Historisch Archief 1877-1940
No 827
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
een ooeenblik over dezen genialen liedercomponist
te spreken. Niet om iets nieuws over hem te ver
tellen, doch om uitdrukking te geven aan datgene,
?wat bij het hooren vau zijne liederea onwillekeurig
zich aan ons moest opdringen.
Te weinig toch denkt men er aan, wanneer men
niet volle teugen geniet vau de rijke zielsuitingen
nuf dezen meester, hoe voor hem alle geluk en
welvaart bleven uitgesloten. Rosm, goud noch
liefdeleven waren zijn deel. Arm en bijua geheel
onopgemerkt schreed hij door het leven. Hij zong
voor zichzelf, omdat hij zingen moest tot de dood
hem, den onvermoeiden, het zwijgen oplegde en
hem aan de kunstwereld ontrukte, die toen niet
wist wat zij verloor,
Eerst na zijn dood zijn de meeste zijner
compositieën uitgegeven, doch om dat te kunnen doen
moest men zeer veel opsporen, hetgeen gelukkig
heel wat aan het licht heeft, gebracht.
Behalve zijne 173 compositieën, die van een opus
getal voorzien zijn, bsstaan er ook eeu menigte
(waaronder zeer uitgebreide) die zonder opusgetal
zijn uitgegeven. Onder deze laatste vindt men vier
symfonieën, vijf missen, psalmen, cantaten, strijk
kwartetten, sonaten, zangspelen, operetten, koor
liederen en ruim een tweehonderdtal liederen
voor eene zangstem. (Daaronder bevindt zich ook :
*Schwanengesang" door den uitgever, die dezen
cyclus vereenigde, aldus betiteld, omdat hij met
het laatste lied van dien bundel -. der Ta-ulienpost zijn
laatste woord als liedercomponist had gesproken.)
Men ziet dus dat Schubert's meest uitgebreide
compositieën onder de na zijn dood uitgegeven
werken worden gevonden.
Doch het is genoeg bekend, dat deze meester, die
op ruim dertigjarigen- leeftijd stierf, ons in zijn
kort leven schatten heeft nagelaten in een over
vloed waartoe men het langste rnenschenleven niet
in staat zou achten
Het was een schoone gedachte van den heer
Messchaert dezen cyclus op l>et, proiramma te bren
gen. Op twee liederen na : Tn der Ferns ene/er
Taubeytost droeg hij ze allen voor.
Ik weet niet of de heer Messchaert. een geheel
nieuw licht op deze liederen wierp, doch we! weet
ik, dat hij op ieder een zeer ongewonen indruk
teweeg bracht. Vooral de liederen op Heiue's
gedichten gecomponeerd : Der Atlas, Ihr Bil'/,
. Das Fischermiidchen, Die Stadt, AM Meer en Der
Doppelgartffer (de schoonsten m. i. uit. den cyclus)
kregen door zijn voordracht, eene bijzondere wij
ding. Bij de met overweldigende smart voorge
dragen Alias, dacht, ik voortdurend aan den be
klagenswaardiger Schubert. Ook hij had
Unertfögliehfs zu tragen ; ook hij dacht dikwijls diixx
sein lïerz im Leibe brach. Unendlirh ijlilrlfiirh had
hij moeten zijn en toch was hij U>ien.nü/-ft elen'l.
Zoo moet het' hem, wien bijna nooit cenige
waardeering ten deel viel, althans te moede ge
weest zijn.
Wel zal iemand met, een rijk gemoed zich ge
makkelijk over teleurstelling en ook over een
ledige beurs heenzetten, doch bij Schubert stonden
die contrasten zijn geluk als mensch en kunste
naar te zeer in den weg. (Is het toch niet hard,
dat hij niet eens een kunstrcis van Wcenen u aar
Pesth kon ondernemen, omdat zijn gezondheid dit
niet toeliet en omdat, Mi geen reisgeld had.)
Op de kamermuziek soiree was een keurbende
van kunstenaressen en kunstenaars dezen avond
aan het woord. Ik moet mij dus beperken, wil ik
niet al te uitvoerig worden.
Over den heer Messchaert sprak ik reeds. Daar
hij het leeuwenaandeel aan dezen avond had in
vereeniging met zijn partner Röntgen, begin ik
met deze kunstenaars. Messchaert. was voortreffe
lijk bij stem en ik verbeeldde mij bovendien dat
ik hem nog moit met zooveel uitdrukking heb hooren
zingen als dezen avond, doch hierin wil ik mij niet
verdiepen, het is voldoende te vermelden dat, h j op
iedereen een zeer sterken indruk maakte; waar
toe de zoo artistieke begeleiding van den heer
Röntgen zeer medewerkte.
De reeds bekende variatieën vau Christiaan
Sinding voor twee piano's zijn indertijd door den
heer Röntgen voor het, eerst alhier bekend ge
maakt. Met onze begaafde stadgeuoote mevrouw
Bosmans-Benedictus bracht hij ze thans ten gehoore.
Natuurlijk was men met dit tweetal niet, alleen
van eene goede, doch ook van eene sohoone ver
tolking verzekerd, doch liet trof mij dat ze op
zoo poëtische wijze werden vertolkt. De eigen
aardige kleur, die aan het, geheel werd gegeven,
benevens de zachte gloed, die over het, werk
werd gegoten, gaf aan deze compositie de ware
en schoone kleur.
Het is te betreuren, dat Mevr. Bosmans zoo
zelden te onzent, optreedt. Deze pianiste toch
neemt als artiste en executante een zeer hoog
standpunt in.
Na de variatioën van Sinding werden de 'S ene
Liebeslie.der van Brahms weder uitgevoerd. De
zelfde damessolisten Mevr. Oldenboom?Lutkemaim
en Mej. Kempees verleenden hare medewerking,
terwijl de tenor- en baspartijen nu in handen vau
de beeren Rogmans en Mcsschaert waren.
Met nog meer intentie dan een vorige maal en
nog schooner voordracht vertolkte Mevr. Oldeboom
hare soli en partijen, in duetten en enspmbl.'s.
Deze zangeres wint steeds aan klank, zonder dat
de schoonheid van toon er onder lijdt, evenals de
voordracht door warmte en kleur.
Bij mej. Kempees moet ik ook iets langer stil
staan omdat, deze jonge dame, na onze stad ver
laten te hebben, voor het, eerst weder bij ons op
trad. Mej. Kempees wilde zich geheel aan drama
tische studiën wijden om-lat zij terec'it. inzag dat,
in die richting hare begaafdheid het, sterkst, spreekt.
"uit haar optreden bleek thans, dat hare stem vooral
aan lichtheid zeer had gewonnen en veel
eemakkelijker aanspreekt da,n vroeger. Hoewel die zich
juist in de hoogte bijzonder voordeelig heeft ont
wikkeld, heeft zij de soli voor lagere stem, die
haar nu waren opgedragen, zeer schoon gezon
gen. Het was alleen jammer, dat, haar taak zoo
bescheiden was. Ik kan echter reeds medcdeelen
dat wij spoedig gelegenheid zullen hebben mej.
Kempaes in hare eigenlijke kracht te hooren en
wel, waar hare stem nu ten volle voor berekend
is, als sopraan-zangeres.
Da heeren Messchaert en Roimans werkten zeer
mede tot de hoogst, voortreffelijke interpretatie van
Brahms' Liebeslieder. Het, publiek scheen echter
vermoeid door het. vele dat, men reeds gehoord had
en ontving de Liebeslieder niet met die warmte
waarop de uitvoerders alle aanspraak hadden gehad.
Dat ik het eerste nummer Divertimento voor
viool, alten violoncel het laatst noem, doe ik met
opzet, omdat ik hiermede tevens aan de vaste mede
werkenden een woord van dank wil brengen voor het
geen zij ons hebben geboden en vooral voor de inte
ressante compositieën die zij te hooren gaven.Werken
zooals Brahms' laatste Ciarinetkwintet: Beethoven's
Cismolkwintet en Mozart's Ciarinetkwintet (waar
aan groote zorg was besteed), geven het bewijs
dat deze kunstenaars dit seizoen getracht hebben
het beste te ge?en dat zij konden geven.
Den drie thans medewerkende heeren Cramer,
Hofmeester en Bosmans zij ook voor de gelegen
heid tot kennismaking met Mozart's Divertimento
zeer dank gebracht. Dit werk voor een
Diverlimevto wel wat uitgebreid, geeft op vele plaatsen
een Mozart, uit zijn besten tijd te hooren.
Natuurlijk blijft bij deze kwartet-soirees nog wel
eens iets te wenschen over. Aan sommige be
zwaren schijnen de verhoudingen en omstandig
heden schuld te hebben en dus: laten wij afwachten
wat een volgend jaar ons brengen zal; doch laten
wij dankbaar erkennen het vele kunstgenot, dat
ons hier is geboden, en vergeten wij vooral niet
onze groote ingenomenheid uit te spreken, dat het
publiek dezen winter voor de instrumentale voor
drachten even groote belangstelling heeft getoond
als voor de vocale.
Zulk eene belangstelling en waardeering hebben
alle kunstenaren zonder onderscheid noodig.
Ten slotte maak ik nog melding van eene
goedgeslaagde feestelijke uitvoering vau het zangkoor
van de Vrije Gemeente, onder leiding van den
heer Van den Broeke. De kerkkoren nemen in onze
stad een eigenaardige plaats in. Het blijkt steeds
dat de gemeenteleden het zeer op prijs stellen dat
de kunst, die ter kwader ure bij de hervormde
kerken zoo veel mogelijk geweerd was, hier en
daar weer een bescheiden plaatsje heeft
terugerlangd. Ik weet echter ook, dat deze
koor-vereenigingen met meer bezwaren hebben te worste
len dan de andere zaugvereenigingen.
J k nuiak daarom met, veel ingenomenheid vau
iedere goed geslaagde uitvoering melding. Du ko
ren van de Vrije Gemeente zougen itmk en hielden
zich goed in de tamelijk moeiitlijke koorwerken.
Een viertal zangsolisten : de dames Naany de Koever
en Gerda Reinders en de heereii Staehelhajsen en
van Duinen (allen zeer goede bekenden), luisterden
de uitvoering op. Ook twee iustrurnentaal-solisteu,
de heeren Timrnner (viool) en ierie (orgel) deden
j zich weer als uitstekende solisten kennen, terwijl
laatstgenoemde ook op zeer muzikale wij^e de
kooren solonummers begeleidde.
v AS MILLIGEX.
De Berlijnsche bladen laten zich zeer gunstig
uit over hot spel van onze vroegere stadgenoote
Mej. Agathe Scheper, sedert kort gehuwd met
den tenor-zanger, den Heer Otto Fischer Sobell.
Met haren echtgenoot gaf' zij een concert in de
Bechstein-zaal te Berlijn dat zeer voldeed. Ook
over haren echtgenoot wordt in sommige opzichten
veel goeds gezegd.
De uitvoering van de Mattheus-Passion
van Bach in de Groote Kerk te Haarlem.
Deze uitvoering had vele Amsterdammers naar
Haarlem gelokt. Het groot aantal partituur-onder
den-arm-dragende reizigers bewees dit toen
do trein van 5.30 naar Haarlem zou vertrekken.
Eene uitvoering van Bach's heerlijk werk in een
kerk waarbij men het prachtige orgel zou hooren
is dan ook geen alledaagsch feit.
De kerk was zoo vol, dat wie geen plaats
had besproken, er ongelukkig aan toe was.
Gelukkietrof schrijver dezer regelen echter een
vriendelijken commissaris van orde, die zich over hem
ontfermde. De bezetting van de solisten was
uiterst gelukkig. Hoe mej. Pi a von Sicherer en
de heer Messchaert zongen, behoef ik waarlijk
niet meer te herhalen. 7.ij kwamen zongen
en maakten grooten indruk. Ook de tenor, de
heer Kanfmann was een Evangelist zooals men
zeer weinig hoort, vooral wat frischheid van
stem tot het einde toe betreft. Doch ook in zijn
voordracht gaf hij zeer veel schoons. Mej. C. llibbo
j heb ik ook met groot genoegen gehoord. Vooral
j in het tweede deel heeft de sobere en toch'warme
uitdrukking mij ge t rotten. Een jong Haarlemsen
dilettant gaf in de kleinere partijen het be
wijs van eene zeer sehoono stem te bezitten en
die reeds onder leiding te hebben ontwikkeld.
In juistheid van kleur en karakter zal bij (ik
j twijfel er niet aan) bij voortgezette studie steeds
winnen.
De Heer Robert toonde zich voor zijne hoogst
moeielijke en gevaarlijke taak geheel berekend.
Zijne leiding was zeker en rustig. Alles sloot
daardoor goed in elkander. Het orkest van het
Concertgebouw gaf nan deze uitvoering een schoone
j basis, terwijl ik de voortreffelijk gespeelde
lluit| solo van <ien Heer Demont met groote
inircnoj menbeid vermeld.
j Het koor had met zorg gestudeerd, alles zat er
vast in. Ook het talrijke kinderkoor, dat den
('iintui firmn* zong in bet, inleiilings- en slot
koor van het eerste deel maakte veel indruk. Tn
het hvefde dei l klonken sommige vooral vierstem
mige koren schoon.
De/e eerste proeve (want dat is zij naar ik
meen) '/.n\ aan directeur en medewerkenden ge
leerd hebben wat men een volgend maal vooral
heeft in aeht te nemen.
De onduidelijkheid (en soms klankloosbeid")
van de snellere koren, vooral bij bet dameskoor
op te merken, is te verklaren, daar men niet
gewoon is in zoo groote ruimte te zingen. i
Uit hot feit dat men van de solisten zelfs ieder
woord kon verstaan, zal men echter ook hebben
geleerd, dat bet streven naar groote duidelijkheid
in de uitspraak bij het koor voor uitvoeringen
in deze kerk nog meer dan anders moet betracht
worden.
Dan (ik ben er van overtuigd') zal men, zelfs
met een kleiner koor, meer klank en duidelijk
heid verkrijgen.
Voor het vele schoone dat de Haarlemsche
afdeelinsr ons te genieten gaf, waarbij ik een
warm compliment aan den hoor Robort en ook
aan den organist, den heer Ezerman, niet vergeet,
zal zeker ieder dankbaar geweest zijn. v. M.
Een nieuw album Tau Forain.
Forain is van oen verbazende productie. Nu
weer een nieuwe bundel van hem, als uitgave
van de Vie Parisienne, met den titel Nous, voits
eux!: nous, de viveurs, (als om zijn hekel
urbaner te maken, zet de teekeuaar zich zelf in
het gelid van zijn slachtoffers) vous. bet Parijsche
losse vrouwvolk van allerlei slag, eux, de joden, de
dikke, rijke joden, waar Forain, die de
monsterlijkheden van het moderne materieelo bestaan
met zijn scherpe pen vervolgt, dankbare stof in
vindt. Hij vertoont ze met hun gulzige
vogelbekgezichten, hun leelijke lichamen, met al hun
dommen praalzin, hun hondsche hebzucht, hun
sombere vadsigheid en hun schelmsche
verwatenbeid. Een diergelijke categorie van sujetten vindt
hij hier in de dobbelaars uit de groote wereld, die
hij op pooten stelt met al het woeste en gerneene
van hun lust, het ongehoorde van hun schaamte
loosheid, omgeven door den rauwen aankleve van
hun siniester bedrijf. En dan, een echte creatie
van Forain, de moeder-koppelaarster uit de
demi-monde: aapachtige wijven met
verhabbezakte lijven, met hangende bakkezen en
loenschende blikken, brutale parasieten van hun
willooze spruiten, en die van de alkoven harer
in trek zijnde dochteren een weelderige nering
maken. Verder het doen en laten van
deploertige gasten op een parvenu-kasteel, in hun
verschillend gemelijk tijdverdrijf het
katterig bestaan van rijke lediggangers en onboetvaar
dige Magdalena's, scènes uit de ballet-sfeer
en andere kringen, waar het erotieseh avontuur
of de erotische koopwaar ovorheerscht.
Ofschoon vluchtiger dan zijn beste, krijgen deze
vluige prenten toch niets van het onverschillige
van journalistiek maakwerk. Xijn verve verlaat
hem niet in die eenvoudige omtrekken van een
paar gauwe figuurtjes, die met n regel onder
schrift een wereld blootleggen; de wereld van
een gaaf beschaafden Bloksberg, waar het gore
satanisme tot iets huiselijk geëtïonds is geworden,
waar de heksen en duivelen tot elegante deernen
en lakonieke heeren zijn vergroeid; lakonieko
mannen met ledige oogen en een tcnue van
opgemaakte vermoeidheid, elegante deernen als
half doortrapte, onschuldige popjes, een tooneei
van wanhopigen levenslust, van vuile vreugd, van
vergulden drek, een wereld waar men doordanst
om het walgen te verschuiven tot men ook dat
niet meer kan, een brutale tragikomedie van
blinkende corruptie.
J. V.
Bestuurderen der Maatschappij «Arti et Amici
tiae", als zoodanig beheerders van het fonds
Willink van Colle.-n, brengen bij deze ter
kennisse van belanghebbenden, dat door ben is vast
gesteld, het navolgende programma voor den in
dit jaar te houden Wedstrijd van gemeld fonds.
Art. 1. Kr wordt gevraagd oen vlakke muur
schildering, aan te brengen in de nieuw t« ma
ken trap-hal van het gebouw »Arti et Amicitiae''.
Deze trap-hal wordt op zijde verlicht door een
groot venster van glas in lood gevat, (in hoofd
zaak ongekleurd), en is boog Meter 7, breed
Meter 5.50. Het venster is hoog 3.(>0 M. en
breed ;!.5() M. De trap, de betimmering van de
trap-hal en plafond worden in eikenhout uitge
voerd (Renaissance).
Art. 2. Het onderwerp moet zijn een voorstel
ling betrekking hebbende op Beeldende Kunst
of van een gebeurtenis uit de Hollandsche Kunst
geschiedenis.
Art, 15. De maat van deze vlakke muurschil
dering, die op doek moet worden uitgevoerd, zal
zijn M. 3.40 breed en M. :> hoog.
'Art. 4. Ter mededinging worden uitgenoodigd
alle jont/e Nederlandsche Kunstenaars en Kun
stenaressen. (De leeftijd wordt niet bepaald.)
Art. 5. Alle kosten, heen en weer-vracht, assu
rantie, enz. zijn voor rekening der mededingers.
De doeken moeten zonder lijst, goed verpakt
(wanneer ze niet van uit Amsterdam komen) wor
den ingezonden. De doeken of kisten moeten van
behoorlijke adressen voorzien zijn. Dit adres moet
luiden: Aan de beheerders van liet fonds Willink
van CoHf.n, Maatschappij ; Arti et Amicitiae"
Amsterdam, terwijl bovendien op dit adres het
motto en correspondentieadres moet worden opge
geven. Verder zullen zij vergezeld gaan van een
afzonderlijken brief, gericht aan tic beheerders
vau het fonds Willink nin Cellen meldende den
titel en de omschrijving. Op het adres van dezen
brief zal een motto gesteld worden, dat op de
rugzijde van het doek herhaald moet zijn eu
verder -,;al deze brief een tweede gesloten en
veloppe bevatten, dragende van buiten behalve
hetzelfde motto een geheim m«rk eu een cor
respondentie-adres, van binnen den naam van
den inzender. De naam van den stichter van het
fonds rnag niet als motto worden gebruikt. De
in/endingstormijn is van ?'! tot en met i' De
cember ISii.'i.
Art. IJ. Voor bet best gekeurde doek wordt
uitgeloofd een prijs van zeventien honderd gulden.
Premie zal niet worden toegekend.
Art. 7. De bekrooiüng geschiedt door
bestuurderen voornoemd in de maand December, die
zich evenwel bet recht voorbehouden om bij
onvoldoende kunstwaarde der inzendingen den
prijs niet toe te kennen.
Art. S. liet bekroonde stuk blijft eigendom
va.il het fonds en krijgt als Willink van
('ollenprijs" een blijvende plaats in do nieuw te maken
trap-hal van het maatschappelijk gebouw.
Art. !). De toekenning van bet prijsgeld zal
plaats hebben binnen een maand na de uitspraak.
Art. 10. Alle ingezonden stukken, het bekroonde
en de overigen zullen eenige dagen in de kunst
zalen der maatschappij tentoongesteld worden.
De niet bekroonde stukken zullen op deze ten
toonstelling behalve den opgegeven titel, alleen
het motto dragen, waarmede zij gekenmerkt zijn
en daarna weder afgeleverd worden op vertoon
van het geheime merk, dat zich op de binnenste ?
enveloppe bevindt, terwyl deze ongeopend daarbij
zal worden teruggegeven. Alle stukken zullen
uiterlijk 8 dagen na sluiting van de tentoonstel
ling moeten worden terug gehaald. Is dit niet
geschied, dan worden ze voor rekening van den
inzender aan het correspondentie-adres
ongefrankeerd opgezonden.
Bestuurderen der Maatschappij »Arti et
Amicitia": C. L. Dake, voorzitter; A. C. Bleys,
'2de voorzitter; H. W. Jansen, penningmeester;
Gerard Muller, secretaris ; Ferd. G. W. Oldewelt,
2de secretaris.
Dit programma wordt op franco aanvrage franco
toegezonden, terwijl op aanvrage verkrijgbaar is
een doorsnede van de trap-hal met aanwijzing
van de voor het doek bestemde plaats.
De trap-hal zelf zal waarschijnlijk in de maand
September gereed en voor belangstellenden te
zien zijn.
Een jong beeldhouwer, Max Levi, die zich
kort geleden uit München, waar hij zijn studie
tijd had doorgebracht, voor goed te Berlijn heeft
gevestigd heeft een levensgroote buste in gisp
van den Zweedschen dichter August Strindberg
voltooid. De forsche, karakteristieke kop op den
gespierden hals is zeer gelukjdg en getrouw
weergegeven; een stuk van de laag uitgesneden
jas is even aangeduid. De dichter is voorgesteld
in een oogenblik van rust en kalmte terwijl hij
somber en ernstig nadenkt; toch heeft het werk
niets theatraals of paradeachtigs. Op een der
groote zomertentoonstellingen zal het te zien
zijn!
Bij de firma E. J. van Wisselingh en Co. is
geëxposeerd een schilderij van II. Daumier.
»Sancho l'anza".
Bij de heeren Preyer & Co., lokaal Pictura, is
geëxposeerd een schilderij van P. J. C. Gabriël,
voorstellende het inhalen van den oogst.
MmiitimiiiiiiiiiiMHuiiiiiimmiiu
Hanua Jagert.
De voorbijgegane winter was voor het Berlijn
sche tooneei rijker aan belangwekkende proef
nemingen dan aan successen van beteekenis.
Om de mislukte vertooning in het Lessing-Theater
van Madach's Tragedie van tien Mensch voorbij
te gaan; om enkel maar bij naam te gewagen
van de enkelvoudige vertooning op hetzelfde
tooneei van hot bezielende werk van Ibsen,
Bouw meester Solness; de mid'winter heeft aan
Berlijn maar n stuk van blijvende waarde en
groote beteekenis gegeven, dat succes had: August
Strindberg's Fordrtnysegere: Schuldeischers"
Maar zelfs dit succes van zijn nieuwen uitval
tegen de vrouw heeft niet kunnen beletten, dat
de winter voor dezen Xweedschen pessimist
een teleurstelling was. In October naar Berlijn
gekomen, waar hem door den invloed van zijnen
landgenoot Ola Hansson alle (leuren werden ge
opend, heeft Strindberg, na gezien te hebben,
dat ook in de Duitsche hoofdstad het tooneei
geen tribune is, vanwaar revolutionaire en tege
lijk nieuwe stellingen zijn te verkondigen, haar
reeds in Februari weder verlaten om zijn weg
te kiezen naar Helsingfors. Het verdient op
merking, dat in deze drie stukken een strijd
ondernomen werd waarvan, voor of tegen, de
vrouw bet middenpunt is; het gold hier de vraag
wat de plaats zijn kan van cle vrouw naast den
man, welke invloed de een heeft op den ander.
Maar niet overal is de quaestie der vrijmaking van
de vrouw zulk een innig bestanddeel van het
volksleven geworden als in Skandanavië, waar een
dichter als Strindberg reden zou vinden reacti
onair te strijden. In de meeste landen van
Europa is (leze vraag in het begin harer ontwik
keling, men ziet haar nog van hare mooie zijde en
als dan een man als Strindberg in zijne
Schuldeise/ters en in andere stukken komt aantoonen,
dat zij ook hare leelijke heeft, daar luistert men
naar zijne woorden, neemt er zelfs met belang
stelling kennis van, maar daar blijft 't bij. In
Duitscbland zijn, ten opzichte van de vrouwen
emancipatie, enkel nog maar de idealisten aan
hot woord en tot hen behoort Otto Erich llartleben,
die in zijn tooneelspel Hanna Jagert met groot
talent deze vraag van hare beste zijde heeft
laten zien.
Hanna Jagert is de Berlijners aan het eind
van het winter-seizoen in het Lessing-theater
komen verrassen, liet is niet het werk van een
grooten meester, maar van een, die scherp waar
neemt en stoutmoedig durft zeggen. Wie is ge
heel oorspronkelijk? llartleben niet. Hij is de
zoon van Ibsen en zijne Hanna Jagert kon in een
der stukken van Ibsen geplaatst worden, en er zich
volkomen thuis in gevoelen. Maar er is van
Ibsen niet los te komen. AVij. in Holland, heb
ben geen oorspronkelijke tooneelliteratuur. In
dien wij er, gelijk de Duitscbers, een bezaten,
zouden ook onze jongere tooneelschrijvers den
weg opgaan, die door hem is gebaand en zouden
we ons gelukkig kunnen achten, indien zij langs
dien weg zulke goede kunst bouwden als
Ilauptinann, llartleben en een paar anderen.
De verdienste van deze schrijvers is, dat zij
het leven met eigen oogen hebben beschouwd
en de hand leggen op den polsslag van dezen,
l hunnen eigen tijd. Aldus is Hanna Jugert niet
j enkel een behandeling van de vraag naar
zelfI standigheid der Vrouw, maar het is tevens een
pleidooi voor de zelfstandige ontwikkeling van
het Individu, tegen de socialistische idee in. Ik
zeg niet, dat Jfunna Jagert een meesterstuk is
van tijne analyse: integendeel, do analyse is
zeer zwak. Maar bet is welsprekend en over
rompelt door de stoutmoedigheid, waarmee
Hartleben de vragen, die deze tijd stelt, aanpakt en
verklaart, al durft hij ook ten slotte zijne eigen
consequentie niet aan.
Hanua Jagert is de dochter van een
Berlijnseheii cemcntwerker en opgevoed in een dier
gezinnen, waarin de idee der toekomstige sociale
rechtvaardigheid om zoo te zeggen met de bo
ter op het brood wordt gegeten, als er boter is.
De vader is een volgeling van socialistische
apos