Historisch Archief 1877-1940
No 826
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
l
I-.
de /hoorders. Ook op mij was die indruk grooter
«A rijker.
Doot de instrumentatie viel nu het hoofdlicht
?neer op de kleur, terwijl het vroeger uitsluitend
op den vorm viel. Over dien vorm en de
interesawte wijze waarop Eöntgen deze motieven (op zijn
reis ia Noorwegen bijeengebracht,) heeft bewerkt
«prak ik reeds; mij blijft dus over te vermelden
dat hij nu aan zijn werk heeft weten te geven
?Wat er nog aan ontbrak.
Zooveel mogelijk heeft hij de Noorsche klenr
(«ooals wij die door de componisten Grieg c. s.
hebben leeren kennen) trachten bij te houden. In
dit opzicht heeft hij niet gestreefd naar iets geheel
nieuws, dat wellicht het karakter in gevaar zou
hebben gebracht; want al wijken de volks wijzen
van de bergbewoners van Jotunheim in veel op
zicht af vau de andere Noorsche volksliederen,
tij hebben toch wel degelijk een sterk nationale
tint.
Van sommige instrumenten, o. a. den Engelschen
hoorn heeft de componist een ruim en praktisch
gebruik gemaakt, terwijl in alle nummers zijn
groot talent als colorist zeer sterk spreekt.
Met veel zorg en met den ernstigen wil dit
100 goed mogelijk te vertolken, werd deze suite
door het orkest uitgevoerd, waardoor men eene
leer schoone wedergave te genieten kreeg.
De componist die zelf dirigeerde werd zeer luide
toegejuicht en mocht de satisfactie smaken, dat het
publiek de schoonheden van zijn werk had verstaan
en gewaardeerd.
van de overige orkestwerken vermeld ik vooral
de zeer poëtische vertolking van Wagner's
Siegfried Idyll.
In het Paleis voor Volksvlijt trad dienze'.fden
avond de pianist Karel Textor op. Deze jonge
kunstenaar, die zijne studiën nog in het buiten
land voortzet, vond ik, sedert ik hem een vorige
maal hoorde, wat voordracht en uitdrukking be
treft, zeer vooruitgegaan. Dit viel mij zelfs op in de
voor klavier-voordrachten geheel ongeschikte Pa
leiszaal.
Over Fidelio is in de laatste dagen veel
geSchreven naar aanleiding van de voorgenomen
opvoering van dit werk door Excelsior.
Deze uitvoering mag als een eerste stap beschouwd
worden in de richting waarin onze opera-gezel
schappen zich moeten l ewegen, willen zij uitvoe
ringen geven die als geheel schoon mogen genoemd
worden. In een ander blad heb ik vroeger al een
en ander daarover geschreven en toen betoogd,
dat eene opera niet te redden is met twee of drie
goede krachten. De ensembles, het orkest zijn
machtige factoren, die vaak over eene uitvoering
beslissen. Mr. Viotta bepleit in het laatste num
mer van het Maandblad voor Muziek de oprichting
van n voortreffelijk opera-gezelschap (waarvan de
krachten in hoofdzaak bij ons zouden beschikbaarzijn)
dat in staat is, zoowel Duitsche Frausche als
Nederlandsche opera's te geven. Een goed koor in
een land waar zooveel Belgen en Duitschers wonen,
(terwijl de Nederlanders zoo gemakkelijk vreemde
talen leeren) zon geen bezwaar zijn. Op deze wijze
zou de opera zich weer verheugen in de belang
stelling van velen die haar nu ontloopen en zou
men weer, evenals bij onze beste concertuitvoerin
gen, met onverdeeld genot kunnen luisteren.
Dit denkbeeld verdient ernstige overweging.
Ieder begrijpt dat tegenwoordig de directeuren van
operagezelschappen met de beperkte finantiëele
' middelen niet meer kunnen doen ; doch ieder be
grijpt ook, dat die toestand niet houdbaar is.
Nu de nieuwe schouwburg spoedig voltooid zal
zijn spreekt het van zelf, dat de overweging zich
bij allen die in dramatische kunst belang stellen
opdringt: wat zal de toekomst van ons Opera
wezen zijn; en wat kan er tot verheffing gedaan
worden P Ik hoop dat men de zaak eens van alle
kanten goed zal bekijken en zich niet zal bepalen'
tot een: Ge hebt groot gelijk! waut dun blijft de
zaak gewoonlijk zooals ze is. Krachtige instem
ming, maar ook krachtige bestrijding moet tot
verbetering leiden.
Doch nu iets over de Fidelio-opvoering,
Reeds lang van te voren waren de leden van
Excelsior in de weer. Zij waren vol vuur voor het
plan. De regisseur, de heer Sehlosser, die zich voor
de Rötterdamsche Fidelio-uitvoering zoo verdien
stelijk had gemaakt, nam de leiding van dit ge
deelte ook hier op zich en leerde den heeren het
zonlicht op treffende wijze begroeten na een zoo
langdurig verblijf in een duister kerkerhol en de
dames passende gebaren te maken bij de aankomst
van den minister, bij hare verontwaardiging over
Pizarro's euveldaden en bij haar medegevoel voor
Florestan's lijden en Leonore's heldhaftige zelfop
offering.
Wie bij vroegere Fidelio-opvoeringen in de Duit
sche Opera die schaar onverschillige koristen meer
malen gezien heeft, die zich van het geheele geval
niets aantrokken en volstrekt niet blijde waren
met hunne bevrijding, wie in zooveel andere opera's
gezien heeft hoe onwaar de houding van het koor
zeer dikwijls is tegenover hetgeen op het tooneel
voorvalt, zal begrijpen dat ook hierin nog velerlei
hervormd kau worden.
Het wordt toch tijd dat wij eens verlost worden
van die schaar ridders en edelvrouwen, die op
feestmalen verschijnen waar zij niets te eten en
te drinken krijgen en waar hun zelfs geen stoel
wordt gepresenteerd. Zij gaan tegen den muur
staan en doen alsof zij alleen gevraagd zijn om te
zingen en dat doen zij in de regel nog vrij sleelit.
Voor deze opvoering zal niet de bekende Fidelio
Ouverture in E. gr. t. worden uitgevoerd doch
de Leonore-Ouverture No. 3. Het is juist gezien
dat ?ij daar niet past, omdat de donker gekleurde
inleiding voor die acte den toestand op de meest
treffende wijze voorbereidt. Doch past zij wel
voor de eerste acte ? dit durf ik ook niet zoo
grifvveg toestemmen.
Na het jubelende slot is men zeer sterk onder
den indruk. Klinkt dan daarop het sobere motiefje
gevolgd door het duet: Jclzt Schdtzchen jetzt sind
wir alteine, niet haast al te naïef? Dit blijft altijd
eene onopgeloste moeilijkheid, waaruit ik waarlijk
ook geen uitweg zou weten.
Toen gisteravond bij de Fidelio-opvoering de
wacht van de gevangenis zoo kranig optrad en
afmarcheerde, en met zoo //stramme Haltung" op
het tooneel stond kon men dadelijk de uitstekende
regie bewonderen. Die indruk werd bij de latere
tooneelen bevestigd en versterkt. De finale (2e acte)
was een hoogst aantrekkelijk en kleurig tafereel,
terwijl het tafereel van de gevangenen (Ie acte),
dat ik zoo vaak onvoldoende zag spelen en hoorde
zingen, nu vol ernst en stemming was.
Mevr. Moran-Olden (Leonore) heeft ieder sterk
onder den indruk gebracht. Hare machtige stem
stelt haar in staat de groote d amatische gedeelten
niet alleen te beheerschen, doch daaraan ook
buitengewonen glans te verleeneri. Zij is eene emi
nente kunstenares.
Bij zulk een orgaan is het natuurlijk, dat de
teedere gedeelten haar de meeste inspanning kos
ten, dan heeft zij ook wel eens met de toonhoogte
te worstelen, doch hoe treft en beweegt zij de
hoorders zoowel door haar spel als haar
aangrijpenden zang.
Eene hoogst aantrekkelijke Marzelline was mej.
Fritsche. Deze partij was bij haar in de beste
handen. Ook de Rocco van den heer Reichrnann
was voortreffelijk. Met zijn beschaafd en schoon
getimbreerd geluid en waar gevoeld spel wist hij
iedere uitdrukking zeer schoon te rekveeren.
De heer Grüning (Florestan) leed aan zware
verkoudheid. Men was hem dankbaar, dat hij toch
beproefde te zingen, ten einde de voorstelling niet
onmogelijk te maken.
Toch was en bleef het zeer jammer.
Was de heer Schrauff (Pizarro) ook slecht bij
stem? -Hij kon blijkbaar niet tegen zijne zooveel
eischende partij op?
Een warm bravo voor onzen stadgenoot, den heer
Van Duinen (Minister). Hij maakte een uitste
kenden indruk; ook voelde hij zich (hoewel voor
het eerst in eene opera optredende) volkomen te
huis op het tooneel. Met de grootste voldoening
kan hij terugzien op hetgeen hij gisteren presteerde,
want deze partij, die door onvoldoende bezetting
zoo dikwijls niet veel indruk maakt, kreeg door
zijn zang en spel het gewenschte relief.
De koren waren uitstekend ingestudeerd en
marcheerden (een paar gejaagde oogenblikken uit
gezonderd) zeer gelukkig.
Hoewel ik niet gunstig geplaatst was, waardoor
ik vooral bij de ensembles mij zeer moest in
spannen om alles goed te onderscheiden, kan ik toch
aan de zekerheid, waarmede gezongen werd, alle
recht laten wedervaren en getuigen, dat ik dik
wijls getroffen werd door den fraaien klank van
het koor.
Het orkest (Paleis orkest) marcheerde over het
geheel zeer goed (dikwijls waren er voortreffelijke
oogenblikken) terwijl mr. Viotta door zijne magis
trale leiding aan het geheel de ware wijding gaf.
Hij werd met geestdrift toegejuicht. Ook de
regisseur, de heer Schlosser, werd naar waarde
gehuldigd.
Moge deze interessante uitvoering het begin zijn
van een tijdperk van verheffing van ons opera
wezen.
VAN Mn.uoEN.
Anna Haverland, de ook bij ons bekende Duit
sche tooneelspeelster, heeft van Barnay, den di
recteur van het »Berliner Theater", haar ontslag
gekregen, omdat zij had geweigerd de haar slechs
enkele uren voor de voorstelling opgedragen rol
van Iphigenia in Goethe's treurspel te vervullen.
De zeer aannemelijke gronden voor haar weige
ring heeft zij openbaar gemaakt; zij komen hierop
neer. »Eerst vijf kwartier voor de voorstelling
kwam ik in mijn woning en vond daar het bericlit
der plotselinge programmaverandering. Ik heb
mij nooit dan na zorgvuldige voorbereiding aan
de vertolking van Goethe's tragedie gewaagd.
Iphigenia te mogen spelen is voor mij steeds de
hoogste belooning van mijn artistiek streven ge
weest ; daarom echter heb ik ook nooit vergeten,
welke groote verantwoordelijkheid deze taak mij
oplegde. Nu werd mij aangeraden in de geduchte
rol geheel onvoorbereid op te treden. Daartegen
had ik bezwaar. Wel heb ik Iphigenia in dit
seizoen tweemaal gespeeld, de heer Barnay voert
dit als verzwarende omstandigheid tegen mij aan.
Deze Iphigenia-vertooningen hadden echter den
22sten Augustus 1892 en den 25sten Januari
1893 plaats en de rollen van Orestes en Pylades
waren toen anders bezet dan nu. Dit alleen zou
reeds voldoende zijn om Goethe's treurspel als
stopstuk ondenkbaar te maken, te meer daar
wegens het late uur een vluchtige repetitie niet
eens meer mogelijk ware geweest.
Sarah Bernhardt geïnterviewd. Een
haar door Magyar Géniusz voorgelegd aantal vra
gen heeft Sarah Bernhardt, die eenigen tijd in
Buda-Pest vertoefde, volgens het Neue Pester
Journal op de volgende wijze beantwoord :
De hoofdtrek van mijn karakter: rondborstig
heid. De eigenschap, die ik in den man het
meest waardeer: Moed. De eigenschap, die ik
in de vrouw het meest op prijs stel: Goedheid.
De door mij het meest gewaardeerde eigenschap:
Geduld. Mijn grootste gebrek:
Lichtgeloovigheid. Mijn liefste bezigheid : Werken. liet
door mij gedroomde geluk: Te zijn, wat ik ben.
Wat ik als mijn grootste ongeluk zou beschouwen :
Daarover wil ik liever niet denken. Het land,
waar ik het liefst zou wonen: Het heelal.
Mijn geliefkoosde prozaschrijvers: De besten.
De dichters, die ik bij voorkeur lees: De besten.
De schilders, wier werken mij het meest aan
trekken : De besten. Mijn lievelingshelden uit
het land der verbeelding: De Goden. Mijn
meest geliefkoosde heldinnen uit de wereld der
fictie: De godinnen. Mijn held in de werke
lijkheid: Jezus. Mijn heldinnen in de werke
lijkheid: Maria en Jeanne d'Are. Mijn efste
spijzen en dranken : Alles wat er goed uitziet en
goed smaakt. De namen, die mij liet liefst
zijn: Maurice, Terka, Simone. ? Wat ik het
diepst veracht: De leugen. Historische perso
nen, die ik verafschuw: Judas, Bazaine en alle
verraders. De militaire daad, die ik het meest
bewonder: Mijn antwoord op deze vraag zou te
lang worden. De hervorming, die ik in bare
gevolgen het zegenrijkst acht: De sociale her
vorming. De gave der natuur, die ik het lie.'st
zou willen bezitten : Goedheid van harte. L»?
wijze, waarop ik het liefst zou sterven : Als d
profeet Elias. De tegenwoordige toestand van
mijn geest: Zeer vermoeid van het beantwoorden
al uwer vragen. De gebreken, waarvoor ik het
toegeeflijkst ben: Mijn eigen.
Mijnlievelingsbloem : Het boschviooltje. Mjjn devies : »Quand
même!'"
nniiiiniiiin
Eenige lezers van dit blad deden mij de vraag
geworden, waarom de bijdragen die door hen voor
het monument van Baud'elaire door Rodin werden
gestort, hier niet werden verantwoord. Aangezien
er waarschijnlijk nog geïnteresseerden zijn die het
niet vroegen, maar toch dienen te weten, zij hier
herhaald wat ik aan de informanten reeds per
soonlijk schreef: dat ui de door mij ontvangen bij
dragen in dit blad werden verantwoord. Voor
gelden echter, voor mij bestemd, maar die werden
overgedragen aan personen wier bemiddeling door mij
niet werd gevraagd en evenmin van hunne vrijwillige
bemoeiing uit mijn naam, mij kennis ga ven, kan ik zeer
zeker niet aansprakelijk worden geacht. Om vcrd r
misverstand te voorkomen, zie ik mij genoodzaakt,
hier nog eens volledig t'e namen af te drukken van
hen, die aan schrijver dezes, bijdragen voor Rodin's
monument deden toekomen. Zij zijn: M. Bauer,
Frans Boersma, E. Bosch, G. H. Breitner,
A. J. Derkinderen, Dr. A. Diepeubroek, Dr. F.
van Eeden, A. de Graaf, K. Groesbeek, H. J.
Haverman, Dr. W. van Hoorn, AndréJolles,
Jozef Israëls, M. van der Maarel, Jacob Maris,
0. Thorn Prikker, R. N.Rolaud Holst, S. deSwart,
Dr. J. Titsingh, J. H. Toole, Jan Veth, H. J. F.
A. Wansink Jr., Ph. Zilcken, J. Th. Toorop, E. J.
van Wisselingh, B. J. F. Varenhorst, Aug, Allebé,
P. Boele van Hensbroek, Vincent van Gogh, C.
F. van der Horst, P. Nijhoff, W. Nijhoff, Albert
Verweij. Het aan la Plitme overgedragen totaal
bedraagt niet 172.50 francs, zooals bij de laatste
opgaaf abusievelijk werd gedrukt, maar 182.50 frcs.
Er bestaat kans dat er bij sommige schilders een
verwarring van begrip ontstaat over de M
nchener tentoonstelling. De zaak, die niet allen schij
nen te bevroeden, ie, dat er dit jaar twee groote
j nchener tentoonstellingen zullen zijn.
De eerste is die vau de Münchener K
ustler-Genossenschaft, waarvoor Arti en Pulchri als
tusschenpersonen optreden. Dit is de gewone jaarlijksche
tentoonstelling in het Glaspalast, onder bescher
ming van den prins-regent. De inzending is tot
20 Mei. Zij duurt van l Juli tot einde October.
Maar dan komt ook dit jaar voor liet eerst,
openende 15 Juli, de tentoonstelling van den nieu
wen Verein Bildender Künstler Münchens, die zich
verleden jaar van de Künstlergenossenschaft heeft
afgescheiden. Het programma voor deze tentoon
stelling is nog niet verzonden, maar een aantal
Hollaudsche schilders zijn uitgenoodigd als
correspondireudes Mitglied toe te treden. De leden
vau dezen Verein die zich de Secessionisteu noe
men, zullen ook in afzonderlijke zalen op de groo!e
Berlijnsche tentoonstelling van dit jaar gezamen
lijk inzenden (termijn tot 5 Mei).
In het bestuur vau den nieuwen Verein Bilden
der Künstler Münchens hebben juist die schilders
zitting, die de Müucheiier tentoonstellingen tot
iets bizonders hebben gemaakt, o.a. Von Uhde.
Le Faninme door Rerny de Gourmont, een uitgave
van de Mercure de Franc , is half nuffig, half schun
nig, als uiterlijk verzorgde editie lichtelijk mis
lukt, maar er staan jammer veel te benauwd
afgesneden ! twee zeer bizoudere lithografieën in
vau Henry de Groux, die denken doen aan wat
een gesubtilizeerde Delacroix zou maken bij een
neo-romantische overzetting van het tweede deel
van Faust. Zij ademen dat nobel-teere,
violentgeestelijke van droomendiepte, waar het werk van
De Groux een zoo eigenaardige aroma van heeft,
die sterker wordt hoe langer men er mee verkeert.
Het eerste nummer van het nieuwe maandblad
The Studio is een aangename verrassing; het doet
zich voor als komend uit een goeden kring. Of
schoon bizonder goedkoop (sixpence) is het op
merkelijk beschaafd. Wanneer de redactie in deze
eerste aflevering niet te veel uitpakt, en op den
duur genoeg van dien aard in haar mars blijkt te
hebben, kan het blad een inderdaad weldadige
uiting van betere Engelsche kuituur worden.
Het meest sprekende en wat het meest bespro
ken zal worden, van dit nummer, is het werk van
een nieuwen teekenaar Aubrey Beardsiey, waar
van het vrij wat te zien geeft. Deze Beardsiey
is werkelijk buitengewoon begaafd, maar het is geen
graniethard rastalent, veeleer is hij een verfijnd
handige assimilator. Het is of men zijn teekeuin..
geu al meer heeft gezien, en dat niet zooals het
ecnvoudig-groote ons direkt aanspreekt tot in ons
binnenst onbewuste, maar zooals het werk van
een die zich blijkbaar vermeid heeft in veel moois
en goeds, waarvan wij ook genoten hebben. Het
perfekte van zijn uitvoering is verbijsterend, .
niets tastends, niets onzekers. Maar is, welbe
schouwd, dit alles niet t?, perfekt, is dit mooi
uiet artificieel eu per slot ietwat ledig knap ? Ik
vrees er voor.
Er z 'n noties vlottend in deze dagen die door
een groot kunstenaar tot het hoogste mogen wor
den opgevoerd, maar vernuft en kennis, vaardig
heid en smaak zijn nog niet genoeg om uit dat
vlottende het vaste te kneden. De distinctie zelve,
die den En«-elschen dikwijls zoozeer eigen is, wordt
hatelijk op den duur, als zij van het uiterlijke
blijkt te zijn, en niet zuiverheid is van den kern.
Met dit <it is het de vraag of het werk van dezen
Heardsley als belofte vau een schitterend onstui
mig van wal stekend joug artiest, dan wel als iets
defmitiefs van een rijper werker rnoct worden be
schouwd, en in het eerste geval blijft er reden
om zeer bizondere verwachting te koesteren vau
dien Engelsehen Carlos Schwabe. Er is wellicht
kleiuinoedige luim ouder den twijfelzucht van ons
//dankbaar maar niet voldaan" in dezen.
Een van de Parijselie occultisten, vroeger vriend
van Pcladari, Jules Bois heeft een geïllustreeid
uaandblad opgericht Le Coetir genaamd, waarv;n
April de eerste aflevering zag verschijnen. Het is
gewijd aan Esotérisme, Litteratuur, Wetenschap.
Kunsten. Moeielijk zou men na dit enkele blad kun
nen zeggen wat Le Coeur voor de kunst zal zjjn.
De indruk dien het geeft is, dat de schrijvers te
gelijk enthousiast en vaag, geleerd en dilettanterig,
verheven en profaan doen, en dat de ingewijden
in hunne levensbeschouwing voorhands beter schrij
ven dan schilderen.
Maar in elk geval zal een ieder die gelooft aan
de kracht van de spiritualistische strooming inde
kunst van onzen tijd, wel doen van den interes
santen poespas die hierin wordt opgedischt met
aandacht nota te nemen. Er is kans dat er wel
veel onzuivers onder loopt, maar het is te licht
vaardig hier alleen aan kwakzalverij te denken.
Van Toulouse-Lautrec op wiens werk we hier
meermalen, (nog verleden week over zijn affiches)
gewezen hebben, geeft de Gil Bias deze
instantauée :
Een klein, heel klein mannetje, die bezig is na
Degas, Raffaëlli, Eorain een groote plaats onder
de modernisten in te nemen. Begiftigd met een
klare visie, bestudeert in een eenvoudige, stellige
kunst, scherp en sarcastiesch de smartelijke we
reld der lichtekooien, op de hellingen van
Montmartre, van den Moulin Rouge, van den Moulin de
la Galette.
De schilder der Gigolette en der Pierreuse,
waarvan Bruant de dichter ie, heeft zijn
fin-desiècle Joconde gevonden in Müinile en la Goulue
(twee danseressen der publieke bals). Stelt zich niet
tevreden met een bijtend periceel de realistische
quadrilles te volgen. Maakt ook felle affiches, op de
Japanners geïnspireerd, die vroolijk aanslaan op
de muren van Parijs en hem aanwijzen om meester
Chéret op te volgen.
Bizonder kenteeken: Heeft alleen op met vrou
wen groot van stuk, en houdt vol dat men die
alleen vindt in Londen, waar liij dikwijls rond
zwerft.
De Morninff Leader spreekt met veel lof over
een expositie van werken door een volgens dit
blad te min geschatten schilder C, E. Holloway,
die op dit oogeiiblik in de galerij van E. J. van
Wisselingh in Brook-street, Hanover-square te Lon
den gehouden wordt.
Belangstellenden wordt herinnerd dat Zondagen
Maandag in de Brakke Grond kijkdag, en l 'insdag
25 . April door de firma Roos verkooping gehouden
wordt, van de collecties moderne schilderijen van
J. F. van Lennep en G. de Vos, waarin o a. werk van
Gerard Bilders, Blommers, De Bock, Bosboom,
Breitner, Israëls, Leijs, Jacob Maris, Willem Mari?,
Mauve, Mesdag, ter Meulen, Rochussen voorkomt,
V.
Gottfried Keiler Stichting. Uit Bern wordt
aan de Frankfurter Zeitung gemeld: Den Oden
September 1890 heeft de door haar zoo
tragischen levensloop bekend geworden Mevrouw
Lydia Welti?Escher, die toen te Champel bij
Genève woonde, (waar zij 12 December 18(H
overleed) haar geheele vermogen aan het
Zwitsersche Eedgenootschap geschonken. De revenuen
der «Gottfried Keiler-stichting (volgens het oor
spronkelijk verlangen der schenkster had deze
»Welti-Escher-Stichting» moeten heeten, waarte
gen de bondsraad Welti, met wiens zoon de
schenkster getrouwd was, echter bezwaar had)
moeten besteed worden tot aankoop van mees
terwerken op het gebied der beeldende kunst,
tot het vervaardigen van nieuwe en het in stand
houden van reeds bestaande kunstwerken. Mevrouw
Lydia Escher had zich een persoonlijk jaarlijksch
inkomen van 70.000 frcs. voorbehouden; sedert haar
dood kan de bondsraad de geheele rente van
het door haar nagelaten, millioenen bedragende ver
mogen voor kunstwerken besteden. De bondsraad
beeft nu besloten tot de volgende aankoopen over
te gaan:Een schilderij >Schedels''uit de nalatenschap
van den schilder Stauffer te Bern. 14 cahiers met
teekeningen en schetsen van denzelfden artist, de
antieke kamer uit hetl'estalozzi-huisteChiavenna,
de verzameling munten en penningen van de familie
von Hedlingen te Schwijz, (i schilderijen uit de
nalatenschap van den antiquaar Vincent te
Constanz, een schilderij van Aurèle Robert «Intérieur
de Rt. Mare il Venise", een aantal cartons van
Hans Bendel, voorstellende verschillende
tafereelen uit de geschiedenis van Zwitserland. Dat de
bondsraad besloot tot aankoop van enkele stuk
ken uit de nalatenschap van Staurfer, is zeker
alleszins in overeenstemming met de bedoelingen
der ongelukkige schenkster, daar het toch aan geen
twijfel onderhevig is, of zij wilde de nagedachtenis
van baar ongelukkigen vriend huldigen, juist door
in de eerste plaats de stichting aan de beeldende
kunsten dienstbaar te maken.
In het Hotel Drouot te Parijs kwam dezer da
gen de schilderijenverzameling
Geoffroy-Dechaume onder den hamer. Het werkwaardigste feit
van de verkooping was, dat een schilderij van den
beroemden caricaturist Daumier (?De dieven en
de ezel" naar Lafontaine) voor 12000 frs. voor
het Luxembourg werd aangekocht. Er waren er
nog steeds velen, die Daumier als schilder niet
wilden laten meetellen.
De totaalopbregst van de auctie-Denain bedroeg
718,091 frs. Onder de teekeningen, die mevrouw
Donain bezat, waren er eenige, landschappen met
burchten aan den Rijn, welke Victor Hugo haar
een halve eeuw geleden, in de dagen dat zij de
rol van Regina in zijn «Burgraves' speelde, had
geschonken. Vele van de verkochte werken waren
afkomstig uit de verzameling Henri Didier, die
mevrouw Denain 25 jaar geleden had aangekocht.
Het verschil in de prijzen van toen en nu was
zeer groot. Een Fragonard, die in 1808 voor
1450 frs. werd gegund, vond nu voor 16200 frs.
een kooper, een Prudhon, die het in 1808 slechts
tot 33800 frs. bracht, werd nu met 83000 frs.
betaald. liet portret van Rembrandt, door hem
zelf geschilderd, steeg van 4000 tot 40000 frs , een
Blast van 7000 tot 12500, een Rousseau van 4700
tot 17500 frs.
Bij de firma B. J. van Wisselingh & Co. is
geëxposeerd een schilderij van Ricard, «Stilleven".