Historisch Archief 1877-1940
No 824
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Van der Linden een effect wilde, verkreeg
hjj het ook.
?Over den vorm van het werk moge het vol
gende dienen:
Voor de hoofdpersonen en voor den
hoofdtoestand (het. beleg) zyn motieven gekozen die
ten deele leitmotieven en ten deele melodische
motieven zjjn. De leitmotieven acht ik het ge
lukkigst (vooral dat van Van Noort.) Van Noort's
motief is bovendien het meest consequent be
handeld, terwijl behalve die motieven het oude
Wilhelmus een gropte rol speelt (m. i. een te
groote rol, want bjj meerdere soberheid in dit
opzicht zou het Wilhelmus als culminatiepunt
aan het slot van de Opera grooter indruk maken.)
In de verwerking van die motieven ligt m. i.
niet de hoofdkracht van deze muziek, want wel
zjjn zij dikwijls verwerkt, zelfs nu en dan tegen
elkaar, doch, naar den indruk dien ik er van ont
ving, weinig ontwikkeld. De heer van der Linden
heeft echter niet absoluut modern willen zijn,
in veel opzichten heeft bij zich aan de oudere
traditiën (wat vorm betreft) gehouden. Dit acht
ik dan ook meer in overeenstemming met zijne
gaven. Het Ne forfonspoint notre talent heeft hij
in het oog gehouden.
Zijne muziek is lang niet altijd oorspronkelijk,
doch is steeds natuurlijk en vloeiend geschreven.
Yerjseljjkender wjjze gesproken, stel ik de eerste
acte als bewerking en als: »aus einem Guss" ge
schreven het hoogst. Zoowel de groote solo van
Yan Noort als de ensembles zijn zeer dramatisch.
"Ook de geheele Finale is vol leven.
,De instrumentatie is hier en daar verrassend
en overal in den juisten kleur en toon, boven
dien is zij nergens overladen.
De declamatie is met zorg behandeld, alleen
bjj den naam Valdez is de componist hiermede
niet consequent te werk gegaan.
In de eerste acte vond ik bovendien de
orkestparty het meest zelfstandig en doorwerkt.
Van een paar Geuzen-liederen is een zeer
geschikt gebruik gemaakt.
Had hij consequent modern willen zijn, zou
hij natuurlijk het aantal leitmotieven sterk heb
ben uitgebreid f en zich daartoe hebben bepaald)
en een geheel anderen vorm aan zijn werk hebben
gegeven, doch (ik ben er van overtuigd) dan zou
njj niet gegeven hebben wat by nu gaf: muziek
die op het publiek, dat gewoon is den
Parkschouwburg te bezoeken, een levendigen indruk
heeft gemaakt en zal blijven maken.
Over de waarde van het libretto zou (wat de
verzen betreft) een literator mijn taak behooren
over te nemen, ik moet dus volstaan met wat ik
zeide over de »Bühnenfahigkeit" van dit libretto
van den heer Van der Ven.
Over den inhoud moet ik mij tot het volgende
beperken:
De liefde die het Spaansche legerhoofd Valdez
voor eene Haagsche jonkvrouw koesterde, heeft
den Heer Van der Ven op het denkbeeld gebracht
daaruit eene liefde van Valdez voor Van der
Werff's dochter Elisabeth te scheppen.
Dit denkbeeld vond hij bovendien later bij een
oud libretto Le siège de Leyde van Hypp. Lucas
(muziek van Vogel.) De glipper Van Noort die
door Valdez is omgekocht, doet al wat hij kan
om Leiden ten onder te brengen, doch hij ver
raadt later evengoed Valdez. Deze figuur acht
ik het gelukkigst geteekend.
De ruimte ontbreekt mij om te verhalen hoe Van
Noort de burgers van Leiden tot overgave wil
bepraten, hoe Jhr. van Bevervoorde Elisabeth
bemint, hoe zij echter zijn aanzoek ontwijkt
omdat zij Valdez (die zich Fernand noemt) be
mint, hoe zij echter begrijpt dat zoo iets niet
te pas komt en daarom besluit hem in een laatste
samenkomst zijn congéte geven. Natuurlijk worden
zij echter tengevolge van Van Noort's verraad
juist daar betrapt door Van der AYerff, waarop
Valdez wordt gevangen genomen.
Hoe bg een verhoor Valdez Elisabeth ten huwe
lijk vraagt, hetgeen zij weigert, zoodra zij hoort dat
b\j de verdrukker Valdez is (wat zij aan het
bloemzoete gelaat en de gemoedelijke stem van Valdez
Van Gheluwe onmogelijk had kunnen merken)
hoe bij vrijgelaten wordt, belovende het beleg
op te breken; hoe hij die belofte echter schendt
en de burgerij wil laten doodhongeren, tot
eindelyk de wind keert en de Watergeuzen met
haring en brood en de vrijheid de arme bevol
king komen redden, zou te veel plaats innemen,
indien ik dat alles wilde vertellen.
Over de opvoering met de dames
DierckxVan de Weghe (Elisabeth), Mevr. van
Ophemert-Schwencke (Maryke) en de Heeren Orelio
(van Noort), Pauwels (Jhr. van Bevervoorde),Enge
len (van der Werff), van Ghehuwo (Valdez), Van der
Hoek (van der Does) etc., benevens over koor
en orkest getuig ik, dat ik nooit eene première
zoo goed over het geheel heb zien slagen. Zij
was zelfs veel beter dan menige première bij dit
gezelschap. Mevr. Dierckx wordt meer en meer
een zeer te waardeeren kracht. De heer Orelio
die als acteur zeer vooruitgaat en van deze rol
een sprekend type had gemaakt, wierp een sterk
licht op zijn partij, en de heer Pauwels had
vooral in de vierde en vijfde acte gelegenheid
zyn glanzende stem en zang te doen bewonderen.
Het spel van het koor was ditmaal vol leven.
De regisseur de heer Van Westerhoven (zelf een
uitstekend acteur) heeft daar blijkbaar veel in
vloed op uitgeoefend. Vooral de vijfde acte waarin
de bekende schilderij is nagevolgd : Van der Werff
zichzelf als offer aanbiedende, maakte een zeer
treffenden indruk. (Dat aan het slot ieder korist
kalm met zijn brood en haring onder den arm
bleef doorzingen is niet af te keuren, want men
kan niet eten en zingen te gelijk, al leek die
weinige eetlust van de uitgehongerde Leidenaars
dan ook onverklaarbaar.)
De heer Van der Linden werd na ieder bedrijf
stormachtig toegejuichd. Reeds bij zijn optreden
geschiedde dit. Hij bezit dan ook in hooge mate
de sympathie van de trouwe bezoekers van deze
opera en van onze collega's, zooals uit tal van
kransen van publiek, directeur, orkest, dramati
sche commissie enz. enz. bleek. De heer de
Groot die hem zeer hartelijk dit alles overhan
digde, ontving ook een krans als hulde voor zijn
initiatief voor de opvoering van deze opera.
De stemming was zeer warm. Ik wensch den
heer Van der Linden dan ook geluk met zijn
behaald succes, waarbij ik ook evenals het publiek
den heer Van der Ven niet vergeet.
Dat sommige fragmenten te lang bleken heeft
de componist zelf reeds begrepen, want naar ik
verdam, waren by de tweede voorstelling reeds
bekortingen aangebracht.
In een klassiek concert van het Paleis voor'
Volksvlijt trad de heer Henri Tibbe als solist
op. Door dit optreden leerde men eene noviteit
kennen, n.l. het klavier concert van Sinding,
die als componist door zijne variatiën voor twee
piano's ten onzent reeds is bekend geworden.
Dit concert is wat kleur betreft, zeer interessant.
Ook de sprekende fantasie van den componist treft
overal. Vooral het tweede deel waar hetgeen
hij te zeggen heeft in klaren vorm is uitgesproken,
en dat ik daarom het hoogste stel, maakt deze mu
ziek zeer interessant.
Het werk heeft een sterk Wagnersche kleur;
de componist is een kind van zijn tijd.
Aan solist en orkest heeft hij zeer zware eischen
gesteld.
Ik heb den heer Tibbe in dit werk en in eene
Berceuse en Ballade van Ghopin zoowel om zijne
enorme techniek als om zijne zeer muzikale
voordracht gewaardeerd. Vroeger was het vooral
zijne techniek die op den voorgrond trad, doch
tegenwoordig toont hij meer en meer het muzikale
als hoofdzaak te beschouwen. Ik zou zeggen, de
heer Tibbe is meer in zijne techniek gegroeid,
m. a. w. die neemt niet meer al zijn aandacht
in beslag. Dit verhoogt den indruk van zijn spel.
Het orkest sloeg zich, dank zij Hol's gerou
tineerde directie, tamelijk wakker door deze ge
vaarlijke partitie heen.
Van de orkestrale werken noem ik als uit
voering vooral de suite: Aus Uolberg's Zeit van
Grieg voor strijkinstrumenten, die zeer schoon
werd uitgevoerd en eene ouverture Meifeest 1874
van G. A. Heinze, een frisch, natuurlijk geschre
ven werk in den stijl van dezen componist, dat
met groote voorliefde werd uitgevoerd en den
componist eene warme ovatie van den directeur,
het orkest en het publiek verschafte.
In Carmen heeft Mevr. Sigrid Arnoldson mij
in menig opzicht zeer voldaan. Haar spel ge
tuigde van veel opvatting en haar zang voldeed
mij als geheel beter dan in Mignon. Zij werd
vooral door den Heer Samaty uitstekend ter zijde
gestaan, wiens spel, een vorig jaar zoo stijf en
onbeholpen, nu vol hartstocht was en die ook
als zanger veel schoons gaf.
VAN MlLLIGEN.
tiiimmumuuuimumumim
De Engelsche componist Villiers Stamford heeft
eene nieuwe opera gecomponeerd, op een tekst
door den Engelschen gezant te Berly'n, sir Edward
Malet, geleverd. Het onderwerp is de dood van
Harald, uit de Engelsche geschiedenis. De opera
is reeds geaccepteerd door Sir Augustus Harris
en zal eerst in de provincie en dan in
CoventGarden Theatre te Londen worden opgevoerd.
Mevr. Cosima Wagner is verleden Zondag op
een wandelrit door eene beroerte getroffen; zij
is eerst 57 jaar. Haar toestand is reeds wat ver
beterd en men hoopt dat haar sterk gestel den
aanval ook overwinnen zal. Haar gemis zou voor
de opvoeringen to Bayreuth een groot verlies
zijn, daar zij de ofticieele traditie van Wagner's
bedoelingen vertegenwoordigde.
llimilimimUMIIIUIHimlIimilHUIHIMMmMMmilMllllllllllllllimmMIIUlll
Carl Hill.
Wij brengen de navolgende circulaire onder
de aandacht van onze lezers :
L. S.
Den 13den Januari 18!)3 overleed te Schwerin
Carl Hill, de zanger, dien elk vriend der toon
kunst, vooral hij, die voor pi. m. '83 reeds onder
de beoefenaars of belangstellenden behoorde, zich
aanstonds levendig voor den geest zal stellen.
Te Schwerin heeft zich onder voorzitterschap
van den intendant Baron v. Ledebur, een comit
gevormd, om den zoo innig vereerden meester
zanger »aus der Allgemeinheit heraus ein
Grabdenkmal su setzen."
Scheppende kunstenaars plaatsen zich zelven
alreeds een gedenkteeken in de werken, die zij
nalaten; dit voor reproduceerende te doen mogen
de nablijvenden als een plicht der dankbaarheid
opvatten.
Voor het geval dat ook gij met hen de behoefte
hebt, in dankbare herinnering aan het
onvergeetlijke genot, dat HILL heeft geschonken, iets
voor deze zeker niet overbodige hulde af te zon
deren, verzoeken ondergeteekenden U uwe gift
(elke, hoe gering ook, zal met erkentelijkheid
worden aanvaard) door middel van bijgevoegden
postwissol te willen overmaken,
Voor het geval dat de giften zoo vloeien dat
aan eenige zelfxtandige hulde door vereerders in
Nederland te denken valt (bijv. meer dan ?200)
zal er worden beraadslaagd over een andere wijze
van besteden der bijdragen dan eenvoudig over
zenden aan het comitéte Schwerin. Den
bijrlragenden zal kennis worden gegeven van de resul
taten dezer uitnoodiging.
Ant. Averkamp, Amsterdam; Mr. A. J. M.
Bake, Utrecht; J. L. Beijers, Ch. Boissevain, te
Amsterdam; A. M. Brandts Buijs, Zutphen; Jos.
Cramer, Amsterdam; C. 11. Koster, Arnhem; Mr.
L. C. Driebeek, Rotterdam ; Mevr.
EngelmannBrandes, Utrecht; Mej. C. Esser, Amsterdam;
Jhr. A. E. v. Boelens v. Eysinga, Leeuwarden ;
Mej. A. Fles, R. Hol, te Utrecht; Ambr. Knoop,
Dan. de Lange, Joh. M. Mes-chaert, S.
vanMilligen, te Amsterdam; W. F. G. Nicolai, den
Haag; Hugo Nolthenius, Driebergen ; Dr. E. D.
Pijzel, Amsterdam ; Cath. v. Rennes, Utrecht;
Dr. P. H. Ritter, J. J. Rogmans, Julius Röntgen,
te Amsterdam ; Leander Schlegel, Haarlem ; \V.
Stumptt'Jr., Arasterdam; Arn. Spoel, den Haag ;
Mej. B. Zegers Veeckens, Utrecht; Mr. llenri
Alotta, Amsterdam; Mr. J. II. A. Baron v. Zuylen
v. Nyevelt, den Haag.
Met de administratie heeft zich belast
HUGO NoLTHK.Nirs
te Driebergen.
Driebergen, Felicitas, 2ij Maart '!)!>.
Wie denkt niet terug aan de heerlijke genot
volle avonden die Carl Hill zoovelen onzer ge
schonken heeft V
Een zanger die zoo dikwijls en zoo gaarne ton
onzent optrad, die aan nieuwe Ned. compositiën
door zijne voortreffelijke interpretatie als het
ware de wijding gat' (men herinnere zich slechts
zijn voordracht in lleinze's Auferstehun;/ en
Nicolai's Boni/items) verdient dat zijne nage
dachtenis ook door onze landgenooten geëerd
wordt.
Men toone dit (zoo hopen wij) op sprekende
wijze door aan het comité, op initiatief van den
heer Hugo Nolthenius, (den begaafden en wak
keren strijder vooral w.at in het belang der muzi
kale kunst is) velo bewijzen van instemming to
doen toekomen.
In Arti et Amicitine, is verleden Dinsdag de
voorjaarstentoonstelling van teekeningen enz. door
leden der Maatschappij geopend. Het nieuwe
Bestuur heeft zich verdienstelijk gemaakt door
de zalen zoo fraai te monteeren, dat men er van
het drukkende der veelbezochte localiteit zoo
min mogelijk terug vindt. Vooral een wit doek
onder den kap gespannen, geeft bij het binnen
komen om het rustige diffuze licht, een
aangenamen indruk.
Natuurlijk echter was er met allen goeden wil
en toewijding aan het gehalte der tentoonstelling
weinig te doen. De verzameling is niet beter,
maar ook niet minder dan wij hier gewoon zijn.
Heel treffends is er niets, zoodat er uit op te
noemen moeielijk wordt. Men zou kunnen wijzen
op Mauve's door van Soest e. a., op een mooi en
Neuhuijs door Kever, op een Kever door
Neuhuijs, op Rembrandts door Bauer, op een
Millet-croquis door Veldheer, op een
RolandHolst door Graadt van Roggen, op een Joan
Berg door een redacteur van Elseviers maand
schrift, op een Swan door van Essen, op een
Israëls door Israëls. Inderdaad, doch mon mag
zoo'n Israëls nu wel eens meer gezien hebben,
het staat toch eerbiedwaardig hoog, dat wondere
schemer-teekenen met huiverende teerheid, en
het ligt aan u als de poëzie u niet aanspreekt
van dit werk, dat ook hier in elk goval weer het
beste is. Het beste met twee Bosbooms. Verder
een meesterlijke aquarel kennelijk direkt naar de
natuur stout aangezet door Ureitner, kreeften
door Dijsselhoff, zeer knap, goede Havermans,
een voorbeeldige Josselin do Jong van sterke
strafheid, een wel aardige teekening van
't Hooft, een opmerkelijke ets van ter Maten,
een pastel'etje van Vlaanderen, alsmede speci
mens \an de Bock, Willem Maris, Rastert,
AVeissenbruch, AA'ijumuller, Muller, de Mesdags
en meer trouwe comparanten.
Kamerlingh Onnes beging een vergissing die
jammer is. Zijn aquarel van een vaas met bloemen
zette hij op een karton, waar nog de titel op stond
van een teekcning die er waarschijnlijk vroeger
op gehecht was: Het gebed van de geloovigen
voor Allah's troon.'1 Met het gevolg dat de mis
leidde toeschouwer, die angstig op de teckenen
der tijden let, in staat zou zijn in die bloemen
nog symboliek te zoeken, die men hier tot zelfs
uit een grapje van JMesquita schijnt te willen
halen.
De Rector van het Begijnhof zou een bewijs
van uitnemend slechten smaak hebben gegeven;
indien men mocht aannemen, wat verzekerd
wordt, dat het wandschilderstuk, dat thans in zijn
kerkje is opgehangen, in tegenstelling met het
vroeger door hem geweigerde kunstwerk zijn
goedkeuring wegdraagt. De man die het thans
geplaatste werk heeft uitgevoerd, is uitgegaan van
de compositie van het afgewezene. Hier ook figu
ren, die langs den Buitenkant in de processie gaan.
het wachthuisje op dezelfde plaats, al zijn er aan
plakbiljetten opgekomen, de dragers onder de bal
dakijn op dezelfde hoogte, alleen: waar is het paard
gebleven? Maar het is alles veel duidelijker, elke
figuur, elke pop hadden we bijna gezegd, tot
een kerel die met een blazoen uit een dakraam
steekt toe, springt naar voren, Duitschduidelijk,
en het aantal van de figuren is wel met drie
of vier vermenigvuldigd, zoodat de gewenschte
onrust gemakkelijk verkregen is. Deze werd
trouwens nog versterkt door een ongetwijfeld
passend schilderijdiep, door een
bontaangebracht en elegant clair-obscur, en door een meer
losjesweg geordende groepeering. Over het alge
meen is de oorspronkelijke compositie vertaald
in. een onvervalschten
llistorisclie-galerij-vanArti-stijl, en draagt de gocostumeenle processie
(dit schijnt ons eon anachronisme) geheel het
merk van den 1840-50-tijd. Maar het schijnt dat
de portretten heusch allemaal lijken: allemaal
lijken.
Evenwel, men moot van zijn medemenschen
het beste denken, en zoo willen wij van den
geleerden en kunstlievenden Rector van het Begijn
hof aannemen dat hij dit schilderij daar boven
de banken bloot heeft laten aanbrengen, omdat
hij niet wilde dat een kunstwerk van waarde op
zoo slechte plaats te land zou komen. Alleen is
hij Jan uit liefde tot de kunst toch wel in eer
bied voor zijn kerk te kort geschoten.
Ofschoon er goeds is in de ornamentatie der
eerste aflevering van »A'an Nu en Straks," geeft
het nummer in dit opzicht nog niet wat het
wezen moet, en met eenige medewerking worden
kan. De redacteur Ilenry van de Velde beschouwt
na de moeielijkheden, die bij het saambrengen
van dit eerste zich voordeden, zich als niet ver
antwoordelijk voor het resultaat, en ook de heer
Gust Vermeijlen is niet tevreden. Dit belooft
trouwens alles goeds. En met vertrouwen wenscht
men dan ook de wakkere mannen, zooals het
devies van hun drukker zegt: Moed in den Druk.
Toen Paladan in den Haag zou lezen, maakte
Josselin de Jong in de gauwigheid naar be
staande portretten voor een affiche een afbeelding
van den Sar. En nu vindt men die teekening ia
den geillustreerden catalogus van de
Rose-f-Croixtentoonstelling als: Zileken. Etude pow Vaffuihe
des Conférences du Sar en Bollande. Een vaag
heid van den wakkeren Sar.
Van die catalogus als geheel, mag men zeggen
wat men wil, maar ik zou wenschen vol te houden
dat zij veel interessanter is dan een geïllustreerde
catalogus van een der gewone Salons.
JAN VETH.
Men weet dat prins Sciarra door de Romeinsche
rechtbank tot een ontzettend hooge boete is
veroordeeld, omdat hij in strijd met de wet, oude
Italiaansche schilderijen aan buitenlanders heeft
verkocht. Volgens den Moniteur de Rome en
verschillende correspondenten van bladen, is men
in Italiëvol verbazing en afkeuring over het
strenge vonnis. De Italiaansche regeering brengt
de oude families, arm aan geld en rijk in kunst
schatten, in een zonderlinge positie. Prins Sciarra
had tal van schulden te betalen ; hij bood den
staat zijn schilderijen aan; de staat had geen
geld genoeg om ze over te nemen, en bood hem
voor de gansche galerij de belachelijke som van
750,000 lire. Nu echter prins Sciarra ze naar
het buitenland verkocht heeft, eischt de staat
een schadeloosstelling aan de schatkist van
1,206,000 lire.
De zaak is trouwens nog niet afgeloopen. De
veroordeeling volgde uit kracht van de wet Pacca,
en de vraag zal opgeworpen worden, of deze wet,
uit het Pauselijk Rome afkomstig, wel in den
vereischten vorm is geprorogeerd. Mocht zij
blijken niet geldig te zijn, dan zal er tusschen
het afschaffen van deze en de afkondiging eener
dergelijke nieuwe wet, zeker door Engelsche en
Fransche kunstkoopers een razzia in de Itali
aansche paleizen gehouden worden.
De HH. Frederik Muller & Cie., zullen Woens
dag 12 April in »de Brakke Grond" eene
verkooping houden van de Japansche collectie van
Dr. J. Titsingh te 's Ilage, voor een groot deel
door een van diens voorvaderen, Isaac Titsing,
die aan het hoofd van een factorij te Decima
stond, bijeengebracht. Er moeten buitengewoon
kostbare en merkwaardige stukken oud-Japansch
bij zijn.
Den dag te voren (11 April) wordt door de
IIII. Frederik Muller ook in de Brakke Grond
eene verzameling antieke meubelen, antiquiteiten,
muziekinstrumenten, zilverwerk en bronzen ver
kocht, uit verschillende nalatenschappen afkom
stig, onder deze een grafmonument van Quellinus,
een aantal oude schilderijen, een tapijt van
Aubusson, een menigte zilveren tageregoed, een
Loosdrechtsch en een Doorniksch eetservies, enz.
Zaterdag 8 April 's middags ten 2 uur wordt
de vijfde tentoonstelling in het tentoonstellingsge
bouw in het schuttershof »de edele llandboog"
te Middelburg geopend.
Te Kassei is de beroemde beeldhouwer Roberf
Cauer overleden. Hij was 02 jaar oud; beroemd
zijn zijne groepen Hvrmann und Dorothea,
Uornröschen, Undine, Hansel und Gretel, Paul
wnd Virffinie, enz.
Bij do firma E. J. van AVisselingh & Co., Kal
verstraat, is geëxposeerd een schilderij van A.
Arollon, »Huisjes."
Van het Tijdschrift van het Nederlandsch ge
nootschap voor Munt- en Penningkunde, onder
de zinspreuk »Concordia res parvae crescunt" te
Amsterdam, is de eerste aflevering bij de uit
gevers G. Theod. Bom en Zoon verschenen. Zij
bevat artikelen van Th. M. Roest C- "-elijn
Battaerd, jhr. M. A, Snoeck, Alph. ile Witte,
mej. Marie de Man, .T. A. Smits van Nieuwen
kerke, mr. N. de Hoever, A. A. Looyen en
Adriaan Bom.
Yergelijkende litteratuur-geschiedenis
eu mythologie.
(Slot).
Dit verhaal dat, vrij uitgebreid, een groot deel
van den Manik-MajA, vormt, schijnt niets anders
te zijn dan eeu zonderlinge omwerking van het in
de Indische mythologie en bepaaldelijk iu de
Mababhdrata voorkomend verbaal van het karncii dec
Melkzee door de dewas (liclitgoden) en demonen
(asuras), een mythe eveneens vastgeknoopt, aan
het ontstaan der eklipsen. In die mythe vereenigen
zich de gewoonlijk vijandige Dcwas en Asuras om
de Melkzee te kamen en daardoor het amrita (am
brosia, onsterfelijkheid) te verkrijgen. De berg
Maudara, door Wislmu opgetild, dient als
karnstok, de slang ViUuki, door Indra om den berg
gcspauuen, als koord, waarvan het eene einde door
de Goden, het andere door do Demonen wordt
gegrepen. Na langen arbeid stijgen uit den Oceaan
op, eerst allerlei symbolen van licht en vrucht
baarheid, vervolgens het amvita, en eindelijk, als
het karneii te lang duurt, het venijn, kalakuta,
dat de wereld zou hebbeu vergiftigd, iudiaii Civa
het niet bijtijds had ingeslikt; het vergif liet even
wel zijn sporen na iu de vlekken op deii hals van
den God, die sedert Vila Janttii (blauwhals) werd
genoemd. De Dewas en Asuras bezaten thans het
amvita. Maar uu (ik citeer liet werk van den heer
Speijer) wilden de Dewas niet, dat de Asuras er
van dronken, en ook de Deinonen wildeu het
amvita liefst voor zich alleen hebben. De oude
strijd tusscheu de twee elkander steeds vijandige
maclitea herleeft, en het geluk is den
Duisterlia