Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 824
.
f?;,
f, gen gunstig; zij toch maken zich van den schat
meester. Maar na brengt Wishnu den Dewas hulp.
Bij neemt de gedaante aan van een jonge, schoone
Trouw, die op net hart der Asnras zulk een indruk
maakt, dat zij het amyita bij haar in bewaring
'«even. Maar deze, als zij er van begeeren te drin
ken, wijst hen af en laat hun vijanden, de Dewas,
toe. "Woedend dat zij misleid zijn, trekken nu de
Duisterlingen in gesloten gelederen tegen de
Lichtgoden op. Doch dezen, sterk door de teugen
van den onsterfelijkheidsdrank, sterk door de
krachtdadige hulp van Wishnu, die zijne eigene
gedaante weder heeft aangenomen, en zijn gewel
dig wapen, den discus (tecbakm) slingert, slaan den
aanval zegevierend af. De Asuras lijden de neder
laag en moeten voor goed van het amvita afstand
doen. Met uitzondering van n. Toen nl. Wishnu
den Dewas te drinken gaf, was een der Demonen,
Rahu genaamd, als Dewa vermomd in hun mid
den geslopen. Ook hij kreeg een teug. Maar
nauwelijks heeft hij het heerlijke vocht in den
mond, of Zon en Maan herkennen hem en wijzen
hem aan Wishnu aan. Gelukkig was de onsterfe
lijkheidsdrank nog niet tot in den slokdarm van
het monster doorgedrongen. Zoo had Wishnu
nog juist den tijd om hem het hoofd af te bouwen,
en te beletten dat hij geheel onsterfelijk werd.
Maar dat hoofd blijft eeuwig leven en geeft van
zijn macht nu en dan de blijken. Immers, uit
wrok tegen Zon en Maan, die hem verklapt heb
ben, vervolgt Rahu ze steeds, zoekende ze te ver
slinden." Vandaar de zon- en maaneelipsen.
De overeenstemming van het verhaal omtrent
Rahu in de Indische mythologie met dat omtrent
Kanawoe in de Javaansche, is blijkbaar; de naam
Karawoe, is misschien een verbastering van Rahu ;
zeker is het dat Thalakoeta afgeleid is van
kalakata, naam van het vergif in het Mahabharata.
Civa in het eene, Goeroe in het andere verhaal,
ontvangen, na het inslikken van het vergif, den
zelfden bijnaam. Doch ook wat voorafgaat in
het Javaansch verhaal, is stellig aan het Indische
ontleend, alleen anders gemotiveerd. Het
vertillen en in beweging brengen van den berg
Bjamor Dipa is een navolging van het in be
weging brengen van den berg Mandara, alleen
zijn verschillende gedeelten van het Indische ver
haal uit hun verband gerukt, andere geheel ver
dwenen. En de redenen van deze verminking zijn
gemakkelijk te raden. De Javanen konden het
verhaal van het kamen der Melkzee lezen in de
karvi-vertaling van het Mahabharata, maar terwijl
het geheel door zijnen plastischen vorm in het ge
heugen bleef hangen, werden sommige bijzonder
heden weldra onverstaanbaar. De strijd van goden
en demonen, samenhangend met de oudste
mylhoIpgische voorstellingen der Indiërs, verloor voor
lieden die met die voorstellingen niet goed bekend
waren, weldra alle beteekeuis, en werd vergeten.
Daardoor verdween het eigenlijk verband tusschen de
geschiedenis van het kamen en die van den
monstcrachtigen Rahu, dien men niet meer kon doen
optreden als een der teleurgestelde Demonen.
Maar het karnen-zelf, moest voor Javanen, die
vergeten hadden wat de vedische offerplechtigheden
waren en welke rol de boter daarin speelt, lang
zamerhand, naarmate de heerschappij van het Hin
doeïsme afnam, onbegrijpelijk worden. Het eeuige
wat men vasthield, was het in beweging brengen
van den berg Mandara, dat men evenwel, wilde
men het verhaal niet geheel loslaten, motiveeren
moest. Men vond toen het verhaal uit van den
hoogen berg die de wereld deed overhellen (waar
schijnlijk werkte hierop in eene andere voorstel
ling der Indische mythologie ook overgenomen
door de Buddhisten, die van den Meru 2), de berg
die het middelpunt der aarde is); en dit vertelsel
werd vernuftig in verband gebracht met de geo
grafie van Java. Hat vinden van het //water des
levens" was nu niet meer het doel van den arbeid,
maar een toeval; ten einde het des te beter in het
licht te stellen bracht men het in verband met de
episode van het door Civa ingeslikte vergif
kalakuta, en verplaatste die episode, zoodat de am
brosia het karakter kreeg van een tegengif. Het
geschil met Ramadi, den smid der Goden, werd
ingelascht om het ontstaan der vulkanen te ver
klaren. Merkwaardig is, dat het volksgebruik, ge
raas te maken bij gelegenheid van zons- en
maansverduisteringen, opzettelijk wordt in den
ManikMaja. In de Mahabharata ontbreekt de vermelding
van deze gewoonte, misschien, naar de heer Speijer
opmerkt, omdat het alleen een gebruik der lagere
kasten was^niet erkend door de Brahmanen, die
het Mahabhavata in den huidigen vorm brachten.
De redacteur van den Manik-i. aja was minder
orthodox.
Men zal opgemerkt hebben dat Goeroe in ons
verhaal dezelfde rol speelt als Civa in liet Indi
sche. Dit feit is te voegen bij de vele andere die
bewijzen dat Goeroe in de Javaansche mythologie
oorspronkelijk Civa is, die waarschijnlijk ouder
invloed van het buddhisme, zijn ouden naam, met
dien van Goeroe «leermeester" verwisseld heeft,
in den Munik-Maya komt, wel is waar, een
afzonderlijke Sirva voor, men kan dit ver
klaren door aan te nemen dat de naam Sirva in
enkele geschriften en scholen der Javanen hindoeïsme
beleden, niet door dien van Goeroe verdrongen
was, en later uit die geschriften in den
ManikMaja overging, ofschoon hij daar eigenlijk doubl
emploi deed. De ineensmeltiiig vaii Bmldha en
Civa, hoe vreemd op den eersten aanblik, 3) wordt
aannemelijk als men bij den heer Speijer ziet hoe
de Buddhisten hun //leermeester" de rol lieten
spelen van de goden van het oude volksgeloof:
in een pali-tekst is het Buddha die den maangod
aan de macht van Rlihu ontrukt, en dus de rol
overneemt van Wishnu in onze verhalen. Toen
men Buddha meer eu meer mythologische helden
daden deed volbrengen, kon " er gemakkelijk een
eklektische richting ontstaan, die hem met n
der goden der mythologie der Brahmanen (op
Java Civa, identificeerde.
Wij hebben in deze samensmelting van geheel
ongelijksoortige voorstellingen, in deze overdraging
van verhalen van den eeneu persoon op den
2) De Moru is de Mahaméroe der Javanen, ge
dentificeerd met den Sméroe, welke berg gevormd
is door den top van den vertilden Djamor-Dépa.
3) Reeds Crawfurd heeft aangetoond dat de Ja
vaansche Goeroe een combinatie van Buddha en
Civa is.
anderen en hier keeren wij tot ons uitgangs
punt terug een parallel van de hypothesen van
Bugge. Dat een legende, bijvoorbeeld, ontleend
aan de lijdensgeschiedenis van Christus, is overge
dragen op Odin, schijnt vreemd, maar is op zich
zich zelf niet vreemder dan de overdraging van
een verhaal, zooals in den door Speijer geciteerden
(pali-tekst) ontleend aan de mythe, van den
strijd tusschen Goden en Asuren op den //leer
meester" Buddha. De vergelijking van het Javaansch
verhaal van het vinden van het water des levens"
met het Indisch origineel, toont aan, hoe een ver
haal verminkt kan worden, wanneer het wordt over
genomen door een volk van andere beschaving;
hoe zonderling de hoofdgedachte kan verdwijnen,
en sommige nevenbijzonderheden getrouw be
waard blijven. Het voorbeeld toont tevens hoe
groot de kansen zijn dat een verhaal nog meer te
lijden heeft dan het hier behandelde. De episode
uit den Manik-Maya inpakt deel uit eener
geheele litteratuur, en bloe door de Javanen van de
Indiërs overgenomen, en is tot hen gekomen zon
der tusschenpersonen. Men. kan narekenen wat
van een mythe of legende wordt wanneer zij enkel
mondeling wordt voortgeplant, en, zooals in Bugge's
hypothese, uit de derde of vierde hand overgeno
men. De resultaten van het onderzoek moeten
in ieder afzonderlijk geval aan een nauwkeurige
kritiek onderworpen worden. Dit is evenwel geen
reden om ze a priori te verwerpen. Naast de
eigenlijke vergelijkende mythologie, die de gedaante
wisselingen nagaat der mythische voorstellingen bij
volken die tot hetzelfde ras behooren en verwante
talen spreken; naast de methode der fol/eloristen,
die gelijksoortige voorstellingen bestudeeren die
ontstaan bij wilde of half beschaafde volken, en de
geschiedenis nagaan van primitieve sprookjes, die
verschillende rassen elk voor zich op grondslag
van zulke voorstellingen hebben opgebouwd of
elkander medegedeeld gedurende het onmetelijk
Toor-historisch verleden der mensciiheid," (A. Lang)
kan een derde wijze van onderzoek zich handhaven,
die, welke onderzoekt wat minder beschaafde ras
sen ontleend hebben aan meer gevorderde, en oor
spronkelijk verwerkt. Voor de kennis der
middeleeuwsche letterkunde vooral zullen dergelijke on
derzoekingen vruchtbaar zijn. De middeleeuwen
hebben in vele opzichten minder geschapen dan
overgenomen, verwerkt. En nog te dikwijls ziet
men onderzoekers, zelfs van den eersten rang,
redeneeren alsof iutellektueel verkeer eerst moge
lijk en vruchtbaar was geweest sedert de kruis
tochten. Wat op het verre Java kon plaats hebben,
kon ook gebeuren in Euroj a; verhalen kouden
reeds zeer vroeg overgenomen, verwerkt, met, voor
stellingen rau geheel andere natuur verbonden
worden. Deze overwegingen mogen den mediëvist
verontschuldigen die zich een oogenblik op een
hem vreemd gebied
waagdeG. BÜSKES HUET.
Do FranJcforter Zeitung heeft een lang artikel
over »de waarheid omtrent Shakespeare", dat
meer indruk zou maken, als men niet spoedig
aan den datum van de courant, l April, dncht.
Het blad brengt in herinnering, hoeveel opzien
in 1888 het boek van Donnelly, The great cryp
togram, maakte, waardoor 't «bewezen'' werd, dat
niet Shakespeare, maar Baco van Veriilnm tlo
drama's van Shakespeare had geschreven. Men
lachte er om, ofschoon reeds in de vorige eeuw
Walpole aan de echtheid van den naam Shakes
peare had getwijfeld. In hetzelfde jaar verscheen
het dikke boek van graaf Vitzthum, Shakespeare
und Shakpere, zur Genesis der 8/i
kespearcdramen. Daarin werd aangetoond, hoe Baco ook
een roman geschreven had onder liet pseudoniem
Shakespeare, »speersehudder", met toespeling
op een acteur Jaques Pierre of Shakespeare, die
ook wel den bijnaam Falstatf voerde, en heel
dik en zwetserig was.
»Allen die ook door dit boek niet overtuigd
zijn", zegt het artikel. »zullen nu de wapens
neerleggen. Een jonge vriend van onv blad
namelijk, die op het oogenblik in opdracht van
den beroemden Shakespeare-vorscher Trof.
