars. Geel was, in tegen
overstelling met verleden jaar, zeer weinig ver
tegenwoordigd ; rood en blauw weinig, zwart, wit,
rose als altijd vrij wel. Kenige dames waren niet
teruggcschrikt voor een aantal kleuren bijeen;
Lady Blanche Smith droeg een mnntoan de cour
van paarsblauw iliiweel, gevoerd met lichtblauw
satijn, op een kleed van bleek rose, haar bouquet
was van rose tulpen en witte seringen; de
markiezin de Torre llermosa vertoonde neg meer
kleuren, Kmpireklced van grijs satijn, overkleed
van cru kant, gevat in surah vieil or, corselet
van goud en smaragden, mouwen van groen flu
weel, hier en daar op liet costuum touffes van
rozen.
De koningin bleef deze tweede maal slechts
een balt' uur, en liet toen het waarnemen der
honneurs aan prinses Christian over. Onder de
bezoeksters die zij nog ontving was ook mevrouw
Ghulstone, die tegelijk met hei corps diplomatique
in de troonzaal werd toegelaten en door do Ko
ningin belangstellend werd ondervraagd naar haar
aanval van inllnonza en gefeliciteerd met haar
herstel.
* *
Verwonderlijk is het, dat de tea-gowns niet
tegelijk met de atternoon-tea's baar intocht ook
op het vasteland houden. De Kngelsche dames
zien er een gelegenheid in. om iets kostbaars en
elegants te dragen, los als een morgonjapon,
versierd als een soiree-toilet, kleurig en mollig
als een Oostersch huisgewaad. /ij maken ze van
fluweel, met breeden rand van bont, zoo
als mevr. Kronkel in de tweede acte van
Haar thuis draagt, zich openend op een ge
decolleteerd onderkleed van licht satijn, om
geven met een charpe of cordelière; de mou
wen bij het onderkleed behoorend, of groote
wijdloshangende mouwen; maar ook in donker
rood krip, in zachte lichtblauwe zijde, zich
openend op een tablier van kant, waarin hier en
daar broches van kleurige steenen gestoken zijn.
Men voegt aan het bovenkleed soms een pélerine
of een op den rug hangenden capuchon toe; dit
zou zonderling schynen voor een kleed, dat alleen
in de kamer gedragen wordt, maar waarschijnlijk
gaat men van de fictie uit, dat de huisvrouw,
een gang doorgaande, het noodig kan vinden
voor een oogenblik den capuchon of de pélerine
over haar hoofd te slaan. De Engelsche morgen
mutsjes en huismutsjes worden meer gedragen
dan vroeger, maar toch lang zooveel niet als men
met het oog op de heerschende anglomanie zou
verwachten.
*
* *
In een vorig nummer werd door ons de circulaire
van de vereeniging ter bestrijding der
vervalschingen van voedingsmiddelen vermeld, als iets,
dat de huismoeders interesseerenzou. De directeur
secretaris der vereeniging, de heer P. F. van
Maarseveen, omschrijft ons het doel der vereeniging
als eerzuchtiger:
»Het dertigtal heeren stelden zich met de oprich
ting der vereeniging niets meer, doch vooral niets
minder ten doel, dan dat de vereeniging zou
worden de wegbereidster voor een latere wetgeving,
die de vervalschingen der voedingsmiddelen zal
moeten bestrijden, evenwel met onmiddellijk prac
tisch nut voor de leden.
Omtrent het gesprokene door den Hoog Geleer
den Heer Professor Dr. J. W. Gunning in de
wintervergadering van d«n Geneeskundigen Raad
van Noord-Holland in de laatste dagen van De
cember j.l. op het raadhuis hier ter stede gehouden,
waarvan verslagen in de dagbladen zijn opgenomen,
zegt het Dagblad voor Nederland van l Januari
j.l. het volgende:
»Professor Gunning herinnerde er aan, dat
het onderzoek van voedingsmiddelen van Rijks
wege, reeds lang een punt van overweging heeft
uitgemaakt. De in der tijd benoemde commissie,
waarvan hij lid is, heeft daartoe pogingen aan
gewend, maar is op ve'e moeilijkheden gestuit.
»Kr is echter eene vereeniging ter bestrijding
der vervalschingen van voedingsmiddelen. Deze
vat haar taak eigenaardig op, waaromtrent spreker
eenige bijzonderheden mededeelt. De deskun
digen zullen o. a. alleen personen kiezen, die
door de Ned. wetten zijn gequalificeerd. Hij
acht het noodig eerst de werking van deze ver
eeniging af te wachten. Hij verzocht daarom
dat de commissie diligent zal worden verklaard".
Het optreden van het dertigtal heeren daar
ter plaatse besproken, door een zoo bij uitstek
bevoegd beoordeelaar als Professor Dr. J. W.
Gunning, < oet onmiddelijk vermoeden, dat men
hier met iets meer dan een huisniiddeltje te
doen heeft.
Wanneer ik hieraan nog toevoeg, dat de op
richting der Vereeniging de sympathie heeft
ontvangen van vele Heeren Professoren aan onze
Universiteit, van bekende Geneeskundigen,
GrootHandelaren, Kabrikanten, Winkeliers en Bestuur
ders van vakvereenigingen, dan is reeds het
vermoeden gewettigd, dat achter do breede lijnen,
waarin Statuten en Huishoudelijk Reglement zijn
geteekend en die slechts voor het oog van uw
verslaggever zichtbaar waren, een dieper ach
tergrond ligt. ,
Goede wijn behoeft geen krans. Zoo ook onze
vereeniging. In stilte verzamelt zij krachten,
om als zij zich sterk gevoelt, meer dan tot nu
toe, in 't openbaar op te treden, terwijl bare
leden nu reeds individueel het recht hebben
van hun lidmaatschap gebruik te maken".
De vereeniging, wier leden «individueel het
recht hebben van hun lidmaatschap gebruik te
maken," en wier «statuten en huishoudelijk regle
ment in breede lijnen zijn geteekend, waarachter
een dieper achtergrond ligt," zal zeker een uit
stekende »wegbereidster" zijn.
* *
?Xliet optreden der vrouw op de tentoonstelling
van Cbicago wordt als een demonstratie van
beteekenis opgevat. Ieder volk zal zijn gebouw
hebben, de Spanjaarden, Kranschen, Dnitschers,
ook de vrouwen hebben bet hare. Geheel in
overeenstemming met dit optreden is het, dat het
gebouw volstrekt niet eleganter of' bevalliger is
dan de andere, integendeel; te midden van al
die houten kramen, met gips omgoten t'^t Griek
scbe tempels en Italiaansche paleizen, is dat der
vrouwententoonstelling, misschien het koelste,
een symbool van de puriteinsclie richting der
Amerikaanscho vrouwenbeweging. Het zijn dan
ook geen mondaines of demi-mondaines die hier
tentoonstellen, maar werkende, handelende, strij
dende, worstelende vrouwen ; voor de eerste was
in 188!) de roes van den weelderigen centenaire
op het Cbamp de Mars, alles kleur en
tooverachtige kostbare weelde; voor de laatste het
strenge gebouw, waar aan de schoonheid niets
geotterd zal worden, maar van waar uit, als men
de oprichters gelooven mag, een nieuwe kracht
zich zal ontwikkelen, die van de vrouw als ver
overaarster van alle rechten, als gelijke van den
man.
* *
De tirma Katbreiners Centraal depot" van
Kneipp's Malz-koffie, zendt ons een uitgebreid
stuk om te wijzen op de stijgende koffieprijzen
en te doen uitkomen hoe de Java en
Braziliekoftie bij hoog cafeïngehalte, verslappend werken,
terwijl Kneipp's Malz-koftie goedkoop is, voe
dingswaarde bezit en dank zij de verbeteringen
in de bereiding gebracht, geen onaangenamen
montsmaak meer heeft. «Wanneer men Malz-koffie
met Java koffie half om half vermengt, is er zelfs
voor een fijnproever geen verschil in smaak te ont
dekken, de drank wordt alleen iets zachter en aan
genamer," zegt het prospectus. Inderdaad schijnt
ons de drank, ofschoon niet geheel aan koffie
gelijk, zeer genietbaar.
HiiiiiMmminmiimMlliiilliilll
LERLEI
De overleden Turksche diplo
maat Edhem Pachais twintig jaar
lang in verschillende departemen
ten minister geweest, vervulde herhaaldelijk de am
bassade te Weenen en te Parijs, en was ook
ge