De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 2 april pagina 2

2 april 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 823 ite hartstochten, onze beschaving even goed kunnen vernietigen als het die, juist aan kan verheffen. En daarom is het evenzaak zich vierkant, zeker en koud te verj «Btten tegen elk dreigen met revolutie en vast te aan de groote traditiën in het staatsleven ons vaderland." Z. v. d. B. IIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIHIIIIHIII Het Tooneel. Aan het gezelschap Van IJer danken wij de kennismaking met Hooger zij on-t tlotl, klucht in vier bedreven door P. D. van Eysden. Of wij er veel bij zouden verloren hebben, indien de kennismaking niet had plaats gehad, ik geloof bet niet. Of de heer van Eysden er bij zou verToren hebben, ik geloof het wel. Huoyer zij ons doel is alles eerder dan een meesterstuk; de zwakheden en onvolkomenheden liggen voor het grepen; h.et bevat echter een paar tooneeltjes, die niet onaardig van vinding zijn; het is met gemak, misschien met te groot gemak in elkander gezet en wordt, tenminste in de eerste drie bedrjjven, door het onverstoorbaar en benijdenswaardig goed humeur van den auteur met vrij ?wat succes boven water gehouden. Een en ander 4eet vermoeden en hopen, dat de heer van Eysden in zake tooneelschrijfkunst nog niet zijn laatste woord gesproken, nog niet zijn hoogste troef uit gespeeld heeft en stelt tot plicht zijn eersteling met een beetje welwillendheid te behandelen. On n'apprend pas Ie thédtre en cliambre, zooals Sarcey niet moede wordt te herhalen en te herhalen. Een goed tooneelschrijver begint met stuk ken, die half of in het geheel niet voldoen. Dat staalt en sterkt; dat brengt tot zelfkennis en zelfkritiek. Tot de goede gedeelten van Hooger zij ons doel reken ik het begin; mevrouw Albregt als de vrouw van den rentenier-dilettant-musicus Meijer in zak en asch, omdat zij de tuba van hsar echtgenoot bij het oppoetsen uit elkander heeft genomen en niet weer in elkander kan krij gen, mevrouw Albregt haar longen afmattend en afmartelend om aan het verminkte instrument een paar welluidende tonen te ontlokken; tot de goede, omdat het terstond den toon van het geheel aangeeft, terstond in de gewenschte en bedoelde stemming brengt, omdat het er den toe schouwer terstond op voorbereidt, dat Hoog t r zij. onfi doel een grap zonder pretenties, zonder een zw ??« van ernst of diepte wil zijn. Tot de goede >'in.iöelten reken ik verder het tweede en derde uwlrijf; de grappige en niet al te onwaar schijnlijke quiproquo's met de eenige malen van hun plaats verdwynende en daarheen terugkeerende bustes van Beethoven en Mozart en het avond feest van het muziekgezelschap Een grappig en origineel type is Ludwigs, de Duitsclie muziek meester van het plaatsje, in zijn vermoeiende gedienstigheid en bedrijvigheid, in zijn naïeve brabbeltaal naar het leven geteekend en door den heer van Sprinkhuijzen in dienzelfden geest weergegeven. Een goed type van een steeds klagende en jammerende, drukte verfoeiende en overal tocht voelende Hollandsche burgerjuf frouw is de vrouw van den rentenier. Hier voor komt echter mevrouw Albregt bijna even veel lof en eer toe als den heer Van Eijsden. Het is een van de mooiste creaties die ik in den laatsten tijd van deze consciëntieuze artiste zag. Allerkostelijkst het tooneel op het avond feest, waar zij met een respectabel aantal doeken om hoofd en schouders op een bank zit en uit ergernis en verveling aan den eerste den beste haar hart uitstort; allerkostelijkst het tooneeltje aan de ontbijttafel in het tweede bedrijf; het smeren en oppeuzelen der boterhamtnetjes, een idylle, een Hollandsche binnenhuis] esidylle. Het groote gebrek (ik kom aan de keerzijde van de medaille) van Hooger zij ons dofl is, dat de auteur geen voet bij stuk heeft weten te houden, dat de intrige, zoo men tenminste van intrige mag spreken, te veel verborgen blijft of Er hielp niet aan : de arme Dr. Schneckenfett moest telkens weer opspringen en alle dertig kaarsen snuiten. Het deed het met een gezicht vol komische vertwijfeling, ter wijl dominee Kannepich in zijn vuistje lachte. Maar eindelijk werd het den lankmoedigeii gast toch al te bar. Hij stikte bijna van den dwahn. Daarom wendde hij vermoeidheid voor en verzocht dominee, hem zijn kamer te wijzen. Hemel! kwam er dan nooit een eind aan die bespottelijke aardigheden ! Boven in het slaapvertrek, op de kast, op de beddeplank, op de waschtafel, dwalmden den binnentre dende alweer tien droefgeestig flikkerende vlammetjes tegen en dominee drukte hem guitig glimlachend een tweeden snuiter in de hand. »Te veel eer! Te veel eer!" bromde Dr. Schneckenfett met moeizaam bedwongen toorn zijn gastheer toe, die zich onder diepe bui gingen terugtrok en handenwrijvende in de deur bleef staan, totdat de inspecteur alle tien kaarsen woedend had gesnoten. Zoodra hij buiten was, doofde deze negen van de kaarsen met den natten vinger uit en begon zich met zenuwachtige haast te ontkleeden. ^Ongehoorde voor den malhouderij 't is of ze hier in de pastorie bezeten zijn!" bromde hij geërgerd, zijn broek over een stoel han gend. »Dat gelooft geen mensch, als ik het iai Weimar vertel!" Daar werd aan de deur geklopt. «Mijnlieer de inspecteur! Mijnheer de inspecteur! verbrokkeld wordt, dat wij nooit zeker weten, wat w\j te wachten hebben, waar wij aan toe zijn. De angsten van den rentenier-directeur, dat de uitvoering, van zijn vereeniging in het water zal vallen, zijn te onbeduidend om ons in spanning te houden. Het bijthema, de vriend, die hem tracht w\js te maken, dat er een verhouding tusschen zijn vrouw en den muziekmeester bestaat, is te onnoozel en oppervlakkig, dan dat wij er ons een oogenblik door laten beetnemen. Het idee is bovendien alles eerder dan nieuw; in Fransche kluchten is het bij herhaling gebruikt en meestal veel grappiger uitgewerkt: de waarschuwer zelf het kind van de rekening; het huwelijksdratna, dat hij bij anderen ziet, in zijn eigen huis afgespeeld, doch alleen daar niet door hem gezien. Waar geen knoop is, kan natuurlijk ook van geen ontknooping sprake zijn. Het vierde bedrijf, dat als laatste bedrijf van iedere fatsoenlijke klucht de warboel van de voorafgaande weer tot klaar heid moet brengen, is om deze reden totaal mislukt. Daar er weinig of niets in de war is, zit het met zich zelf en zit de auteur er mede verlegen en verlangt de toeschouwer na het eerste tooneel reeds naar het einde. Had de heer van Eijsden de vier bedrijven tot drie inge kort, het geheel zou er zonder twijfel bij gewon nen hebben. Ook zou het zijn klucht zeker geen kwaad hebben gedaan, indien hij in het aan brengen van kwinkslagen in den dialoog wat om zichtiger en kieskeuriger ware geweest. Van zijn mots zijn enkele goed in de situatie en niet al te gezocht; vele hebben den auteur echter te weinig, weer andere waarschijnlijk te veel moeite ge kost. Dit laatste is misschien nog het ergst. Het leidt tot het van ouds bekende en onver mijdelijke gevolg: »Q'iand on court après i'esprit on uttrupe lasntiise."\\s zuivere tooneelvertooning, als opeenvolging van tooneelen, als doen en laten vari menscheii verbeeldende wezens is de klucht misschien nog het minst onvolkomen. Over grove onhandigheden en onbeholpenheden, over al te precieuze en zwierige taal behoeft men zich zelden of nooit te ergeren. Werd het vierde bedrijf flink besnoeid, kon de heerBigot (Meyer) er toe besluiten wat minder druk en kwikzilver achtig te zijn en wilde hij er naar streven aan zijn rol zooveel mogelijk een Hollandsen kleurtje te geven, zooali mevrouw Albregt dat doet, Houytr zij oni, doel zou, dunkt mij, juist een stuk zijn, dat in de vele kleine plaatsjes, die het gezelschap van Lier bereist, in den smaak zou kunnen vallen. Te Parijs de tooneelcrisis nog steeds in volle kracht. Alles doet vermoeden, dat hot seizoen even troosteloos en onverkwikkelijk zal ein digen als het tot heden voortsukkelde. Ko lossaal succes behaalde alleen Loïe Kuiler, de Amerikaansche «.?(jwffttoit-dan.sere.s, groot succes alleen ('liampignol malgrélui' en vrij wat succes een paar niet al te oiinoozele vaudevilles. Flipote" van Lemattre schijnt op den duur ook al niet bijzonder te voldoen. De »Vaudeville" laat het tenminste afwisselen met een vertooning van een geheel ar.dere soort, met de »Drames sacrés" van Silvestre en Moram!, ko/tu tafereelen uit de passiegeschiedenis in mooie decoratieven en mooie kostumen, met eentonige en karakterlooze muziek van Gounod. Het groote publiek schijnt in al het fraais, zelfs het electrisch licht, dat men hier niet verwacht, wordt te hulp geroepen, nog al behagen te scheppen. De kritiek is alles eerder dan opgetogen. Sarcey heeft zich duchtig verveeld en Lemaitre drijft een beetje den spot met de zaak. Trouwens het maakt een vreemden indruk, wanneer men b.v. leest, dat Jezus en Judas worden voor gesteld door Mayer en Grand, beiden uit het profane ./fhéatre-I.ibre" afkomstig, de laatste ook bij ons bekend. In enkele bladen las ik, dat met de «Drames sacrés'' een tournee door Belgiëen Holland zal worden ondernomen. Concurrentie voor het hier te lande reeds aan wezige Duitsclie gezelschap dus. llot»0déon" vertoonde »Une page d'amour", de dramatiscering van den bekenden roman van Xola. Schoon han dig in elkaar gezet en uitstekend vertolkt, heeft het maar matig voldaan. liet onderwerp leent zich niet te best voor het tooneel. De hoofdper soon een meisje van T2 jaar, dat in ieder be drijf een toeval krijgt en in het laatste sterft. »0oweftez la gosse' riep een der hooger gezeten toeLigt u al in bed ?" klonk dominee's stem. «Neen, wat is er nu nog?" riep hij nijdig terug. Daar ging de deur open en Dr. .Sehneckenfett sprong, in zijn onderbroek, zooals hij was, verschrikt in bed en trok de deken over zich heen. Daar stonden /ij op eens allemaal in de kamer, dominee, de doinineesche, Doortje, Meeltje, Lotje, Klaartje, Anna en Liesje ieder met twee dwalmende, afloopende smeerkaarsen in de hand en dominee trad voor het bed en vroeg met een innemend uitnoodigend gebaar : «Mijnheer de inspecteur, zou u nog even . . . ?" «Mijnheer! wilt u mij voor den gek hou den of ben ik hier in een dollenhuis ver zeild geraakt," bulderde de geweldige woe dend en draaide zich in zijn bed om, dat het in al zijn voegen kraakte. Doodsbleek stoof de verniei.gde familie Kannepich de trap af. Vrees en siddering, schreien en weeklagen hielden de armen nog lang wakker en de proponent had aan alles de schuld ! »0! die Möbius!" zei Kannepich knarsetandend. »En jij, Doorije, als ik je ooit weer betrap! . . . ." Och, dat arme Doortje! 't Was of haar arm, verliefd hartje moest breken, en zij had niet weinig lust dien deugniet, dien booten Johannes, zoo laat als 't was. een verpletterenden afscheidsbrief te schrijven. Maar de nacht schaft raad. schouwers verontwaardigd uit; zoo zal het geheele publiek er wel over gedacht hebben. De Chatelet-schouwburg zocht zijn heil in een Engelsch spektakelstuk, »The prodigal daughter", een sport drama, waarin renpaarden en jockey's de hoofd rollen vervullen.?In het »Théatre-Déjazet" een nieuwe en vrij onschuldige klucht van GrenetDancourt, »Le voyage des Berluron", het succes matig; in het »Palais-Royal" een nieuwe en alles eerder dan onschuldige klucht van Blum en och »La maison Tamponin", een ga" e,,, -te, die zelfs den Franschen te kras en bru .1 schijnt. Te Madrid al weder ? nieuw stuk van Ecchegaray. Het is een una in drie bedrij ven in proza en heet De 'iclit der onmucM. Met de onmacht worden de siechten, de boozen, de gewetenloozen bedoeld. liet is door de kritiek niet al te gunstig ontvangen. Bijna eenstemmig verwijt men het gebrek aan eenheid. Als een idylle beginnend, vervalt het in de latere be drijven tot steeds bonter en scheller effecten. Enkele tooneelen worden vooral om de tap.l hoog geprezen. Jane Hading, om haar schoonheid misschien nog meer beroemd dan om haar talent, debu teerde met groot succes in het «Théatre-Fran cais" als markiezin d'Auberive in de »EftVonlés" van Augier. Sarah Bernhardt liet zich voor haar vertrek naar Braziliëdoor haar getrouwe Parijzenaars nog even bewonderen als Phèdre. Zij trad op in een matinee, door haar in den »Vaudeville" voor een liefdadig doel gegeven, en had als altijd kolossaal succes. Madach's «Tragedie van den mensch'' is in een bewerking van Oscar Blumenthal inhetLessingtheater te Berlin met bijval ten tooneele ge bracht. Verreweg liet grootste gedeelte daarvan moet op rekening gesteld worden van de prach tige decoratieven en kostumen en de niet alledaagsche bekoorlijkheden van de mooie juffrouw Hoisenhofer, die voor Eva speelde. Van de niet al te diepzinnige en oorspronkelijke philosophic wilden de Berlijners niets weten. Eén der critici vergelijkt het met Yerne's >Ueis om de wereld" en vindt het grootste verschil tusschen beide, dat het laatste van tijd tot tijd nog eens grap pig', liet eerste steeds even streng en stroef is. August Strindberg, de verstokte vrouwenhater, ' die van zijn. eerste vrouw was gescheiden, is verloofd met een ostenrijksche jonge dame, juil'rouw t'hl, de dochter van uen chof-rcdactcur van de » W:uiiKf Zeitutig." H. J. M. J&imek in de hoofdstad. liet optreden van Mevr. Sigrid Arnoidson in de coueci'lz;1.. l deed dadelijk gevoelen, dut do ppera '.are eigenaardige gaven in liet beote licht moest stellen. De heer Mertens heeft ons do gelegenheid ge geven, haar als Alignon te /icu en te hooren. (Dat lic ;ifH. vóór Anoren plaats, is niet gelieel toevallig heid, want, nooit zug ik op het tooneel een liguur die zoo geheel beantwoordde aan het kinderlijke persoontje vau Migiiun) Haar spel cu ook hare stem waren daar gelieel mede m overeenstemming. Waaneer ik het gehoorde uit een vocaal oogpunt beschouw, moet ik de eerepalm <iau mevr. Coguault (Pliilme) toekennen, doeii het contrast 111 beider persoonlijkheid en stem, stelde deze beide vrouw eukarakU'i's 111 het juiste licht. Het leeücie, doorschijnende stemmetje vau mevr. Arnoldsou, tegenover de krachtige, volle stem van mevr. Cugnaulr., die niet gemakkelijkheid eu nim mer falende zekerheid alle mocietrjkheden over won, gal een schoon ensemble. .Nooit heb ik de tegenstelling van de het leven kennende eu coquette vrouw tegenover het naieve kind zoo tiTll'eiid uitgedrukt gezien. l'!r was stemming 111 deze voorstelling, waartoe de heer Saina'y en ook het orkest veel bijbrachten. Wat, de zang vau mevr. Arnuldson op zichzelf betreft, vermeld ik dat zij mij in de eerste acte niet voldeed, waartoe vooral de ziekelijk gerek:e voor dracht van Connnix-lu Ie ptiyx medewerkte ; dat zij in de tweede acte het puuliek zeer medesleeple, iiiiiminiiiMiÉMi iiniimliiMimi Dr. Scheckenfett was, zijn gewoonte ge trouw, vroegtijdig opgestaan. liet was niet ver over zessen, toen hij reeds kant en klaar gekleed voor het wijdgeopende venster zat, waardoor de heerlijke zomerochtend, bezwan gerd met woudgeuren, gonzend en stoeiend, "?ouden spranken om zich werpend als een dartel kind, binnen wuifde. De eerwaardige heer zag het landelijk too neel i u den tuin der pastorie onder zich aan, hoorde de koe loeien en de hoenders kakelen en dacht erover na, wat hij dominee Kannopich wel over zijn ongepast gedrag moest zeggen, en wat hij den kerkeraad over hem moest mededeeleii. Daar trad het blonde Doortje den tuin in, reeds gekleed, netjes en zindelijk in haar kaloentje, en de dikke vlechten zedig aan weerszijden vau het gladgekamde haar opgestoken. Zij droeg iel s zwarts over den arm en een spuansch vieije in de hand. Nu hing zij het, ding aan een kram in de staldeur en begon het ijverig met het stokje te bewerken. De gloriabroek! Ue gouden letters glommen trots hun eerwaardigen ouderdom in de speelsche morgeuzon, en de matte fionkerlichtjes huppelden onder Doortjes krachtige slagen lustig over den vaalrood verscholen onder grond. O gloriabroek! Eerbiedwaardig symbool van "feestelijke armoede, eerlijke nooddruft! Het vroolijk glinsteren dier verbleekte goud draden wordt den gegoeden man daarboven voor het venster tot een stichtelijke vroegdoch mij bet meeste voldeed ia de derde acte. Toen vond ik haar zang waar en gevold. Een pianiste te hooren zooals mevr. Sophie Menter is altijd een groot voorrecht. Het is DU ruim zeven tien jaar geleden dat ik haar voor het eerste hoorde, toen ontving ik een zeer sterken indruk vau haar spel. Flaar voor drie jaren bij Lamoureux, waar zij het concert van Liszt voordroeg, weer hoorende, stelde zij mij te leur, hetgeen ik echter toeFchreet' aan de groote ruimte van het Ciique d'Etéwaar alle piaiio-soli in een verbleekt licht zich voordoen. Doch ook thans in het Concertgebouw heb ik wel de zeer doordachte voordracht, meesterlijke techniek, juiste rhythmiek (iets buitengesvoous voor virtuoseu) eu schoone klankschakeeriugen bewon derd, doch zoo recht warm werd ik er toch niet bij. Is het spel van mevr. Meuter veranderd of is mijn smaak gewijzigd V Ik moet dit in het mid den laten. Ik heb deze kunstenares echter weer zeer bewon derd om hare voortreffelijke en schitterende eigen schappen. Het orkest voerde als hoofduiimmer de Jlnroldsimfonie van Berlioz uit. Deze buitengewone toocselieppiug is reeds meermalen door mij besproken. Om dus niet in herhaling te vallen, bepaal ik mij tot de uitvoering, die van de zijde van het orkest, eene voortieffelijke was. Niet alleen klonk alles zeer gcacheveerd, doch iu de orgie ontbrak de onstui migheid niet. ok de heer L. Kramer, die den alt-solo vervulde, toonde groote bekwaamheid als alt-speler. Toch acht ik het niet geheel juist, gezien, dat men hem deze solo opdroeg. Zijn spel (waarover ik reeds vroeger met groote waardeeriug sprak», mist m. i. wat voor deze partij ge vorderd wordt. Correct spel en de gedurige aan wending van een vibrato, kunnen alleen niet weergeven, hoe het Byron's held te moede is, \vaniu-cr hij, zelf diep treurig eu levensmoede, in het, vroolijke zonnige Italiëvertoeft. De voor dracht was te week. te teeder, in een woord te weinig i-prekend. Zijne purtij zonk dikwijls in het met tegenover het orkest. Van Berlioz naar Josquin des Pres Pa.'estrina en weehnek, is een reuzeiisproug. Zulke sprongen maakt de criticus niet ns, doch ontelbare malen. liet zou dus tijdverlies zijneer verschoouing voor te vragen. Deze drie componisten prijkten op liet programma van de zesde uitvoering vau het koor a Capella, onder leiding van Ant. Averkamp. Voor het eerst voerde rncu ecu zeer uitgebreid werk uit, ui. de Missa l'anye nytia, vau Josquiu des J'ré.s. Behalve dit werk waren Palestrina ver tegenwoordigd door zijn Ktiihnt Mater (in hoofd zaak volgens de bewerking vau Wagner uitgevoerd) en Mveeiinek door den \~Meii Psalm. Het, is eeu voorrecht, dat J. L'h. Sweelinck steeds op deze programma's een eereplaats verkrijgt. Iloe laag benben de verschillende Swerlmck's onze stadgeuooteu niet met hun spel verrukt'r Onwillekeurig vallen mij Vondel's versregelen op meester uiedriek Sweliuk (orgelist) te binueu, waar hij zegt: De -V«;/, ile (ifftotcner en de Faii.m«ler zniif/en E n ei'u/o den Amixtel lo:' met fie/iielxc/ie orycllongen. Doch laat, ik bij het begin beginnen. Met, Josquiu dés Pres zegt Ambros treedt in de muziekgeschiedenis voor'het eerst een kunstenaar op, die zeer beslist een genialcn indruk maakt. Door allen beklemmeudeu dwang heen, die de kerkelijke ritus en de kunstsmaak van dien tijd aau de componisten onverbiddelijk beval, spreekt bij Josquiu een diep, rein en warmvoelend gemoed, dat ook tot, de geweldigste hartstochte lijke uit-ingeii iu staat, is. In de Al is Ptmge li/tyu/i, is alle wetenschap die eeu com.rapuutist kan aanwenden, met meester schap aangebracht, en toch waren er vele momen ten in deze Mis, dat men aau geen contrapunt dacht, doch zich mee liet slorpen door de heerlijke uitdrukking van deze muziek. Er waren ook ge deelten in die mij mat voorkwamen tengevolge vau de groote lengte, doeh er waren ook gedeelten, die een indruk op mij maakten, die zelf i'alestrina's S'jilxit ^[,:/,'r niet, vermocht te ven'ringen. Het Xlnljut Muter toont reeds eeue latere periode, het bez;t meer rijkdom van kleur, m. a. w. er spreekt rreds een moderner geest uit. Ik «il met ondeizoeken iu hoeverre de indieling in solo kwartetten en koor hier geweuscht n , o was ol met. iiililiHmimmt preek, die tot tekst voert: »Zaliu; zijn de armen van geest, want hunner is het konink rijk der Hemelen." Ja, nu weet hij, wat hij omtrent den eer waarden Gotthilf Kannepich te berichten heeft. De rimpels van zijn voorhoofd werden weggevaagd, zijn lippen verloren hun s-trakken plooi, toen begonnen zijn neusvleugels te trillen, daarna zijn schouders te schokken en eindelijk barstte hij in een schaterend lachen los en riep naar beneden in den tuin : »Zoo is 't goed kindlief, toffe! papa de motten maar ferm uit, zijn broek, hoor ! Goeden morgen, Doortje!'' Ach! wat ontstelde het goede kind. Zij liet haar rietje vallen en liep spoorslags in huis. Iu het volgende oogenblik klapperden een paar pantoïf'eltjes de trap op en werd er bescheiden aan de deur geklopt. ^Binnen maar!" riep do inspecteur, nog lachend dat zijn buik ervan schudde. Doortje trad met neergeslagen oogen binnen, sloot schielijk de deur, neeg en y.eide doodelyk verlegen : »Neem 't mij niet kw?lijk, mijnheer de inspecteur, ik ik moet u spreken." Tegelijkertijd kwam zij iet-s dich terbij. Hij ging haar dadelijk tegemoet, reikte haar zijn groote, vleezige hand en zeide vriendelijk : »Wat is er dan, meidlief:'" »Ach, buste heer inspecteur .. ." stamelde Doorije, En toen begon haar borst te hijgen, en nog eens, en aldoor dieper en sneller, en toen snikte zij, alsof haar hartje brak.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl