Historisch Archief 1877-1940
v' T?""
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
N» 826
!»'
vermaak der omstanders zijn tong
tégen den armen Dr. Dokitch. Zoo
sn de zwemlessen voor den bepaalden
«n de wakkere knaap werd er geen
f goed zwemmer om.
de ? stoute stap, dien de jonge vorst
dagen geleden deed, toen hij zijn
m wegzond, zijn ministers door
ande'- verving en zich zelf meerderjarig ver
even gelukkig afloopen ?
licht had koning Alexander met een
'- fcfjner leermeesters pas Victor Hugo's
toonèelwerken gelezen; zeker deed de
mise-ensoène van de afzetting aan het festijn van
Borgia denken. Alleen was het wat minder
tragisch: het stel doodkisten ontbrak.
Aan het einde van een maaltijd, waarop
de ministers met de regenten waren
genoodigd, stond, de jonge koning op, en
verklaarde den regenten, dat hij hun dankbaar
«as voor hetgeen zij voor hem hadden ge
daan, maar dat zij in den laatsten tijd, door
«Je benoeming van het liberale kabinet en
vooral door hunne houding bij de
verkiezin,-JML en tegenover de nieuwe vertegen
woor, cBging, de constitutie hadden geschonden.
1 Daarin had koning Alexander gelijk. Maar
4& verbazing der waardigheidsbekleeders was
[?^pbwehrijfelgk, toen hij voortging met hun
? te gfflac"1, dat de regenten bet vertrouwen
beschaamd, dat zijn vader
indertjjjd in hen had gesteld; dit hij hen daarom
«Otakeg, en met hen het ministerie, en zich
?elf op. zijn zeventiende jaar
meerder"jlrig verklaarde. Ten slotte verzocht hij
dien heeren, zich als zijne gevangenen te
betakouwen.
De staatsgreep was blijkbaar goed voor
bereid ; geen druppel bloeda werd vergoten,
«tn. zoowel het leger als het volk toonden
zich- met den maatregel bijzonder ingenomen.
Natuurlijk hebben n de czar n het on
langs verzoende echtpaar- Milan en Natalie,
in deze voorbereiding, wa^svan het geheim
?ergvuldig was bewaard, de hand gehad.
Maar al heeft de jonge koning c<m goed
geleerde rol gespeeld, men moet erkenden,
dat hij het kranig heeft gedaan
?IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIII l
iiiiiirjiiiiiiiiiiiii
Het Tooneel.
Het «Salon" vertoonde voor de leden van het
Tooneelverbond £//n dissonant, oorspronkelijk
tooneelspel in 5 bedrijven door J. Hora Adema.
Déniet alledaagsche geschiedenis van een schat
rijk jongraensch, die het beroep van officier te
weinig poëtisch en emotiewekkend acht en daarom
de BBiform aan den kapstok "hangt, die zich ver
beeldt voor schilder of componist, liefst voor
MminHiuiimmtiiminnii
iiiiiiniiniiiiiiiii
Even vloog mij de gedachte door het
hoofd dat het arme mensch door kwaadwil
ligheid aan haar eind gekomen was, en ja,
zoo ver kan de zelfzucht gaan, dat ik dank
baar zou geweest zijn voor een dergelijke
oplossing. Doch hetgeen ik verder hoorde,
gaf mij. de overtuiging dat hiervan geen
sprake was.
»'k Zal eens naar haar kijken," klonk het
ernstig van den man, in wiens beneveld
brein meer helderheid scheen te komen door
een zoo groot verlies. »Had ik geweten dat
ze er zoo slecht aïtn toe was, ik zou
thuisgebleven en niet naar de kroeg gegaan zijn."
»Je hadt er toch niets aan kunnen doen,
Alec; niemand had ons kunnen helpen. En
ook nu nog is 't veel beter dat je niet gaat
kijken. Het beste is de zaak zoo stil moge
lijk te houden, 't Is een groot verlies voor
ons en de kinderen, maar 't zou nog erger
zijn als de logees in het dorp bang voor ons
waren."
»De logees ia het dorp!" Dit was dus een
gezin dat voor het hotel en zijn gasten
werkte. De man verhuurde misschien bootjes,
de vrouw had de wascb van de hotelbezoe
kers ; onze wasch ! Hetzij hier pokken of
roodvonk was, we zouden de besmetting
overnemen zoo we n stuk, dat uit die hut
kwam, gebruikten! Juist had de waardin
mij gezegd dat het waschgoed op het einde
van de week thuis zou komen, in dien
tijd zou ik wel een reden vinden om
Movelly vaarwel te zeggen, zonder de arme
Lucie te doen schrikken of te verontrusten.
»Maar hoe het verbergen voor de men
sehen in het dorp ? We moeten toch aan
gifte doen van ..."
»Sst! Kom binnen. Ik heb al iets be
dacht ..." meteen werd de voordeur gesloten,
en ik hoorde beider voetstappen langs een
krakende trap naar boven gaan.
Hoe ook door angst en schrik als ver
lamd, gelukte het mij toch weg te komen
van dat noodlottige huis, waarvan zelfs de
steenen met besmettingsatomen bedekt sche
nen. Boven aan de trap zette ik my neder
om te overleggen wat mij te doen stond. De
dampkring was zwaar als lood, en droog als
Gideon's vlies. Hoe zou de morgenzon in die
smalle straat de kiemen van ziekte en dood
beide tegeüjk in de wieg te zijn gelegd, die op
doek en muziekpapier een beetje knoeit en flod
dert, die een jong meisje ongelukkig heeft ge
maakt en niet kan vergeten, die wanhopig en
dol wordt, als men hem vertelt, dat mj voor
schilder even weinig aanleg heeft als voor com
ponist en als hij verneemt, dat het meisje, datlüj
ten verderve bracht, steeds meer aan lager wal is
geraakt, die ten slotte aan moedwillig of toe
vallig misbruik van een gevaarlijk slaapmiddel
den laatsten adem uitblaast. Ik weet niet of de
een of ander den heer Adema soms al heeft verteld
of nog zal vertellen dat zijn tooneelspel verre
van onverdienstelijk is, hem heef t te verstaan ge
geven, dat hij geen onknap en in ieder geval een
"zeer modern dramaturg is. Zooveel is zeker: ik
hoop het niet Wat meer zegt, ik zou het als
een misdaad, als eene zedelijken moord beschou
wen. Wanneer ik in alle oprechtheid en met veel
nadruk getuig, dat Een dissonant op mij niet
n oogenblik indruk heeft gemaakt, dat het mij
het werk toeschijnt van iemand, die dilettant is
en zal blijven, die geen eigen gedachten, geen
eigen denkbeelden, geen eigen blik op den mensch
en de wereld heeft, dan geloof ik daarmede den
auteur in de eerste plaats een grooten dienst te
bewijzen. Voor den heer Hora Adema is Willem
van Helden, de geïnspireerde, die zou willen
scheppen en dit niet vermag, die het hoogere in
zich meent te voelen en dit niet tot uitdruk
king weet te brengen, een beklagenswaardig, een
diep rampzalig wezen. Zou het nu niet meer
dan een laagheid zijn, den auteur van Ef,n dis
sonant te willen wijs maken, dat zijn tooneel
spel van aanleg, van talent getuigt, er mis
schien toe mede te werken dat hij voortgaat
en blijft voortgaan naar iets te streven, wat
meer dan waarschijnlijk niet voor hem is weg
gelegd, hem als zijn held steeds ontevredener en
ongelukkiger, hem ten slotte misschien geheel
gelijk aan dezen te maken? De heer Adema
is mij te eenenmale onbekend; misschien is hij
rijk en ambteloos, misschien bekleedt hij een
eenvoudige betrekking. In beide gevallen kan
hij zich voor de menschheid en de maatschappij
nuttiger en verdienstelijker maken dan door het
met moeite en kommer samenhaspelen van onbe
duidend en onbeholpen tooneelwerk.
Dacht de auteur van Een dissonant werkelijk,
dat wij Willem van Helden zouden beklagen en
bejammeren? Dat wij deernis zouden hebben
met een geblaseerden lummel en een verwaan
den domkop als deze jongeman ? Een Zondags
kind, die alles van het leven heeft genoten wat
n£ maar verlangde en boos wordt als hij eens
niet kan wat hij wil. De prins uit het sprookje,
die het mt^uetje uit de maan zou willen hebben.
Dacht hij werkelijk, dat wij voor dezen praatjes
maker, van wien wij niets weten, niets begrijpen,
die niet verklaard, niet ontleed, niet aannemelijk
gemaakt wordt, die over het tooneel waggelt en
groote woorden spuwt, die alles doet, omdat hij het
doet, niet omdat hij het zoo en niet anders moet
doen, iets zouden gevoelen? Was er onder al
\Villem's vrienden of vijanden dan niet n, die hern
zeide, dat een rijk man in onze dagen andere
plichten heeft te vervullen, hooger aspiraties
dient te hebben, dan voor artist te spelen,
dat de menschheid aan grooter nooden haar
aandacht heeft te schenken, feller rampen heeft
te bestrijden dan de gekwetste ijdelheid en de
artistieke tegenspoeden van een op zich zelf
verlekkerden leeglooper. Had de heer Adema
een tooneelspel willen schrijven, dat boeide en
nmiiitMiitiiiMmiimiHHiiiiiiiimiiHiMHiiiiHiiiitiiiiiiiinmfmuiiitiiiiiimi
doen vermenigvuldigen en verspreiden! ledere
kriebeling welke ik op mijn huid gevoelde,
scheen mij een voorteeken van pokken; ieder
rood vlekje een bewijs van sluimerend
roodvonk. Ik zag Lucie's verschrikt gezichtje
als zij het eerst hoorde van den vijand die
zich in ons midden vertoond had, en haar
hopelooze droefheid als zij zich over haar
stervenden jongen heenboog. Ik weet wel dat
het heel verkeerd, ja, slecht van mij was
zoo weinig moed en vertrouwen te hebben,
maar, in ieder geval, mijn angst gold niet
mijn eigen dierbaar ik. Ik dacht aan het
fijne jonge moedertje, aan het teedere kind,
en aan mijn besten Frank, die, in de vol
heid van jeugd en geluk, geknakt worden zou.
Natuurlijk kon er geen sprake van zijn
nog dienzelfden avond uit het dorp te ver
trekken, maar ik besloot alles in het werk
te stellen om zoo vroeg mogelijk op onzen
picnic uit te gaan, en, eens Movelly achter
ons hebbende, er niet weer terug te keeren.
Hadden we het punt bereikt waar we 't
middagmaal wilden gebruiken, dan zou ik
Frank alles vertellen, hij kon dan zelf de
slechte boodschap aan zijn vrouw overbren
gen, en we konden onzen intrek nemen in
een ander dorp, waar men een dokter bij de
hand had, en afwachten wat er gebeurde.
Indien, zooals de couranten beweerden, de
ziekte in de lucht was, dan droegen we
stellig de kiemen in ons om, doch we zou
den ze in ieder geval daar beter kunnen
bestrijden, dan waar we nu logeerden.
Langer in Movelly te blijven was voor
mij zoo goed alsof we ons nu reeds in onze
lijkkist nederlegden, en waarlijk, de nauwe
straat geleek er veel op. In mijn verbeelding
zag ik een lange sombere stoet er door gaan,
iets, met een wit kleed er over, werd door
eenige mannen op de schouders gedragen,
het was onze lieve Baba.
Toen ik thuiskwam, vond ik tot mijn
groote vreugde allen reeds naar bed, want
om zoo, bezwaard van hart, met hen die mij
lief zijn, vroolijk te praten ik had het
niet kunnen doen! Maar onze goede waardin
was nog op en druk in de weer als altijd.
»Ik vrees, Miss," kwam ze mij zeggen,
»dat de waschvrouw het goed van de week
niet zal klaar krijgen, zooals ik u beloofd
belangstelling wekte, dan had h\j voor alles
moeten trachten van zyn would-be-genie een
mensch, een levend wezen te maken, dan had
hij moeten pogen hem n uit zich zelf n uit
zyn omgeving zooveel mogelijk te verklaren en
verduidelijken. Een verwend moederskindje, dat
in zyn jeugd niet genoeg voor zijn broek heeft
gehad, een dwingelandje, door zijn te zwakke
ouders gevreesd en over het paard getild, zich
zelf steeds meer als de hoofdpersoon, als heer
en meester der schepping gaande beschouwen,
Een zwakkeling uit egoïsme en ijdelheid slecht
en boosaardig wordend. Dan zou hij het onderwerp
eer komisch dan tragisch hebben behandeld,
dan zou hij de onverstandige liefde der ouders
en de weergalooze verwaandheid van het zoontje
met niets ontziende gestrengheid hebben gevlijmd
en gehekeld. Wat zou een Molière in onze dagen
de handen vol hebben ! Wat zou hij ze naar
hartelust verpletteren en vermorselen, de aan
stellers en ijdeltuiten, de komedianten en hans
worsten, die zich zelf zoo belangwekkend en
bijzonder achten en zich in al hun kleinheid en
nietigheid met aandoenlijke openhartigheid te
pronk en aan de kaak stellen. Het streven en
strijden, het woelen en worstelen, de duizen
derlei indrukken en aandoeningen van een
steeds en steeds te vergeefs naar het hoogste
zoekende en jagende kunstenaarsziel worden
maar niet in een vloek en een zucht, in een
paar onsamenhangende, waarschijnlijk als tranches
de la me bedoelde tafereelen geschilderd,
verzinlijkt en in beeld gebracht. Zij willen in een
uitvoerige psychologische studie, in een kunst
werk als »L'Oeuvre" van Zola worden ontleed,
ontwikkeld en ontrafeld. Niet alle kunstenaars
leed is ingebeeld, niet alle kunstenaarsellende
het uitvloeisel van eigen wil en eigen lust;
juist omdat dit een waarheid is even pijnlijk
als onaantastbaar, is het naïef en brutaal tevens
ons met de coquette en geparfumeerde jammeren
van een in zelfaanbidding verzonken, afgeleefden
en levenszatten schaapskop te willen kwellen en
lastig vallen.
Een Dissonant bevat slechts n rol van eenige
beteekenis, die van Willem. Zij vond in den heer
Smith een vertolker, in alle opzichten voor zijn
taak berekend.
Gedurende de afgeloopen week zijn niet minder
dan drie tooneelschrïjvers, die zich tot heden in
zekere reputatie bij het onnoozele gemeen mochten
verheugen, door een deel van de scherpzinnige en
onverbiddelijke Nederlandsche tooneelkritiek op
gracelijke en gemoedelijke wijze afgemaakt. liet
zijn Delavigne (geen genie, maar voor zijn tijd
een verdienstelijk man en een knap dichter ; men
leze Lemaitre's laatste kroniek in het Journal des
Débak), Meilhac-Halévy (het geestig en scherp
zinnig tweelingpaar, onder liet zeer gering aantal
moderne Kransche dramaturgen, die in Zola's
oogen genade hebben gevonden, een eerste plaats
bekleedende) en Moreto (de dichter van »l)onna
Diana", de bekoorlijke, eeuwig jonge
liefdeskomedie, een meesterstuk aere perennius). Geen
van allen zijn zij fin de-siènle, men zal het moeten
toegeven en dus: weg met de stumperds ! Blijft
deze moord- en verdelgingskoorts aanhouden, dan
zal men ons spoedig den geheelen zangberg ont
volkt hebben en zullen de geweldenaars genood
zaakt zijn elkander onderling te gaan bestoken.
Of zullen wij ons maar troosten en met Cliton
uit den »Mentcur" denken :
Les geus qua voustuez se portent astezbien."
llttlllllllMllttHttllIUIIHIIIIIIIIIIIII
IMIIMMIIMMMIIIIUmUltUlmlN
had; haar zuster, die haar met wasschen
helpt, is ziek geworden. Alleen het kinder
goed zal op zijn tijd wezen."
Het was of mijn hart ophield te kloppen;
toch gelukte het mij te zeggen dat er geen
haast bij was. Als men een paar manchet
ten of een boordje had thuisgebracht, ik zou
ze onmiddellijk, met mijn eigen handen in
het vuur gegooid hebben. Ik begon dadelijk
met inpakken, niet alleen van mijn eigen
goed, maar zooveel van Lucie's kleeren als
ik vinden kon, opdat het ons terstond kon
worden nagezonden, daarna ging ik naar
bed niet om in den slaap rust te zoeken,
maar om te denken en mij te beangstigeu.
Den volgenden morgen stond Frank als
naar gewoonte vroeg op om een bad te ne
men. Toen ik hem, al fluitende, de trap
hoorde afgaan, dacht ik hoe hij het besmette
huis voorbij moest en misschien de gevaar
lijke ziekte, waarvoor ik hem zoo zielsgraag
wilde behoeden, met zich brengen. Ik beefde
over al mijn leden; toch durfde ik niet
spreken. Ik kende zijn zenuwachtig gestel,
en wist dat hij het vreeselijk geheim geen
uur voor Lucie verborgen zou kunnen houden.
Aan het ontbijt waren allen, met uitzon
dering van mijn persoon, in de meest opge
ruimde stemming. Men verheugde zich op
den dag van heden, en maakte plannen voor
meerdere uitstapjes »met dit mooie, warme
weer." Het was mij alsof de armen, wien zoo
iets verschrikkelijks boven het hoofd hing,
aan den rand van hun eigen graf stonden
te dansen.
Eindelijk gelukte het mij hen mee naar
buiten te krijgen ; allen te samen liepen wij
de hoogte op, waar het rijtuig, dat niet
dichter bij het dorp komen kon, wachtte, en
begonnen onzen tocht, ledere mijl, welke wij
tusschen ons en het dorp lieten, nam mij
een pak van het hart en toch lachte men
mij uit over mijn stilzwijgen. Ik deed mijn
best mij goed te houden, het hielp niets.
ledere iach van Baba klonk mij als een
doodsklok in de ooren, en spreken durfde
ik niet, uit vrees dat ik in tranen zou uit
barsten.
Aan onze eerste rustplaats evenwel, deed
de lang gewenschte gelegenheid zich voor
om Frank alleen te spreken, en hem het
De pantomine is te Parjjs nog steeds in trek
en in de mode. Het grootste succes van dfr
laatste weken in dit genre was »Jean Mayeux",.
Dit werk werd niet in een der bekende Panische
schouwburgen, doch in een voorstad-theater van
den derden rang, in de »Bouffes-du-Nord" ver
toond. Het noemde zich niet meer pantomime
maar mimodrama en behandelt de geschiedenis
van Dennery's klassiek melodrama »De twee
Weezen1', doch laat deze spelen in de laagste
klasse, onder het liederlijkst gespuis der Parijsche
samenleving. Om de zeer realistisch voorgestelde
zeden en eigenaardigheden van dit uitvaagsel
schijnt het vooral de aandacht te hebben getrok
ken. Geheel Parijs, de deftige Faubourg
SaintGermain voorop, is naar de anders niet mee
tellende Bouffes-du-Nord opgetrokken om zich
aan dit extra gepeperde schoteltje te goed te
doen. Minder gelukkig was Catulle Mendès met
zijn in de »Menus-Plaisirs" vertoond mimodrama
»Le docteur blanc". Het groote gebrek ervan
schijnt te zijn, dat het voor een pantomime te
ongewikkeld en omslachtig is, dat men de geschie
denis zonder verklarende tekst nauwelijks begrypt.
Pierrot, een kermismagnetiseur, vermoordt by
avond een vrouw om haar van haar (valsche)
juweelen te berooven en ontdekt dat het zijn
eigen vrouw was; vol ontzetting gaat hij op de
vlucht en komt in het Musée Grévin te land,
heeft daar gruwelijke visioenen, droomt dat de
beelden levend worden en op hem toekomen,
enz. enz. Frisselis, een vertooner van gedresseerde
ratten, offert zich uit liefde voor de schoone
Maravilha, die hij aanbidt, doch die aan Pierrot
de voorkeur geeft, op en klaagt zich zelf als
den moordenaar aan. De ratten vergeten hun
meester echter niet en knagen de tralies van
zijn gevangenis door. Op de jaarmarkt te
Nishni-Nowgorod komt het drietal weer bjj
elkaar en vindt het drama zijn einde. Pierrot
wordt als de werkelijke moordenaar herkend,
naar Frankrijk gezonden en geguillotineerd
(dit laatste ook op het tooneel). Aan afwis
seling en verscheidenheid ontbreekt het niet,
zooals men ziet; het veel werd echtar te veel.
Den meesten bijval vond de bekoorlijke en
origineele muziek van Pierné.
H. J. MEHLER.
iiiitiiiiiiiuiiiiiiHiiiitiiiiiiiiiiiiiutiiiiiiiiiiiiitiiniiiiiiiiiiiiiuiiimiHiiiiiiital
Muziek In de hoofdstad.
Een Concert en een Opera-avond ! Ziehier den
tekst voor hetgeen ik deze week te zeggen heb.
Dat beiden niet met een paar woorden
//abgefertigt" kannen worden, zal de lezer zelf begrijpen
na de verklaring, dat op een Concert vau het
Concertgebouw een nieuwe Suite vau Köutgeu:
Aas Jotunheim ouder leiding van den componist
werd uitgevoerd en dat in het Paleis voor Volks
vlijt de reeds aangekondigde ideho-opvoering door
de Xangvereeniging Excelsior, ouder leiding van
Mr. Viotta, plaats had, met medewerking van eenige
solisten van uaam.
Over Röutgen's Suite sprak ik reeds vroeger,
toen die (zooals zij oorspronkelijk geschreven was)
voor viool en piano werd uitgevoerd. De toeu
door mij geschreven woorden: Dat deze Suite
eene orkestratie vraagt heefl de heer Itöutgen
zelf begrepen, want hij instrumenteert dit werk
reeds. Ik geloof dat liet daardoor auu kleur zal
winnen.", hebben zich thans bevestigd, want ia
dezen vorm maakte de Suite veel meer indruk op
amiiiiiiniHiiiiiiiiiiiiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiinmiiMiiiiiiiiiiiiiiimiitmii
verschrikkelijke nieuws mede te deelen.
Tot mijn groote ontsteltenis, barstte hij,
nog eer ik geheel klaar was, uit in een da
verend gelach. Mijn eerste indruk was dat
angst voor Lucie en het kind hem krank
zinnig maakten.
»Kom," zei ik, »wees een man, en help mij
handelen.'''
»Maar beste tante Lous, u is geheel in de
war/' lachte hij; ik heb vau ochtend het
geheele verhaal van Polly's dood gehoord
en waaraan ze gestorven is. Pullij is een koe,
en de dwaze vrouw, wie ze toebehoorde,
dacht dat ze aan de veeziekte gestorven
was. Haar man was gisterenavond te dron
ken om te zien dat zij 't mis had, maar van
ochtend heeft hij er zijn vrouw ter dege over
uitgelachen."
»Maar Frank, die vrouw heeft toch ge
zegd : »\vie zal nu het brood voor ons ver
dienen ?" "
»Goed, in zekeren zin is dat waar, omdat
zij de melk leveren aan het hotel; en als
het dier wezenlijk aan de veeziekte gestor
ven was, zou al hun vee afgemaakt zijn.
Wat de zieke waschvrouw betreft, die
zelfs niet in het dorp woont van ochtend
aan het postkantoor hoorde ik, onder ande
ren, dat ze koorts heeft. Nu, daar bahoeft
men niet bang voor te zijn."
Ik barstte in tranen uit, en... viel in
Frank's armen van mijn stokje.
Toen ik weer bijkwam, was Lucie bezig
met eau de cologne mijn voorhoofd te betten,
en Baba mij met een ^Reisgids voor het
noorden van Devonshire" te waaien. Mijn
neef stond er bij toe te kijken met een ge
zicht waarop een zweempje angst maar veel
lachlust te lezen stond.
»Frank," fluisterde ik hem in het oor, »ik
smeek je, vertel er niemand iets van, vooral
niet dat ik ons goed al heb ingepakt.1'
En hij heeft gezwegen.
't Was de warmte die mij te pakken ge
kregen had, zeide hij, maar wel tien maal
dien dag vroeg de stoutert met een ondeu
gend lachje: »Hoe gaat het met Polly?...
met tante Lous, wil ik zeggen."
Overigens heb ik bij geen picnic zoozeer
genoten!