De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 16 april pagina 1

16 april 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER A9. 1803 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Bit nommer bevat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, 1 Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 16 April Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail,, 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . Reclames per regel 0.20 0.40 IN H O U». VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Wie weet? naar Guy de Maupassant. (Slof). TOONEELEN MUZIEK: Het tooneel, door H. J. Mehler. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door Jan Veth. KUNST EN LETTEREN: Machiavelli, door G. Busken Huet. SCHETS JES : »Een anarchist." door Alfred Bogaerd. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. UIT Dr. GAN'NEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. BIJVOEGSEL: Bekende Tijdgenooten. XXI. Mr. J. N. van Hall, naar het leven geteekend door Jan Veth. Het is eene vaste gewoonte geworden van de Russische en de Russophile pers, den toestand in Bulgarijen voor te stellen als een abn oma alen, een kunstmatigen, in strijd met den eigenlijken wil des volks, indruischend tegen het waarlijk nationaal streven, uitsluitend gehandhaafd door geweld en on derdrukking. Daar het met de taktiek der vijanden van het tegenwoordig régime in Bulgarije niet zou strooken, vorst Ferdinand voortestellen als een man van eenige beteekenis, wordt deze afgeschilderd als een ge willig, misschien wel als een willoos werk tuig in de handen van den premier Stamboeloff, in wien vriend en vijand eene bui tengewoon krachtige en doortastende natuur erkennen. Zoodra Ferdinand op reis gaat en dat gebeurt nog al eens kan men in de Russische en Fransche bladen lezen: Stamboeloft heeft den schijnvorst weggezon den om weder eens geheel de handen vrij te hebben; doch als Stanaboeloff zelf eens op reis ging, dan zoudt ge zien, hoe spoedig het kaartenhuis der Bulgaarsehe vorsten-heerlijkheid ineenstortte. * Vorst Ferdinand is weer op reis gegaan, en als ware het om te toonen, hoe on juist die booze voorstellingen zijn hij heeft Stamboeloff en de overige leidende iilliHiiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiHiiiiiii WIE WEET? naar Gur DE MAUPASSAKT. (Slot). Ik nam nu eveneens de vlucht, den weg op naar de stad en ik kreeg mijn koelbloedigheid eerst terug in de straten, waar ik nog eenige lieden laat bij den weg vond. Ik sehelde aan de deur van een hotel waar ik bekend was. Ik had met mijn handen het stof uit n ijn kleeren geslagen eft ik verdiehtte een verhaal hoe ik mijn sleutelring ver loren had, die den sleutel van den moestuin bevatte waar mijn bedienden sliepen, in een afgezon derde woning, achter den steenen muur, die mijn groenten en vruchten voor het nachtelijk bezoek van dieven als anderszins beschutte. Ik kroop tot over de ooren weg in de dekens van het bed dat men mij aanwees. Maar ik kou niet slapen en ik wachtte den dag af onder het ang stig kloppen van mijn hart. Ik had bevel gegeven dat men miju bedienden met het krieken van den morgen zou waarschuwen, en mijn kamerdienaar klopte om zeven uur reeds aan mijn deur. Zijn gelaat scheen ontsteld. Er is van nacht een groot ongeluk geschied. mijnheer, zeide hij. Wat dan ? Men heeft al uw meubelen gestolen, alles, alles, tot de kleinste zaken toe. Deze tijding deed mij genoegen. Waarom? Wie weet het ? Ik was mijzelf nu meester, ik was zeker te kunuen veinzen, zeker dat ik aan niemand iets zou zeggen van wat ik gezien had, het te verbergen, het in mijn hart te bewaren als een ontzettend geheim. Ik antwoordde : Dat zijn dezelfde dieven, die mijn sleutels gestolen hebben. Ge moet aanstonds aangifte bij staatslieden medegenomen. Ziedaar een vreedzaam démenti aan Rusland's adres, dat in hooge mate de aandacht van geheel Europa trekt en verdient te trekken. Maar de reis, in dit gezelschap ondernomen, heeft dan ook een zeer bijzonder doel: de vorst gaat zijne aanstaande gemalin halen, de ministers verwelkomen de vorstin, in welke zij de grondlegster zien eener nationale dynas tie. En de bruid van vorst Ferdinand is verwant aan tal van regeerende familiën in Europa, in de eerste plaats aan de Habsburgers. Geen wonder, dat vorst Ferdinand met zijn gevolg de reis naar Pisa met een om weg over Weenen maakte. Over de wijze, waarop hij daar werd ontvangen, kan hij tevreden zijn. Niet slechts hij, maar ook Stamboeloff had de eer eener particuliere audiëntie bij keizer Fraiiz Joseph. De keizer is een wijs en bezadigd man, en zal van deze gelegenheid zeker hebben gebruik gemaakt, om den Bulgaarschen premier goeden raad te geven. Eenige weken geleden werd in de pers het gerucht ver spreid, dat, als de regeering van vorst Fer dinand maar op de eene of andere in het oogloopende wijze de groote diensten wilde erkennen, die Rusland aan Bulgarije bad be wezen, de czar zich voor zulk eene avance niet ondankbaar zou toonen, en dat alles ten slotte zou terecht komen. De Bulgaarsche regeering heeft daarop te verstaan ge geven, dat zulk een toenadering op zichzelf haar zeer welkom zou wezen, mits daardoor noch de onafhankelijkheid van het land schade leed, noch de erkenning van den vorst werd vertraagd of verhinderd. En daar nu de keizer van Oostenrijk, naar men beweert, in Juni eene bijeenkomst met den czar zal hebben, is het niet onmogelijk, dat hij in zijn onderhoud met de Bulgaarsehe grootwaardigheidsbekleeders het terrein voor de verzoening eenigszins heeft voorbereid. Natuurlijk hebben noch vorst Ferdinand, noch Stamboeloff over hunne gesprekken met keizer Franz Joseph iets laten verluiden. Wel sprak uit de mededeelingen van den Bulgaarschen premier een groot vertrouwen in de toekomst. Hij maakte met hooge in genomenheid melding van vorst Fjrdinand's aanstaand huwelijk en sprak over de prinses van Parma als over de toekomstige koningin van Bulgarije. En wat nu de erkenning van den vorst betreft, deze zou mettertijd wel komen en was eigenlijk toch ook maar een bloote formaliteit. De bewijzen van waarlltllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIMMMIMIIIIIIIIIIIIIIIItll de politie doen. Ik zal dadelijk opstaan en u daar spoedig volgen. Het onderzoek duurde vijf maanden. Men kwam tot geenerlei ontdekking, men vond zcifs niet de kleinste, de nietigste zaken terug, evenmin als het geringste spoor der dieven. Verwenscht! Indien ik gezegd had wat ik wist . . . Als ik dat gezegd had . . . zou men mij opgesloten hebben, mij, niet de dieven, maar den man die zulke dingen had kunnen zien. Daarom wist ik te zwijgen. Maar ik meubelde mijn huis niet opuieuw. Dat was geheel overbodig. Het zou er steeds op nieuw begonnen zijn. Ik wilde mijn woning niet weer betreden. Ik ging er niet weer binnen. Ik zag haar niet, weder. Ik ging naar mijn hotel in l'arijs eu consul teerde er de doktoren over den zeuuwaehtigen toe stand waarin ik verkeerde en die mij sinds dien noodlottigen nacht zeer verontrustte. Zij kwamen overeen dat ik moest reizen. Ik volgde hun advies. II. Ik begon met een reis naar Italië. De zou deed mij goed. Zes maanden lang dwaalde ik vau Genua naar Venetië, van Venetiënaar Florence, van Flo rence naar Rome. van Rome naar Napeis. Ik door kruiste Sicilië, het, land zoo rijk aan natuursehoon, monumenten en relieken, daar door Grieken en Noormannen achtergelaten. Ik stapte over naar Afrika, ik bereisde de onmetelijke kalme, gele woestijn, waar men de kameelen, gazellen en Ara bische ieegloopers ziet ronddolen eu waar, in de lichte doorschijnende lucht, dag noch nacht iets vreemds u lokt of volgt. Te Marseille betrad ik weer den Franschcn grond en niettegenstaande de Provencaalsche vroolijkheid stemde de minder heldere lucht mij treurig. Op het vaste land kreeg ik onmiddellijk den indruk vau een zieke, die zich genezen waaut en dien een doffe smart waarschuwt dat de wortel van het kwaad nog niet is uitgeroeid. Toen ging ik naar Parijs terug. Na verloop vau een maand begon ik er mij te vervelen. Het was in den herfst eu ik besloot voor den winter no" O deering en sympathie, welke Bulgarije en zijn vorst in den laatsten tijd van vele re geeringen en gekroonde hoofden hadden ont vangen, waren eigenlijk reeds veel meer dan eene officieel-vormelijke erkenning. Eene verzoening tusschen Rusland en Bulgarije komt ons nog niet zoo onwaar schijnlijk voor, al is het zeker, dat het be houd van den tegenwoordigen toestand voor het czarenrijk vrij wat pijnlijker is dan voor het vorstendom. Maar hoe meer de positie van vorst Ferdinand wordt versterkt en dit is in den laatsten tijd in niet geringe mate het geval geweest des te minder kans bestaat er op eene onvoorwaardelijke onderwerping zijnerzijds aan de eischen van Rusland. Binnen weinige dagen zal waarschijnlijk het lot van het bij den Duitschen Rijksdag ingediende legerontwerp beslist zijn. De re geering toont zic^ zoo intransigent mogelijk, en heeft zelfs de zeer vér strekkende concessiën, door de nationaal-liberalen aangebo den, afgewezen zonder een woord van dank voor de goede bedoelingen dezer inschikke lijke lieden, die zoo gaarne regeeringspartij zouden willen blijven, of liever worden, want de heer Von Caprivi en zijne arnbtgenooten bewaren al hun welwillendheid voor de conservatieven en voor het Centrum. De heer MiqueJ, vroeger met den heer Von Bennigsen leider der nationaal-liberalen, verloochent zijn oude vrienden, die door hem tot eer en aanzien hoopten te komen, op de meest hardvochtige manier. In zijn orgaan, de Berliner Politisehe Naelirichten, kon men dezer dagen lezen, hoe hij, ook als leider der nationaal-liberale partij, een minieren blik toonde te bezitten clan met het partij standpunt was overeen te brengen, met name in ue kerkelijke en de agrarische po litiek. dat wil zeggen : tegenover het Cen trum en de conservatieven ??en hoe juist de eigenschap, dat hij de groote belangen van den Staat en hefc volk niet door een partijbril bekeek, hem bijzonder geschikt maakte voor het gewichtig ambt van Prui sisch minister van financiën. »In Pruisen" zoo ging het orgaan van den heer Miquel meedoogenloos voort «bestaat geen par lementaire regeering ; de koning regeert er en zijne ministers zijn geen partijhoofdèn." Nu, dat wisten de nationaal-liberalen ook wel, maar het kan hun toch niet aangenaam zijn geweest, daaraan bij deze gelegenheid te worden herinnerd. uiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiMiiiiiiimiimimnmiHiHinmimMiiimiiimiiUMi een uitstapje te maken naar Normaiidiëdat ik nog ? j. i i " niet keilde. Ik begon zooals vau zelf sprak met Ilouaan en aelit dagen lang dwaalde ik eerst verstrooid, toen verrukt, eindelijk vol geestdrüt in die middeleeuvvsehe stad rond. in dit verrassende museum van schoone Gothische monumenten. Op zekeren avond, tegen vier ureu, toen ik mij iu een onoogeüjke straat bevond, aan wier einde een iuktzwarte rivier loopt ,,Eau de Robee" genaamd,werd miju aandacht,die geheel op den vreemden antieken stijl der hui/.cn gevestigd was, plotseling afgeleid door een rij vau uitdragerswinkels, die deur aan deur naast elkander lagen. Ja, zij l.addeu uitstekend liuu plaats gekozen, deze geidzuchtige handelaren ai antiquiteiten, in dit fantastisch steegje, boven den duisteren stroom, onder die spitse daken vau tegel en lei, waarop nog de windvanen uit lang vervlogen tijden heen eu weer draaiden! Achter in de donkere magazijnen zag men de gebeeldhouwde koffers, de porceleiiien van Ilouaan, van Nevers, geschilderde en eikenhouten statuen, Christusbeeldcn, heiligen, kerkornamenteu, kazui fels, staatsiemautels, zelfs heilig vaatwerk eu een oude tabernakel van verguld hout. Wat, zonder linge holen iii die hooge huizen, in die groote magazijnen die van den kelder tot deu zolder vol zitten gepakt niet allerlei voorwerpen, wier be staan geëindigd scheen, die hun natuurlijke bezit ters overleefden, den stempel van hun tijd, hun eeuw, huu inode dragen om later als curiositeiten door eeti nieuw geslacht te worden opgekocht. Mijn liefde voor kostbare snuisterijen ontwaakte weder in deze stad vau oudheidkundigen. Ik ging van winkel tot winkel, terwijl ik me; haastige schreden de bruggen vau vier verrotte planken overstak, die over het stinkende drab der Robec waren opgeslagen. Hemel ! Welk een schrik \ Daar zag ik opeens ecu mijner fraaiste kasten aan deu rand van een gewelf dat met allerlei voorwerpen was volgepropt en dat wel de opening eener katakombe geleek, op een kerkhof vau oude meubelen. Ik trad nader, over al mijn leden revend, zoo sterk beveud, dat ik haar niet durfde aanraken. Ik strekte du De heer Von Caprivi heeft het bij deze «afzegging" van zijn collega niet gelaten. Hij heeft, van het algemeene tot het bijzon dere overgaande, nogmaals verzekerd, dat de regeering op het punt der legerwet geenerlei concessiën kon doen, omdat zij niet mér had gevraagd dan noodig was. Daarenboven vormde het ontwerp een geheel, waarvan. zonder schade niets kon worden weggenomen. Onder deze omstandigheden beginnen ook de officieuse bladen eene ontbinding van den Rijksdag tengevolge van de verwerping der legerwet bij de tweede lezing als waar schijnlijk voor te stellen. Een blad verzekert zelfs, dat de afwezigheid van den keizer (die binnenkort ter gelegenheid van de zil veren bruiloft van het Italiaansche konings paar een bezoek te Rome gaat brengen) de Kamerontbinding niet zal vertragen, m. a. w. dat de keizer, vóór hij vertrekt, het ontbindings-decreet geteekend en wel aan den heer Von Caprivi zal achterlaten. Zou de regeering zich omtrent de resul taten eener Rijksdag-ontbinding eenige illusie maken ? Waarschijnlijk wel, anders zou zij zich niet zoo onhandelbaar toonen. Maar aan den anderen kant wordt op goede gron den eene versterking van de oppositie voor speld. Profeteeren is in dit geval een ge vaarlijk werk, want men weet niet welke verrassingen de regeering nog voorbereidt om pressie op de kiezers te oefenen. De officieuse pers werkt weder geheel op de zelfde manier als in de dagen van vorst Bismarck ; eene krasse keizerlijke boodschap zou niemand verbazen. Alleen in het doen verschijnen van dreigende wolken aan den hemel der buitenlandsche politiek heeft de heer Von Caprivi het voorbeeld van zijn voorganger niet nagevolgd. Moge hij zich hiervan ook in het vervolg onthouden! Im mers het is .niet ieders werk, straffeloos met vuur te spelen. TOONLLKaMVZiLK Het Tooneel. Het »Salon" vertoonde met gering fucces De procexboer, tooneelspel in vier bedrijven naar het Duitsch »Der l'roceshans'l" van Ganghofer en Neuert. I>e proeesboer is een suecesstuk van de Jiand uit, ik aarzelde. Tocli was zij her, een heer lijke Louis XIII, herkenbaar voor ieder die haar slechts eenmaal gezieu had. En daar, terwijl ik onbewust mijn oogen een weinig verder liet gaan, in het donkere achtergedeelte vau het magazijn, ontwaarde ik mijn drie leunstoelen, met het petit point borduursel daarop, iets verder mijn beide Heuri II tafels, die zoo zeldzaam zijn dat men vau Parijs kwam om ze te zien. Bedenk, bedenk hoe mijn ziel te moede was! Ik trad nader, bijna verstijfd, bijna stervend van aandoening, maar ik trad nader, waut ik ben dap per, ik trad nader zooals een ridder uit de duis tere middeleeuwen iu een betooverd s'ot binnen drong. Ik vond daar stuk voor stuk alles weder wat mij had toebehoord, miju lustres, mijn boeken, mijn schilderijen, mijn stoffen, mijn wapens, alles, behalve het sehrijfbureau, dat al mijn brieven be vatte en dat ik maar niet kon ontdekken. Ik daalde nu de trappen af in alle duistere galerijeu eu haastte mij toen weder naar de boven verdiepingen. Ik was alleen. ]k riep, maar kreeg geen antwoord. Ik was geheel alleen, er was nie mand in dit groote sombere huis, welks kronke lende gangen op een doolhof geleken. De avond viel en ik moest iu de duisternis op een mijner stoelen gaan zitten, want ik wilde niet heengaan. Vau tijd tot tijd riep ik: Heidaar, is hier niemand ? ]k had daar zeker langer dan een uur gezetea toen ik schreden hoorde, lichte, langzame schreden. Ik kon niet onderscheiden vau waar die kwamen. Ik wilde vluchten, maar ik dwong mij tot kalmte; ik riep op nieuw eu bemerkte uu een lichtstraal in de naburige kamer. Wie is daar? riep een stem. Ik antwoordde : Een koopcr Men hernam : Het, is wel wat, laat om op die wijze in een magazijn binnen te dringen. Ik antwoordde : Ik wacht hier al sedert meer dan een uur. (rij hadt morgen terug kunuen komen. Morgen zal ik Rouaan verlaten hebbeu. Ik durfde uk-t voonattrcden en hij vertoonde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl