De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 9 april pagina 3

9 april 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 824 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Van der Linden een effect wilde, verkreeg hjj het ook. ?Over den vorm van het werk moge het vol gende dienen: Voor de hoofdpersonen en voor den hoofdtoestand (het. beleg) zyn motieven gekozen die ten deele leitmotieven en ten deele melodische motieven zjjn. De leitmotieven acht ik het ge lukkigst (vooral dat van Van Noort.) Van Noort's motief is bovendien het meest consequent be handeld, terwijl behalve die motieven het oude Wilhelmus een gropte rol speelt (m. i. een te groote rol, want bjj meerdere soberheid in dit opzicht zou het Wilhelmus als culminatiepunt aan het slot van de Opera grooter indruk maken.) In de verwerking van die motieven ligt m. i. niet de hoofdkracht van deze muziek, want wel zjjn zij dikwijls verwerkt, zelfs nu en dan tegen elkaar, doch, naar den indruk dien ik er van ont ving, weinig ontwikkeld. De heer van der Linden heeft echter niet absoluut modern willen zijn, in veel opzichten heeft bij zich aan de oudere traditiën (wat vorm betreft) gehouden. Dit acht ik dan ook meer in overeenstemming met zijne gaven. Het Ne forfonspoint notre talent heeft hij in het oog gehouden. Zijne muziek is lang niet altijd oorspronkelijk, doch is steeds natuurlijk en vloeiend geschreven. Yerjseljjkender wjjze gesproken, stel ik de eerste acte als bewerking en als: »aus einem Guss" ge schreven het hoogst. Zoowel de groote solo van Yan Noort als de ensembles zijn zeer dramatisch. "Ook de geheele Finale is vol leven. ,De instrumentatie is hier en daar verrassend en overal in den juisten kleur en toon, boven dien is zij nergens overladen. De declamatie is met zorg behandeld, alleen bjj den naam Valdez is de componist hiermede niet consequent te werk gegaan. In de eerste acte vond ik bovendien de orkestparty het meest zelfstandig en doorwerkt. Van een paar Geuzen-liederen is een zeer geschikt gebruik gemaakt. Had hij consequent modern willen zijn, zou hij natuurlijk het aantal leitmotieven sterk heb ben uitgebreid f en zich daartoe hebben bepaald) en een geheel anderen vorm aan zijn werk hebben gegeven, doch (ik ben er van overtuigd) dan zou njj niet gegeven hebben wat by nu gaf: muziek die op het publiek, dat gewoon is den Parkschouwburg te bezoeken, een levendigen indruk heeft gemaakt en zal blijven maken. Over de waarde van het libretto zou (wat de verzen betreft) een literator mijn taak behooren over te nemen, ik moet dus volstaan met wat ik zeide over de »Bühnenfahigkeit" van dit libretto van den heer Van der Ven. Over den inhoud moet ik mij tot het volgende beperken: De liefde die het Spaansche legerhoofd Valdez voor eene Haagsche jonkvrouw koesterde, heeft den Heer Van der Ven op het denkbeeld gebracht daaruit eene liefde van Valdez voor Van der Werff's dochter Elisabeth te scheppen. Dit denkbeeld vond hij bovendien later bij een oud libretto Le siège de Leyde van Hypp. Lucas (muziek van Vogel.) De glipper Van Noort die door Valdez is omgekocht, doet al wat hij kan om Leiden ten onder te brengen, doch hij ver raadt later evengoed Valdez. Deze figuur acht ik het gelukkigst geteekend. De ruimte ontbreekt mij om te verhalen hoe Van Noort de burgers van Leiden tot overgave wil bepraten, hoe Jhr. van Bevervoorde Elisabeth bemint, hoe zij echter zijn aanzoek ontwijkt omdat zij Valdez (die zich Fernand noemt) be mint, hoe zij echter begrijpt dat zoo iets niet te pas komt en daarom besluit hem in een laatste samenkomst zijn congéte geven. Natuurlijk worden zij echter tengevolge van Van Noort's verraad juist daar betrapt door Van der AYerff, waarop Valdez wordt gevangen genomen. Hoe bg een verhoor Valdez Elisabeth ten huwe lijk vraagt, hetgeen zij weigert, zoodra zij hoort dat b\j de verdrukker Valdez is (wat zij aan het bloemzoete gelaat en de gemoedelijke stem van Valdez Van Gheluwe onmogelijk had kunnen merken) hoe bij vrijgelaten wordt, belovende het beleg op te breken; hoe hij die belofte echter schendt en de burgerij wil laten doodhongeren, tot eindelyk de wind keert en de Watergeuzen met haring en brood en de vrijheid de arme bevol king komen redden, zou te veel plaats innemen, indien ik dat alles wilde vertellen. Over de opvoering met de dames DierckxVan de Weghe (Elisabeth), Mevr. van Ophemert-Schwencke (Maryke) en de Heeren Orelio (van Noort), Pauwels (Jhr. van Bevervoorde),Enge len (van der Werff), van Ghehuwo (Valdez), Van der Hoek (van der Does) etc., benevens over koor en orkest getuig ik, dat ik nooit eene première zoo goed over het geheel heb zien slagen. Zij was zelfs veel beter dan menige première bij dit gezelschap. Mevr. Dierckx wordt meer en meer een zeer te waardeeren kracht. De heer Orelio die als acteur zeer vooruitgaat en van deze rol een sprekend type had gemaakt, wierp een sterk licht op zijn partij, en de heer Pauwels had vooral in de vierde en vijfde acte gelegenheid zyn glanzende stem en zang te doen bewonderen. Het spel van het koor was ditmaal vol leven. De regisseur de heer Van Westerhoven (zelf een uitstekend acteur) heeft daar blijkbaar veel in vloed op uitgeoefend. Vooral de vijfde acte waarin de bekende schilderij is nagevolgd : Van der Werff zichzelf als offer aanbiedende, maakte een zeer treffenden indruk. (Dat aan het slot ieder korist kalm met zijn brood en haring onder den arm bleef doorzingen is niet af te keuren, want men kan niet eten en zingen te gelijk, al leek die weinige eetlust van de uitgehongerde Leidenaars dan ook onverklaarbaar.) De heer Van der Linden werd na ieder bedrijf stormachtig toegejuichd. Reeds bij zijn optreden geschiedde dit. Hij bezit dan ook in hooge mate de sympathie van de trouwe bezoekers van deze opera en van onze collega's, zooals uit tal van kransen van publiek, directeur, orkest, dramati sche commissie enz. enz. bleek. De heer de Groot die hem zeer hartelijk dit alles overhan digde, ontving ook een krans als hulde voor zijn initiatief voor de opvoering van deze opera. De stemming was zeer warm. Ik wensch den heer Van der Linden dan ook geluk met zijn behaald succes, waarbij ik ook evenals het publiek den heer Van der Ven niet vergeet. Dat sommige fragmenten te lang bleken heeft de componist zelf reeds begrepen, want naar ik verdam, waren by de tweede voorstelling reeds bekortingen aangebracht. In een klassiek concert van het Paleis voor' Volksvlijt trad de heer Henri Tibbe als solist op. Door dit optreden leerde men eene noviteit kennen, n.l. het klavier concert van Sinding, die als componist door zijne variatiën voor twee piano's ten onzent reeds is bekend geworden. Dit concert is wat kleur betreft, zeer interessant. Ook de sprekende fantasie van den componist treft overal. Vooral het tweede deel waar hetgeen hij te zeggen heeft in klaren vorm is uitgesproken, en dat ik daarom het hoogste stel, maakt deze mu ziek zeer interessant. Het werk heeft een sterk Wagnersche kleur; de componist is een kind van zijn tijd. Aan solist en orkest heeft hij zeer zware eischen gesteld. Ik heb den heer Tibbe in dit werk en in eene Berceuse en Ballade van Ghopin zoowel om zijne enorme techniek als om zijne zeer muzikale voordracht gewaardeerd. Vroeger was het vooral zijne techniek die op den voorgrond trad, doch tegenwoordig toont hij meer en meer het muzikale als hoofdzaak te beschouwen. Ik zou zeggen, de heer Tibbe is meer in zijne techniek gegroeid, m. a. w. die neemt niet meer al zijn aandacht in beslag. Dit verhoogt den indruk van zijn spel. Het orkest sloeg zich, dank zij Hol's gerou tineerde directie, tamelijk wakker door deze ge vaarlijke partitie heen. Van de orkestrale werken noem ik als uit voering vooral de suite: Aus Uolberg's Zeit van Grieg voor strijkinstrumenten, die zeer schoon werd uitgevoerd en eene ouverture Meifeest 1874 van G. A. Heinze, een frisch, natuurlijk geschre ven werk in den stijl van dezen componist, dat met groote voorliefde werd uitgevoerd en den componist eene warme ovatie van den directeur, het orkest en het publiek verschafte. In Carmen heeft Mevr. Sigrid Arnoldson mij in menig opzicht zeer voldaan. Haar spel ge tuigde van veel opvatting en haar zang voldeed mij als geheel beter dan in Mignon. Zij werd vooral door den Heer Samaty uitstekend ter zijde gestaan, wiens spel, een vorig jaar zoo stijf en onbeholpen, nu vol hartstocht was en die ook als zanger veel schoons gaf. VAN MlLLIGEN. tiiimmumuuuimumumim De Engelsche componist Villiers Stamford heeft eene nieuwe opera gecomponeerd, op een tekst door den Engelschen gezant te Berly'n, sir Edward Malet, geleverd. Het onderwerp is de dood van Harald, uit de Engelsche geschiedenis. De opera is reeds geaccepteerd door Sir Augustus Harris en zal eerst in de provincie en dan in CoventGarden Theatre te Londen worden opgevoerd. Mevr. Cosima Wagner is verleden Zondag op een wandelrit door eene beroerte getroffen; zij is eerst 57 jaar. Haar toestand is reeds wat ver beterd en men hoopt dat haar sterk gestel den aanval ook overwinnen zal. Haar gemis zou voor de opvoeringen to Bayreuth een groot verlies zijn, daar zij de ofticieele traditie van Wagner's bedoelingen vertegenwoordigde. llimilimimUMIIIUIHimlIimilHUIHIMMmMMmilMllllllllllllllimmMIIUlll Carl Hill. Wij brengen de navolgende circulaire onder de aandacht van onze lezers : L. S. Den 13den Januari 18!)3 overleed te Schwerin Carl Hill, de zanger, dien elk vriend der toon kunst, vooral hij, die voor pi. m. '83 reeds onder de beoefenaars of belangstellenden behoorde, zich aanstonds levendig voor den geest zal stellen. Te Schwerin heeft zich onder voorzitterschap van den intendant Baron v. Ledebur, een comit gevormd, om den zoo innig vereerden meester zanger »aus der Allgemeinheit heraus ein Grabdenkmal su setzen." Scheppende kunstenaars plaatsen zich zelven alreeds een gedenkteeken in de werken, die zij nalaten; dit voor reproduceerende te doen mogen de nablijvenden als een plicht der dankbaarheid opvatten. Voor het geval dat ook gij met hen de behoefte hebt, in dankbare herinnering aan het onvergeetlijke genot, dat HILL heeft geschonken, iets voor deze zeker niet overbodige hulde af te zon deren, verzoeken ondergeteekenden U uwe gift (elke, hoe gering ook, zal met erkentelijkheid worden aanvaard) door middel van bijgevoegden postwissol te willen overmaken, Voor het geval dat de giften zoo vloeien dat aan eenige zelfxtandige hulde door vereerders in Nederland te denken valt (bijv. meer dan ?200) zal er worden beraadslaagd over een andere wijze van besteden der bijdragen dan eenvoudig over zenden aan het comitéte Schwerin. Den bijrlragenden zal kennis worden gegeven van de resul taten dezer uitnoodiging. Ant. Averkamp, Amsterdam; Mr. A. J. M. Bake, Utrecht; J. L. Beijers, Ch. Boissevain, te Amsterdam; A. M. Brandts Buijs, Zutphen; Jos. Cramer, Amsterdam; C. 11. Koster, Arnhem; Mr. L. C. Driebeek, Rotterdam ; Mevr. EngelmannBrandes, Utrecht; Mej. C. Esser, Amsterdam; Jhr. A. E. v. Boelens v. Eysinga, Leeuwarden ; Mej. A. Fles, R. Hol, te Utrecht; Ambr. Knoop, Dan. de Lange, Joh. M. Mes-chaert, S. vanMilligen, te Amsterdam; W. F. G. Nicolai, den Haag; Hugo Nolthenius, Driebergen ; Dr. E. D. Pijzel, Amsterdam ; Cath. v. Rennes, Utrecht; Dr. P. H. Ritter, J. J. Rogmans, Julius Röntgen, te Amsterdam ; Leander Schlegel, Haarlem ; \V. Stumptt'Jr., Arasterdam; Arn. Spoel, den Haag ; Mej. B. Zegers Veeckens, Utrecht; Mr. llenri Alotta, Amsterdam; Mr. J. II. A. Baron v. Zuylen v. Nyevelt, den Haag. Met de administratie heeft zich belast HUGO NoLTHK.Nirs te Driebergen. Driebergen, Felicitas, 2ij Maart '!)!>. Wie denkt niet terug aan de heerlijke genot volle avonden die Carl Hill zoovelen onzer ge schonken heeft V Een zanger die zoo dikwijls en zoo gaarne ton onzent optrad, die aan nieuwe Ned. compositiën door zijne voortreffelijke interpretatie als het ware de wijding gat' (men herinnere zich slechts zijn voordracht in lleinze's Auferstehun;/ en Nicolai's Boni/items) verdient dat zijne nage dachtenis ook door onze landgenooten geëerd wordt. Men toone dit (zoo hopen wij) op sprekende wijze door aan het comité, op initiatief van den heer Hugo Nolthenius, (den begaafden en wak keren strijder vooral w.at in het belang der muzi kale kunst is) velo bewijzen van instemming to doen toekomen. In Arti et Amicitine, is verleden Dinsdag de voorjaarstentoonstelling van teekeningen enz. door leden der Maatschappij geopend. Het nieuwe Bestuur heeft zich verdienstelijk gemaakt door de zalen zoo fraai te monteeren, dat men er van het drukkende der veelbezochte localiteit zoo min mogelijk terug vindt. Vooral een wit doek onder den kap gespannen, geeft bij het binnen komen om het rustige diffuze licht, een aangenamen indruk. Natuurlijk echter was er met allen goeden wil en toewijding aan het gehalte der tentoonstelling weinig te doen. De verzameling is niet beter, maar ook niet minder dan wij hier gewoon zijn. Heel treffends is er niets, zoodat er uit op te noemen moeielijk wordt. Men zou kunnen wijzen op Mauve's door van Soest e. a., op een mooi en Neuhuijs door Kever, op een Kever door Neuhuijs, op Rembrandts door Bauer, op een Millet-croquis door Veldheer, op een RolandHolst door Graadt van Roggen, op een Joan Berg door een redacteur van Elseviers maand schrift, op een Swan door van Essen, op een Israëls door Israëls. Inderdaad, doch mon mag zoo'n Israëls nu wel eens meer gezien hebben, het staat toch eerbiedwaardig hoog, dat wondere schemer-teekenen met huiverende teerheid, en het ligt aan u als de poëzie u niet aanspreekt van dit werk, dat ook hier in elk goval weer het beste is. Het beste met twee Bosbooms. Verder een meesterlijke aquarel kennelijk direkt naar de natuur stout aangezet door Ureitner, kreeften door Dijsselhoff, zeer knap, goede Havermans, een voorbeeldige Josselin do Jong van sterke strafheid, een wel aardige teekening van 't Hooft, een opmerkelijke ets van ter Maten, een pastel'etje van Vlaanderen, alsmede speci mens \an de Bock, Willem Maris, Rastert, AVeissenbruch, AA'ijumuller, Muller, de Mesdags en meer trouwe comparanten. Kamerlingh Onnes beging een vergissing die jammer is. Zijn aquarel van een vaas met bloemen zette hij op een karton, waar nog de titel op stond van een teekcning die er waarschijnlijk vroeger op gehecht was: Het gebed van de geloovigen voor Allah's troon.'1 Met het gevolg dat de mis leidde toeschouwer, die angstig op de teckenen der tijden let, in staat zou zijn in die bloemen nog symboliek te zoeken, die men hier tot zelfs uit een grapje van JMesquita schijnt te willen halen. De Rector van het Begijnhof zou een bewijs van uitnemend slechten smaak hebben gegeven; indien men mocht aannemen, wat verzekerd wordt, dat het wandschilderstuk, dat thans in zijn kerkje is opgehangen, in tegenstelling met het vroeger door hem geweigerde kunstwerk zijn goedkeuring wegdraagt. De man die het thans geplaatste werk heeft uitgevoerd, is uitgegaan van de compositie van het afgewezene. Hier ook figu ren, die langs den Buitenkant in de processie gaan. het wachthuisje op dezelfde plaats, al zijn er aan plakbiljetten opgekomen, de dragers onder de bal dakijn op dezelfde hoogte, alleen: waar is het paard gebleven? Maar het is alles veel duidelijker, elke figuur, elke pop hadden we bijna gezegd, tot een kerel die met een blazoen uit een dakraam steekt toe, springt naar voren, Duitschduidelijk, en het aantal van de figuren is wel met drie of vier vermenigvuldigd, zoodat de gewenschte onrust gemakkelijk verkregen is. Deze werd trouwens nog versterkt door een ongetwijfeld passend schilderijdiep, door een bontaangebracht en elegant clair-obscur, en door een meer losjesweg geordende groepeering. Over het alge meen is de oorspronkelijke compositie vertaald in. een onvervalschten llistorisclie-galerij-vanArti-stijl, en draagt de gocostumeenle processie (dit schijnt ons eon anachronisme) geheel het merk van den 1840-50-tijd. Maar het schijnt dat de portretten heusch allemaal lijken: allemaal lijken. Evenwel, men moot van zijn medemenschen het beste denken, en zoo willen wij van den geleerden en kunstlievenden Rector van het Begijn hof aannemen dat hij dit schilderij daar boven de banken bloot heeft laten aanbrengen, omdat hij niet wilde dat een kunstwerk van waarde op zoo slechte plaats te land zou komen. Alleen is hij Jan uit liefde tot de kunst toch wel in eer bied voor zijn kerk te kort geschoten. Ofschoon er goeds is in de ornamentatie der eerste aflevering van »A'an Nu en Straks," geeft het nummer in dit opzicht nog niet wat het wezen moet, en met eenige medewerking worden kan. De redacteur Ilenry van de Velde beschouwt na de moeielijkheden, die bij het saambrengen van dit eerste zich voordeden, zich als niet ver antwoordelijk voor het resultaat, en ook de heer Gust Vermeijlen is niet tevreden. Dit belooft trouwens alles goeds. En met vertrouwen wenscht men dan ook de wakkere mannen, zooals het devies van hun drukker zegt: Moed in den Druk. Toen Paladan in den Haag zou lezen, maakte Josselin de Jong in de gauwigheid naar be staande portretten voor een affiche een afbeelding van den Sar. En nu vindt men die teekening ia den geillustreerden catalogus van de Rose-f-Croixtentoonstelling als: Zileken. Etude pow Vaffuihe des Conférences du Sar en Bollande. Een vaag heid van den wakkeren Sar. Van die catalogus als geheel, mag men zeggen wat men wil, maar ik zou wenschen vol te houden dat zij veel interessanter is dan een geïllustreerde catalogus van een der gewone Salons. JAN VETH. Men weet dat prins Sciarra door de Romeinsche rechtbank tot een ontzettend hooge boete is veroordeeld, omdat hij in strijd met de wet, oude Italiaansche schilderijen aan buitenlanders heeft verkocht. Volgens den Moniteur de Rome en verschillende correspondenten van bladen, is men in Italiëvol verbazing en afkeuring over het strenge vonnis. De Italiaansche regeering brengt de oude families, arm aan geld en rijk in kunst schatten, in een zonderlinge positie. Prins Sciarra had tal van schulden te betalen ; hij bood den staat zijn schilderijen aan; de staat had geen geld genoeg om ze over te nemen, en bood hem voor de gansche galerij de belachelijke som van 750,000 lire. Nu echter prins Sciarra ze naar het buitenland verkocht heeft, eischt de staat een schadeloosstelling aan de schatkist van 1,206,000 lire. De zaak is trouwens nog niet afgeloopen. De veroordeeling volgde uit kracht van de wet Pacca, en de vraag zal opgeworpen worden, of deze wet, uit het Pauselijk Rome afkomstig, wel in den vereischten vorm is geprorogeerd. Mocht zij blijken niet geldig te zijn, dan zal er tusschen het afschaffen van deze en de afkondiging eener dergelijke nieuwe wet, zeker door Engelsche en Fransche kunstkoopers een razzia in de Itali aansche paleizen gehouden worden. De HH. Frederik Muller & Cie., zullen Woens dag 12 April in »de Brakke Grond" eene verkooping houden van de Japansche collectie van Dr. J. Titsingh te 's Ilage, voor een groot deel door een van diens voorvaderen, Isaac Titsing, die aan het hoofd van een factorij te Decima stond, bijeengebracht. Er moeten buitengewoon kostbare en merkwaardige stukken oud-Japansch bij zijn. Den dag te voren (11 April) wordt door de IIII. Frederik Muller ook in de Brakke Grond eene verzameling antieke meubelen, antiquiteiten, muziekinstrumenten, zilverwerk en bronzen ver kocht, uit verschillende nalatenschappen afkom stig, onder deze een grafmonument van Quellinus, een aantal oude schilderijen, een tapijt van Aubusson, een menigte zilveren tageregoed, een Loosdrechtsch en een Doorniksch eetservies, enz. Zaterdag 8 April 's middags ten 2 uur wordt de vijfde tentoonstelling in het tentoonstellingsge bouw in het schuttershof »de edele llandboog" te Middelburg geopend. Te Kassei is de beroemde beeldhouwer Roberf Cauer overleden. Hij was 02 jaar oud; beroemd zijn zijne groepen Hvrmann und Dorothea, Uornröschen, Undine, Hansel und Gretel, Paul wnd Virffinie, enz. Bij do firma E. J. van AVisselingh & Co., Kal verstraat, is geëxposeerd een schilderij van A. Arollon, »Huisjes." Van het Tijdschrift van het Nederlandsch ge nootschap voor Munt- en Penningkunde, onder de zinspreuk »Concordia res parvae crescunt" te Amsterdam, is de eerste aflevering bij de uit gevers G. Theod. Bom en Zoon verschenen. Zij bevat artikelen van Th. M. Roest C- "-elijn Battaerd, jhr. M. A, Snoeck, Alph. ile Witte, mej. Marie de Man, .T. A. Smits van Nieuwen kerke, mr. N. de Hoever, A. A. Looyen en Adriaan Bom. Yergelijkende litteratuur-geschiedenis eu mythologie. (Slot). Dit verhaal dat, vrij uitgebreid, een groot deel van den Manik-MajA, vormt, schijnt niets anders te zijn dan eeu zonderlinge omwerking van het in de Indische mythologie en bepaaldelijk iu de Mababhdrata voorkomend verbaal van het karncii dec Melkzee door de dewas (liclitgoden) en demonen (asuras), een mythe eveneens vastgeknoopt, aan het ontstaan der eklipsen. In die mythe vereenigen zich de gewoonlijk vijandige Dcwas en Asuras om de Melkzee te kamen en daardoor het amrita (am brosia, onsterfelijkheid) te verkrijgen. De berg Maudara, door Wislmu opgetild, dient als karnstok, de slang ViUuki, door Indra om den berg gcspauuen, als koord, waarvan het eene einde door de Goden, het andere door do Demonen wordt gegrepen. Na langen arbeid stijgen uit den Oceaan op, eerst allerlei symbolen van licht en vrucht baarheid, vervolgens het amvita, en eindelijk, als het karneii te lang duurt, het venijn, kalakuta, dat de wereld zou hebbeu vergiftigd, iudiaii Civa het niet bijtijds had ingeslikt; het vergif liet even wel zijn sporen na iu de vlekken op deii hals van den God, die sedert Vila Janttii (blauwhals) werd genoemd. De Dewas en Asuras bezaten thans het amvita. Maar uu (ik citeer liet werk van den heer Speijer) wilden de Dewas niet, dat de Asuras er van dronken, en ook de Deinonen wildeu het amvita liefst voor zich alleen hebben. De oude strijd tusscheu de twee elkander steeds vijandige maclitea herleeft, en het geluk is den Duisterlia

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl