De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 9 april pagina 4

9 april 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 824 . f?;, f, gen gunstig; zij toch maken zich van den schat meester. Maar na brengt Wishnu den Dewas hulp. Bij neemt de gedaante aan van een jonge, schoone Trouw, die op net hart der Asnras zulk een indruk maakt, dat zij het amyita bij haar in bewaring '«even. Maar deze, als zij er van begeeren te drin ken, wijst hen af en laat hun vijanden, de Dewas, toe. "Woedend dat zij misleid zijn, trekken nu de Duisterlingen in gesloten gelederen tegen de Lichtgoden op. Doch dezen, sterk door de teugen van den onsterfelijkheidsdrank, sterk door de krachtdadige hulp van Wishnu, die zijne eigene gedaante weder heeft aangenomen, en zijn gewel dig wapen, den discus (tecbakm) slingert, slaan den aanval zegevierend af. De Asuras lijden de neder laag en moeten voor goed van het amvita afstand doen. Met uitzondering van n. Toen nl. Wishnu den Dewas te drinken gaf, was een der Demonen, Rahu genaamd, als Dewa vermomd in hun mid den geslopen. Ook hij kreeg een teug. Maar nauwelijks heeft hij het heerlijke vocht in den mond, of Zon en Maan herkennen hem en wijzen hem aan Wishnu aan. Gelukkig was de onsterfe lijkheidsdrank nog niet tot in den slokdarm van het monster doorgedrongen. Zoo had Wishnu nog juist den tijd om hem het hoofd af te bouwen, en te beletten dat hij geheel onsterfelijk werd. Maar dat hoofd blijft eeuwig leven en geeft van zijn macht nu en dan de blijken. Immers, uit wrok tegen Zon en Maan, die hem verklapt heb ben, vervolgt Rahu ze steeds, zoekende ze te ver slinden." Vandaar de zon- en maaneelipsen. De overeenstemming van het verhaal omtrent Rahu in de Indische mythologie met dat omtrent Kanawoe in de Javaansche, is blijkbaar; de naam Karawoe, is misschien een verbastering van Rahu ; zeker is het dat Thalakoeta afgeleid is van kalakata, naam van het vergif in het Mahabharata. Civa in het eene, Goeroe in het andere verhaal, ontvangen, na het inslikken van het vergif, den zelfden bijnaam. Doch ook wat voorafgaat in het Javaansch verhaal, is stellig aan het Indische ontleend, alleen anders gemotiveerd. Het vertillen en in beweging brengen van den berg Bjamor Dipa is een navolging van het in be weging brengen van den berg Mandara, alleen zijn verschillende gedeelten van het Indische ver haal uit hun verband gerukt, andere geheel ver dwenen. En de redenen van deze verminking zijn gemakkelijk te raden. De Javanen konden het verhaal van het kamen der Melkzee lezen in de karvi-vertaling van het Mahabharata, maar terwijl het geheel door zijnen plastischen vorm in het ge heugen bleef hangen, werden sommige bijzonder heden weldra onverstaanbaar. De strijd van goden en demonen, samenhangend met de oudste mylhoIpgische voorstellingen der Indiërs, verloor voor lieden die met die voorstellingen niet goed bekend waren, weldra alle beteekeuis, en werd vergeten. Daardoor verdween het eigenlijk verband tusschen de geschiedenis van het kamen en die van den monstcrachtigen Rahu, dien men niet meer kon doen optreden als een der teleurgestelde Demonen. Maar het karnen-zelf, moest voor Javanen, die vergeten hadden wat de vedische offerplechtigheden waren en welke rol de boter daarin speelt, lang zamerhand, naarmate de heerschappij van het Hin doeïsme afnam, onbegrijpelijk worden. Het eeuige wat men vasthield, was het in beweging brengen van den berg Mandara, dat men evenwel, wilde men het verhaal niet geheel loslaten, motiveeren moest. Men vond toen het verhaal uit van den hoogen berg die de wereld deed overhellen (waar schijnlijk werkte hierop in eene andere voorstel ling der Indische mythologie ook overgenomen door de Buddhisten, die van den Meru 2), de berg die het middelpunt der aarde is); en dit vertelsel werd vernuftig in verband gebracht met de geo grafie van Java. Hat vinden van het //water des levens" was nu niet meer het doel van den arbeid, maar een toeval; ten einde het des te beter in het licht te stellen bracht men het in verband met de episode van het door Civa ingeslikte vergif kalakuta, en verplaatste die episode, zoodat de am brosia het karakter kreeg van een tegengif. Het geschil met Ramadi, den smid der Goden, werd ingelascht om het ontstaan der vulkanen te ver klaren. Merkwaardig is, dat het volksgebruik, ge raas te maken bij gelegenheid van zons- en maansverduisteringen, opzettelijk wordt in den ManikMaja. In de Mahabharata ontbreekt de vermelding van deze gewoonte, misschien, naar de heer Speijer opmerkt, omdat het alleen een gebruik der lagere kasten was^niet erkend door de Brahmanen, die het Mahabhavata in den huidigen vorm brachten. De redacteur van den Manik-i. aja was minder orthodox. Men zal opgemerkt hebben dat Goeroe in ons verhaal dezelfde rol speelt als Civa in liet Indi sche. Dit feit is te voegen bij de vele andere die bewijzen dat Goeroe in de Javaansche mythologie oorspronkelijk Civa is, die waarschijnlijk ouder invloed van het buddhisme, zijn ouden naam, met dien van Goeroe «leermeester" verwisseld heeft, in den Munik-Maya komt, wel is waar, een afzonderlijke Sirva voor, men kan dit ver klaren door aan te nemen dat de naam Sirva in enkele geschriften en scholen der Javanen hindoeïsme beleden, niet door dien van Goeroe verdrongen was, en later uit die geschriften in den ManikMaja overging, ofschoon hij daar eigenlijk doubl emploi deed. De ineensmeltiiig vaii Bmldha en Civa, hoe vreemd op den eersten aanblik, 3) wordt aannemelijk als men bij den heer Speijer ziet hoe de Buddhisten hun //leermeester" de rol lieten spelen van de goden van het oude volksgeloof: in een pali-tekst is het Buddha die den maangod aan de macht van Rlihu ontrukt, en dus de rol overneemt van Wishnu in onze verhalen. Toen men Buddha meer eu meer mythologische helden daden deed volbrengen, kon " er gemakkelijk een eklektische richting ontstaan, die hem met n der goden der mythologie der Brahmanen (op Java Civa, identificeerde. Wij hebben in deze samensmelting van geheel ongelijksoortige voorstellingen, in deze overdraging van verhalen van den eeneu persoon op den 2) De Moru is de Mahaméroe der Javanen, ge dentificeerd met den Sméroe, welke berg gevormd is door den top van den vertilden Djamor-Dépa. 3) Reeds Crawfurd heeft aangetoond dat de Ja vaansche Goeroe een combinatie van Buddha en Civa is. anderen en hier keeren wij tot ons uitgangs punt terug een parallel van de hypothesen van Bugge. Dat een legende, bijvoorbeeld, ontleend aan de lijdensgeschiedenis van Christus, is overge dragen op Odin, schijnt vreemd, maar is op zich zich zelf niet vreemder dan de overdraging van een verhaal, zooals in den door Speijer geciteerden (pali-tekst) ontleend aan de mythe, van den strijd tusschen Goden en Asuren op den //leer meester" Buddha. De vergelijking van het Javaansch verhaal van het vinden van het water des levens" met het Indisch origineel, toont aan, hoe een ver haal verminkt kan worden, wanneer het wordt over genomen door een volk van andere beschaving; hoe zonderling de hoofdgedachte kan verdwijnen, en sommige nevenbijzonderheden getrouw be waard blijven. Het voorbeeld toont tevens hoe groot de kansen zijn dat een verhaal nog meer te lijden heeft dan het hier behandelde. De episode uit den Manik-Maya inpakt deel uit eener geheele litteratuur, en bloe door de Javanen van de Indiërs overgenomen, en is tot hen gekomen zon der tusschenpersonen. Men. kan narekenen wat van een mythe of legende wordt wanneer zij enkel mondeling wordt voortgeplant, en, zooals in Bugge's hypothese, uit de derde of vierde hand overgeno men. De resultaten van het onderzoek moeten in ieder afzonderlijk geval aan een nauwkeurige kritiek onderworpen worden. Dit is evenwel geen reden om ze a priori te verwerpen. Naast de eigenlijke vergelijkende mythologie, die de gedaante wisselingen nagaat der mythische voorstellingen bij volken die tot hetzelfde ras behooren en verwante talen spreken; naast de methode der fol/eloristen, die gelijksoortige voorstellingen bestudeeren die ontstaan bij wilde of half beschaafde volken, en de geschiedenis nagaan van primitieve sprookjes, die verschillende rassen elk voor zich op grondslag van zulke voorstellingen hebben opgebouwd of elkander medegedeeld gedurende het onmetelijk Toor-historisch verleden der mensciiheid," (A. Lang) kan een derde wijze van onderzoek zich handhaven, die, welke onderzoekt wat minder beschaafde ras sen ontleend hebben aan meer gevorderde, en oor spronkelijk verwerkt. Voor de kennis der middeleeuwsche letterkunde vooral zullen dergelijke on derzoekingen vruchtbaar zijn. De middeleeuwen hebben in vele opzichten minder geschapen dan overgenomen, verwerkt. En nog te dikwijls ziet men onderzoekers, zelfs van den eersten rang, redeneeren alsof iutellektueel verkeer eerst moge lijk en vruchtbaar was geweest sedert de kruis tochten. Wat op het verre Java kon plaats hebben, kon ook gebeuren in Euroj a; verhalen kouden reeds zeer vroeg overgenomen, verwerkt, met, voor stellingen rau geheel andere natuur verbonden worden. Deze overwegingen mogen den mediëvist verontschuldigen die zich een oogenblik op een hem vreemd gebied waagdeG. BÜSKES HUET. Do FranJcforter Zeitung heeft een lang artikel over »de waarheid omtrent Shakespeare", dat meer indruk zou maken, als men niet spoedig aan den datum van de courant, l April, dncht. Het blad brengt in herinnering, hoeveel opzien in 1888 het boek van Donnelly, The great cryp togram, maakte, waardoor 't «bewezen'' werd, dat niet Shakespeare, maar Baco van Veriilnm tlo drama's van Shakespeare had geschreven. Men lachte er om, ofschoon reeds in de vorige eeuw Walpole aan de echtheid van den naam Shakes peare had getwijfeld. In hetzelfde jaar verscheen het dikke boek van graaf Vitzthum, Shakespeare und Shakpere, zur Genesis der 8/i kespearcdramen. Daarin werd aangetoond, hoe Baco ook een roman geschreven had onder liet pseudoniem Shakespeare, »speersehudder", met toespeling op een acteur Jaques Pierre of Shakespeare, die ook wel den bijnaam Falstatf voerde, en heel dik en zwetserig was. »Allen die ook door dit boek niet overtuigd zijn", zegt het artikel. »zullen nu de wapens neerleggen. Een jonge vriend van onv blad namelijk, die op het oogenblik in opdracht van den beroemden Shakespeare-vorscher Trof. Trautmann te Bonn, zich te Oxford bevindt, om de groote vraag op te lossen of Shakespeare Fransen kende, schrijft ons dat hij tot eene ontdekking is gekomen, die voor do wetenschap van revolutionnaire beteekenis zal zijn." Met veel bijzonderheden over uitgerukte en weer ingelijmde boekbanden, chemisch geprepa reerde en afgesehuurde bladzijden, do jaloezie van een eersten bibliothecaris, komt dan de ont dekking. De bewuste bibliothecaris, de lieer :Poorjohn", heeft den sleutel tot het cijferschrift ontdekt, door Baco in den band van het boek verborgen. Voorts een brief van den Kanselier, waarin deze zelf alles haarlijn uitlegt, en nog een aantal bewijzen in den tekst zelf. Tegelijk is er een tweede «bewijs". Donnelly heeft oen nieuw boek geschreven, waarin nu uit gemaakt" wordt, dat met Baco koningin Elisabcth de ware Shakespeare was, althans wat de konings drama's betieft, die door Elisabeth als tendenzstukken bedoeld werden, en met een apotheose van haar zelve (in Henry VIII) eindigen. Een van Donnelly's bewijzen is een brief uit liet archief' van den millionair Mackay, waarschijnlijk dooi de pilgrim fathers naar Amerika moegobracht, en waarin Elizabeth op 7 Januari 15!>(> graaf Esscx voor diens gedichten dankt en zich beklaagt dat zij zelve door hare waardigheid gedwongen is, »hare eigen daden en gevoelens langs dramatischen weg te verbergen." Zoo is het duidelijk waarom Shakespeare de laatste jaren van zijn leven als ambteloos en werkeloos burger te Oxford leefde. Elisabeth was in 1703 gestorven, en Baco had het te druk met zijn streven om zich in de gunst van haren opvolger te handhaven, dan dat hij nog aan drama's kon denken. Van het Tijdschrift der Vlaamsche jongeren Van nu en straks, is de eerste aflevering ver schenen. Zij bevat bijdragen van (lust Vermeylen, Van Geluk on Heimwee: Prosper van Langendonck, Sonnet, Wrangheid enHoogmosd; Cyriel Buyssej Moeder, en Emanuel de Bom, Blonde Gedachten ; en illustratiën van Henry van de Velde, Mellery, Theo van Rijsselberghe,Willy Finch end. Lemmen. Van de uitgave was, vóór het verschijnen, nogal hoog opgegeven; vandaar misschien de indruk, dat noch tekst, noch vooral illustratiën zeer tref fend zijn. Opmerkelijk is, en in zoover treffend, de droefgeestig-zieke toon van bijna het heele nummer. Vermeijlen begint Geluk: Hooger dan schijn Van 't menschen-zijn, In grijze guurheid Droef neergebogen en Heimwee: Hij werd wakker, zijn hoofd zwaar . . . Buysse: Het oord, dood-eenzaam, is van een navrante treurigheid. Ed. de Bom: Max stond voor zijn spiegel en bezag zichzelf met een verveeld gezicht. Hem ergerde reeds lang zijn lichaam, dat niets zeggende welgedane lichaam Hiertegen steken de sonnetten van Prosper van Langendonck schitterend af; zij vormen het ware sieraad van de aflevering. Een merkwaardig boek is te Berlijn uitgekomen, G-otthe als Kabbalist in der >;Faust" Tragödie, von F. A. Louvier. De heer Louvier wijdt 176 blad zijden aan onthullingen als deze: In het tweede deel van Faust komt voor; Hier lieg, Unseliger, verführt Zu schwergelostem Liebesbande. Zulk een Liebesband nu is het Fransche woordje nous, waardoor twee of meer personen, door een onbreekbaren band tot een :>grammatisch huwelijk" verbonden zijn. »Verführt" beteekent natuurlijk niet anders dan »übersetzt", vertaald, en daar de woorden tot Faust gericht zijn, beteekent het vers dat Faust in nous vertaald wordt. Nu heeft echter het Grieksch een woord, dat ook «ows geschreven wordt, de beteekenis van «verstand"; en, zijn twee grootheden gelijk aan een derde, dan zijn zij ook onder elkander gelijk, dus Faust verstand! (ioethe hoeft het dus naar kabbalistisch-mystische methode glashelder in zijn boek »hineingeheimnisst", dat hij met zijn F'aust het verstand bedoelt. Blijkbaar als poisson d'aeril is e-en bericht in het Jiiyrlmer Tngeblatt opgenomen over een ver bazende uitvinding, waarmede te Jüterbog proe ven zouden zijn genomen, in tegenwoordigheid van Krupp en allerlei Pruisische autoriteiten. Het geldt een ontploffingsmiddel dat in plaats van het buskruit zou komen ; een soort van bruine vettige olie, van de dikte van bevroren olijfolie, en in dien toestand blijvend tot op 50 graden Celsius. De compositie kan noch door een slag, noch door een schok, noch door een vonk ont ploften, alleen door aanraking met n andere stof; /ij is dus zeer ongevaarlijk. Zij is bijna zonder rook, en bijna zonder geluid. Het merk waardigste is dat zij maar naar n richting ontploft, alleen naar de richting waarheen het schot bedoeld is; er is geen reuk, geen warm worden van het geweer bij, geen slijtage bijna; de patroon is heel klein en kan op de eenvoudigste wijze op nieuw gevuld worden. Niet allpen hebben Engelsche, Fransche. en Duitsche bladen het bericht overgenomen, maar Kouter en Dalziel zenden er lange telegram men over. Opmerkelijk is het, dat terwijl de uitvinder van het buskruit Barthold Schwartz heette, de uitvinder van dit nieuwe ontploffings middel Ene Weiss genoemd wordt! De heer Eden, wiens magazijnen in de Molstueg- alhier bekend zijn, heeft daar thans een automatischen phonograat tentoongesteld. Uiterlijk gelijkt dit instrument veel op een automatische weegmachinp, van kleine afmeting. Wanneer men in de bovenaangebrachto gleuf twee halve stuiverstukken werpt en de beide, vóór aan hot werktuig aangebrachte oorschelpen aan de ooren legt, hoort men duidelijk, binnen in het instrument, een menscholijke stem, die het Duitsche versje uit »der Struwelpeter", SuppenKaspar opzegt. Verschillende h.inlgummi platen, waarop de phonogrammcn zijn aangebracht, stellen den bezitter in staat om beurtelings den Senuahmarsch voor hoornmuziek, een trompetsolo of aardige brokstukken uit andere gedichten te doen hooren. Wanneer de uitvinder er in slaagt om het godruisch van 't uurwerk, dat de phonograaf in beweging brengt, onhoorbaar te maken, zal men veel duidelijker de stemmen, zoowel als de muziek kunnen verstaan, on zouden deze automatische phonografen ongetwijfeld in caf'é's of plaatsen van publieke vermakelijkheid goede recetten kunnen maken. Uit Karlsrulie wordt het overlijden bericht van den bekenden kunsthistoricus Prof. Wilhelm Liïbke, (17 jaar oud. Zijn voornaamste werken: ?(irumlriss der Kunstgeschichtc", 'Geschichte der Architektur", «Geschichte der Plastik", »Abriss der Hi'schichte der Baustile", .,(ieschichte der Renaissance in Frankreich", Geschichte der Re naissance in Dcutschland" en de met Lützow uitgegeven Platen-Atlas «Denkmaler dor Kunst", zijn ook in Nederland zeer gewaardeerd on zeer verspreid geworden. Eificn Haard voor Maart bevatte: Een strijd, door Tyra ; J>e Schreierstortn te Amsterdam (metillustratië); l>e spoorweg van Deliiyoabam naar de Zuid AftilManscke Pu-pubhtk (met illustratiën); l)e Jlüiidsbossclte zeewering (met illustratiën); Een Jitpausclie brand door Batavus; Trommehpraak; Duird of Engel, (Multiituli) door K. A. van San click; Jlnarh'.nt's Ityncinthentelden (met illustra tiën) door Hugo de Vries; Oiif/enoode en omvelkome flitsten (meikevers, niet illustratiën) door ,). E, Itombouts; J'-'i'it duf/ i'uu mist, door Oornélie lluygens; ,?. W. Hrowicers (met portret) door Melati \an Java; L>e Madurecs en liet stierenrennen, door P. 11. van der Kemp; enz. Aan platen: Onder schot, naar Albert von liothschild; In liet OnderwaterKhofje Ie Rijswijk, naar A. Calissendorft'; Een beeld uit het schrikbeivind, naar Paul Svedomsky, enz. Van Taal en letteren, het tijdschrift onder redactie van Dr. Buitenrust IFcttema, hij H. D. Tjeenk Willink te Haarlem uitgegeven, is arl. II van den oden jaargang verschenen; voor het grootste gedeelte is deze gevuld met artikelen van Dr. R. A. Kollewyn, Joh. A. Leopold en T. Terwey. tHIIIIHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII vo AME S . Mode. De placière Corsetten. Jane Huding. De keuken. Een geestige verslaggeefster noemt de omkee ring der mode in dit voorjaar een »oorlog tegen de kameniers." De groote Parijsche couturiers toch hebben sedert jaren geduchte concurrenten in de handige en smaakvolle femmes de chambre, die, aan den dienst van hare mevrouw sedert jaren verbonden, in het bezit van het best pas sende »maatlijf", haar den eenen japon na den anderen vervaardigden, alleen de decoratie varieerend, en voor deze vaardigheid ook evenredig beloond werden. Men kan gemakkelijk een kamermeisje 150 frs. 's maands geven, als zij voor 6000 frs. 'sjaars naaisterskosten uithaalt. Tegen deze bevoorrech ten nu is de nieuwe mode gericht, die alles verandert, geen naad op zijn plaats laat, alle oude »maatlijven" nutteloos rnaakt, en naar het schijnt, door eene dilettante niet te imiteeren is. Nu het wachtwoord »1830" is, trekken de zalen in het Louvre, waar de schilderijen, vooral de portretten, uit dien tijd tentoongesteld zijn, veel bezoek; men ziet er dames en naaisters, om zich in den stijl intedenken. Voor den zomer wor den, behalve al hetgeen wij de vorige week ver meldden, ook gebloemde batiststoffen aangekon digd, met witte chemisettes en witte ondermouwen, zooals in 1830 gedragen werd. Wat de grand prtx brengen zal, heet nog ge heim, maar wordt reeds verklapt. Het grandprix-toilet schijnt te zullen bestaan uit zwart grenadine, of tulle grec, vorm 1830, met kleurige incrustatiöii, breeden rand van botergele kant en een changeant transparant. Corsage met breede ceintuur in changeant iluweel, fichu Marie-Antoinette, breed uitstaande en de mouwen neer drukkend. Zal de japon van ^5 meter stof in den eersten tijd duur zijn, men zal daarentegen geen kost baren zomermantel rioodig hebben. Een iichu van de stof van de japon, met nieuwe of oude kanten, is voldoende; bij eenvoudiger japonnen kan een korte pélerine volstaan; kostbaarheid is daar geen vereischte. Alleen : in den japon zal men niet kunnen loopen, tenzij deze zelf een kleine pélerine als kraag heeft. Van deze p lerines maakt men den halskraag vaak zoo hoog en dichtgeplooid, van satijn of kant of tulle, dat hij op een frame uit de vijftiende eeuw gelijkt. Deze komen trouwens ook op de platen van 1830 voor. Het eenige wat nog aan den stijl ontbreekt, en dit is wel verwonderlijk, zijn de hoeden; de reusachtige eapotes van Italiaansch stroo of imi tatie (in dien tijd imiteerde men ze zelfs van papier) worden nog niet genomen, veeleer de tricorne Louis XV, van changeant fluweel of donker stroo. Deze worden tegen den zomer veel voorspeld. * * * Een type onder de Parijsche verkoopsters is de «placière '. Het is een variatie van de «mancliaude a la toilette" in de oude comedies, oen modiste zonder winkel. Zij heeft het op de aanzienlijke vreemde dames voorzien, wie zij hoeden, japonnen, corsetten, tij n linnen aanbiedt, alles heel duur en heel elegant. Vroeger kwam zij eenvoudig de hotels in, klopte 's morgens aan de kamerdeuren en verkocht zoo haar waren, de vreemde dames uitplunderend, vóórdat deze naar de winkels kon den gaan. Tegenwoordig laat men ze daar niet meer binnenkomen ; de vreemdelingen beklaagden zich over den last, dien men hun aandeed. De portier Jaat nu alleen binnen wie naar een be paalden naam vraagt, en daar de Parijsche bladen niet, zooals die in kleinere plaatsen, de namen der aangekomen vreemdelingen geven, kan de placière geen adres opnoemen. Toch komt ze er binnen. Vooreerst hebben de placières haar vaste klanten, en de hoedenmaakster introduceert bij dezo den eersten dag de naaster, den volgenden dag de corsetière, de lingöre, de handelaarster in schoenen, in juweelen, in handschoenen, allen vriendinnen, allen niet Parijsche welsprekendheid en elegante vriendelijkheid gewapend, die haar op haar beurt denzelfden dienst bewijzen. En kent m on niemand'! Dan gaan de dames met haar beiden het hotel binnen, noemen een naam, en terwijl de portier zoekt, zijn zij reeds naar boven; terwijl de een daar met den garcon die de gang bewaakt, parlementcert, heeft de ander op het tableau reeds eenige namen afgelezen en aldus hare introductie voor dien dag of een vol genden bereikt. Dat een placière op een morgen voor een paar duizend francs weet te >.plaatsen", als zij eenmaal binnen de vesting kan komen, is geen zeldzaamheid. Zij heeft er de klant geheel tot haar beschikking en vertrekt niet zonder het uiterste beproefd te hebben wat vrien delijke onbeschaamdheid en verkooptalent ver mogen. * . * . * De firma Ed. Weill, 16!) Kieuwendijk, Amster dam, verzendt den catalogus van haar uitgebreide verzameling Fransche corsetten (ook orthopaedische en gezondheids-corsetten), lingeries, bonnelerie, tafel- en bedJimien, en kunstnaaldwerk. Aan de zaak is een speciaal atelier verbonden voor het borduren van letters, monogrammen en wapens. Op verlangen kunnen dames buiten Amsterdam allerlei artikelen op zicht bekomen, zij ontvangen ook een spocialen catalogus, met opgave van de samenstelling der verschillende cornpleete uitzetten van af 375 gulden. De actrice Jane Ilading, die 500 maal achtereen de Claire in Le Maitre de forges heeft gespeeld, is de vorige week tot de Comédie Frani;aise over

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl