De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 9 april pagina 2

9 april 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 824 '«iet al te best." «Natuurlijk niet, het is politilk"; in de tweede plaats omdat het een strate gische intrige was, omdat er in ieder bedrijf werd «Tochten en het nu eenmaal een feit is, dat niets jüusievermoordender, niets zoo moelijk te volgen en te waardeeren is als tooneelgevechten ,? tegen het ?lot, als er tableau wordt gevormd, heeft het iteeds den schijn of vriend en vijand zich met elkander hebben verzoend en vraagt men zich zelf in hangen twijfel af, wie het nu eigenlijk heeft gewonnen; gewoonlijk verneemt en begrijpt men eerst in het volgende bedrijf, welke gevolgen een strjjd heeft gehad, die in het vorige voor onze oogen is afgestreden. Zooveel weet ik met zeker heid, dat de hoofdpersoon van de geschiedenis een prins van Navarre is, die als Achilles onder meisjes wordt opgevoed en voor meisje moet door gaan, omdat anders zijn oom, de koning van Navarre, troon en kroon aan zijn neefje zou moeten afstaan. Deze schandelijke geslachtsverkrachting ig het werk van den boozen oom en een zijner vroegere liefjes, een schoone gravin, \Aj wie hjj een dochter heeft. Zooveel weet ik o«k, dat prins Jnlius ten slotte bewyst een jrins en geen prinses te zijn, dat hij strijdt als een leeuw en in de rechten zyner vade ren wordt hersteld, dat hy verliefd was op »\ja nichtje van de linkerhand en deze tot koningin van Navarre verheft. Wat er van fljan oom wordt, blijkt niet te duideljjk; de coup d'état van het voortvarend neefje ontneemt hem ?geen oogenblik z\jn koninklijke kalmte; vermoord ?wordt ig niet, achter de tralies gezet evenmin; ik vermoed, dat hij, zij het dan een beetje laat, het onrecht, de schoone gravin aangedaan, heeft goed gemaakt en zich met de nederiger, doch ook rustiger en minder wisselvallige positie van schoonvader des konings tevreden gesteld. De ernst en waardigheid van deze belangwekkende Btaatsaction vinden op de gezette tijden hun tegenwicht in het optreden van de vertegenwoor digers van het grappig element in het drama, een snoevenden hopman, luisterende naar den Hooftiaanschen naam van Ritsaart en een zuurkykenden en dito lachenden hofnar, een Triboulet-Bigoletto in duodecimo. De figuur van den laatste was voor de librettisten een buiten kansje; het moet hun Duitsch hart goedgedaan hebben, zelfs in de operette een beetje te hebben kunnen grübeln en philosopheeren, wijsheidjes en waarheidjes te kunnen vertellen zonder uit den toon te te vallen, het moet hun een zaligheid zijn geweest in de naïeve rijmpjes van den nar naar poëtische diepzin nigheid te hebben mogen streven. Hadden wij met een operette te doen, dan zou nu de factor geest aan de beurt komen. De hofnar is echter geen operette en heeft dus alle recht zich zon der dezen factor door het leven te helpen. Als schadevergoeding geeft het grappen, grollen en guitigheden, boerterijen en hansworsterijen, die ia hun magistrale kalverachtigheid den zwartgalligste aan het lachen zouden brengen, Witze, en Kalauer, zooals wij ze al of niet ge llustreerd in de «Fliegende Bliitter" hebben ontmoet of zouden kunnen ontmoeten. Zoo tweede bedrijf een tragi-komische donna Clara en haar twee aaner naar schijnt te verlangen door met prentverbeeldingen te worhet brengt ballade van bidders, die Oberlander den versierd. Toen werd ik toch kwaad, want daar kan ik niet tegen, En *k stak hem de linkerspoor dwars door zijn maag. Daarvan heeft de donna ten schrik toen gekregen, Ea wierp van de tinnen der burcht zich omlaag." Een der zeven coupletten als staaltje van het geheel en tevens om er even op te kunnen wijzen, dat de vertaler n in de ballade n in de overige gedeelten den juisten toon steeds uit stekend heeft weten te treffen. Het laatste en niet het minsto bestanddeel wordt vertegenwoordigd door de muziek, een muziek wier loffelijk streven het moet geweest zijn, bij uitzondering eens aan allen te voldoen, die zich het eene oogenblik verheft tot een schetterend opera ensemble, het volgende vernedert tot een lispe lend zangspelcoupletje, die nu eens zijn heil zoekt in een Wagneriaansch fanfaretje, dan weer zjjn troost in een Offenbachiaansch dansrythmusje, een muziek, waarnaar men bijna steeds met genoegen luistert, die echter eenheid, karakter en oorspronkelijkheid mist. IIHIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllllllltllltlllMUIIirillHIUtllllIIIIIMIIItllllll schitterend licht, dat de harten vroolijk maakt en. duidelijke schaduwen op den grond werpt; de laatste verspreidt nauwelijks een wegstervend schijnsel, zoo zwak, dat het bijna geen schaduw veroorzaakt. Ik zag reeds van verre de sombere massa van mijn tuin, en ik weet niet waardoor de gedachte dat ik die ondoorgrondelijke duisternis moest bin nentreden mij plotseling angstig maakte. Ik ver traagde mijn schreden. H;t weder was zoel. De dichte boomgroepen geleken een groot graf, waarin mijn woning sluimerend begraven was. Ik opende het tuinhek en betrad de lange pla tanen-allee, die naar het huis leidde en die als een gewelf boven mijn hoofd saamgegroeid was; ik stapte langs de dichte struiken eu laugs de randen van het gazon, waar de bloembedden zich raag afteekenden in het mat nachtelijk duister en ovale vlekken vertoondeu in onbepaalde kleuren. Toen ik het huis naderde, maakte een vreemd soortige verwarring zich van mij meester. Ik stond stil. Men hoorde niets. Er was geen greintje wind en de bladeren hingen slap en bewegingloos. //Wat scheelt mij toch?" dacht ik. Sedert tien jaren kwam ik 's avonds op die wijze tehuis, zonder dat de minste ongerustheid mij ooit was komen over vallen. Ik was niet bang. Ik ben des nachts nim mer bang geweest. Het gezicht van een man, van een dief, een strooper zou mij woedend gemaakt hebben en ik zou hem zonder aarzelen te lijf zijn gegaan. Ik was overigens gewapend. Ik had mijn revolver. Maar ik greep niet naar mijn wapen, want ik wilde de flauwe opwelling van vrees, die in mij opkiemde, bestrijden. Wat was dit eigenlijk? Een voorgevoel? Het geheimzinnige voorgevoel dat zich van 's menschen zinnen meester maakt als zij iets onverklaarbaars zullen zien? Misschien. Wie weet ? Hoe nader ik kwam, hoe meer mijn lichaam begon te schokken, en toen ik voor den muur met de Een bijzonderheid van De hofnar is ook, dat het moeilijker te zingen dan te spelen is. In Frascati was het blijkbaar met zorg ingestudeerd en liep het geheel flink van stapel. De heer Poons vond in de titelrol een van zijn beste cre aties. De dames Tartaud (Felisa) en Bamberg (prins Julius) zongen er .dapper op los; om hun jeugd worden hun kleine onvolkomenheden gaarne vergeven; de laatste hoede zich voor gemaniereerdheid. Mevrouw Poons-van Biene (Yvonne) bleek even guitig als altijd. De heer de Beer (Ritsaart) was in zijn dankbare speelrol goed op dreef. De decoratieven en kostumen zagen er frisch en vroolijk uit. De laatste voorstelling van het »Théatre-Libre'' was wederom geen succes. Vertoond werd atiragen, tooneelspel in 5 bedrijven van Georges Lecomte, een uiterst somber en pessimistisch werk, ten doel hebbende de ijdelheid en nietigheid van alle men schen werk, van ieder menschelijk pogen en streven te bewijzen. De lijdensgeschiedenis van een jong dichter, die, slachtoffer van hereditairen waanzin, zijn eigen leven en dat zijner moeder steeds meer vergalt en verbittert, die vijf bedrijven lang over het leven, den mensen en de maatschappij lamen teert en jeremieert en alles en allen met zijn spot en hoon vervolgt. Wanneer men de inhouds opgave van dit Fransche tooneelspel leest, krijgt men terstond en voortdurend den indruk met een zwakke en onbeholpen copie van Ibsen's »Spoken" te doen te hebben en begint men hoe langer hoe meer te gelooven, dat de Fransche critici, die van de Fransche dramaturgen ver langen, dat zij Fransche en geene exotische drama's zullen schrijven, volkomen gelijk hebben. Sarcey, die te Monte-Carlo een conférence moesthouden en daar op een heerlijk terras, met het uitzicht op de Middellandsche zee, de brochure van Mira ges nog eens overlas, maakt de opmerking, dat de zonen van het Latijnsche ras, die het voor recht hebben onder een vroolijken, helderen, la chenden hemel te leven, werken vol licht en zonnenschijn, tintelend van levenslust eri dartelheid moeten schrijven en de Slavische en Noorsche nevelen moeten overlaten aan de Slaven en Ger manen, die in zooveel somberder en killer om geving opgroeien. Of deze milieu-stu.<iio niet een beetje oppervlakkig en onvolledig is, ik weet het niet. Buiten kijf is het in ieder geval, dat vele der jongere Fransche dramaturgen zich zelf door hun besliste en verstokte zwartkijkerij onrecht en afbreuk doen. Lecomte behoort tot de talentvolste der jongeren. In zijn laatste werk worden enkele gedeelten door bijna alle critici hoog ge prezen, het geheel door die allen echter even eenstemmig als mislukt beschouwd en veroordeeld. Wat moet er van het Fransch tooneel worden, indien dit zoo door blijft gaan? Zouden wij na de vette jaren, na de jaren van Augier, Dumas, Sardou, Labiche en de tallooze dii mnoref, wer kelijk aan de magere toe zijn 't Wie zal dan de tooneelleverancier van Europa worden ? Te Berlijn twee nieuwe tooneelspelen, die nog al de aandacht hebben getrokken, het eerste, »IIanna Jagert" van Otto Erich Ilartleben, waar schijnlijk omdat hot indertijd door de censuur werd verboden, het laatste, «Dammerung", de eer steling van een Mnnchener dame, omdat liet door de »Freie Bühne" werd vertoond. >llanna Jagert" is de geschiedenis van een meisje uit het volk, die eerst de verloofde is van een agitator der sociaal-democraten, dan de minnares van een fabrikant en ten slotte de maitres van een jon ker, die deze diverse liefdesgeschiedenissen mee maakt, omdat zij als leerlinge van Nietzsche on afhankelijk en zich zelf, een vrije vrouw, een Ichmentch wil zijn. Het eerste bedrijf vond bij val ; de latere niet. »Dammerung" doet terstond aan »IIne page d'amour" van Zola denken. De hoofdpersoon een historisch jong meisje, door haar vader verwend en vertroeteld, aan dezen zoo ziekelijk gehecht, dat zij niet wil, dat een ander naar hem kijkt, hem er toe brengend zijn levensgeluk aan het bestaan van zijn kind ten offer te brengen. De Duitschc bladen berichten, dat Paul Lindau een tooneelspel »Die Bohème" voltooide, oen be werking van »La vifi d; liohóme", het beroemde tooneelspel van Murger. Waarschijnlijk wordt de roman bedoeld. Óf zou Lindau het drama, tiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiMMMiintnHMiiiiiiiM gesloten vensters van mijn ruime woning kwam, voelde ik, dat ik eenige miuulcn moest wachten, alvorens ik de deur kou openen eu binnengaan. Ik viel op een bank onder de salonramcn neder Ik zat daar bevend en ontdaan, met het hoofd tegen den muur geleund, met de oogen vast op de schaduwen der bladereu gericht. Gedurende die eerste oogenblikken bemerkte ik niets abuonuaals rondom mij. Eeu brommend gesnis had ik iu de ooren, maar daaraan lijd ik wel eens meer. Soms komt het mij voor, dat ik een trein hoor voorbijsnellen, dat ik klokken hoor luiden, dat ik eer groote menigte langs mijn huis hoor gaan. Vervolgens werd dit suizen plotseling duidelijker helderder, meer eu meer kenbaar. Ik had mij ver gist. Het was niet liet gewone suizen mijner gehoorsadercn, dat dit gcruisch in mijn ooren veroorzaakte, maar een zeer bizonder, zeer verward gednüsch en dat toch, het, was onmogelijk OH: langer te twijfelen, uit het binnenste van mijn huis kwam. Ik onderscheidde het dwars door deu muur, dit, aanhoudend gedruisch, of liever die drukte. liet was als een zacht heen eu weer schuiven vaneen aantal zaken, alsof men al mijn meubelen voorzichtig dooreen schudde, verplaatste of wegsleepte. Ach! ik twijfelde nog gedurende geruimcu tij,l aan de juistheid van mijn oor. Doch toen ik het tegen een luik legde, om duidelijker de vreemde toedracht van wat er in rnijn woning gebeurde te kunnen nagaan, was ik weldra zeker dat er daar binnen iets abnormaals, iets onbegrijpelijks plaats vond. Ik werd niet bang, maar ik was hoc zal ik het uitdrukken buiten mij zelf van verwondering. Ik spande ook mijn revolver niet ik had juist geraden, dat ik dien niet noodig zou hebben. Ik wachtte. Ik wachtte langen tijd, ik kon tot geen besluit komen. Miju geest was helder, maar angstig tot door Murger en Barrière uit den roman getrok ken, nog eens hebben omgewerkt? H. J. MEHLEK. iiiiiiiiiiiiimmiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi De traditie bij Molière. Bij de opvoering van de comédie van Molière n het Théatre Francais worden, gelijk met weet, een menigte traditioneele jeux de Kcène ingelascht, soms van een twijfelachtigen smaak, maar die men j erbiedigt omdat de sage gaat, dat Molière zelf j ze zou ingevoerd hebben. De acteur Albert Lambert heeft van deze tradities het onderwerp van j eene uitgebreide studie gemaakt, en voert ook j inderdaad de meeste tot Molière zelf terug. Ze kwamen,'' zegt hij, «rechtstreeks van de Italiaansche kluchten van de zestiende eeuw, van het tooneel op schragen van Tabarin, vooral van den troep van Scaramouche, wier vertooningen altijd vol parades" waren. Molière moest ook aan den smaak van zijn tijd offeren." Albert Lambert zal waarschijnlijk de studiën, die hij thans afzonderlijk maakt, later wel in een boek vereenigen; hij behandelt voorloopig slechts enkele stukken en enkele scènes. Daar is de traditie van de vesten in Les précieuses ridicule*. >>Als men Jodelet dan van zijn rijk markiezencostuum ontdoet, trekt men hem achtereen negen vesten uit, van verschillende kleur en afnemende grootte. Die traditie staat niet in den tekst. Er staat alleen : »Vite, qu'on leur óte jusqu'a la moindre chose !" Het was een heel gewone grap, die zeker in allerlei stukken werd tepas gebracht. (Men kent »het Hollandsen boertje" in de oude paardenspellen.) Door wie is zij in Molière's stuk overgezet? Men weet het niet; zij geeft een flink lacheffect. Als eenmaal de negen ve>ten zijn uitgetrokken, staat Jodelet daar als een kok, hij haalt dan uit zijn gordel een lange katoenen slaapmuts, zet die op en knielt zoo voor Cathos, die hem afweert en de vlucht neemt. Benige acteurs gingen vroeger nog verder. Zij kwamen, verkleumd en bibberend, hun handen warmen aan de kaarsen van het voetlicht, later aan de olielampen, later aan het gas . . . met de electriciteit is dit uit !" Ook in L'Eitourdy, in Le D'.pïk amoweux, in Les Fourberies de Scapin, vooral in Tartufe en L'avare komen talrijke jeux-de-scène voor. Veel is er gepraat over de bekende traditie met de kaarsen in de vijfde acte. Wie heeft haar uitgevonden ? Naar men beweert do acteur Grandmesnil. »Deze traditie vindt haar plaats in de groote slotscène, waar ouders en kinderen elkander her kennen. De scène is wat lang. Als Harpagon ge zegd heeft: »Je nc me soucic do dom Thomas ni de dom Martin'1, blaast hij een van de kaarsen uit, die op de tafel van den commissaris staan. Nau welijks heeft hij zich omgekeerd, of Maitre Jacques steekt de kaars weer aan. Als Ilarpagon haar weer ziet branden, neemt hij ze op, blaast ze uit, on houdt ze in de hand. Maar terwijl hij met gekruiste armen naar hot gesprek tusschen Anselme en Valere luistert, komt Maitrc .Tacques acht er hem langs en steekt de kaars weer aan. Een oogenblik later laat Harpagon zijn armen zak ken, ziet de kaars branden, blaast ze uit, enstcekt ze in den rechterzak van zijn broek, maar Maitre Jacques verzuimt niet ze voor den vierden keert aan te steken. Eindelijk ontmoet Harpagon's hand de kaarsvlam, en zoo houdt hij zijn rang op het tooneel, tot op het oogenblik dat hij op het denk beeld komt, zich do iOOOi) kronen die men hem ontstolen heeft, door Ansclme te laten teruggeven." In de studie van Albert l jambert wordt ook ver meld do poging door den bekenden acteur Fechter gedaan, toen hij het oude repertoire met al de bijzonderheden eener moderne mise-en-scöne wilde verjongen. Hij monteerde b.v. Tartufe mot bijzondere zorg; alles, meubels, behangsels, haard, schenktafol, was echt of naar echt ge maakt; het was als bij de Meiningcrs. iAls Orgon in de eerste acte dan thuis komt van zijn »maison des champs", bedenkt Keehter dat hij wel groote rijlaarzen mag aantrekken, vol modder, opdat Clóanthe ondeugend kan zeggen: La campagne, a présent, n'est pas beaucoup t! curie. Als Orgon dan antwoordt: Mon frère, attendez, je vous prie: Vous vouler bien souffrir, pour m'öter de souci, Que je m'informe un peu des nouvelles d'ici. gaat hy in een grooten fauteuil Louis XIII zitten, bij den vlammenden vuurhaard. Dorine trekt hem daar de groote laarzen uit, geeft hem zijn pantoffels, en zoo begint de aardige scène. Tout est-il, ces deux jours, passéde bonne sorte? Qu'est-ce qu'on fait céans, et comment on s'y porte ? Orgon warmde zich dan bij den schoorsteen, droogde zijn kleeren als een echt burgerman, en vroeg intusscheii het beroemde: Et Tartufe ? ' Tartufe ? hernam Dorine, terwijl zij op het buffet wat af veegde, heen en weer liep, het vuur opstookte, blokjes rakelde uit den groote houtkist met ko peren knoppen, II se porte a merveille, Gros et gras, Ie teint frais et la bouche verineille. Orgon viel dan achterover in zijn fauteuil, en riep : Le pauvre homme! In de bladen werd over al die nuttolooze nieuwigheden sterk geklaagd, en inderdaad was, het eerste effect ervan, dat men den tekst niet kon hooren; er werd van afgezien.'' alliMiilllllllliiiiiiiiiiliiiiitiiiilii Muziek in de hoofdstad. Bijna ieder jaar wordt ten minste ne nieuwe Ned. Opera in de Ned. Opera opgevoerd. Dit bewijst dat er onder onze componisten zijn, die op dit gebied hunne krachten blijven beproeven en dit bewijst tevens dat de Ned. Opera er niet alleen voor de leus is. Ditmaal vroeg Leiden ontzet, Historisch-Romantische Opera in 5 bedrijven (li taf.) door E. van der Ven, muziek van C. van der Linden, gehoor. Met groote belangstelling zag ik dit nieuwe werk te gemoet, want (ik behoef het niet te verzekeren) ik gevoel veel voor dit streven. liet is niet de vraag oi' hier sprake is van een modelwerk van eene Ned. School, doch wel of zulk een werk in dramatisch of muzikaal opzicht belangrijke eigenschappen bezit. Men mag hier vooral niet: clicrclier midi a quatorze fleuren. Wil men het opvoeren van Ned. Opera's voortdu rend in do hand werken, dan beginne men met te wijzen op de goede eigenschappen van ieder werk, doch men mete niet de zwakheden zoo breed mogelijk uit. Het eene werk kan uitmunten door interessante en kunstige bewerking, een ander door juiste l kleur, weer een ander door effectvolle, gemakke lijk aansprekende muziek enz. enz., iu verband met de eigenaardige gaven van ieder componist. Dat ieis wat in de concertzaal meesterlijk ge noemd zal worden, in do opera dikwijls geen ? effect maakt, kan men menigmaal opmerken, terI wijl daarentegen effectvolle operafragmenten in J de concertzaal vaak allen glans verliezen. (Dat ! ziet men aan composities, dat, ziet men ook aan i zangers en zangeressen.) Multatuli's gezegde, dat men thee niet als spinazie, doch als thee moet genieten, en een drama alleen als een drama beschouwen, komt ruij hierby in de gedachte. Wanneer ik de muziek van Van der Linden, van Leiden ontzet naga, kom ik (behalve dat er groote vooruitgang na zijn Cathenna en Lmubert uit spreekt) tot de overtuiging, dat deze muziek vooral groote verdiensten heeft uit een oogpunt van effect en .vHüunenfahigkeit" niet alleen, doch ook door de niet te moeilijke en Imllante wijze waarop voor de stemmen is geschreven en waarop het orkestrale behandeld is. (De tooiieelervarmg sprak zeer sterk zoowel uit het libretto als uit de muziek, en geen won der, want librettist en componist hebben als regisseur en orkestmeester een belangrijke leer1 school doorloopen.) Bleet' in de handeling overal de spanning gaande en was te juister plaatse bet culminatiepunt aan gebracht, ook in de muziek was daar overal partij i van getrokken en wel op het juiste oogenblik; krankzinnig wordons toe. Ik wachtte nu staande, altijd luisterende naar het gedruisch, dat steeds iu sterkte toenam, dan weer overging in een knorren van ongeduld, van toorn, van mystcrieuscn opstand. T.icu plotseling, beschaamd over mijn l ,fl'e angst, greep ik mijn sleutelbos, koos er den huissleutel uit e 11 stak dien in het slot. Ik liet haar twee maal omdraaien, terwijl ik met alle macht de deur open stiet, die met een ruk tegen de lainbrisecrmg aansloeg. Die slag weerklonk als de knal van ecu geweer, en van het dak tot in den kelder mijner woning, volgde na dien xuivalskroet ecu geweldig geraas. Dit was zoo plotseling, zoo vcrschnkkcl ,k, zoo oorvcnloovcnd, dat ik eei'ige schreden achteruit week en dat ik, hoewel ik steeds voelde hoc nut teloos her, was,naarden haan van mijnrevolvergrcep. Ik wachtte weder, maar uu slechts kort. J k onderscheidde ecu zeer bij/.ouder geselmifel op mijn trap- op de vloeren, de tapijten, een getrippcl, niet, van mcnscheulaarzen of schoenen, maar van krukken, van houten cu ijzeren krukken, die als cimbels trilden. En daar zag ik plotseling een leunstoel op den drempel der huisdeur verschijnen, de leunstoel uit mijn studeerkamer, die ai dansende naar buiten kwam. Hij nam den weg naar den tuin. Andere volgden, de stoelen vau mijn salon, eu het, lage kanapeetje. dat zich als een krokodil waggelend op zijn laire pootcn voortsleepte; daarop volgden al mijn stoelen met sprongen als van een geit, en devoetbaukjes kwamen als konijntjes achteraan huppelen. \\elk een emotie! Ik kroop in een boschje, waar ik inén zakte, ik beschouwde aanhoudend het defileereu mijner meubelen, want zij gingen alle, liet een na het andere langs mij heen, uu langzaam dau vlug, al naar hun vorm en gewicht. Mijn piano, miju salonvleugel streek mij vooroij iu galop, als een hollend paard, met een zacht geruisch van. imiiMiiiiiiiimMHii muziek in de snaren, de kleinste voorwerpen gleden als mieren. Miju borstels, mijn kristal, miju glazen waarin de maneschijn phosphor-vlauimeu als van lichtende vvormpjcs wierp. Da portiercs eu stollen gordijnen krompen en sloegen uiteen iu groote vlakken als de golven der zee. Ik zag mijn schrijftafel verdwijnen, een heerlijk meubel int de vorme eeuw, dat alle brieven bevatten die ik ooit ontvangen heb. de geschiedenis van mijn hart, een oude geschiedenis die mij zooveel heelt doen lijden. Daar waren ook photograiiecn iu. Plotseling voelde ik geen angst meer, ik vloog miju bureau achterna, ik wierp er mij op, ik greep liet zooals men een dief aanpakt, zooais men eeu j vrouw vastgrijpt die vlucht; helaas, hut verdween met onweerstaanbaar gewold, en mettegci.bta'inde mijn toorn kon ik zelfs die haastige vlucht niet, j temperen. .Nadat ik als eeu wanhopige die enorme klacht had weerstaan, viel ik Ier aavde en vocht er tegen. Toen wierp het mij omver, sleepte mij over het zand en reeds begonnen uo meubelen die uu volgden over mij heen te loopen, over mijn beunen heen trappelend eu die wondende; daarop t,ocn ik eindelijk moest loslaten gingen, de andere over mijn lichaam als eeu escadrou kavalene over ecu gevallen soldaat. Krankzinnig van schrik, voelde ik eindelijk de macht mij buiten de laan te sleepen en m:j op uieuw ouder de boomeu te verbergen om vau daar de nietigste, kleinste voorwerpen te zien verdwijnen, de eenvoudigste reeds vergeten dingen die mij hadden toebehoord. Daarop hoorde ik iu de verte in miju uu ledige woning eeu ontzettend gcruisch van dichtgeworpen deuren, /ij sloegen dicht van boven af beginnend naar beneden, totdat die der vestibule die ik. zclt, dwaas die ik was, voor deze uittocht geopend nad, eindelijk de laatste vau allo, van zelf toeviel. (SM volt/t.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl