De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 16 april pagina 7

16 april 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

lfo/825 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hoe mr. Hettinga Tromp zich den Hollandschen tuin voorstelt »De heer Van Hettinga Tromp nam nu het woord en vergeleek den heer Borgesius met den Nachtegaal, wiens zangen evenals de woorden van den spreker ieders borst doen trillen. Hij hoopt, dat deze spreker evenals de Nachtegaal een Goddelijke zanger zal hlijven van een beteren tijd na deze donkere dagen." Verslag van een vergadering der Liberale Kiestereeniging ie Leeuwarden. ^llllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIHIIIIIIHIIllltlMIIIMIIIIIIIIHIIIIIIlllllllllllllinillllMIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIMIHIIIIIIHI milillMMiiiiimiiiimimiiii . Julius Pruttelman Brommeijer. Wat ik tot dusver beleefd heb was nog maar kinderspel. 't Begint ernstte wor<ten. Dat Quack een ide alist was, wist ik; ik heb hem er dikwijls . genoeg om voor den mal gehouden; dat iuj met zijn mooie praatjes in druk te geven, lang geen on schuldig werk ver richtte, was mij ook bekend. Maar dat de arme kerel gek, sta pelgek zou worden, had ik niet vermoed. Toch is het zoover gekomen.Daar stuur3e hij mij van de week een afdrukje van zijn artikeltje in de Gids, met de een voudige bijvoeging: Galdjager, lees dit met aandacht, het is mijn jongste gezicht. Ik heb mijn dag van Damascus gehad. In den straal van het licht, dat op mij schoot, zag ik in eens mijn hoogere roeping...." Ik moet zeggen, ofschoon ik nu juist geen last van zenuwen heb, ik werd er een beetje anders van. Ik sloeg het boekje open, en las werktuigelijk den eersten regel. Ik zat rustig, bij het larnplicht, te lezen in het boek van Karl Marlo?" Ik zie de tweede bladzijde en ook daarvan den eersten zin. Terwijl ik halfluid dit mompelde, peinsde en mijmerde, gingen mijn gedachten haar eigen gang, en liet ik het boekdeel uit mijn handen glippen...." Even verder kijk ik den eersten zin van paragraaf II. Dit alles liet ik door mijn geest gaan, terwijl ik in Marlo's boek las en bladerde?Iritusschen was het deel, uit mijn handen glijdend, open gevallen " Ea daar zie ik, het ding dicht slaande, den laatsten zin.... Zoo peinsde ik; was het een droom? Ik was bij het lamp licht niet ingeslapen." Ik zag me bevestigd in mijn meening, het is niet pluis met Quack. Dat lamplicht, dat halfluid mompelen, dat laten vallen van het boek, dat lezen zonder op te letten, dat zelf niet weten of hij gedroomd heeft, en dan dat gaan van zijn geest terwijl hij zoo zit bij lamplicht, in dat alles was zoo iets spookachtigs; zopdat ik bij me zelf dacht, ik zal het geschriftje achter slot zetten, want als mijn vrouw het eens in handen mocht krijsen, kon het haar van de wijs brengen. Vrouwen trekken zich zulke dingen zoo aan. Den volgenden dag evenwel kwam Thérèse bij me vragen om dat pamflet. Ik zeg, hoe weet jij, dat mijnheer Quack mij zooiets ge stuurd heeft? en daar hoor ik, dat Quack den avond te voren al aan mijn huis was geweest, om te informeeren wat ik van zijn artikel gezegd had; en op mijn vraag: was mijnheer Quack nog al wel ? .. ? had hij niets bijzonders aan zich? antwoordde Thérèse, dat hij er zoo bui tengewoon opgeruimd had uitgezien en zijn oogen geglinsterd hadden, het leek wel van blijdschap, alsof' hij een lot uit de loterij had getrokken. Ik maakte een lichte beweging met de hand om Thérèse te kennen te geven, dat zij wel kon heengaan en zei in de loterij speelt Quack niet dat hoeft hij ook niet te doen, hij is allang binnen... en toen 't kind weg was, nam ik het ding uit mijn schrijftafel om het toch eens nader te bekijken. Ach God! spoedig bleek het, dat ik me niet vergist had. Verbeeld je, daar lees ik: ????de, lieerscliappij der geldjagers moet een einde nemen" En dat van Quack, die zich zoo gezegend