Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 823
ite hartstochten, onze beschaving even goed
kunnen vernietigen als het die, juist aan
kan verheffen. En daarom is het
evenzaak zich vierkant, zeker en koud te
verj «Btten tegen elk dreigen met revolutie en vast te
aan de groote traditiën in het staatsleven
ons vaderland."
Z. v. d. B.
IIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIHIIIIHIII
Het Tooneel.
Aan het gezelschap Van IJer danken wij de
kennismaking met Hooger zij on-t tlotl, klucht
in vier bedreven door P. D. van Eysden. Of wij
er veel bij zouden verloren hebben, indien de
kennismaking niet had plaats gehad, ik geloof
bet niet. Of de heer van Eysden er bij zou
verToren hebben, ik geloof het wel. Huoyer zij ons
doel is alles eerder dan een meesterstuk; de
zwakheden en onvolkomenheden liggen voor het
grepen; h.et bevat echter een paar tooneeltjes,
die niet onaardig van vinding zijn; het is met
gemak, misschien met te groot gemak in elkander
gezet en wordt, tenminste in de eerste drie
bedrjjven, door het onverstoorbaar en
benijdenswaardig goed humeur van den auteur met vrij
?wat succes boven water gehouden. Een en ander
4eet vermoeden en hopen, dat de heer van Eysden
in zake tooneelschrijfkunst nog niet zijn laatste
woord gesproken, nog niet zijn hoogste troef uit
gespeeld heeft en stelt tot plicht zijn eersteling
met een beetje welwillendheid te behandelen. On
n'apprend pas Ie thédtre en cliambre, zooals
Sarcey niet moede wordt te herhalen en te
herhalen. Een goed tooneelschrijver begint met stuk
ken, die half of in het geheel niet voldoen. Dat
staalt en sterkt; dat brengt tot zelfkennis en
zelfkritiek.
Tot de goede gedeelten van Hooger zij ons
doel reken ik het begin; mevrouw Albregt als
de vrouw van den rentenier-dilettant-musicus
Meijer in zak en asch, omdat zij de tuba van
hsar echtgenoot bij het oppoetsen uit elkander
heeft genomen en niet weer in elkander kan krij
gen, mevrouw Albregt haar longen afmattend en
afmartelend om aan het verminkte instrument
een paar welluidende tonen te ontlokken; tot
de goede, omdat het terstond den toon van het
geheel aangeeft, terstond in de gewenschte en
bedoelde stemming brengt, omdat het er den toe
schouwer terstond op voorbereidt, dat Hoog t r
zij. onfi doel een grap zonder pretenties, zonder
een zw ??« van ernst of diepte wil zijn. Tot de
goede >'in.iöelten reken ik verder het tweede en
derde uwlrijf; de grappige en niet al te onwaar
schijnlijke quiproquo's met de eenige malen van hun
plaats verdwynende en daarheen terugkeerende
bustes van Beethoven en Mozart en het avond
feest van het muziekgezelschap Een grappig en
origineel type is Ludwigs, de Duitsclie muziek
meester van het plaatsje, in zijn vermoeiende
gedienstigheid en bedrijvigheid, in zijn naïeve
brabbeltaal naar het leven geteekend en door
den heer van Sprinkhuijzen in dienzelfden geest
weergegeven. Een goed type van een steeds
klagende en jammerende, drukte verfoeiende en
overal tocht voelende Hollandsche burgerjuf
frouw is de vrouw van den rentenier. Hier
voor komt echter mevrouw Albregt bijna even
veel lof en eer toe als den heer Van Eijsden.
Het is een van de mooiste creaties die ik in
den laatsten tijd van deze consciëntieuze artiste
zag. Allerkostelijkst het tooneel op het avond
feest, waar zij met een respectabel aantal doeken
om hoofd en schouders op een bank zit en uit
ergernis en verveling aan den eerste den beste
haar hart uitstort; allerkostelijkst het tooneeltje
aan de ontbijttafel in het tweede bedrijf; het smeren
en oppeuzelen der boterhamtnetjes, een idylle,
een Hollandsche binnenhuis] esidylle.
Het groote gebrek (ik kom aan de keerzijde
van de medaille) van Hooger zij ons dofl is, dat
de auteur geen voet bij stuk heeft weten te
houden, dat de intrige, zoo men tenminste van
intrige mag spreken, te veel verborgen blijft of
Er hielp niet aan : de arme Dr.
Schneckenfett moest telkens weer opspringen en alle
dertig kaarsen snuiten. Het deed het met
een gezicht vol komische vertwijfeling, ter
wijl dominee Kannepich in zijn vuistje lachte.
Maar eindelijk werd het den lankmoedigeii
gast toch al te bar. Hij stikte bijna van den
dwahn. Daarom wendde hij vermoeidheid voor
en verzocht dominee, hem zijn kamer te wijzen.
Hemel! kwam er dan nooit een eind aan
die bespottelijke aardigheden ! Boven in het
slaapvertrek, op de kast, op de beddeplank,
op de waschtafel, dwalmden den binnentre
dende alweer tien droefgeestig flikkerende
vlammetjes tegen en dominee drukte hem
guitig glimlachend een tweeden snuiter in
de hand.
»Te veel eer! Te veel eer!" bromde Dr.
Schneckenfett met moeizaam bedwongen toorn
zijn gastheer toe, die zich onder diepe bui
gingen terugtrok en handenwrijvende in
de deur bleef staan, totdat de inspecteur alle
tien kaarsen woedend had gesnoten.
Zoodra hij buiten was, doofde deze negen
van de kaarsen met den natten vinger uit
en begon zich met zenuwachtige haast te
ontkleeden.
^Ongehoorde voor den malhouderij 't is
of ze hier in de pastorie bezeten zijn!" bromde
hij geërgerd, zijn broek over een stoel han
gend. »Dat gelooft geen mensch, als ik het
iai Weimar vertel!"
Daar werd aan de deur geklopt.
«Mijnlieer de inspecteur! Mijnheer de inspecteur!
verbrokkeld wordt, dat wij nooit zeker weten, wat
w\j te wachten hebben, waar wij aan toe zijn.
De angsten van den rentenier-directeur, dat de
uitvoering, van zijn vereeniging in het water zal
vallen, zijn te onbeduidend om ons in spanning
te houden. Het bijthema, de vriend, die hem tracht
w\js te maken, dat er een verhouding tusschen
zijn vrouw en den muziekmeester bestaat, is te
onnoozel en oppervlakkig, dan dat wij er ons een
oogenblik door laten beetnemen. Het idee is
bovendien alles eerder dan nieuw; in Fransche
kluchten is het bij herhaling gebruikt en meestal
veel grappiger uitgewerkt: de waarschuwer
zelf het kind van de rekening; het
huwelijksdratna, dat hij bij anderen ziet, in zijn eigen huis
afgespeeld, doch alleen daar niet door hem gezien.
Waar geen knoop is, kan natuurlijk ook van geen
ontknooping sprake zijn. Het vierde bedrijf, dat
als laatste bedrijf van iedere fatsoenlijke klucht
de warboel van de voorafgaande weer tot klaar
heid moet brengen, is om deze reden totaal
mislukt. Daar er weinig of niets in de war is,
zit het met zich zelf en zit de auteur er mede
verlegen en verlangt de toeschouwer na het
eerste tooneel reeds naar het einde. Had de
heer van Eijsden de vier bedrijven tot drie inge
kort, het geheel zou er zonder twijfel bij gewon
nen hebben. Ook zou het zijn klucht zeker
geen kwaad hebben gedaan, indien hij in het aan
brengen van kwinkslagen in den dialoog wat om
zichtiger en kieskeuriger ware geweest. Van zijn
mots zijn enkele goed in de situatie en niet al te
gezocht; vele hebben den auteur echter te weinig,
weer andere waarschijnlijk te veel moeite ge
kost. Dit laatste is misschien nog het ergst.
Het leidt tot het van ouds bekende en onver
mijdelijke gevolg: »Q'iand on court après i'esprit
on uttrupe lasntiise."\\s zuivere tooneelvertooning,
als opeenvolging van tooneelen, als doen en laten
vari menscheii verbeeldende wezens is de klucht
misschien nog het minst onvolkomen. Over grove
onhandigheden en onbeholpenheden, over al te
precieuze en zwierige taal behoeft men zich
zelden of nooit te ergeren. Werd het vierde
bedrijf flink besnoeid, kon de heerBigot (Meyer)
er toe besluiten wat minder druk en kwikzilver
achtig te zijn en wilde hij er naar streven aan
zijn rol zooveel mogelijk een Hollandsen kleurtje
te geven, zooali mevrouw Albregt dat doet,
Houytr zij oni, doel zou, dunkt mij, juist een
stuk zijn, dat in de vele kleine plaatsjes, die het
gezelschap van Lier bereist, in den smaak zou
kunnen vallen.
Te Parijs de tooneelcrisis nog steeds in volle
kracht. Alles doet vermoeden, dat hot seizoen
even troosteloos en onverkwikkelijk zal ein
digen als het tot heden voortsukkelde. Ko
lossaal succes behaalde alleen Loïe Kuiler,
de Amerikaansche «.?(jwffttoit-dan.sere.s, groot
succes alleen ('liampignol malgrélui' en
vrij wat succes een paar niet al te oiinoozele
vaudevilles. Flipote" van Lemattre schijnt op
den duur ook al niet bijzonder te voldoen. De
»Vaudeville" laat het tenminste afwisselen met een
vertooning van een geheel ar.dere soort, met de
»Drames sacrés" van Silvestre en Moram!, ko/tu
tafereelen uit de passiegeschiedenis in mooie
decoratieven en mooie kostumen, met eentonige en
karakterlooze muziek van Gounod. Het groote
publiek schijnt in al het fraais, zelfs het
electrisch licht, dat men hier niet verwacht, wordt
te hulp geroepen, nog al behagen te scheppen.
De kritiek is alles eerder dan opgetogen. Sarcey
heeft zich duchtig verveeld en Lemaitre drijft
een beetje den spot met de zaak. Trouwens
het maakt een vreemden indruk, wanneer men
b.v. leest, dat Jezus en Judas worden voor
gesteld door Mayer en Grand, beiden uit het
profane ./fhéatre-I.ibre" afkomstig, de laatste
ook bij ons bekend. In enkele bladen las
ik, dat met de «Drames sacrés'' een tournee
door Belgiëen Holland zal worden ondernomen.
Concurrentie voor het hier te lande reeds aan
wezige Duitsclie gezelschap dus. llot»0déon"
vertoonde »Une page d'amour", de dramatiscering
van den bekenden roman van Xola. Schoon han
dig in elkaar gezet en uitstekend vertolkt, heeft
het maar matig voldaan. liet onderwerp leent
zich niet te best voor het tooneel. De hoofdper
soon een meisje van T2 jaar, dat in ieder be
drijf een toeval krijgt en in het laatste sterft.
»0oweftez la gosse' riep een der hooger gezeten
toeLigt u al in bed ?" klonk dominee's stem.
«Neen, wat is er nu nog?" riep hij nijdig
terug.
Daar ging de deur open en Dr.
.Sehneckenfett sprong, in zijn onderbroek, zooals hij
was, verschrikt in bed en trok de deken over
zich heen. Daar stonden /ij op eens allemaal
in de kamer, dominee, de doinineesche,
Doortje, Meeltje, Lotje, Klaartje, Anna en
Liesje ieder met twee dwalmende,
afloopende smeerkaarsen in de hand en dominee
trad voor het bed en vroeg met een innemend
uitnoodigend gebaar : «Mijnheer de inspecteur,
zou u nog even . . . ?"
«Mijnheer! wilt u mij voor den gek hou
den of ben ik hier in een dollenhuis ver
zeild geraakt," bulderde de geweldige woe
dend en draaide zich in zijn bed om, dat
het in al zijn voegen kraakte.
Doodsbleek stoof de verniei.gde familie
Kannepich de trap af. Vrees en siddering,
schreien en weeklagen hielden de armen nog
lang wakker en de proponent had aan
alles de schuld !
»0! die Möbius!" zei Kannepich
knarsetandend. »En jij, Doorije, als ik je ooit weer
betrap! . . . ."
Och, dat arme Doortje! 't Was of haar
arm, verliefd hartje moest breken, en zij had
niet weinig lust dien deugniet, dien booten
Johannes, zoo laat als 't was. een
verpletterenden afscheidsbrief te schrijven.
Maar de nacht schaft raad.
schouwers verontwaardigd uit; zoo zal het geheele
publiek er wel over gedacht hebben. De
Chatelet-schouwburg zocht zijn heil in een Engelsch
spektakelstuk, »The prodigal daughter", een sport
drama, waarin renpaarden en jockey's de hoofd
rollen vervullen.?In het »Théatre-Déjazet" een
nieuwe en vrij onschuldige klucht van
GrenetDancourt, »Le voyage des Berluron", het succes
matig; in het »Palais-Royal" een nieuwe en alles
eerder dan onschuldige klucht van Blum en och
»La maison Tamponin", een ga" e,,, -te, die zelfs
den Franschen te kras en bru .1 schijnt.
Te Madrid al weder ? nieuw stuk van
Ecchegaray. Het is een una in drie bedrij
ven in proza en heet De 'iclit der onmucM.
Met de onmacht worden de siechten, de boozen,
de gewetenloozen bedoeld. liet is door de kritiek
niet al te gunstig ontvangen. Bijna eenstemmig
verwijt men het gebrek aan eenheid. Als een
idylle beginnend, vervalt het in de latere be
drijven tot steeds bonter en scheller effecten.
Enkele tooneelen worden vooral om de tap.l hoog
geprezen.
Jane Hading, om haar schoonheid misschien
nog meer beroemd dan om haar talent, debu
teerde met groot succes in het «Théatre-Fran
cais" als markiezin d'Auberive in de »EftVonlés"
van Augier. Sarah Bernhardt liet zich voor
haar vertrek naar Braziliëdoor haar getrouwe
Parijzenaars nog even bewonderen als Phèdre.
Zij trad op in een matinee, door haar in den
»Vaudeville" voor een liefdadig doel gegeven, en
had als altijd kolossaal succes.
Madach's «Tragedie van den mensch'' is in
een bewerking van Oscar Blumenthal
inhetLessingtheater te Berlin met bijval ten tooneele ge
bracht. Verreweg liet grootste gedeelte daarvan
moet op rekening gesteld worden van de prach
tige decoratieven en kostumen en de niet
alledaagsche bekoorlijkheden van de mooie juffrouw
Hoisenhofer, die voor Eva speelde. Van de niet
al te diepzinnige en oorspronkelijke philosophic
wilden de Berlijners niets weten. Eén der critici
vergelijkt het met Yerne's >Ueis om de wereld"
en vindt het grootste verschil tusschen beide,
dat het laatste van tijd tot tijd nog eens grap
pig', liet eerste steeds even streng en stroef is.
August Strindberg, de verstokte vrouwenhater, '
die van zijn. eerste vrouw was gescheiden, is verloofd
met een ostenrijksche jonge dame, juil'rouw t'hl,
de dochter van uen chof-rcdactcur van de »
W:uiiKf Zeitutig."
H. J. M.
J&imek in de hoofdstad.
liet optreden van Mevr. Sigrid Arnoidson in
de coueci'lz;1.. l deed dadelijk gevoelen, dut do ppera
'.are eigenaardige gaven in liet beote licht moest
stellen.
De heer Mertens heeft ons do gelegenheid ge
geven, haar als Alignon te /icu en te hooren. (Dat
lic ;ifH. vóór Anoren plaats, is niet gelieel toevallig
heid, want, nooit zug ik op het tooneel een liguur
die zoo geheel beantwoordde aan het kinderlijke
persoontje vau Migiiun) Haar spel cu ook hare
stem waren daar gelieel mede m overeenstemming.
Waaneer ik het gehoorde uit een vocaal oogpunt
beschouw, moet ik de eerepalm <iau mevr.
Coguault (Pliilme) toekennen, doeii het contrast 111
beider persoonlijkheid en stem, stelde deze beide
vrouw eukarakU'i's 111 het juiste licht.
Het leeücie, doorschijnende stemmetje vau mevr.
Arnoldsou, tegenover de krachtige, volle stem van
mevr. Cugnaulr., die niet gemakkelijkheid eu nim
mer falende zekerheid alle mocietrjkheden over
won, gal een schoon ensemble. .Nooit heb ik de
tegenstelling van de het leven kennende eu
coquette vrouw tegenover het naieve kind zoo
tiTll'eiid uitgedrukt gezien.
l'!r was stemming 111 deze voorstelling, waartoe
de heer Saina'y en ook het orkest veel bijbrachten.
Wat, de zang vau mevr. Arnuldson op zichzelf
betreft, vermeld ik dat zij mij in de eerste acte niet
voldeed, waartoe vooral de ziekelijk gerek:e voor
dracht van Connnix-lu Ie ptiyx medewerkte ; dat zij
in de tweede acte het puuliek zeer medesleeple,
iiiiiminiiiMiÉMi
iiniimliiMimi
Dr. Scheckenfett was, zijn gewoonte ge
trouw, vroegtijdig opgestaan. liet was niet
ver over zessen, toen hij reeds kant en klaar
gekleed voor het wijdgeopende venster zat,
waardoor de heerlijke zomerochtend, bezwan
gerd met woudgeuren, gonzend en stoeiend,
"?ouden spranken om zich werpend als een
dartel kind, binnen wuifde.
De eerwaardige heer zag het landelijk too
neel i u den tuin der pastorie onder zich aan,
hoorde de koe loeien en de hoenders kakelen
en dacht erover na, wat hij dominee
Kannopich wel over zijn ongepast gedrag moest
zeggen, en wat hij den kerkeraad over hem
moest mededeeleii. Daar trad het blonde
Doortje den tuin in, reeds gekleed, netjes en
zindelijk in haar kaloentje, en de dikke
vlechten zedig aan weerszijden vau het
gladgekamde haar opgestoken. Zij droeg iel s
zwarts over den arm en een spuansch vieije
in de hand. Nu hing zij het, ding aan een
kram in de staldeur en begon het ijverig
met het stokje te bewerken.
De gloriabroek! Ue gouden letters glommen
trots hun eerwaardigen ouderdom in de
speelsche morgeuzon, en de matte fionkerlichtjes
huppelden onder Doortjes krachtige slagen
lustig over den vaalrood verscholen onder
grond.
O gloriabroek! Eerbiedwaardig symbool
van "feestelijke armoede, eerlijke nooddruft!
Het vroolijk glinsteren dier verbleekte goud
draden wordt den gegoeden man daarboven
voor het venster tot een stichtelijke
vroegdoch mij bet meeste voldeed ia de derde acte.
Toen vond ik haar zang waar en gevold.
Een pianiste te hooren zooals mevr. Sophie Menter
is altijd een groot voorrecht. Het is DU ruim zeven
tien jaar geleden dat ik haar voor het eerste hoorde,
toen ontving ik een zeer sterken indruk vau haar
spel. Flaar voor drie jaren bij Lamoureux, waar
zij het concert van Liszt voordroeg, weer hoorende,
stelde zij mij te leur, hetgeen ik echter toeFchreet'
aan de groote ruimte van het Ciique d'Etéwaar
alle piaiio-soli in een verbleekt licht zich voordoen.
Doch ook thans in het Concertgebouw heb ik
wel de zeer doordachte voordracht, meesterlijke
techniek, juiste rhythmiek (iets buitengesvoous voor
virtuoseu) eu schoone klankschakeeriugen bewon
derd, doch zoo recht warm werd ik er toch niet
bij. Is het spel van mevr. Meuter veranderd of
is mijn smaak gewijzigd V Ik moet dit in het mid
den laten.
Ik heb deze kunstenares echter weer zeer bewon
derd om hare voortreffelijke en schitterende eigen
schappen.
Het orkest voerde als hoofduiimmer de
Jlnroldsimfonie van Berlioz uit. Deze buitengewone
toocselieppiug is reeds meermalen door mij besproken.
Om dus niet in herhaling te vallen, bepaal ik mij
tot de uitvoering, die van de zijde van het orkest,
eene voortieffelijke was. Niet alleen klonk alles zeer
gcacheveerd, doch iu de orgie ontbrak de onstui
migheid niet. ok de heer L. Kramer, die den
alt-solo vervulde, toonde groote bekwaamheid als
alt-speler. Toch acht ik het niet geheel juist,
gezien, dat men hem deze solo opdroeg. Zijn spel
(waarover ik reeds vroeger met groote
waardeeriug sprak», mist m. i. wat voor deze partij ge
vorderd wordt. Correct spel en de gedurige aan
wending van een vibrato, kunnen alleen niet
weergeven, hoe het Byron's held te moede is,
\vaniu-cr hij, zelf diep treurig eu levensmoede, in
het, vroolijke zonnige Italiëvertoeft. De voor
dracht was te week. te teeder, in een woord te
weinig i-prekend. Zijne purtij zonk dikwijls in
het met tegenover het orkest.
Van Berlioz naar Josquin des Pres Pa.'estrina
en weehnek, is een reuzeiisproug. Zulke sprongen
maakt de criticus niet ns, doch ontelbare malen.
liet zou dus tijdverlies zijneer verschoouing voor
te vragen.
Deze drie componisten prijkten op liet programma
van de zesde uitvoering vau het koor a Capella,
onder leiding van Ant. Averkamp.
Voor het eerst voerde rncu ecu zeer uitgebreid
werk uit, ui. de Missa l'anye nytia, vau Josquiu
des J'ré.s. Behalve dit werk waren Palestrina ver
tegenwoordigd door zijn Ktiihnt Mater (in hoofd
zaak volgens de bewerking vau Wagner uitgevoerd)
en Mveeiinek door den \~Meii Psalm. Het, is eeu
voorrecht, dat J. L'h. Sweelinck steeds op deze
programma's een eereplaats verkrijgt. Iloe laag
benben de verschillende Swerlmck's onze
stadgeuooteu niet met hun spel verrukt'r
Onwillekeurig vallen mij Vondel's versregelen
op meester uiedriek Sweliuk (orgelist) te binueu,
waar hij zegt:
De -V«;/, ile (ifftotcner en de Faii.m«ler zniif/en
E n ei'u/o den Amixtel lo:' met fie/iielxc/ie orycllongen.
Doch laat, ik bij het begin beginnen.
Met, Josquiu dés Pres zegt Ambros treedt
in de muziekgeschiedenis voor'het eerst een
kunstenaar op, die zeer beslist een genialcn indruk
maakt. Door allen beklemmeudeu dwang heen, die
de kerkelijke ritus en de kunstsmaak van dien
tijd aau de componisten onverbiddelijk beval,
spreekt bij Josquiu een diep, rein en warmvoelend
gemoed, dat ook tot, de geweldigste hartstochte
lijke uit-ingeii iu staat, is.
In de Al is Ptmge li/tyu/i, is alle wetenschap die
eeu com.rapuutist kan aanwenden, met meester
schap aangebracht, en toch waren er vele momen
ten in deze Mis, dat men aau geen contrapunt
dacht, doch zich mee liet slorpen door de heerlijke
uitdrukking van deze muziek. Er waren ook ge
deelten in die mij mat voorkwamen tengevolge vau
de groote lengte, doeh er waren ook gedeelten,
die een indruk op mij maakten, die zelf i'alestrina's
S'jilxit ^[,:/,'r niet, vermocht te ven'ringen.
Het Xlnljut Muter toont reeds eeue latere periode,
het bez;t meer rijkdom van kleur, m. a. w. er
spreekt rreds een moderner geest uit.
Ik «il met ondeizoeken iu hoeverre de
indieling in solo kwartetten en koor hier geweuscht
n , o
was ol met.
iiililiHmimmt
preek, die tot tekst voert: »Zaliu; zijn de
armen van geest, want hunner is het konink
rijk der Hemelen."
Ja, nu weet hij, wat hij omtrent den eer
waarden Gotthilf Kannepich te berichten
heeft. De rimpels van zijn voorhoofd werden
weggevaagd, zijn lippen verloren hun
s-trakken plooi, toen begonnen zijn neusvleugels te
trillen, daarna zijn schouders te schokken en
eindelijk barstte hij in een schaterend lachen
los en riep naar beneden in den tuin : »Zoo
is 't goed kindlief, toffe! papa de motten maar
ferm uit, zijn broek, hoor ! Goeden morgen,
Doortje!''
Ach! wat ontstelde het goede kind. Zij
liet haar rietje vallen en liep spoorslags in
huis. Iu het volgende oogenblik klapperden
een paar pantoïf'eltjes de trap op en werd er
bescheiden aan de deur geklopt.
^Binnen maar!" riep do inspecteur, nog
lachend dat zijn buik ervan schudde.
Doortje trad met neergeslagen oogen binnen,
sloot schielijk de deur, neeg en y.eide
doodelyk verlegen : »Neem 't mij niet kw?lijk,
mijnheer de inspecteur, ik ik moet u
spreken." Tegelijkertijd kwam zij iet-s dich
terbij.
Hij ging haar dadelijk tegemoet, reikte haar
zijn groote, vleezige hand en zeide vriendelijk :
»Wat is er dan, meidlief:'"
»Ach, buste heer inspecteur .. ." stamelde
Doorije, En toen begon haar borst te hijgen,
en nog eens, en aldoor dieper en sneller, en
toen snikte zij, alsof haar hartje brak.