Trautmann te Bonn, zich te Oxford bevindt, om de
groote vraag op te lossen of Shakespeare Fransen
kende, schrijft ons dat hij tot eene ontdekking
is gekomen, die voor do wetenschap van
revolutionnaire beteekenis zal zijn."
Met veel bijzonderheden over uitgerukte en
weer ingelijmde boekbanden, chemisch geprepa
reerde en afgesehuurde bladzijden, do jaloezie
van een eersten bibliothecaris, komt dan de ont
dekking. De bewuste bibliothecaris, de lieer
:Poorjohn", heeft den sleutel tot het cijferschrift
ontdekt, door Baco in den band van het boek
verborgen. Voorts een brief van den Kanselier,
waarin deze zelf alles haarlijn uitlegt, en nog
een aantal bewijzen in den tekst zelf.
Tegelijk is er een tweede «bewijs". Donnelly
heeft oen nieuw boek geschreven, waarin nu uit
gemaakt" wordt, dat met Baco koningin Elisabcth
de ware Shakespeare was, althans wat de konings
drama's betieft, die door Elisabeth als
tendenzstukken bedoeld werden, en met een apotheose van
haar zelve (in Henry VIII) eindigen. Een van
Donnelly's bewijzen is een brief uit liet archief'
van den millionair Mackay, waarschijnlijk dooi
de pilgrim fathers naar Amerika moegobracht, en
waarin Elizabeth op 7 Januari 15!>(> graaf Esscx
voor diens gedichten dankt en zich beklaagt dat
zij zelve door hare waardigheid gedwongen is,
»hare eigen daden en gevoelens langs
dramatischen weg te verbergen." Zoo is het duidelijk
waarom Shakespeare de laatste jaren van zijn leven
als ambteloos en werkeloos burger te Oxford
leefde. Elisabeth was in 1703 gestorven, en Baco
had het te druk met zijn streven om zich in de
gunst van haren opvolger te handhaven, dan dat
hij nog aan drama's kon denken.
Van het Tijdschrift der Vlaamsche jongeren
Van nu en straks, is de eerste aflevering ver
schenen. Zij bevat bijdragen van (lust Vermeylen,
Van Geluk on Heimwee: Prosper van Langendonck,
Sonnet, Wrangheid enHoogmosd; Cyriel Buyssej
Moeder, en Emanuel de Bom, Blonde Gedachten ;
en illustratiën van Henry van de Velde, Mellery,
Theo van Rijsselberghe,Willy Finch end. Lemmen.
Van de uitgave was, vóór het verschijnen, nogal
hoog opgegeven; vandaar misschien de indruk,
dat noch tekst, noch vooral illustratiën zeer tref
fend zijn. Opmerkelijk is, en in zoover
treffend, de droefgeestig-zieke toon van bijna
het heele nummer. Vermeijlen begint Geluk:
Hooger dan schijn
Van 't menschen-zijn,
In grijze guurheid
Droef neergebogen
en Heimwee:
Hij werd wakker, zijn hoofd zwaar . . .
Buysse:
Het oord, dood-eenzaam, is van een
navrante treurigheid.
Ed. de Bom:
Max stond voor zijn spiegel en bezag zichzelf
met een verveeld gezicht. Hem ergerde reeds
lang zijn lichaam, dat niets zeggende welgedane
lichaam
Hiertegen steken de sonnetten van Prosper van
Langendonck schitterend af; zij vormen het ware
sieraad van de aflevering.
Een merkwaardig boek is te Berlijn uitgekomen,
G-otthe als Kabbalist in der >;Faust" Tragödie, von
F. A. Louvier. De heer Louvier wijdt 176 blad
zijden aan onthullingen als deze:
In het tweede deel van Faust komt voor;
Hier lieg, Unseliger, verführt
Zu schwergelostem Liebesbande.
Zulk een Liebesband nu is het Fransche woordje
nous, waardoor twee of meer personen, door een
onbreekbaren band tot een :>grammatisch huwelijk"
verbonden zijn. »Verführt" beteekent natuurlijk
niet anders dan ȟbersetzt", vertaald, en daar de
woorden tot Faust gericht zijn, beteekent het
vers dat Faust in nous vertaald wordt. Nu heeft
echter het Grieksch een woord, dat ook «ows
geschreven wordt, de beteekenis van «verstand";
en, zijn twee grootheden gelijk aan een derde,
dan zijn zij ook onder elkander gelijk, dus Faust
verstand! (ioethe hoeft het dus naar
kabbalistisch-mystische methode glashelder in zijn boek
»hineingeheimnisst", dat hij met zijn F'aust het
verstand bedoelt.
Blijkbaar als poisson d'aeril is e-en bericht in
het Jiiyrlmer Tngeblatt opgenomen over een ver
bazende uitvinding, waarmede te Jüterbog proe
ven zouden zijn genomen, in tegenwoordigheid
van Krupp en allerlei Pruisische autoriteiten.
Het geldt een ontploffingsmiddel dat in plaats
van het buskruit zou komen ; een soort van bruine
vettige olie, van de dikte van bevroren olijfolie,
en in dien toestand blijvend tot op 50 graden
Celsius. De compositie kan noch door een slag,
noch door een schok, noch door een vonk ont
ploften, alleen door aanraking met n andere
stof; /ij is dus zeer ongevaarlijk. Zij is bijna
zonder rook, en bijna zonder geluid. Het merk
waardigste is dat zij maar naar n richting
ontploft, alleen naar de richting waarheen het
schot bedoeld is; er is geen reuk, geen warm
worden van het geweer bij, geen slijtage bijna; de
patroon is heel klein en kan op de eenvoudigste
wijze op nieuw gevuld worden.
Niet allpen hebben Engelsche, Fransche. en
Duitsche bladen het bericht overgenomen, maar
Kouter en Dalziel zenden er lange telegram
men over. Opmerkelijk is het, dat terwijl de
uitvinder van het buskruit Barthold Schwartz
heette, de uitvinder van dit nieuwe ontploffings
middel Ene Weiss genoemd wordt!
De heer Eden, wiens magazijnen in de
Molstueg- alhier bekend zijn, heeft daar thans een
automatischen phonograat tentoongesteld.
Uiterlijk gelijkt dit instrument veel op een
automatische weegmachinp, van kleine afmeting.
Wanneer men in de bovenaangebrachto gleuf
twee halve stuiverstukken werpt en de beide,
vóór aan hot werktuig aangebrachte oorschelpen
aan de ooren legt, hoort men duidelijk, binnen
in het instrument, een menscholijke stem, die
het Duitsche versje uit »der Struwelpeter",
SuppenKaspar opzegt. Verschillende h.inlgummi platen,
waarop de phonogrammcn zijn aangebracht, stellen
den bezitter in staat om beurtelings den
Senuahmarsch voor hoornmuziek, een trompetsolo of
aardige brokstukken uit andere gedichten te
doen hooren. Wanneer de uitvinder er in slaagt
om het godruisch van 't uurwerk, dat de
phonograaf in beweging brengt, onhoorbaar te maken,
zal men veel duidelijker de stemmen, zoowel als
de muziek kunnen verstaan, on zouden deze
automatische phonografen ongetwijfeld in caf'é's
of plaatsen van publieke vermakelijkheid goede
recetten kunnen maken.
Uit Karlsrulie wordt het overlijden bericht van
den bekenden kunsthistoricus Prof. Wilhelm
Liïbke, (17 jaar oud. Zijn voornaamste werken:
?(irumlriss der Kunstgeschichtc", 'Geschichte
der Architektur", «Geschichte der Plastik", »Abriss
der Hi'schichte der Baustile", .,(ieschichte der
Renaissance in Frankreich", Geschichte der Re
naissance in Dcutschland" en de met Lützow
uitgegeven Platen-Atlas «Denkmaler dor Kunst",
zijn ook in Nederland zeer gewaardeerd on zeer
verspreid geworden.
Eificn Haard voor Maart bevatte: Een strijd,
door Tyra ; J>e Schreierstortn te Amsterdam
(metillustratië); l>e spoorweg van Deliiyoabam naar de
Zuid AftilManscke Pu-pubhtk (met illustratiën);
l)e Jlüiidsbossclte zeewering (met illustratiën); Een
Jitpausclie brand door Batavus; Trommehpraak;
Duird of Engel, (Multiituli) door K. A. van San
click; Jlnarh'.nt's Ityncinthentelden (met illustra
tiën) door Hugo de Vries; Oiif/enoode en
omvelkome flitsten (meikevers, niet illustratiën) door
,). E, Itombouts; J'-'i'it duf/ i'uu mist, door Oornélie
lluygens; ,?. W. Hrowicers (met portret) door
Melati \an Java; L>e Madurecs en liet
stierenrennen, door P. 11. van der Kemp; enz. Aan
platen: Onder schot, naar Albert von liothschild;
In liet OnderwaterKhofje Ie Rijswijk, naar A.
Calissendorft'; Een beeld uit het schrikbeivind, naar
Paul Svedomsky, enz.
Van Taal en letteren, het tijdschrift onder
redactie van Dr. Buitenrust IFcttema, hij H. D.
Tjeenk Willink te Haarlem uitgegeven, is arl. II
van den oden jaargang verschenen; voor het
grootste gedeelte is deze gevuld met artikelen
van Dr. R. A. Kollewyn, Joh. A. Leopold en
T. Terwey.
tHIIIIHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
vo
AME S .
Mode. De placière Corsetten.
Jane Huding. De keuken.
Een geestige verslaggeefster noemt de omkee
ring der mode in dit voorjaar een »oorlog tegen
de kameniers." De groote Parijsche couturiers
toch hebben sedert jaren geduchte concurrenten
in de handige en smaakvolle femmes de chambre,
die, aan den dienst van hare mevrouw sedert
jaren verbonden, in het bezit van het best pas
sende »maatlijf", haar den eenen japon na den
anderen vervaardigden, alleen de decoratie
varieerend, en voor deze vaardigheid ook evenredig
beloond werden.
Men kan gemakkelijk een kamermeisje 150 frs.
's maands geven, als zij voor 6000 frs. 'sjaars
naaisterskosten uithaalt. Tegen deze bevoorrech
ten nu is de nieuwe mode gericht, die alles
verandert, geen naad op zijn plaats laat, alle oude
»maatlijven" nutteloos rnaakt, en naar het schijnt,
door eene dilettante niet te imiteeren is.
Nu het wachtwoord »1830" is, trekken de zalen
in het Louvre, waar de schilderijen, vooral de
portretten, uit dien tijd tentoongesteld zijn, veel
bezoek; men ziet er dames en naaisters, om zich
in den stijl intedenken. Voor den zomer wor
den, behalve al hetgeen wij de vorige week ver
meldden, ook gebloemde batiststoffen aangekon
digd, met witte chemisettes en witte ondermouwen,
zooals in 1830 gedragen werd.
Wat de grand prtx brengen zal, heet nog ge
heim, maar wordt reeds verklapt. Het
grandprix-toilet schijnt te zullen bestaan uit zwart
grenadine, of tulle grec, vorm 1830, met kleurige
incrustatiöii, breeden rand van botergele kant en
een changeant transparant. Corsage met breede
ceintuur in changeant iluweel, fichu
Marie-Antoinette, breed uitstaande en de mouwen neer
drukkend.
Zal de japon van ^5 meter stof in den eersten
tijd duur zijn, men zal daarentegen geen kost
baren zomermantel rioodig hebben. Een iichu
van de stof van de japon, met nieuwe of oude
kanten, is voldoende; bij eenvoudiger japonnen
kan een korte pélerine volstaan; kostbaarheid is
daar geen vereischte. Alleen : in den japon zal
men niet kunnen loopen, tenzij deze zelf een
kleine pélerine als kraag heeft. Van deze p
lerines maakt men den halskraag vaak zoo hoog
en dichtgeplooid, van satijn of kant of tulle, dat
hij op een frame uit de vijftiende eeuw gelijkt.
Deze komen trouwens ook op de platen van 1830
voor. Het eenige wat nog aan den stijl ontbreekt,
en dit is wel verwonderlijk, zijn de hoeden; de
reusachtige eapotes van Italiaansch stroo of imi
tatie (in dien tijd imiteerde men ze zelfs van
papier) worden nog niet genomen, veeleer de
tricorne Louis XV, van changeant fluweel of
donker stroo. Deze worden tegen den zomer veel
voorspeld.
* *
*
Een type onder de Parijsche verkoopsters is de
«placière '. Het is een variatie van de «mancliaude
a la toilette" in de oude comedies, oen modiste
zonder winkel. Zij heeft het op de aanzienlijke
vreemde dames voorzien, wie zij hoeden, japonnen,
corsetten, tij n linnen aanbiedt, alles heel duur en
heel elegant. Vroeger kwam zij eenvoudig de
hotels in, klopte 's morgens aan de kamerdeuren
en verkocht zoo haar waren, de vreemde dames
uitplunderend, vóórdat deze naar de winkels kon
den gaan. Tegenwoordig laat men ze daar niet
meer binnenkomen ; de vreemdelingen beklaagden
zich over den last, dien men hun aandeed. De
portier Jaat nu alleen binnen wie naar een be
paalden naam vraagt, en daar de Parijsche bladen
niet, zooals die in kleinere plaatsen, de namen
der aangekomen vreemdelingen geven, kan de
placière geen adres opnoemen. Toch komt ze er
binnen. Vooreerst hebben de placières haar vaste
klanten, en de hoedenmaakster introduceert bij
dezo den eersten dag de naaster, den volgenden
dag de corsetière, de lingöre, de handelaarster
in schoenen, in juweelen, in handschoenen, allen
vriendinnen, allen niet Parijsche welsprekendheid
en elegante vriendelijkheid gewapend, die haar
op haar beurt denzelfden dienst bewijzen. En
kent m on niemand'! Dan gaan de dames met
haar beiden het hotel binnen, noemen een naam,
en terwijl de portier zoekt, zijn zij reeds naar
boven; terwijl de een daar met den garcon die
de gang bewaakt, parlementcert, heeft de ander
op het tableau reeds eenige namen afgelezen en
aldus hare introductie voor dien dag of een vol
genden bereikt. Dat een placière op een morgen
voor een paar duizend francs weet te >.plaatsen",
als zij eenmaal binnen de vesting kan komen,
is geen zeldzaamheid. Zij heeft er de klant
geheel tot haar beschikking en vertrekt niet
zonder het uiterste beproefd te hebben wat vrien
delijke onbeschaamdheid en verkooptalent ver
mogen.
*
. * . *
De firma Ed. Weill, 16!) Kieuwendijk, Amster
dam, verzendt den catalogus van haar uitgebreide
verzameling Fransche corsetten (ook
orthopaedische en gezondheids-corsetten), lingeries,
bonnelerie, tafel- en bedJimien, en kunstnaaldwerk.
Aan de zaak is een speciaal atelier verbonden
voor het borduren van letters, monogrammen en
wapens. Op verlangen kunnen dames buiten
Amsterdam allerlei artikelen op zicht bekomen,
zij ontvangen ook een spocialen catalogus, met
opgave van de samenstelling der verschillende
cornpleete uitzetten van af 375 gulden.
De actrice Jane Ilading, die 500 maal achtereen
de Claire in Le Maitre de forges heeft gespeeld,
is de vorige week tot de Comédie Frani;aise
over