De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 2 april pagina 4

2 april 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 823 iqut celf bij die lectuur kunnen ia vallen, zal ik been uit eeu voorbeeld aan een geheel verschilletterkuade ontleend, aan te toonen, dat wijingen van mythen en legenden, zooals Bugge ze «g derstelt, mogelijk zijn. Tevens mogen mijne opjperkingen een klein supplement vormen tot het zoo .Merkwaardige artikel van den heer Speijer in den &id* van September jongstleden over het rolksge' loof betreffende zon- en maan-eclips. De Hindoe beschaving 'heeft gedurende de middeleeuwen op den Indischen Archipel een invloed uitgeoefend, ?iet ongelijk aan dien der christelijke op de volken Wn Noord- en Oost-Europa in hetzelfde tijdperk. Wij kunnen ons afvragen of ook hier gelijke wer kingen geen gelijke gevolgen hebben. De studie van een Javaansoh verhaal betreffende het ontstaan van eclipsen geeft een treffend en tevens ver makelijk voorbeeld van invloeden, zooals Buggq die onderstelt. Het cosmogonisch en mythologisch gedicht Mauik Maja 1) bevat, na een verhaal van den oor sprong der wereld en van deu oppergod Goeroe, dat wij hier niet behoeven te behandelen, een bericht over den oorsprong der eclipse , dat met de door den heer Speijer besproken mythen ver geleken dient Ie worden. 1'en einde de aarde, in dit verhaal even als in vele primitieve mythologieën, voor goed vast te maken en te cntrukken aan den oceaan, die het vaste land dreigde te verzwelgen, schiep Goeroe, door de kracht van zijn wensch, den hemelhoogen terg Djamor Dhipa, in het westelijk deel van het eiland. Maar toen bleek, dat de oppergod des Guten "inviel gedaan had, door het gewicht van den berg helde de aarde over. Goeroe vereenigde de goden, om den berg af te breken en den last te transporteeren. Zoo gebeurde: maar de goden, door de zonnewarmte en den ar beid verhit, begingen de onvoorzichtigheid, te drinken uit een bron, die van den berg afvloeide; het water bleek te zijn het doodelijk vergif tjala koeta. De goden vielen onbewegelijk neder, alleen Goeroe, die het vergif aanstonds uitspuwde, bleef gespaard, maar gemerkt met een blauw teeken aan oen hals: vandaar zijn bijnaam //Nila-kaata". Ter wijl hij op den berg ronddwaalt, verschijnt hem Wisésa, (oudere god dan Goeroe, en eigenlijke formeerder der wereld). Deze wijst Goeroe een andere bron aan, uit welke het water Martakamaudaloe vloeide, het water des levens, waar mede hij de Goden tot het leven terugroepen en voortaan onsterfelijk maken kon. Tot nog toe aan ziekte en dood onderhevig, zouden de Goden, een.maal van dit water gedronken hebbende, onvatbaar eijn voor kwalen en dood. Goeroe besprenkelt de Goden met dat water, waarop zij aanstonds weder levend worden en aan het werk tijgen. De reeds door Wisuoe, die zich dairtoe tot de hoogte van den berg verlengd had, afgebroken Djamor-üipa, wordt met vereende krachten opgesteld, waarbij de eene god als draagstok, de andere als touw, ile derde als draagzeel dient. Terwijl het trans port duurt, vallen onderweg verschillende brokken van den berg af, die de bergen van het tegen woordige Java vormen. In Mldden-Java aangeko men, krijgen de Goden twist niet Riïrnadi, den smid der Javaansche godenwereld, din vo'gens last van Goeroe niet aan di;n arbeid had deelgenomen, en in zijn smidse was gebleven, om goddelijke wape nen te vervaardigen. Men wilde hem dwingen zich bij de overige Goden te voegen, maar op last van Goeroe werd de twist gestaakt en de berg weder opgevat, maar ongelukkig vielen twee brokken Merbaboe en Merapi op den vuurhaard van Riimadi; deze, daarover vertoornd, braakt onophou delijk vuur uit den Merapi. De goden zetten hun arbeid voort, de laatste brokken van den berg werden de gebergten van Oost-Java; de top van den Djatnor-Dipa vormde de Sjiéroe (de hoogste berg van Java). Naar het voorbeeld van het Paradijs van Allah (dat is, een van de weinige plaatsen waar de invloed van den Islam zichtbaar is) bouwden de Goden toen hemelsche oasen, waar zij tot, beJooning van hun arbeid het //water des levens" dronken. In hun vreugderoes zagen zij niet, hoe een reus, Remboetzoeloeng, in den hemel was binnengedrongen, en onbeschaamd het vat, dat het water des levens bevatte, aan zijn mond zette. Gelukkig trof Wisnoe, door den Maaugod (Tjandra) gewaarschuwd, den reus met zijn pijl Tjankna, en outhalsde hem : het water was even wel reeds den mond van het monster binnenge drongen, zoodat het hoofd bleef leven, en het monster Karawoe werd, dat zon en maan poogt te verslinden. -/Hierdoor worden, volgens het zeggen van de Boedisten, zons- en maausverduisteriug veroorzaakt, terwijl men bij zulke gelegenheden op de rijstblokken pleegt te slaan, hetwelk tot bijstand van zon en maan verstrekt" (vertaling van Win ter, p. 25). (Slof vota l.) G. BUSKEN HUET. 1) DO bevoegde redactie is modern, doch bevat slechts in n passage sporen van Mohammedaausche invloeden, het overige is blijkbaar aan voorislamis ische bronnen outleeud en kan uit een kawiorigineei gevolgd zijn. Ik volg de vertaling van Winter, Tljdsclir. Nederl. Indië, 184.'! J. De oudste universiteit ligt niet in Europa, maar in Afrika; het is die van Kairuan, in Fez. ook door Loti in zijn Au Maroc beschreven. Een interessant artikel erover bevat thans de Fortnightly Revieiv ; het is van een Engelsch geleerde, Stephen Bonsai, die geruimon tijd te Fez gewoond heeft. De Kairuina bestond reeds in de negende eenw. Zij is gesticht door de heilige Fatma en gedurende de negende en tiende eeuw werd zij door Arabische en Christelijke studenten in me nigte bezocht. Er is geen twijfel aan, of lang voor dat Oxford, Parijs, Padua en Bologna hare uni versiteiten hadden, de studenten uit Andalusië, Frankrijk en zelfs Engeland naar Fez trokken, om er te samen rnet Tunesiërs, 'i'ripolitanen en Egyptenaren de bronnen der wetenschap na te gaan. Nu nog is Fez de hoofdzetel der Mahomedaansche theologie. ? i De Universiteit van Kaïruan ligt in het midden der stad en beslaat een oppervlakte van drie tot viel1 hektaren. Het is meer een samenstel van moskeeën dan een enkel gebouw, met zijne muren van verglaasde baksteenen, met stille binnenplaat sen, waarin fonteinen spatten en de muren met matten behangen zijn. Den toegang verkrijgt men door koperen poorten, bekroond met kost baar beeldhouwwerk van ebbenhout, dat volgens de legende van Geber, den architect der Giralda te Sevilla, afkomstig is. De vloer is er overal van baksteenen, die door de geloovigen met kleeden belegd worden waarop zij bidden of ook wel sla pen. Het geheel is tegelijk eene karavanserai, eene bibliotheek, eene moskee en eene universiteit. Er zijn altijd veel menschen, en de poorten zijn dag noch nacht gesloten. Zooals alle echte uni versiteiten, is ook die van Kairuan eene repu bliek, die zich zelf regeert en slechts pro forma een ander gezag erkent. Zij omvat de Foekis, de gewone professoren en de Emins, zooveel als buitengewone; doch deze beide soorten hebben met de demokratie, niet alleen met die der geloo vigen en de studenten, maar ook die der muil dier- en kameeldrijvers te rekenen, welke in deze gebouwen verblijven; zelfs de Sultan kan niets tegen hunne privilegiën uitrichten. Voor drie jaar zette hij den Mokkadem af, den rektor der universiteit, die zijne betrekking op grond van erfrecht, daar hij rechtstreeks van de hei lige Fatrna afstamt, bekleedt; doch er verhief zich zulk een storm onder de bevolking der universiteit, dat de afzetting weder ingetrokken moest worden. De Sultan koos de uitvlucht, dat zijn vader hun in den droom verschenen was en hem gezegd had dat de Mokkadem weder aan gesteld moest worden. Sedert dien tijd heeft de Sultan zich ? niet weder in de aangelegenheden der universiteit gemengd. De wetenschappelijke waarde van de Kairuina is natuurlijk niet groot, het meerendeel der studenten kan nauwelijks lezen en schrijven; zij hebben in den regel eene lagere school bezocht en den Koran van bui ten geleerd, dat is hunne geheele wetenschap. Aan de universiteit bestaat hunne studie daarin, dat zij hunne onwetendheid aanvullen met de uiterlijke studie der Bokhari (een soort van Talmud van den Islam), de astrologie en het profetendom. Slechts weinige meer begaafden zijn moedig genoeg, om de meetkunde te bestudeeren, die geheel in de traditie der Arabische we tenschap is blijven steken ; anderen worden ju rist; het geheele aantal studenten bedraagt on geveer duizend, waaronder 400 die vrije verple ging genieten. De studeerenden komen uit alle doelen der muzelmansche wereld, om priesters, onderwij zers of rechters te worden. De beursstudenten bekomen eene zeer magere kost uit eene stich ting, die nog van Fatma afkomstig is, on alle jaren een gewaad, hun eenige kleeding. Zij slapen op de binnenplaatsen der moskee, drinken het water uit de fonteinen en eten droog brood. Zij die door hunne familiën nog onder steund worden, bewonen eene gewelfde cel in de nabijheid der Kairuina. Anderen bekomen huisvesting bij eenen of anderen koopman in de stad, wien de student als vergoeding voor kost en inwoning verscheidene diensten bewijst; hij doot boodschappen, voedert de muildieren, enz. Zoo brengt hij de vier of vijf voorgeschre ven jaren door, waarna hij onderwijzer, priester, notaris, vrederechter enz. wordt. Maar hoogere staatsambten kan hij niet bekleeden; de pacha's en kadi's worden allen uit den militairen stand gekozen. Eenmaal per jaar krijgen (Ie studenten vacantie, die ze op origineele wijze aan den oever van de rivier de Fez doorbrengen. De sultan levert hun de tenten, waarin zij den nacht doorbrengen, en hun eten bedelen zij door depu taties in den omtrek bijeen. De heer Bonsai heeft zich overtuigd, dat de bibliotheek een groot aantal deelen van Europeoschen oorsprong bevat, maar niemand leest ze omdat niemand vreemde talen kent. Voor de aardrijkskunde zijn er kaarten, waarop Marokko de eereplaats inneemt, daarbij zijn de Middel landsche zee, Egypte, Syrië, Arabiëen Constantinopel vermeld. Perziëen Rusland worden alleen aangeduid ; van Frankrijk en Engeland zelfs geen spoor. Als bij de studenten in de heele wereld, speelt ook bij die van Kairuan de liefde een groote rol; alleen is bij hen de liefde onafscheidelijk van het huwelijk. Zij trouwen dus telkens, en scheiden even gemakkelijk. Men trouwt voor veertien of zelfs voor acht dagen; er bestaat zelfs tusschen de theologen van Kairuan en hun grisettes een stilzwijgende conditie: geen van hen maakt ooit aanspraak er op, haar studentman, als hij van de universiteit afscheid neemt, op zijn tocht naar huis of door de wereld te volgen; geen »sapho" dus, geen «collage'1. Poland ]>y W. R. MOUFILL, M. A. London, F. Fisher Unwin 181)3, Ho. Een zeker zeer velen hoogst welkome vermeer dering van de bekende reeks The Ktory ofnatiou*. De schrijver, professor in het Russisch en andere Slavische talen aan de Universiteit van Oxford, die zich door zijne werken over Rusland en de Slavische litteraturen in de wetenschappelijke wereld een goeden naam verwierf, geeft hier in prettigen vorm en op populairen toon een schets niet alleen van de geschiedenis van het onge lukkige Polen, van de oudste tijden tot op den huldigen dag, maar wijdt ons bovendien in de litteratuur, de kunst en het volksleven in. Tal van portretten, kaartjes en illustraties verhoogen de aantrekkelijkheid van dit, niet voor den his toricus en geleerde, maar voor den beschaafden en ontwikkelden man in het algemeen geschreven werk. Ancient India : lts inraxion by Alexancler the Great. By J. W. M'CuiNDi.i;. Westminster IcS!),'!. Het vijfde deel van een belangrijke reeks wer ken over het oude Indië. Vroeger verschenen : I. Indica of Ktesias anterior to Alrxandtr the Great; II. In.di.ca of Megasthenes; III. Periplus of the Erytlirean Sea; IV. Ptolemy'x Geoyravhy of India and E<i$tern Asia. Dit vijfde deel be vat vertalingen van Arrianus, Quintus Curtius, Diodorus Siculus. Plutarchus en Justinus, voor zooverre zij betrekking hebben op Alexander den Groote's inval in Indië. Een zesde deel, dat de vertaling der door Strabo aan de beschrij ving van Indiëen Ariana gewijde hoofdstukken zal bevatten, is ter perse en zal do reeks beslui ten. De heeren E. J. Bril], uitgevers van de perio dieke uitgave Wetgeving, onder redactie van mr. M. van der Hoeven, hebben aan de inteekenaars bericht, dat zij daarin niet denken op te nemen de wetten van 1892 (Stbl. nos 223 t,m 227), I. op de vermogensbelasting, II. tot vermindering van sommige evenredige registratie- enhypotheekrechten, III. tot afschaffing van den accijns en wijziging van het invoerrecht op zeep, IV. tot verhooging van den accijns op het gedistilleerd, en V. houdende bepalingen omtrent den accijns op het zout. De stukken over die wetten hebben namelijk zulk een omvang en de beraadslagingen zijn zóó breedvoerig geweest, dat zij te zamen een boek deel van ongeveer 1000 bladzijden zouden vullen. De prijs van den jaargang lis;>2 zou derhalve door de opneming van die wetten aanzienlijk hooger worden, dan vermoedelijk door de inteekenaren is gerekend. De tirma is echter be reid, om, zoodra haar blijkt dat zij zich ten aan zien der wenschen van een niet gering aantal heeft vergist, de stukken en beraadslagingen be treffende de bovengemelde wetten alsnog vol ledig te doen verschijnen. Door den boekhandelaar B. II. Smit, Utreehtschestraat 95, wordt in den handel gebracht een goedkoope uitgave van Mi/jn leren, van Mina Kruseman. In dit werk komt een merkwaardige correspondentie van de schrijfster met Multatuli voor, J_ 20 brieven, in deel II. De prijs van dit boekwerk, 3 deelen, was vroeger ? !).2.öen thans ?2.50. iiiitmmiiiiiiiHiHiiiiniiiiuiifiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiii tTtNSCHAP Door den heer J. J van Laar te Middelburg, is een belangrijk werk over ma thematische scheikunde geschreven, waaraan prof', J. II. van 't Hotf een voorrede heeft toegevoegd, die wij hier in het Hollandsen wedergeven. Nu het nieuwe gebouw der scheikunde, dat zich voor de helft op de fysika grondt, steeds meer de belangstelling wekt, worden nieuwe eischen gesteld aan den scheikundige, vooral aan hem, die de natuurkundige scheikunde beoefent, en zwaar zijn de eischen, indien de beoefenaar niet vroegtijdig zich aan de nieuwe afdeeling van het vak begeeft. De waarneming alleen in het la boratorium, ook zeer goede waarneming, is thans in vele belangrijke richtingen haast waardeloos, indien niet de grondige natuurkundige opleiding den waarnemer ondersteunt on leidt. Reeds twintig jaren geleden voegde Emil Meyer aan het uitnemende werk van zijn broeder l.othar een afdeeüng over natuurkundige be schouwingen toe, welke voor den scheikundige van behing zijn, en sinds dien tijd is de beteekenis dier beschouwingen steeds aangegroeid. Niet allo deelen /ijn even belangrijk gebleven, en nog is de toestand zoo, dat de tbermodyimmische theorie, die toen ternauwernood in aanmerking kwam, thans op den voorgrond staat. Wel gaat deze theorie tot ('lausius terug, doch in zijn tijd werd aan haar toepassing up de scheikunde ternauwernood gedacht. Het boek van den heer .1. J. van Laar vult een bestaande lacune op gelukkige wijze aan. Hoewel hij wiskundige en fysikus is van aan leg en vorming, hooft hij zich toch niet alleen met mathematische ontwikkeling en beziggehou den. Hij heeft een deel van zijn leven in het labora torium doorgebracht; hij kent van aanschouwen de stoffen, waarop zijn berekeningen betrekking hebben: hij heeft met levendige belangstelling de nieuwere en nienwste beweging in de scheikunde gevolgd; en /ijn wiskunde, zonder te zeer in bij zonderheden te gaan, richt zich toch steeds op het juiste inzicht van feiten, die, en vooral voor den scheikundige, gewichtig zijn. Het werk is nu eens een leesboek, dan weder handboek, en op vele plaatsen door het nieuwe en opwekkende, oorspronkelijke verhandeling. Zon der voorbehoud beveel ik het aan, aan hen die de natuurkundige scheikunde als student of als zelfstandig onderzoeker behoeven/' 1.) Die Thermodynamik in der Chemie von J. J. viin Laar, Oberrealschullchrer in Middelburg. Mit einem Vorwort van Prof. Dr. .1. II. van 't 11 off. Amsterdam. S. L. van Looy. H. (jerlings. Leipzig, \\ilhelm Eugelmann. 1S!KJ. DAMES Kc[>t)iitie van zotnermodes. And-crino line. De kleinste met. hene pleitster in cch'-ch",idinij. Jïene lading ncfi onheden. Zijden lichawjsel, De expositie van x.omermodes, Zaterdag en Zondag door de tirma Hirsch A Cic., Leidscheplein, te houden, kan de dames in verrukking of tot wanhoop brengen. Fit de modellen toch die wij zagen, blijkt, gelijk voorspeld was, dat niets van het vorig jaar te gebruiken is. Vorm, coupe, stof, verhoudingen, alles is veranderd. Om ineens liet uiterste te noemen: er zijn stoffen gefabri ceerd (voor de robe Loïe Fuller) van 3,i!0meter breed. Daarin wordt in 't midden een gat geknipt bestemd om het hoofd en de schouders der draag ster door to laten. De stof wordt dan in de rond te afgeknipt, als onderkant van de japon, en men heeft zoo oen rok, absoluut zonder naad. Dit is intussc'hen een enkel geval, overi gens is de mode van '1830 overheerschend ; jupe-cloche, voorloopig zonder crinoline, maar stijf gevoerd, zoodat een behoorlijke breedte verkre gen wordt. Alles gegarneerd met evenwijdige strooken, volants, lisérés, guipures, kanten, smal lint, ruches, bouillonnés, soms een, soms drie, soms twaalf, tot boven aan de japon. In overeen stemming met den wijduitstaanden rok zgn de mouwen ook heel wijd, terwjjl de kop er van neergedrukt wordt door de fichus Marie-Antoinette, de kleine en de grootere pélerines, die bij het costuum behooren. De beschrijving van een paar costumes zal doen zien, welke kleuren en combinaties heerschend zijn. Crêpon glacé, eene stof, gelijkend op het in de lengte gekreukte vloeipapier, waarvan lampekappen en cachepots gemaakt worden; kleur hanneton geglaceerd met groen; garnituur smalle plissé'a van het bruin met licht mosgroen; breede mouwen, niet hoog, neergedrukt door een kleine pélerine die den kraag vormt; als ceintuur of corselet een breede lap dunne regenboogkleurige zijde, waarover van voren en van achteren de pélerine heenhangt. Lichtgrijze zijde ; op den rok jupe-cloche, stijf gevoerd, met tweeden rok er onder, eenige dwarsstrepen van smal zwart fluweel tusschen randjes witte kant; fichu Marie-Antoinette, van strepen zwart fluweel met entredeux van guipure en kant, dat de mouwen neerdrukt en wijd doet uitstaan; de punten van het fichu worden niet van voren over elkaar geslagen, maar onder de armen doorgetrokken, van- achteren gekruist en clan oji de borst vastgestrikt, zoodat zij daar een coeur van blauwe zyde omgeven. Transparant van donkerrood en mousse geglaceerde zijde, het corsage en de ruime mouwen bedekt met zwart tamine; de rok geheel bedekt door vier of vijf volants van breet e zwarte kant, ieder door een band smal zwart fluweel en een kan ten hoofdje gehecht; in het corsage een schouderstuk van prachtig fluweel, geglaceerd mousse en vuur rood. Hierbij ook een fichu, van de schouders breed uitstaande, met hooge zwart satijnen en kanten ruche tegen den hals op, en twee of drie breede kanten volants, die de mouwen neerdruk ken. Hetzelfde costuum in vwlet-éminence satijn, met groen geglaceerd, hal van onderen een volant van de stof, van bijna een el breed; er behoorde een manteau Empire bij, tot de knie, ook violet en groen genuanceerd, met gitten en kant versierd. Men maakt voor deze costumes ook het satijn en de zijde bijna driemaal zoo breed als vroeger, 120 centimeter breed. Een japon voor jonge meisjes, ook van geglaceerde stot, violet en groen, had wijde mouwen tot aan den pols, met een smal boordje afgeslo ten, voorts de stof aan den hals fijn ingehaald, naar het middel met wat wijder plooien, van achteren gesloten en met een dozijn smalle nuweeltjes onder om den rok. Het gaat niet aan, nog meer ruimte aan de costumes te wijden. Eenvoudig maar zeer ele gant scheen ons een japon van hanneton (mei kever-bruin) stof, met n volant van zwart satijn. De nuances violet (éminence, violette de Parme, Francois Ier, violet-êvêque, violiue) zijn het meest vertegenwoordigd, meest geglaceerd met groen. Ook mantels, als fichus en péle rines, zijn met violet gegarneerd: de vorm is meest fichu, of rond en ruim, met tal van kleine biais, streepjes fluweel, rijen pailletten. smalle kant, lisérés, soms tot- twintig of dertig toe, evenwijdig tusschen den rand en den hals. Satijn wordt weer veel genomen; een zeer luchtige mantel was van zwart gaas in waaierplooien, waarop zwartsatijn, schilderachtig gechinbnneerd, van voren en van ach teren een tweeden kraag vormde. Er zijn ook zonderlingheden, b.v. corsages van oude zijden boereuzakdoeken. vuurrood en cru, gemaakt; mouwen uit een bundel strooken van uitgeslagen groene zijde bestaande, als of de armen uit twee groote koolstruiken kwamen. . . De moraal van de historie is, dat men wel zal doen, Zaterdag of Zondag naar liet Leidscheplein te wandelen om bij daglicht of electrisch licht, de richting der mode te bewonderen. De crinoli ne, beweert men bij Hirsch, is niet noodig, want zonder deze zijn de nieuwe japonnen al even wijd als de crinoline ze voorloopig maken zou. * * * In Amerika hebben niet de dames, maar de heeren een anti-crinolinehond gesticht. Deleden verbinden zich, geene dame met crinoline, hoe na verwant of hoe dierbaar ze hun ook zijn mogen, naar den schouwburg, ten dans, enz te vergezellen, of hen, wanneer ze hen ontmoeten, anders dan niet koele beleefdheid behandelen. Die dames moet men zelfs op straat boycotten", door naar de lucht of' in de winkels te kijken als men ze tegenkomt; vooral mag men haar niets presenteeren of cadeau geven. De dames echter, die zich verbinden geen crinolines te dragen kunnen eerelid van de vereeniging worden. Voor haar de dansers, de picnics, de cadeaux, de cadcaux, de galanterieën. * * Het Pel il Journal heeft -werk gemaakt van het concours voor den kleinsten voet, dat door de com missie te Chicago geopend is, en al spoedig be zoek ontvangen van eene dame uit Maisons-Alfort, wier voet, onderzocht en gemeten, niet langer was dan 18' j centimeter. Toch was de dame vrij gezet en overigens nog al tbrsch ontwikkeld. Zij chausseert dus, in schoenmakers-taal, no. 28. Het Petit Journal deelde den uitsla;: mee, en voegt er bij, dat wie dus verder wilde mededin gen, dit arecord" moest :slaan", met minder dan 18j -2 meter. Weldra verschenen twee Parijsche dames, eene schilderes en hare zuster. De jongste, die 2<> jaar is, heeft voetjes van niet meer dan 11! .1 centimeter lengte; zij kan een groot nummer 27 dragen. TV Londen heeft voor het eerst een vrouw haar eigen zaak bepleit in een echtscheidings proces. Mrs. Craig Mc. Kerson, eene zeer elegante en heel mooie vrouw, bleek ook een zeer behen dige en innemende advokate te zijn. Zij heeft een heel slechten man, die haar mishandelt, haar telkens ontrouw is, en haar getrouwd heeft terwijl hij tal van schulden had en voorgaf rijk te zijn. Mrs. Mc. Kerson begon niet te verklaren, dat zij niet uit gemis aan eerbied voor de rechtbank zelf pleitte, maar omdat zij te arm was om een goed aclvokaat te nemen. Zij is trouwens in goede school geweest, want haar moeder voerde sinds jaren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl