Historisch Archief 1877-1940
t"V
No. 827.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bepalen, dan kan men die opbrengst (voor de ge
bouwde en ongebouwde eigendommen afzonderlijk)
eerst nog verminderen:
1°. met de Rijksgrondbelasting en de daarvan
geheven opcenten over liet loopend jaar, zooals die
uit het aanslagbiljet voor de grondbelasting blijken;
2°. met de polder- en waterschapslasten (lasten
van veenpolders daaronder begrepen) volgens den
laatst bekenden jaarlijkschen omslag, doch alleen
voor zoover deze lasten da som te boven gaan,
?welke bij de regeling der belastbare opbrengst is
afgetrokken. Bij de regeling der belastbare opbrengst
voor de grondbelasting zijn namelijk niet alle
polderlasten in aanmerking genomen. Zoo kan het
gebeuren, dat iemand bijvoorbeeld ? 5 per hectare
aan polderlasten betaalt, terwijl de belastbare op
brengst slechts met ? 3 per hectare wegens pol
derlasten is verminderd. Het verschil tusschen die
beide sommen, zijnde in dit geval ? 2 per hectare,
mag dan, evenals de grondlasten, van de belastbare
opbrengst worden afgetrokken, wanneer men het
bedrag wil vinden dat vermenigvuldigd moet
worden.
3°, met het bedrag of de geldswaarde der
jaarlijksche uitkeeringen ter zake van opstal, erfpacht,
beklemming of andere vaste huur of pacht, tiend,
grondrente of andere op de goederen gevestigde
schuldplichtigheid.
De bedragen of geldswaarden der af te trekken
uitkeeringen worden verhoogd met vijf ten honderd,
indien buitengewone uitkeering bij overgang of
andere gebeurtenis verschuldigd is.
Nadat men het bedrag der belastbare opbrengst
aldus verminderd heeft, vermenigvuldigt men het
restant aldus: voor de gebouwde eigendommen
met 15, voor de ongebouwde eigendommen met
20; het totaal der beide uitkomsten wordt als de
waarde der goederen aangemerkt.
De berekening van de waarde der goederen, voor
zoover zij naar de belastbare opbrengst wag geschieden,
worde mitsdien gemaakt als volgt:
Gebouwde en ongebouwde eigendommen hier te lande gelegen:
(1)
Kadastrale gemeenten
waarin
de goederen zijn
gelegen.
Artikelen
van den
kadastralen
legger.
Belastbare opbrengst
naar het kadaster.
Ge
bouwd.
Onge
bouwd.
Samen . . .
Onder deze goederen kunnen eenige voorkomen (zie hierna A, II), die naar
inne verkoopwaarde moeten worden geschat (2). Is dit het geval, zoo moet de
bestbare opbrengst dier goederen van het bovenstaande worden afgetrokken.
Te verminderen met:
Blijft. .
Kadastrale
gemeenten
waarin
de goederen
zijn gelegen.
1°. de Rijksgrondbelasting en de daarvan
heven opcenten over het loopende dienstjaar.
!'. de polder- en waterschapslasten volgens
* laatst bekenden omslag, voor zoover deze
i som te boven gaat, welke bij de regeling
t belastbare opbrengst is afgetrokken (4)
. het bedrag of de geldswaarde der
jaarIsche uitkeeringen ter zake van opstal,
erfEht, dusgenaamde vaste huur of pacht, tiend,
gidrente of andere op de goederen
gevesde schuldplichtigheid
Bedrag dat van de
belastbare opbrengst
wordt afgetrokken.
Ge
bouwd
Onge
bouwd.
Samen ... f : j f
Alzoo af te trekken.
Blijft. .
Te vennenigvulüigemnet.
Uitkomsten j
Totaal de/er beide uitkomsten, f
15
CIndien slechts een onverdeeld gedeelte in de onroerende goederen wordt bezeten of niet <il de op het
artil van den kadastralen legger geboekte perceelen aan den belastingplichtige toekomen, d:m wordt de
beltbare opbrengst slechts uitgetrokken voor het aandeel, of voor de perceelen, van den belastingplichtige.
A de bewaring der hypotheken en van het kadaster zijn kosteloos inlichtingen te bekoinou nopens het
bedg der belastbare opbrengst van gedeelten van perceelen, waarvoor de aangever nog niet in de
grondbelting is aangeslagen.
(2 Aan de bewaring der hypotheken en van het kadaster zijn kosteloos inlichtingen te bekomen nopens
hotiedrag der belastbare opbrengst, die wegens de hier bedoelde goederen moet worden afgetrokken: dit
bedg kan ook kosteloos worden nagezien in de afschriften van de kadastrale stukken, die ter secretarie
der emeenten berusten.
(3 Indien slechts een gedeelte van eenig perceel wordt bezeten, dan worde do vermindering van de
belastlre opbrengst slechts voor dat gedeelte uitgetrokken.
(4Uit de kadastrale leggers aan de bewaring van de hypotheken en van het kadaster en uit de afschriften
daann, die ter secretarie der gemeenten berusten, blijkt welk bedrag van polder- en waterschapslasten bij
de neling van de belastbare opbrengst is afgetrokken. Hiervan kan aan gemelde bewaring en ter secretarie
kosteos inzage worden genomen.
Vetiest de aangever al zijne onroerende
goederennaar hunne verkoopwaarde te schatten, dan
houd< hij in het oog dat onder verkoopwaarde
wordtverstaan de som, die hij bij een verkoop op
de goruikelijke wijze en voorwaarden voor het
goed -,ou kunnen bedingen. De prijs, die voor
naburie goederen van gelijken of daarmede het
meest jvereenkomenden aard bedongen is, geeft
den matstaf aan, waarnaar de verkoopwaarde moet
wordei geschat, wanneer althans met de lasten,
uitkeeingen enz. wordt rekening gehouden, zooals
de we'dit toelaat.
A, I. Onroerende goederen, die men naar
hunneverkoopwaarde moet schatten. Hierboven
is reed gezegd, dat, sommige onroerende goederen
altijd roeten worden aangegeven op hunne door
den aairever geschatte verkoopwaarde, zoodat eene
berekenng hunner waarde naar de belastbare op
brengst «zei! kan geschieden.
Die g>ederen zijn :
a. biuwterreinen; dat zijn gronden, waarvan
de verkoopwaarde niet afhangt van het nut, dat
zij jn hmnen tegenwoordigen toestand kunnen op-,
leveren, maar van hunne ligging, die het waar
schijnlijk maakt, dat zij zullen worden gebruikt
om daanp woonhuizen of andere gebouwen te
stichten.
HierM valt echter het volgende op te merken:
lo. Gouden, die minder verkoopwaarde hebben
dan n gulden de centiare, of vierkanten meter,
worden liet als bouwterreinen aangemerkt en
kuunen dus wel naar de belastbare opbrengst worden
geschat. Gronden, die niet voor bouwterrein ge
schikt ziji, zullen hoogst zelden /' l de centiare
waard ziji. De waarde van den grond zal dus in
de meeste gevallen reeds aanwijzen of hij al dan
niet als bouwterrein moet worden aangegeven.
2o. Verder worden niet als bouwterreinen aan
gemerkt en kunnen mitsdien evenzoo naar de be
lastbare opbrengst worden aangegeven: erven en
tuinen, aanhoorigheden zijnde van gebouwen, be
nevens gronden aangelegd tot parken.
De verdere onroerende goederen, die altijd moe
ten worden aangegeven op de door den aangever
geschatte verkoopwaarde, zijn:
b. Gebouwde en ongebouwde eigendommen, waar
van geheele of gedeeltelijke vrijdom van groudbe-,
lasting wordt genoten, wegens ontginning, droog
making, bekading of bedijking.
c. Ongebouwde eigendommen in veenpolders,
waarvoor bij de laatste schatting de oude belast
bare opbrengst is behouden, ingevolge art. 2 laatste
alinea der wet van 25 April 1879 (Staatsblad no. 89)
luidende: In veenpolders, alwaar krachtens re
glementaire bepalingen, de voortdurende betaling
der grondbelasting gewaarborgd is (door stortingen
l in de waarborgkas gedaan) wordt, voor perceelen
die door vervening in waarde zijn verminderd,
geene herziening van de belastbare opbrengst toe
gepast." De belastbare opbrengst met twintig ver
menigvuldigd zou hier te hoog zijn, daarom moet
hier geene waardeberekening 'naar de belastbare
opbrengst plaats hebbeu.
d. Gebouwde eigendommen, waarvoor de be
lastbare opbrengst wegens stichting, herbouw of
verandering nog moet worden geregeld of opnieuw
geregeld.
e. Als zoodanig waarde hebbende venen, terpen,
steengroeven en groeven van andere delfstoffen;
dat zijn: venen die aan de snede liggen ; terpen,
die met voordeel afgegraven kunnen worden ; groe
ven, die ter exploitatie geschikt zijn. Bij de schatting
van de belastbare opbrengst is geen rekening gehou
den met de opbrengst, die door vervening, afgra
ving of exploitatie kan worden verkregen. De
belastbare opbrengst met twintig vermenigvuldigd
zou hier veel te laag zijn, daarom moet ook hier
geene waardebcrekeuiiig naarde belastbare opbrengst
plaats hebben.
J'. Onroerende goederen buiten het rijk in Europa
gelegen en rechten op die goedereu gevestigd.
A, 111. Tienden, grondrenten, ge vestigde of
altijddurende renten en uitkceringen uit
polderkassen moeten worden aangegeven op het iJCvoud
van het bedrag of de geldswaarde der jaarlij ksche
ontvangsten. Zijn deze afwisselend, dan wordt het
gemiddeld per jaar van de drie laatste belasting
jaren gerekend, of indien de ontvangst nog geen
drie jaren heeft plaats gevonden, het gemiddeld
per jaar sedert zij een aanvang nam.
B. Effecten, daaronder begrepen inschrijvingen
in Grootboeken van Nationale en buitcnlandsche
Staatsschuld, aandeelbcwijzeu of actiën in Maat
schappijen en obligatiën; ook die welke in den
vorm van certificaten of recepisseu zijn opgemaakt.
Deze moeten door den aangever worden geschat
op hunne geldswaardc naar de laatst bekende ge
gevens.
De bezitter van effecten raadpleegt een der gewone
prijscouranten van effecten van den loopeuden dag
en berekent de waarde naar den koers van den
dag; zijn de stukken op den loopenden dag niet
genoteerd, dan berekene hij de waarde naar de
laatstvoorgaande koersopsave, die gewoonlijk opge
geven is. Komt een effect niet op de gewone
prijscourant vooi, dan zal de waarde soms gevon
den kunnen worden door raadpleging van de opga
ven omtrent den uitslag der laatste veilingen van
incourante fondsen. Kan de aangever de waarde
niet zelf bepalen, dan zal hij een deskundige daar
over moeten raadplegen. De commissionair in
effecten zal gewoonlijk de noodige inlichting kun
nen geven.
Reeds is opgemerkt, dat de waarde niet be
hoeft te worden verhoogd met die van nog niet
vervallen coupons; daarentegen komt er ook gee
nerlei aftrek te pas voor winstaandeelen of renten,
die onder den op de prijscourant voor de effecten
genoteerden koers begrepen mochten zijn.
C. Hypothecaire en andere schuldvorderin
gen ten bate van den belastingplichtige moeten
alle onder het vermogen worden begrepen.
Het is onverschillig welke hun aard of oorsprong
zij. De uit eenig beroep of bedrijf voortgesproten
preteutiën, die iemand volgens zijne boeken heeft,
evenzeer als die, welke uit geldleening zijn ont
staan. De opeisehbare zoowel als de nog
nietopeischbare. Nog niet verdiende loonen, nog
loopeude renten, huren en pachten behooren nog niet
tot reeds bestaande vorderingen; zij behoeven alzoo
niet onder het vermogen te worden begrepen. De
reeds vorderbare loonen en de reeds verschenen
renten, huren en pachten, moeten echter worden
aangegeven. De vorderingen, die dadelijk
opeischbaar zijn, benevens die, welke nog niet vorderbaar
zijn, doch waarvan rente moet worden betaald,
worden aangegeven op het bedrag van het kapi
taal, dat is, de verschuldigde som zonder de loo
pende rente. Indien echter de vordering uiet vol
komen solide is indien er namelijk grond be
staat om te betwijfelen of de hoofdsom wel geheel
zal worden geïnd en de rente wel geregeld zal
worden voldaan , dan kan de aangever de waarde
der vordering begrooten.
De vorderingen, die niet dadelijk opeischbaar
zijn en waarover geen rente wordt berekend, wis
sels en ander haudelspapier worden op hunne con
tante waarde begroot, d. i. op hunne werkelijke
waarde bij den aanvang van het belastingjaar (l Mei)
of voor hen, die zich eerst in den loop van het
jaar binnen het llijk metterwoon vestigden, bij den
aanvang dier vestiging.
1). Alle overige zaken worden door den aan
gever geschat naar hare geldswaarde in verband
met hare bestemming of het doel, waarvoor zij
dienen.
De som waarvoor men ze zou verzekeren, indien
zij op dit oogen'olik verzekerd moesten worden,
wijst gewoonlijk deze waarde aau.
Hieronder vallen o. a.;
Schepen, viiitrliiige,/ en schuiten t,iel inclieliooren.
raste ai losse lucrkt/iiyen en gereedschappen in fa
brieken en Kei-l'jilaalseit. Hunne waarde is niet in
aanmerking genomen bij het vaststellen van de
belastbare opbrengst, waarnaar de waarde der ge
bouwen kan worden aangegeven en daarom moeten
zij afzonderlijk iu rekening worden gebracht.
Pdiifdea c n roertiiigfH tot welke doeleinden ook
gebezigd.
7>t' c/i <;on/;eï]}en van l/i't lan/lbo.'uvbm/rijf. De
te velde staande gewassen behoeven niet onder het
verinogen te worden begrepen.
Iftindelsconrriideii.
lu'oii'i'fdij/'cn voor fabrieken en: Hebben zij reeds
cenigc bewerking ondergaan, dan zal bij de schat
tint; daarmede rekening moeten worden gehouden.
Heerlijke /afh/rec/i/i'H en al wat verder hiervoor
niet is opgenoemd. De verkoopwaarde zal in den
regel de beste maatstaf bij de schatting zijn.
Dat contante gelden en deposito's of rekening
courant-saldo's bij bankiers, kassiers,
credietvereeniginscn, effecten-makelaars en anderen op hun
volle bednta' moeten gesteld worden, vereischt nauwe
lijks vermelding.
Het bedrag- van het vermogen naar de voren
staande regelen berekend kan verminderd wor
den met:
n. het twiutisrvond van het jaarlijksch bedrag
der verschuldigde lijj'ren/en, pensioenen en geves
tigde of altijddurende f tuten, is het jaarlijksch be
drag afwisselend, dan wordt het gemiddeld per
jaar van de drie laatste belastingjaren gerekend,
of, indien de schuld nog geen drie jaren bestaat,
het gemiddeld per jaar sedert haar bestaan.
Terwijl de lijfrenten en pensioenen, die men te
vorderen heeft, niet tot de bestanddeeleu van het
vermogen worden gerekend, kan daarentegen het
twiutigvoud van het jaarlijksch bedrag der lijfren
ten en pensioenen, welke men moet uitbetalen,
van het vermogen worden afgetrokken.
De op ouders rustende verplichting om hunne
minderjarige kinderen te onderhouden en op te voe
den, moet buiten aanmerking blijven. Kr mag alzoo
niets worden afgetrokken voor de uitgaven, die
de ouders voor het onderhoud cu de opvoeding
van hunne minderjarige kinderen moeten doen.
Behoudens deze beperking, staan verschuldigde
verstrekkingen, run levensonderhoud, hidsvfsüng nj'
andere :akcn met verschuldigde lijfrenten gelijk.
Men sciiat het geldelijk bedrag van den last over
n jaar; het twiutigvoud van dat geschat bedrag
kan in mindering van het vermogen komen. Alen
bedenke evenwel dat alleen werkelijk verschuldigde
verstrekkingen van het vermogen kunnen worden
afgetrokken ; dat zijn die, tot welker voldoening
meu /,ou kunnen worden gedwongen, indien men
uiet vrijwillig daarmede verkoos voort te gaan.
Uitkeeringeu en verstrekkingen, waartoe men zich
zedelijk verplicht acht, doch waartoe men rechtens
niet kan worden genoodzaakt, moeten buiten aan
merking worden gelaten. Zoo komt geen aftrek
te pas voor vrijwillige uitkeeringen aan ge
huwde kinderen; voor kosten van studie van meer
derjarige zoons, noch voor kosten van huisvesting-,
voeding en onderhoud vau meerderjarige zoons of
dochters, die uiet iu hun eigen onderhoud voorzien,
omdat hun stand of hunne maatschappelijke positie
dit niet medebrengt, doch die overigens niet onbe
kwaam zouden zijn tot het verrichten van arbeid.
De uitkeeriugen verschuldigd wegens tienden,
a-rondrenten, erfpachts-, opstal- of beklcmrechten
en andere vaste pachten zijn bij het schatten van
de waarde van het onroerend goed in aanmerking
genomen, zij komen alzoo hier niet meer iu aan
merking.
b. het bedrag van alle andere s/'hiildcorderinge»
ten laste van den belastingplichtige, evenals voor
de vorderingen, die ouder de baten van het ver
mogen moeten worden gerekend, geldt ook voor
deze schulden: dat het onverschillig is welke hun
aard of oorsproua is; of zij al dan niet opeischbaar
zijn. Zij kunnen echter niet alle voor het volle
bedrag worden afgetrokken; die, welke niet dade
lijk opeischbaar zijn en waarover geen rente wordt
berekend, wissels en ander handelspapier, moeten
ook hier op hunne contante waarde worden geschat.
Uitdrukkelijk is nog in de wet bepaald, dat niets
mag worden afgetrokken wegens te bet&lenpnmiën
of bijdragen voor levensverzekering of voor verze
kering van pensioen of voor lijfrente; onverschillig
ten bate van wie de levensverzekering gesloten,
het pensioen of de lijfrente bedongen mocht zijn.
Daarentegen gelden polissen van levensverzekering,
hoewel zij waarde hebben, niet als vermogen.
Het belastingjaar begint op den Isten Mei. Het
vermogen moet daarom door hen, die op dat tijd
stip hier te lande metterwoon gevestigd zijn, worden
aangegeven naar den toestand, waarin het zich op
dien dag bevindt.
Zij, die zich eerst in den loop van het belas
tingjaar binnen het Rijk metterwoon vestigen,
moeten hun vermogen aangeven naar den toestand,
waarin het zich op het tijdstip vau vestiging bevond.
Kooplieden en industriëelen, die gewoon zijn om
hunne balans op een ander tijdstip dan den Isten
Mei op te maken, zouden dus verplicht zijn, ter
wille van de belasting, eene nieuwe balans op te
maken per l". Mei. Dit zou voor velen zeer be
zwarend zijn. Daarom is bepaald, dat zij hun in
ondernemingen belegd vermogen kunnen schatten
naar de laatste door of namens hen goedgekeurde
balans.
De juiste termen der wet zijn: //Zij, wier ver
mogen geheel of ten deele belegd is in een of meer
ondernemingen, hetzij door hen zelven, al of niet
in vereeniging met anderen, hetzij door anderen
geheel of ten deele voor hunne rekening gedreven,
kunnen, indien zij geene verhandelbare
aandeelbewijzen (actiën) daarvan bezitten (1), het aldus
belegd vermogen schatten overeenkomstig de laatste
door of namens hen vastgestelde of goedgekeurde
balans". Het door die balans aangewezen kapitaal
saldo moet echter worden vermeerderd of vermin
derd met de kapitalen, welke door den belasting
plichtige, sedert het tijdstip der balans aan de
onderneming of de ondernemingen zijn toegevoegd
of onttrokken.
Wordt het in de ondernemingen belegd vermogen
naar de laatste balans aangegeven, dan is de in
specteur der registratie wel niet verplicht, maar
toch bevoegd te vorderen, dat hem worde aange
toond, dat bij het opmaken der balans de baten en
lasten zijn geschat naar regels, welker toepassing
geen lager tapitaalsaldo oplevert, dan verkregen
zou ziju bij toepassing van de bij de wet gestelde
hiervoor vermelde regels. Wordt aan die vordering
van den inspecteur niet voldaan, dan is deze be
voegd den belastingplichtige ambtshalve in de be
lasting aau te slaan.