had als man van de Bank, en voor zoo ver ik me ook kan herinneren, nooit een woord had gespro ken of geschreven om het Bankmonopolie te knotten. De heerschappij van de geldjagers moet een eind nemen! Daar begreep ik den aanhef van zijn briefje Geldjager, lees dit met aandacht!" Zeker, hij had zijn dag van Damascus gehad! Ik lees zoo door, sla dat feleuter van dien mijnheer Marlo over en rijg niets anders te zien dan hatehjkheden op de geldpartij", de «plutocraten", en stuit op een scheldpartij op mij en de Bocht, dat de honden er geen brood van zouden eten. De bezittende klassen toonen zich inert, in hun logheid schuilt hun wijsheid. Daar is iets onmanlijks in hun houding; geen kloek, edel woord komt van hun lippen, zij hebben den persoonlijken dienstplicht niet willen losma ken van het onteerend privilegie van geld. Ja wel, zoo staat er: het onteerend privilegie van geld. De ,,plutocratische geest" is sche ring en inslag van het heele geschrijf; tot de daad van energie en krachtsontplooiing" waren »onze rijkere standen" niet te brengen. »De zedelijke roffel liet ons koel." »Het was bij mij en mijn soort, het door geen enkele ge wetenswroeging gestoorde jagen van een wel gedane burgerij naar stoffelijken rijkdom en genot" en Q'iack's hart bloedt nog altijd aan de wonden" die we het hebben toegebracht. Quack's hart aan 't bloeden', l En nu moe ten wij algemeen kiesrecht hebben. »De samen leving kan op den duur niet geleid worden volgens de regelen van een kruideniersbrein en de gemeenschap moet ten gronde gaan, wanneer uitsluitend gewoonten der iewrsdaar in voortwoekeren" waarachtig !!! De man van zaken buigt bijna altijd het voorhoofd naar beneden, waar nog iets te halen of' te schrapen valt." God bewaar me! Kruideniersbrein, geld jager, plutocraat, beurslooper, haler en schra per, met zulk soort van inpertinenties komt de vent je nu aan boord en toch was hij de fatsoenlijkste, netste man, dien ik aan de Bank gekend heb, toen hij nog secretaris was. Gek is hij, maar wat voor soort van waan zin is, het, die hem te pakken heeft? zoo vroeg ik mij zelf af en niet lang bleef ik in het onzekere verkeeren. Grootheidswaanzin, anders niet. Hij meent dat hij als de apostel Paulus geroepen is om ons het evangelie te verkondigen; dat bedoelt hij met dien dag van Damascus. En dat het die soort van waanzin is, blijkt wel het duidelijkste hieruit, dat hij niet alleen mij als een geldjager durft kapittelen, maar zelfs de Koningin niet met rust laat. Hij heeft zeker gehoord van het gerucht, als zoude het Hof ontevreden zijn over de ingediende kieswet, en ziet er nu geen bezwaar in H. M. de les te lezen. Toch had den de Oranjes ons altijd een goed voorbeeld gegeven. Zij kwamen het volk altijd halver wege tegemoet. Geheele tijdvakken onzer ge schiedenis dragen den titel: Oranje en de democraten." Onze regenten steunden meestal op de plutocraten en zij hebben toch met al hunne berekening het vaderland in de vorige eeuvv ten ondergang geleid. Zij lieten aan hun_nageslacht niet een Staat, maar een publieke schuld." Wat is dat anders dan de koningin op te zetten tegen de Bocht! Ja, ik voel het wel, hij wil mij aan het Hof vervangen en de Regentes dan een anderen kant uitsturen. Hoor maar: Een man als onze vorige koning was in de verste verte geen man van groot beleid of berekening, maar hij had van die roerende, eenvoudige woorden en oogen blikken. Dit volk tot zelfs Jan Hagel als gij wilt had soms bitter weinig op met de deftige fatsoenlijke lieden der regeerende kla«se (alias de Bocht), maar volgde juichend Willem III. Het ge heim van alles was, dat de koning hei volk vertrouwde. Hij begreep instinctmatig, dat die mannen van het volk een correctief uitmaak ten tegen de alles overvleugelende gelddenk beelden der middenklasse ...." M. a. w. laat Einma haar rug toekeeren aan Brommeijer en haar steun zoeken bi.j het Janhagel. Dat zou Willem III ook gedaan hebben ; de rijke lui bestelen toch maar de schatkist en verraden den staat... Enfin, gevaarlijk is dat niet. Quack heeft geen kans. Er is gelukkig nog een Militair Huis ; maar hoe de ijdelheid iemand naar het hoofd kan slaan ! En dat gebazel wou hij nu mijn dochtertje laten lezen. Meer weemoedig dan nijdig nog nam ik het vod in mijn handen en scheurde het in vieren, toen het kind juist binnen kwam, hoogrood van kleur; met een paar oogen vol vonken, stormde zij op mij af: Papa! Papa! zie eens 'hier, nu kan u toch merken hoe de wereld vooruitgaat. Hier is het verslag van de vergadering van Moderne Theologen . .." Kom, zeg ik, heeft Böhringer weer een goed woord gesproken, dat dacht ik wel. De man kan zijn mond niet openen, of er stroomt wijsheid uit Dat is heel iets anders dan Quack.... Ziet u, dat is nu alles socialisme. Zuiver socialisme! Ds. Sibrnacher Zijnen zegt, dat de beginselen van Jezus medebrengen, zich in te spannen om aan den vierden stand een beter loon te bezorgen. We moeten ons met geduld en miniMiimlilinimiliiiiiiHHimiMiiiimmtiliiiMfiimtiiUH volharding voortbewegen op den weg van het socialisme. Het socialisme zou, naar den gods dienst van Jezus, best kunnen staan naast het Katholicisme en het Protestantisme, ja, dezen veredelen en vervangen. Er bestaat «dringend behoefte aan Christelijk socialisme." Dr. v. Wijk van Zwolle zegt, »o«x.« geheele samenleving in in strijd met het beginsel van het Christendom." Als Christenen moeten wn meedoen aan politiek om de wetten gewijzigd te krijgen, in dien zin, dat we tot een socia listische maatschappij komen. Ds. Bax wil, dat de dominees hun gemeenteleden zullen wakker schudden om de billijkheid van meer politieke rechten voor de vierde klasse voor te staan." Ds. Roodhuijzen wenscht »de Chris telijke liefde meer in praktijk" gebracht te zien, en Ds. v. d. Berg v. Eysinga heeft ge zegd dat het Koninkrijk der Hemelen is een socialistisch beginsel " Ik zeg: kind, profaneer niet verder. En hoe heeft Böhringer dien lui de ooren gewasschen ? Dat had ik wel eens willen bijwonen. Ds. Böhringer. Papa, heeft niets gezegd. Geen woord! Hij was Voorzitter en .... Wat? Dan heeft hij schandelijk zijn plicht verzaakt Maar Papa, hij zal het er mee eens geweest zijn. . . . Wat blief. ... ?! Thérèse, die ook al aangestoken is door die nieuwe ideeën, verborg haar teleurstelling niet. Zij droop af en liet mij zwijgend achter. Doch zij was de deur ternauwernood uit, of daar stapte Böhringer zelf binnen. Ik lage in mijn sloel, en had geen lust naar iets anders dan naar het plafond te kijken. Hij stak mij op zijn gewone hartelijke manier de hand toe maar ik weigerde haar aan te nemen .... en nadat ik hem zoo 't een en ander had hooren zeggen om zijn ver bazing te luchten riep ik hem toe : Modernetheologen-Socialist!! Janhagelvrind, aposto lische opruier, evangelie-verdraaier, Oranjeyermoorder, brandkast-schoffeerder, wat kom je hier uitvoeren in de Bocht ? Laat mij en mijn huisgenooten in het vervolg met rust.... Hij antwoorde niets, maar stond hijgend te zwijgen, als of hij een pak ransel had ge had, Eindelijk toch wou hij nog even begin nen : maar die woorden van de moderne theologen moet je niet zoo naar de letter opvatten .... Neen hé, hernam ik, jullie weten niet wat je zeggen ... Dat kennen we ... .Verdwijn asje blieft!! Ga naar Quack om samen in Marlo te lezen... Zoo is hij vertrokken. Van achteren heb ik er toch spijt van. Het is een goeie vent en Thérèse houdt dol van hem. Maar ik was buiten mezelf van woede. Enfin 't was voor Böhringer, die doorkneed is in 't Christelijk beginsel, een goede gelegenheid om te toonen, hoever zijn vergevingsgezindheid wel gaat. Ik ben dus nieuwsgierig of hij nog eens terug komt, om kolen vuurs op mijn hoofd te sta pelen. Eigenlijk is dat toch zijn plicht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl