Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 823
iqut celf bij die lectuur kunnen ia vallen, zal ik
been uit eeu voorbeeld aan een geheel
verschilletterkuade ontleend, aan te toonen, dat
wijingen van mythen en legenden, zooals Bugge ze
«g derstelt, mogelijk zijn. Tevens mogen mijne
opjperkingen een klein supplement vormen tot het zoo
.Merkwaardige artikel van den heer Speijer in den
&id* van September jongstleden over het
rolksge' loof betreffende zon- en maan-eclips. De Hindoe
beschaving 'heeft gedurende de middeleeuwen op
den Indischen Archipel een invloed uitgeoefend,
?iet ongelijk aan dien der christelijke op de volken
Wn Noord- en Oost-Europa in hetzelfde tijdperk.
Wij kunnen ons afvragen of ook hier gelijke wer
kingen geen gelijke gevolgen hebben. De studie
van een Javaansoh verhaal betreffende het ontstaan
van eclipsen geeft een treffend en tevens ver
makelijk voorbeeld van invloeden, zooals Buggq
die onderstelt.
Het cosmogonisch en mythologisch gedicht
Mauik Maja 1) bevat, na een verhaal van den oor
sprong der wereld en van deu oppergod Goeroe,
dat wij hier niet behoeven te behandelen, een
bericht over den oorsprong der eclipse , dat met
de door den heer Speijer besproken mythen ver
geleken dient Ie worden.
1'en einde de aarde, in dit verhaal even als in
vele primitieve mythologieën, voor goed vast te
maken en te cntrukken aan den oceaan, die het
vaste land dreigde te verzwelgen, schiep Goeroe,
door de kracht van zijn wensch, den hemelhoogen
terg Djamor Dhipa, in het westelijk deel van het
eiland. Maar toen bleek, dat de oppergod des Guten
"inviel gedaan had, door het gewicht van den berg
helde de aarde over.
Goeroe vereenigde de goden, om den berg af te
breken en den last te transporteeren. Zoo gebeurde:
maar de goden, door de zonnewarmte en den ar
beid verhit, begingen de onvoorzichtigheid, te
drinken uit een bron, die van den berg afvloeide;
het water bleek te zijn het doodelijk vergif tjala
koeta. De goden vielen onbewegelijk neder, alleen
Goeroe, die het vergif aanstonds uitspuwde, bleef
gespaard, maar gemerkt met een blauw teeken aan
oen hals: vandaar zijn bijnaam //Nila-kaata". Ter
wijl hij op den berg ronddwaalt, verschijnt hem
Wisésa, (oudere god dan Goeroe, en eigenlijke
formeerder der wereld). Deze wijst Goeroe een
andere bron aan, uit welke het water
Martakamaudaloe vloeide, het water des levens, waar
mede hij de Goden tot het leven terugroepen en
voortaan onsterfelijk maken kon. Tot nog toe aan
ziekte en dood onderhevig, zouden de Goden,
een.maal van dit water gedronken hebbende, onvatbaar
eijn voor kwalen en dood. Goeroe besprenkelt de
Goden met dat water, waarop zij aanstonds weder
levend worden en aan het werk tijgen. De reeds
door Wisuoe, die zich dairtoe tot de hoogte van
den berg verlengd had, afgebroken Djamor-üipa,
wordt met vereende krachten opgesteld, waarbij
de eene god als draagstok, de andere als touw, ile
derde als draagzeel dient. Terwijl het trans
port duurt, vallen onderweg verschillende brokken
van den berg af, die de bergen van het tegen
woordige Java vormen. In Mldden-Java aangeko
men, krijgen de Goden twist niet Riïrnadi, den smid
der Javaansche godenwereld, din vo'gens last van
Goeroe niet aan di;n arbeid had deelgenomen, en
in zijn smidse was gebleven, om goddelijke wape
nen te vervaardigen. Men wilde hem dwingen zich
bij de overige Goden te voegen, maar op last van
Goeroe werd de twist gestaakt en de berg weder
opgevat, maar ongelukkig vielen twee brokken
Merbaboe en Merapi op den vuurhaard van
Riimadi; deze, daarover vertoornd, braakt onophou
delijk vuur uit den Merapi. De goden zetten hun
arbeid voort, de laatste brokken van den berg
werden de gebergten van Oost-Java; de top van
den Djatnor-Dipa vormde de Sjiéroe (de hoogste
berg van Java). Naar het voorbeeld van het
Paradijs van Allah (dat is, een van de weinige
plaatsen waar de invloed van den Islam zichtbaar
is) bouwden de Goden toen hemelsche oasen, waar
zij tot, beJooning van hun arbeid het //water des
levens" dronken. In hun vreugderoes zagen zij
niet, hoe een reus, Remboetzoeloeng, in den hemel
was binnengedrongen, en onbeschaamd het vat,
dat het water des levens bevatte, aan zijn mond
zette. Gelukkig trof Wisnoe, door den Maaugod
(Tjandra) gewaarschuwd, den reus met zijn pijl
Tjankna, en outhalsde hem : het water was even
wel reeds den mond van het monster binnenge
drongen, zoodat het hoofd bleef leven, en het
monster Karawoe werd, dat zon en maan poogt te
verslinden. -/Hierdoor worden, volgens het zeggen
van de Boedisten, zons- en maausverduisteriug
veroorzaakt, terwijl men bij zulke gelegenheden op
de rijstblokken pleegt te slaan, hetwelk tot bijstand
van zon en maan verstrekt" (vertaling van Win
ter, p. 25).
(Slof vota l.)
G. BUSKEN HUET.
1) DO bevoegde redactie is modern, doch bevat
slechts in n passage sporen van
Mohammedaausche invloeden, het overige is blijkbaar aan
voorislamis ische bronnen outleeud en kan uit een
kawiorigineei gevolgd zijn. Ik volg de vertaling van
Winter, Tljdsclir. Nederl. Indië, 184.'! J.
De oudste universiteit ligt niet in Europa,
maar in Afrika; het is die van Kairuan, in Fez.
ook door Loti in zijn Au Maroc beschreven. Een
interessant artikel erover bevat thans de
Fortnightly Revieiv ; het is van een Engelsch geleerde,
Stephen Bonsai, die geruimon tijd te Fez gewoond
heeft. De Kairuina bestond reeds in de negende
eenw. Zij is gesticht door de heilige Fatma en
gedurende de negende en tiende eeuw werd zij
door Arabische en Christelijke studenten in me
nigte bezocht. Er is geen twijfel aan, of lang voor
dat Oxford, Parijs, Padua en Bologna hare uni
versiteiten hadden, de studenten uit Andalusië,
Frankrijk en zelfs Engeland naar Fez trokken,
om er te samen rnet Tunesiërs, 'i'ripolitanen en
Egyptenaren de bronnen der wetenschap na te
gaan. Nu nog is Fez de hoofdzetel der
Mahomedaansche theologie. ? i
De Universiteit van Kaïruan ligt in het midden
der stad en beslaat een oppervlakte van drie tot
viel1 hektaren. Het is meer een samenstel van
moskeeën dan een enkel gebouw, met zijne muren
van verglaasde baksteenen, met stille binnenplaat
sen, waarin fonteinen spatten en de muren met
matten behangen zijn. Den toegang verkrijgt
men door koperen poorten, bekroond met kost
baar beeldhouwwerk van ebbenhout, dat volgens
de legende van Geber, den architect der Giralda
te Sevilla, afkomstig is. De vloer is er overal
van baksteenen, die door de geloovigen met kleeden
belegd worden waarop zij bidden of ook wel sla
pen. Het geheel is tegelijk eene karavanserai,
eene bibliotheek, eene moskee en eene universiteit.
Er zijn altijd veel menschen, en de poorten zijn
dag noch nacht gesloten. Zooals alle echte uni
versiteiten, is ook die van Kairuan eene repu
bliek, die zich zelf regeert en slechts pro forma
een ander gezag erkent. Zij omvat de Foekis,
de gewone professoren en de Emins, zooveel als
buitengewone; doch deze beide soorten hebben
met de demokratie, niet alleen met die der geloo
vigen en de studenten, maar ook die der muil
dier- en kameeldrijvers te rekenen, welke in
deze gebouwen verblijven; zelfs de Sultan kan
niets tegen hunne privilegiën uitrichten. Voor
drie jaar zette hij den Mokkadem af, den rektor
der universiteit, die zijne betrekking op grond
van erfrecht, daar hij rechtstreeks van de hei
lige Fatrna afstamt, bekleedt; doch er verhief
zich zulk een storm onder de bevolking der
universiteit, dat de afzetting weder ingetrokken
moest worden. De Sultan koos de uitvlucht, dat
zijn vader hun in den droom verschenen was en
hem gezegd had dat de Mokkadem weder aan
gesteld moest worden. Sedert dien tijd heeft de
Sultan zich ? niet weder in de aangelegenheden
der universiteit gemengd. De wetenschappelijke
waarde van de Kairuina is natuurlijk niet groot,
het meerendeel der studenten kan nauwelijks lezen
en schrijven; zij hebben in den regel eene
lagere school bezocht en den Koran van bui
ten geleerd, dat is hunne geheele wetenschap.
Aan de universiteit bestaat hunne studie daarin,
dat zij hunne onwetendheid aanvullen met de
uiterlijke studie der Bokhari (een soort van
Talmud van den Islam), de astrologie en het
profetendom. Slechts weinige meer begaafden zijn
moedig genoeg, om de meetkunde te
bestudeeren, die geheel in de traditie der Arabische we
tenschap is blijven steken ; anderen worden ju
rist; het geheele aantal studenten bedraagt on
geveer duizend, waaronder 400 die vrije verple
ging genieten.
De studeerenden komen uit alle doelen der
muzelmansche wereld, om priesters, onderwij
zers of rechters te worden. De beursstudenten
bekomen eene zeer magere kost uit eene stich
ting, die nog van Fatma afkomstig is, on alle
jaren een gewaad, hun eenige kleeding. Zij slapen
op de binnenplaatsen der moskee, drinken het
water uit de fonteinen en eten droog brood.
Zij die door hunne familiën nog onder
steund worden, bewonen eene gewelfde cel
in de nabijheid der Kairuina. Anderen bekomen
huisvesting bij eenen of anderen koopman in
de stad, wien de student als vergoeding voor kost
en inwoning verscheidene diensten bewijst; hij
doot boodschappen, voedert de muildieren,
enz. Zoo brengt hij de vier of vijf voorgeschre
ven jaren door, waarna hij onderwijzer, priester,
notaris, vrederechter enz. wordt. Maar hoogere
staatsambten kan hij niet bekleeden; de pacha's
en kadi's worden allen uit den militairen stand
gekozen. Eenmaal per jaar krijgen (Ie studenten
vacantie, die ze op origineele wijze aan den
oever van de rivier de Fez doorbrengen. De
sultan levert hun de tenten, waarin zij den nacht
doorbrengen, en hun eten bedelen zij door depu
taties in den omtrek bijeen.
De heer Bonsai heeft zich overtuigd, dat de
bibliotheek een groot aantal deelen van
Europeoschen oorsprong bevat, maar niemand leest ze
omdat niemand vreemde talen kent. Voor de
aardrijkskunde zijn er kaarten, waarop Marokko
de eereplaats inneemt, daarbij zijn de Middel
landsche zee, Egypte, Syrië, Arabiëen
Constantinopel vermeld. Perziëen Rusland worden alleen
aangeduid ; van Frankrijk en Engeland zelfs geen
spoor.
Als bij de studenten in de heele wereld, speelt
ook bij die van Kairuan de liefde een groote
rol; alleen is bij hen de liefde onafscheidelijk
van het huwelijk. Zij trouwen dus telkens, en
scheiden even gemakkelijk. Men trouwt voor
veertien of zelfs voor acht dagen; er bestaat
zelfs tusschen de theologen van Kairuan en hun
grisettes een stilzwijgende conditie: geen van
hen maakt ooit aanspraak er op, haar
studentman, als hij van de universiteit afscheid neemt,
op zijn tocht naar huis of door de wereld te
volgen; geen »sapho" dus, geen «collage'1.
Poland ]>y W. R. MOUFILL, M. A. London,
F. Fisher Unwin 181)3, Ho.
Een zeker zeer velen hoogst welkome vermeer
dering van de bekende reeks The Ktory ofnatiou*.
De schrijver, professor in het Russisch en andere
Slavische talen aan de Universiteit van Oxford,
die zich door zijne werken over Rusland en de
Slavische litteraturen in de wetenschappelijke
wereld een goeden naam verwierf, geeft hier in
prettigen vorm en op populairen toon een schets
niet alleen van de geschiedenis van het onge
lukkige Polen, van de oudste tijden tot op den
huldigen dag, maar wijdt ons bovendien in de
litteratuur, de kunst en het volksleven in. Tal
van portretten, kaartjes en illustraties verhoogen
de aantrekkelijkheid van dit, niet voor den his
toricus en geleerde, maar voor den beschaafden
en ontwikkelden man in het algemeen geschreven
werk.
Ancient India : lts inraxion by Alexancler
the Great. By J. W. M'CuiNDi.i;.
Westminster IcS!),'!.
Het vijfde deel van een belangrijke reeks wer
ken over het oude Indië. Vroeger verschenen :
I. Indica of Ktesias anterior to Alrxandtr the
Great; II. In.di.ca of Megasthenes; III. Periplus
of the Erytlirean Sea; IV. Ptolemy'x Geoyravhy
of India and E<i$tern Asia. Dit vijfde deel be
vat vertalingen van Arrianus, Quintus Curtius,
Diodorus Siculus. Plutarchus en Justinus, voor
zooverre zij betrekking hebben op Alexander
den Groote's inval in Indië. Een zesde deel,
dat de vertaling der door Strabo aan de beschrij
ving van Indiëen Ariana gewijde hoofdstukken
zal bevatten, is ter perse en zal do reeks beslui
ten.
De heeren E. J. Bril], uitgevers van de perio
dieke uitgave Wetgeving, onder redactie van mr.
M. van der Hoeven, hebben aan de inteekenaars
bericht, dat zij daarin niet denken op te nemen
de wetten van 1892 (Stbl. nos 223 t,m 227),
I. op de vermogensbelasting, II. tot vermindering
van sommige evenredige registratie-
enhypotheekrechten, III. tot afschaffing van den accijns en
wijziging van het invoerrecht op zeep, IV. tot
verhooging van den accijns op het gedistilleerd,
en V. houdende bepalingen omtrent den accijns
op het zout.
De stukken over die wetten hebben namelijk
zulk een omvang en de beraadslagingen zijn zóó
breedvoerig geweest, dat zij te zamen een boek
deel van ongeveer 1000 bladzijden zouden vullen.
De prijs van den jaargang lis;>2 zou derhalve
door de opneming van die wetten aanzienlijk
hooger worden, dan vermoedelijk door de
inteekenaren is gerekend. De tirma is echter be
reid, om, zoodra haar blijkt dat zij zich ten aan
zien der wenschen van een niet gering aantal
heeft vergist, de stukken en beraadslagingen be
treffende de bovengemelde wetten alsnog vol
ledig te doen verschijnen.
Door den boekhandelaar B. II. Smit,
Utreehtschestraat 95, wordt in den handel gebracht een
goedkoope uitgave van Mi/jn leren, van Mina
Kruseman. In dit werk komt een merkwaardige
correspondentie van de schrijfster met Multatuli
voor, J_ 20 brieven, in deel II. De prijs van dit
boekwerk, 3 deelen, was vroeger ? !).2.öen thans
?2.50.
iiiitmmiiiiiiiHiHiiiiniiiiuiifiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiii
tTtNSCHAP
Door den heer J. J van
Laar te Middelburg, is een
belangrijk werk over ma
thematische scheikunde geschreven, waaraan prof',
J. II. van 't Hotf een voorrede heeft toegevoegd,
die wij hier in het Hollandsen wedergeven.
Nu het nieuwe gebouw der scheikunde, dat
zich voor de helft op de fysika grondt, steeds
meer de belangstelling wekt, worden nieuwe
eischen gesteld aan den scheikundige, vooral aan
hem, die de natuurkundige scheikunde beoefent,
en zwaar zijn de eischen, indien de beoefenaar
niet vroegtijdig zich aan de nieuwe afdeeling van
het vak begeeft. De waarneming alleen in het la
boratorium, ook zeer goede waarneming, is thans
in vele belangrijke richtingen haast waardeloos,
indien niet de grondige natuurkundige opleiding
den waarnemer ondersteunt on leidt.
Reeds twintig jaren geleden voegde Emil Meyer
aan het uitnemende werk van zijn broeder
l.othar een afdeeüng over natuurkundige be
schouwingen toe, welke voor den scheikundige
van behing zijn, en sinds dien tijd is de
beteekenis dier beschouwingen steeds aangegroeid. Niet
allo deelen /ijn even belangrijk gebleven, en nog
is de toestand zoo, dat de tbermodyimmische
theorie, die toen ternauwernood in aanmerking
kwam, thans op den voorgrond staat. Wel gaat
deze theorie tot ('lausius terug, doch in zijn
tijd werd aan haar toepassing up de scheikunde
ternauwernood gedacht.
Het boek van den heer .1. J. van Laar vult
een bestaande lacune op gelukkige wijze aan.
Hoewel hij wiskundige en fysikus is van aan
leg en vorming, hooft hij zich toch niet alleen
met mathematische ontwikkeling en beziggehou
den. Hij heeft een deel van zijn leven in het labora
torium doorgebracht; hij kent van aanschouwen
de stoffen, waarop zijn berekeningen betrekking
hebben: hij heeft met levendige belangstelling de
nieuwere en nienwste beweging in de scheikunde
gevolgd; en /ijn wiskunde, zonder te zeer in bij
zonderheden te gaan, richt zich toch steeds op
het juiste inzicht van feiten, die, en vooral voor
den scheikundige, gewichtig zijn.
Het werk is nu eens een leesboek, dan weder
handboek, en op vele plaatsen door het nieuwe
en opwekkende, oorspronkelijke verhandeling. Zon
der voorbehoud beveel ik het aan, aan hen die
de natuurkundige scheikunde als student of als
zelfstandig onderzoeker behoeven/'
1.) Die Thermodynamik in der Chemie von J. J.
viin Laar, Oberrealschullchrer in Middelburg. Mit
einem Vorwort van Prof. Dr. .1. II. van 't 11 off.
Amsterdam. S. L. van Looy. H. (jerlings.
Leipzig, \\ilhelm Eugelmann. 1S!KJ.
DAMES
Kc[>t)iitie van zotnermodes. And-crino
line. De kleinste met. hene pleitster
in cch'-ch",idinij. Jïene lading ncfi
onheden. Zijden lichawjsel,
De expositie van x.omermodes, Zaterdag en
Zondag door de tirma Hirsch A Cic.,
Leidscheplein, te houden, kan de dames in verrukking of
tot wanhoop brengen. Fit de modellen toch die
wij zagen, blijkt, gelijk voorspeld was, dat niets
van het vorig jaar te gebruiken is. Vorm, coupe,
stof, verhoudingen, alles is veranderd. Om ineens
liet uiterste te noemen: er zijn stoffen gefabri
ceerd (voor de robe Loïe Fuller) van 3,i!0meter
breed. Daarin wordt in 't midden een gat geknipt
bestemd om het hoofd en de schouders der draag
ster door to laten. De stof wordt dan in de rond
te afgeknipt, als onderkant van de japon, en men
heeft zoo oen rok, absoluut zonder naad.
Dit is intussc'hen een enkel geval, overi
gens is de mode van '1830 overheerschend ;
jupe-cloche, voorloopig zonder crinoline, maar stijf
gevoerd, zoodat een behoorlijke breedte verkre
gen wordt. Alles gegarneerd met evenwijdige
strooken, volants, lisérés, guipures, kanten, smal
lint, ruches, bouillonnés, soms een, soms drie,
soms twaalf, tot boven aan de japon. In overeen
stemming met den wijduitstaanden rok zgn de
mouwen ook heel wijd, terwjjl de kop er van
neergedrukt wordt door de fichus
Marie-Antoinette, de kleine en de grootere pélerines, die
bij het costuum behooren. De beschrijving van
een paar costumes zal doen zien, welke kleuren
en combinaties heerschend zijn.
Crêpon glacé, eene stof, gelijkend op het in
de lengte gekreukte vloeipapier, waarvan
lampekappen en cachepots gemaakt worden; kleur
hanneton geglaceerd met groen; garnituur smalle
plissé'a van het bruin met licht mosgroen; breede
mouwen, niet hoog, neergedrukt door een kleine
pélerine die den kraag vormt; als ceintuur of
corselet een breede lap dunne regenboogkleurige
zijde, waarover van voren en van achteren de
pélerine heenhangt.
Lichtgrijze zijde ; op den rok jupe-cloche,
stijf gevoerd, met tweeden rok er onder, eenige
dwarsstrepen van smal zwart fluweel tusschen
randjes witte kant; fichu Marie-Antoinette, van
strepen zwart fluweel met entredeux van guipure
en kant, dat de mouwen neerdrukt en wijd doet
uitstaan; de punten van het fichu worden niet
van voren over elkaar geslagen, maar onder de
armen doorgetrokken, van- achteren gekruist en
clan oji de borst vastgestrikt, zoodat zij daar een
coeur van blauwe zyde omgeven.
Transparant van donkerrood en mousse
geglaceerde zijde, het corsage en de ruime mouwen
bedekt met zwart tamine; de rok geheel bedekt
door vier of vijf volants van breet e zwarte kant,
ieder door een band smal zwart fluweel en een kan
ten hoofdje gehecht; in het corsage een schouderstuk
van prachtig fluweel, geglaceerd mousse en vuur
rood. Hierbij ook een fichu, van de schouders
breed uitstaande, met hooge zwart satijnen en
kanten ruche tegen den hals op, en twee of drie
breede kanten volants, die de mouwen neerdruk
ken. Hetzelfde costuum in vwlet-éminence
satijn, met groen geglaceerd, hal van onderen
een volant van de stof, van bijna een el breed;
er behoorde een manteau Empire bij, tot de knie,
ook violet en groen genuanceerd, met gitten en
kant versierd. Men maakt voor deze costumes
ook het satijn en de zijde bijna driemaal zoo
breed als vroeger, 120 centimeter breed.
Een japon voor jonge meisjes, ook van
geglaceerde stot, violet en groen, had wijde mouwen
tot aan den pols, met een smal boordje afgeslo
ten, voorts de stof aan den hals fijn ingehaald,
naar het middel met wat wijder plooien, van
achteren gesloten en met een dozijn smalle
nuweeltjes onder om den rok.
Het gaat niet aan, nog meer ruimte aan de
costumes te wijden. Eenvoudig maar zeer ele
gant scheen ons een japon van hanneton (mei
kever-bruin) stof, met n volant van zwart satijn.
De nuances violet (éminence, violette de Parme,
Francois Ier, violet-êvêque, violiue) zijn het
meest vertegenwoordigd, meest geglaceerd met
groen. Ook mantels, als fichus en péle
rines, zijn met violet gegarneerd: de vorm is
meest fichu, of rond en ruim, met tal van kleine
biais, streepjes fluweel, rijen pailletten. smalle kant,
lisérés, soms tot- twintig of dertig toe, evenwijdig
tusschen den rand en den hals. Satijn wordt weer
veel genomen; een zeer luchtige mantel was van
zwart gaas in waaierplooien, waarop zwartsatijn,
schilderachtig gechinbnneerd, van voren en van ach
teren een tweeden kraag vormde. Er zijn ook
zonderlingheden, b.v. corsages van oude zijden
boereuzakdoeken. vuurrood en cru, gemaakt;
mouwen uit een bundel strooken van uitgeslagen
groene zijde bestaande, als of de armen uit twee
groote koolstruiken kwamen. . .
De moraal van de historie is, dat men wel zal
doen, Zaterdag of Zondag naar liet Leidscheplein
te wandelen om bij daglicht of electrisch licht,
de richting der mode te bewonderen. De crinoli
ne, beweert men bij Hirsch, is niet noodig, want
zonder deze zijn de nieuwe japonnen al even
wijd als de crinoline ze voorloopig maken zou.
*
* *
In Amerika hebben niet de dames, maar de
heeren een anti-crinolinehond gesticht. Deleden
verbinden zich, geene dame met crinoline, hoe
na verwant of hoe dierbaar ze hun ook zijn
mogen, naar den schouwburg, ten dans, enz te
vergezellen, of hen, wanneer ze hen ontmoeten,
anders dan niet koele beleefdheid behandelen.
Die dames moet men zelfs op straat boycotten",
door naar de lucht of' in de winkels te kijken
als men ze tegenkomt; vooral mag men haar niets
presenteeren of cadeau geven. De dames echter,
die zich verbinden geen crinolines te dragen
kunnen eerelid van de vereeniging worden. Voor
haar de dansers, de picnics, de cadeaux, de
cadcaux, de galanterieën.
* *
Het Pel il Journal heeft -werk gemaakt van het
concours voor den kleinsten voet, dat door de com
missie te Chicago geopend is, en al spoedig be
zoek ontvangen van eene dame uit
Maisons-Alfort, wier voet, onderzocht en gemeten, niet langer
was dan 18' j centimeter. Toch was de dame vrij
gezet en overigens nog al tbrsch ontwikkeld. Zij
chausseert dus, in schoenmakers-taal, no. 28.
Het Petit Journal deelde den uitsla;: mee, en
voegt er bij, dat wie dus verder wilde mededin
gen, dit arecord" moest :slaan", met minder dan
18j -2 meter. Weldra verschenen twee Parijsche
dames, eene schilderes en hare zuster. De jongste,
die 2<> jaar is, heeft voetjes van niet meer dan
11! .1 centimeter lengte; zij kan een groot nummer
27 dragen.
TV Londen heeft voor het eerst een vrouw
haar eigen zaak bepleit in een echtscheidings
proces. Mrs. Craig Mc. Kerson, eene zeer elegante
en heel mooie vrouw, bleek ook een zeer behen
dige en innemende advokate te zijn. Zij heeft een
heel slechten man, die haar mishandelt, haar
telkens ontrouw is, en haar getrouwd heeft terwijl
hij tal van schulden had en voorgaf rijk te zijn.
Mrs. Mc. Kerson begon niet te verklaren, dat zij
niet uit gemis aan eerbied voor de rechtbank zelf
pleitte, maar omdat zij te arm was om een goed
aclvokaat te nemen. Zij is trouwens in goede school
geweest, want haar moeder voerde sinds jaren