De regels, door de wet voor de schatting van
het vermogen gesteld, zijn echter in de meeste
gevallen juist die, welke de koopman of industrieel
bij het opmaken zijner balans in acht neemt. Men
zal dus slechts behoeven na te gaan of er afwijkin
gen vau de wettelijke regels hebben plaats gevon
den en met die afwijkingen zal men rekening
moeten houden. Het meest zal dit voorkomen ten
aanzien van vaste goederen.
De laatste balans, waarnaar het in oudernemingen
belegd vermogen kan worden aangegeven, moet den
staat van zaken aanwijzen op een tijdstip ten
vroegste uit het afgeloopen belastingjaar.
Indien liet iu ondernemingen belegd vermogen
wordt aangegeven naar de laatste balans, is
geenerlei specificatie van zoodanig vermogen iu de
aangifte noodig, alleen liet zuiver saldo volgens de
balans wordt opgegeven, vermeerderd of vermin
derd met de sedert die opmakiug toegevoegde of ont
trokken kapitalen.
IV. Door -wie, op welke wQze en
wanneer moet aangifte van bet vermo
gen worden gedaan ?
Tot het doen van aangifte is ieder verplicht,
wiens vermogen, berekend overeenkomstig het
hiervoor gezeudc, ?33,000 of meer bedraagt, om
het even of hij al of niet van den inspecteur een
aangiftebiljet heeft ontvangen. Maar ook ieder, die
een aanslagbiljet heeft ontvangen, om het even of
hij meer of minder dan 1.3,000 bezit.
Zij wier vermogen f 13.000 of meer bedraagt,
moeten, indien zij geen aangiftebiljet ontvingen,
zulk een biljet vragen op een van de kantoren
deiregistratie of successierechten of op de secretarie
der gemeente, op welke plaatsen de biljetten kos
teloos verkrijgbaar zijn.
Voor miuderjarigeii, die zelf belastingplichtig zijn,
voor ouder curatele gestelden of krankzinnigen,
wordt aangifte gedaan door hunne wettige verte
genwoordigers. Zij vermelden hunne hoedanigheid
bij hunne onderteekeuing der aaugifte.
Voor hem, die niet iu staat is aaugifte te doen
(die door ziekte, afwezigheid of eenige andere rcdeu
verhinderd is om het ingevulde formulier te
onderteekenen), kan de aangifte ua daartoe vau den
inspecteur verkregen vergunning, door een ander,
namens hem, worden gedaan. Die vergunning kan
mondeling of bij brief worden gevraagd doorhem,
die voor den verhinderde aaugifte wil doen of door
den belastingplichtige zelveu, die voorziet dat hij
in het doen van aangifte verhinderd zal ziju. De
reden van verhindering moet, bij de aanvraag wor
den vermeld, en de naam vau hem, die voor deu
verhinderde aangifte zal doen, moet daarbij opge
geven worden. Indien de aanvraag wordt inge
willigd, hetgceu schriftelijk geschiedt dau
moet des inspecteurs vergunning bij de aaugifte
worden gevoegd.
Bij uitzondering or het vorenstaande is eene
gehuwde vrouw, indien haar man verhinderd is om
aangifte te doen, niet slechts bevoegd maar zelfs
verplicht om namens hem aaugifte te doen.
Eeue verguuuiug van den inspecteur heeft de
vrouw dus niet noodig, doch zij vermeldt op de
aangifte, dat zij namens haren man handelt, omdat
de:e verhinderd, is.
In den regel is de man en zoo hij verhin
derd is zijne vrouw, namens hem verplicht om
in eens en zonder splitsing, aangifte te doeii vau
het vermogen van beide echtgenooten. ]s er ech
ter scheiding van tafel en bed, of scheiding vau
goedereu, of heeft de vrouw krachtens art. 195
Burgerlijk Wetboek zich het beheer van ril hare
(1) Aaudeelbewijzen (actiën), hetzij op naam or
aau toonder, behooren tot de effecten eu wordeu
als zoodanig geschat.