De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 30 april pagina 3

30 april 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 827 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. een ooeenblik over dezen genialen liedercomponist te spreken. Niet om iets nieuws over hem te ver tellen, doch om uitdrukking te geven aan datgene, ?wat bij het hooren vau zijne liederea onwillekeurig zich aan ons moest opdringen. Te weinig toch denkt men er aan, wanneer men niet volle teugen geniet vau de rijke zielsuitingen nuf dezen meester, hoe voor hem alle geluk en welvaart bleven uitgesloten. Rosm, goud noch liefdeleven waren zijn deel. Arm en bijua geheel onopgemerkt schreed hij door het leven. Hij zong voor zichzelf, omdat hij zingen moest tot de dood hem, den onvermoeiden, het zwijgen oplegde en hem aan de kunstwereld ontrukte, die toen niet wist wat zij verloor, Eerst na zijn dood zijn de meeste zijner compositieën uitgegeven, doch om dat te kunnen doen moest men zeer veel opsporen, hetgeen gelukkig heel wat aan het licht heeft, gebracht. Behalve zijne 173 compositieën, die van een opus getal voorzien zijn, bsstaan er ook eeu menigte (waaronder zeer uitgebreide) die zonder opusgetal zijn uitgegeven. Onder deze laatste vindt men vier symfonieën, vijf missen, psalmen, cantaten, strijk kwartetten, sonaten, zangspelen, operetten, koor liederen en ruim een tweehonderdtal liederen voor eene zangstem. (Daaronder bevindt zich ook : *Schwanengesang" door den uitgever, die dezen cyclus vereenigde, aldus betiteld, omdat hij met het laatste lied van dien bundel -. der Ta-ulienpost zijn laatste woord als liedercomponist had gesproken.) Men ziet dus dat Schubert's meest uitgebreide compositieën onder de na zijn dood uitgegeven werken worden gevonden. Doch het is genoeg bekend, dat deze meester, die op ruim dertigjarigen- leeftijd stierf, ons in zijn kort leven schatten heeft nagelaten in een over vloed waartoe men het langste rnenschenleven niet in staat zou achten Het was een schoone gedachte van den heer Messchaert dezen cyclus op l>et, proiramma te bren gen. Op twee liederen na : Tn der Ferns ene/er Taubeytost droeg hij ze allen voor. Ik weet niet of de heer Messchaert. een geheel nieuw licht op deze liederen wierp, doch we! weet ik, dat hij op ieder een zeer ongewonen indruk teweeg bracht. Vooral de liederen op Heiue's gedichten gecomponeerd : Der Atlas, Ihr Bil'/, . Das Fischermiidchen, Die Stadt, AM Meer en Der Doppelgartffer (de schoonsten m. i. uit. den cyclus) kregen door zijn voordracht, eene bijzondere wij ding. Bij de met overweldigende smart voorge dragen Alias, dacht, ik voortdurend aan den be klagenswaardiger Schubert. Ook hij had Unertfögliehfs zu tragen ; ook hij dacht dikwijls diixx sein lïerz im Leibe brach. Unendlirh ijlilrlfiirh had hij moeten zijn en toch was hij U>ien.nü/-ft elen'l. Zoo moet het' hem, wien bijna nooit cenige waardeering ten deel viel, althans te moede ge weest zijn. Wel zal iemand met, een rijk gemoed zich ge makkelijk over teleurstelling en ook over een ledige beurs heenzetten, doch bij Schubert stonden die contrasten zijn geluk als mensch en kunste naar te zeer in den weg. (Is het toch niet hard, dat hij niet eens een kunstrcis van Wcenen u aar Pesth kon ondernemen, omdat zijn gezondheid dit niet toeliet en omdat, Mi geen reisgeld had.) Op de kamermuziek soiree was een keurbende van kunstenaressen en kunstenaars dezen avond aan het woord. Ik moet mij dus beperken, wil ik niet al te uitvoerig worden. Over den heer Messchaert sprak ik reeds. Daar hij het leeuwenaandeel aan dezen avond had in vereeniging met zijn partner Röntgen, begin ik met deze kunstenaars. Messchaert. was voortreffe lijk bij stem en ik verbeeldde mij bovendien dat ik hem nog moit met zooveel uitdrukking heb hooren zingen als dezen avond, doch hierin wil ik mij niet verdiepen, het is voldoende te vermelden dat, h j op iedereen een zeer sterken indruk maakte; waar toe de zoo artistieke begeleiding van den heer Röntgen zeer medewerkte. De reeds bekende variatieën vau Christiaan Sinding voor twee piano's zijn indertijd door den heer Röntgen voor het, eerst alhier bekend ge maakt. Met onze begaafde stadgeuoote mevrouw Bosmans-Benedictus bracht hij ze thans ten gehoore. Natuurlijk was men met dit tweetal niet, alleen van eene goede, doch ook van eene sohoone ver tolking verzekerd, doch liet trof mij dat ze op zoo poëtische wijze werden vertolkt. De eigen aardige kleur, die aan het, geheel werd gegeven, benevens de zachte gloed, die over het, werk werd gegoten, gaf aan deze compositie de ware en schoone kleur. Het is te betreuren, dat Mevr. Bosmans zoo zelden te onzent, optreedt. Deze pianiste toch neemt als artiste en executante een zeer hoog standpunt in. Na de variatioën van Sinding werden de 'S ene Liebeslie.der van Brahms weder uitgevoerd. De zelfde damessolisten Mevr. Oldenboom?Lutkemaim en Mej. Kempees verleenden hare medewerking, terwijl de tenor- en baspartijen nu in handen vau de beeren Rogmans en Mcsschaert waren. Met nog meer intentie dan een vorige maal en nog schooner voordracht vertolkte Mevr. Oldeboom hare soli en partijen, in duetten en enspmbl.'s. Deze zangeres wint steeds aan klank, zonder dat de schoonheid van toon er onder lijdt, evenals de voordracht door warmte en kleur. Bij mej. Kempees moet ik ook iets langer stil staan omdat, deze jonge dame, na onze stad ver laten te hebben, voor het, eerst weder bij ons op trad. Mej. Kempees wilde zich geheel aan drama tische studiën wijden om-lat zij terec'it. inzag dat, in die richting hare begaafdheid het, sterkst, spreekt. "uit haar optreden bleek thans, dat hare stem vooral aan lichtheid zeer had gewonnen en veel eemakkelijker aanspreekt da,n vroeger. Hoewel die zich juist in de hoogte bijzonder voordeelig heeft ont wikkeld, heeft zij de soli voor lagere stem, die haar nu waren opgedragen, zeer schoon gezon gen. Het was alleen jammer, dat, haar taak zoo bescheiden was. Ik kan echter reeds medcdeelen dat wij spoedig gelegenheid zullen hebben mej. Kempaes in hare eigenlijke kracht te hooren en wel, waar hare stem nu ten volle voor berekend is, als sopraan-zangeres. Da heeren Messchaert en Roimans werkten zeer mede tot de hoogst, voortreffelijke interpretatie van Brahms' Liebeslieder. Het, publiek scheen echter vermoeid door het. vele dat, men reeds gehoord had en ontving de Liebeslieder niet met die warmte waarop de uitvoerders alle aanspraak hadden gehad. Dat ik het eerste nummer Divertimento voor viool, alten violoncel het laatst noem, doe ik met opzet, omdat ik hiermede tevens aan de vaste mede werkenden een woord van dank wil brengen voor het geen zij ons hebben geboden en vooral voor de inte ressante compositieën die zij te hooren gaven.Werken zooals Brahms' laatste Ciarinetkwintet: Beethoven's Cismolkwintet en Mozart's Ciarinetkwintet (waar aan groote zorg was besteed), geven het bewijs dat deze kunstenaars dit seizoen getracht hebben het beste te ge?en dat zij konden geven. Den drie thans medewerkende heeren Cramer, Hofmeester en Bosmans zij ook voor de gelegen heid tot kennismaking met Mozart's Divertimento zeer dank gebracht. Dit werk voor een Diverlimevto wel wat uitgebreid, geeft op vele plaatsen een Mozart, uit zijn besten tijd te hooren. Natuurlijk blijft bij deze kwartet-soirees nog wel eens iets te wenschen over. Aan sommige be zwaren schijnen de verhoudingen en omstandig heden schuld te hebben en dus: laten wij afwachten wat een volgend jaar ons brengen zal; doch laten wij dankbaar erkennen het vele kunstgenot, dat ons hier is geboden, en vergeten wij vooral niet onze groote ingenomenheid uit te spreken, dat het publiek dezen winter voor de instrumentale voor drachten even groote belangstelling heeft getoond als voor de vocale. Zulk eene belangstelling en waardeering hebben alle kunstenaren zonder onderscheid noodig. Ten slotte maak ik nog melding van eene goedgeslaagde feestelijke uitvoering vau het zangkoor van de Vrije Gemeente, onder leiding van den heer Van den Broeke. De kerkkoren nemen in onze stad een eigenaardige plaats in. Het blijkt steeds dat de gemeenteleden het zeer op prijs stellen dat de kunst, die ter kwader ure bij de hervormde kerken zoo veel mogelijk geweerd was, hier en daar weer een bescheiden plaatsje heeft terugerlangd. Ik weet echter ook, dat deze koor-vereenigingen met meer bezwaren hebben te worste len dan de andere zaugvereenigingen. J k nuiak daarom met, veel ingenomenheid vau iedere goed geslaagde uitvoering melding. Du ko ren van de Vrije Gemeente zougen itmk en hielden zich goed in de tamelijk moeiitlijke koorwerken. Een viertal zangsolisten : de dames Naany de Koever en Gerda Reinders en de heereii Staehelhajsen en van Duinen (allen zeer goede bekenden), luisterden de uitvoering op. Ook twee iustrurnentaal-solisteu, de heeren Timrnner (viool) en ierie (orgel) deden j zich weer als uitstekende solisten kennen, terwijl laatstgenoemde ook op zeer muzikale wij^e de kooren solonummers begeleidde. v AS MILLIGEX. De Berlijnsche bladen laten zich zeer gunstig uit over hot spel van onze vroegere stadgenoote Mej. Agathe Scheper, sedert kort gehuwd met den tenor-zanger, den Heer Otto Fischer Sobell. Met haren echtgenoot gaf' zij een concert in de Bechstein-zaal te Berlijn dat zeer voldeed. Ook over haren echtgenoot wordt in sommige opzichten veel goeds gezegd. De uitvoering van de Mattheus-Passion van Bach in de Groote Kerk te Haarlem. Deze uitvoering had vele Amsterdammers naar Haarlem gelokt. Het groot aantal partituur-onder den-arm-dragende reizigers bewees dit toen do trein van 5.30 naar Haarlem zou vertrekken. Eene uitvoering van Bach's heerlijk werk in een kerk waarbij men het prachtige orgel zou hooren is dan ook geen alledaagsch feit. De kerk was zoo vol, dat wie geen plaats had besproken, er ongelukkig aan toe was. Gelukkietrof schrijver dezer regelen echter een vriendelijken commissaris van orde, die zich over hem ontfermde. De bezetting van de solisten was uiterst gelukkig. Hoe mej. Pi a von Sicherer en de heer Messchaert zongen, behoef ik waarlijk niet meer te herhalen. 7.ij kwamen zongen en maakten grooten indruk. Ook de tenor, de heer Kanfmann was een Evangelist zooals men zeer weinig hoort, vooral wat frischheid van stem tot het einde toe betreft. Doch ook in zijn voordracht gaf hij zeer veel schoons. Mej. C. llibbo j heb ik ook met groot genoegen gehoord. Vooral j in het tweede deel heeft de sobere en toch'warme uitdrukking mij ge t rotten. Een jong Haarlemsen dilettant gaf in de kleinere partijen het be wijs van eene zeer sehoono stem te bezitten en die reeds onder leiding te hebben ontwikkeld. In juistheid van kleur en karakter zal bij (ik j twijfel er niet aan) bij voortgezette studie steeds winnen. De Heer Robert toonde zich voor zijne hoogst moeielijke en gevaarlijke taak geheel berekend. Zijne leiding was zeker en rustig. Alles sloot daardoor goed in elkander. Het orkest van het Concertgebouw gaf nan deze uitvoering een schoone j basis, terwijl ik de voortreffelijk gespeelde lluit| solo van <ien Heer Demont met groote inircnoj menbeid vermeld. j Het koor had met zorg gestudeerd, alles zat er vast in. Ook het talrijke kinderkoor, dat den ('iintui firmn* zong in bet, inleiilings- en slot koor van het eerste deel maakte veel indruk. Tn het hvefde dei l klonken sommige vooral vierstem mige koren schoon. De/e eerste proeve (want dat is zij naar ik meen) '/.n\ aan directeur en medewerkenden ge leerd hebben wat men een volgend maal vooral heeft in aeht te nemen. De onduidelijkheid (en soms klankloosbeid") van de snellere koren, vooral bij bet dameskoor op te merken, is te verklaren, daar men niet gewoon is in zoo groote ruimte te zingen. i Uit hot feit dat men van de solisten zelfs ieder woord kon verstaan, zal men echter ook hebben geleerd, dat bet streven naar groote duidelijkheid in de uitspraak bij het koor voor uitvoeringen in deze kerk nog meer dan anders moet betracht worden. Dan (ik ben er van overtuigd') zal men, zelfs met een kleiner koor, meer klank en duidelijk heid verkrijgen. Voor het vele schoone dat de Haarlemsche afdeelinsr ons te genieten gaf, waarbij ik een warm compliment aan den hoor Robort en ook aan den organist, den heer Ezerman, niet vergeet, zal zeker ieder dankbaar geweest zijn. v. M. Een nieuw album Tau Forain. Forain is van oen verbazende productie. Nu weer een nieuwe bundel van hem, als uitgave van de Vie Parisienne, met den titel Nous, voits eux!: nous, de viveurs, (als om zijn hekel urbaner te maken, zet de teekeuaar zich zelf in het gelid van zijn slachtoffers) vous. bet Parijsche losse vrouwvolk van allerlei slag, eux, de joden, de dikke, rijke joden, waar Forain, die de monsterlijkheden van het moderne materieelo bestaan met zijn scherpe pen vervolgt, dankbare stof in vindt. Hij vertoont ze met hun gulzige vogelbekgezichten, hun leelijke lichamen, met al hun dommen praalzin, hun hondsche hebzucht, hun sombere vadsigheid en hun schelmsche verwatenbeid. Een diergelijke categorie van sujetten vindt hij hier in de dobbelaars uit de groote wereld, die hij op pooten stelt met al het woeste en gerneene van hun lust, het ongehoorde van hun schaamte loosheid, omgeven door den rauwen aankleve van hun siniester bedrijf. En dan, een echte creatie van Forain, de moeder-koppelaarster uit de demi-monde: aapachtige wijven met verhabbezakte lijven, met hangende bakkezen en loenschende blikken, brutale parasieten van hun willooze spruiten, en die van de alkoven harer in trek zijnde dochteren een weelderige nering maken. Verder het doen en laten van deploertige gasten op een parvenu-kasteel, in hun verschillend gemelijk tijdverdrijf het katterig bestaan van rijke lediggangers en onboetvaar dige Magdalena's, scènes uit de ballet-sfeer en andere kringen, waar het erotieseh avontuur of de erotische koopwaar ovorheerscht. Ofschoon vluchtiger dan zijn beste, krijgen deze vluige prenten toch niets van het onverschillige van journalistiek maakwerk. Xijn verve verlaat hem niet in die eenvoudige omtrekken van een paar gauwe figuurtjes, die met n regel onder schrift een wereld blootleggen; de wereld van een gaaf beschaafden Bloksberg, waar het gore satanisme tot iets huiselijk geëtïonds is geworden, waar de heksen en duivelen tot elegante deernen en lakonieke heeren zijn vergroeid; lakonieko mannen met ledige oogen en een tcnue van opgemaakte vermoeidheid, elegante deernen als half doortrapte, onschuldige popjes, een tooneei van wanhopigen levenslust, van vuile vreugd, van vergulden drek, een wereld waar men doordanst om het walgen te verschuiven tot men ook dat niet meer kan, een brutale tragikomedie van blinkende corruptie. J. V. Bestuurderen der Maatschappij «Arti et Amici tiae", als zoodanig beheerders van het fonds Willink van Colle.-n, brengen bij deze ter kennisse van belanghebbenden, dat door ben is vast gesteld, het navolgende programma voor den in dit jaar te houden Wedstrijd van gemeld fonds. Art. 1. Kr wordt gevraagd oen vlakke muur schildering, aan te brengen in de nieuw t« ma ken trap-hal van het gebouw »Arti et Amicitiae''. Deze trap-hal wordt op zijde verlicht door een groot venster van glas in lood gevat, (in hoofd zaak ongekleurd), en is boog Meter 7, breed Meter 5.50. Het venster is hoog 3.(>0 M. en breed ;!.5() M. De trap, de betimmering van de trap-hal en plafond worden in eikenhout uitge voerd (Renaissance). Art. 2. Het onderwerp moet zijn een voorstel ling betrekking hebbende op Beeldende Kunst of van een gebeurtenis uit de Hollandsche Kunst geschiedenis. Art, 15. De maat van deze vlakke muurschil dering, die op doek moet worden uitgevoerd, zal zijn M. 3.40 breed en M. :> hoog. 'Art. 4. Ter mededinging worden uitgenoodigd alle jont/e Nederlandsche Kunstenaars en Kun stenaressen. (De leeftijd wordt niet bepaald.) Art. 5. Alle kosten, heen en weer-vracht, assu rantie, enz. zijn voor rekening der mededingers. De doeken moeten zonder lijst, goed verpakt (wanneer ze niet van uit Amsterdam komen) wor den ingezonden. De doeken of kisten moeten van behoorlijke adressen voorzien zijn. Dit adres moet luiden: Aan de beheerders van liet fonds Willink van CoHf.n, Maatschappij ; Arti et Amicitiae" Amsterdam, terwijl bovendien op dit adres het motto en correspondentieadres moet worden opge geven. Verder zullen zij vergezeld gaan van een afzonderlijken brief, gericht aan tic beheerders vau het fonds Willink nin Cellen meldende den titel en de omschrijving. Op het adres van dezen brief zal een motto gesteld worden, dat op de rugzijde van het doek herhaald moet zijn eu verder -,;al deze brief een tweede gesloten en veloppe bevatten, dragende van buiten behalve hetzelfde motto een geheim m«rk eu een cor respondentie-adres, van binnen den naam van den inzender. De naam van den stichter van het fonds rnag niet als motto worden gebruikt. De in/endingstormijn is van ?'! tot en met i' De cember ISii.'i. Art. IJ. Voor bet best gekeurde doek wordt uitgeloofd een prijs van zeventien honderd gulden. Premie zal niet worden toegekend. Art. 7. De bekrooiüng geschiedt door bestuurderen voornoemd in de maand December, die zich evenwel bet recht voorbehouden om bij onvoldoende kunstwaarde der inzendingen den prijs niet toe te kennen. Art. S. liet bekroonde stuk blijft eigendom va.il het fonds en krijgt als Willink van ('ollenprijs" een blijvende plaats in do nieuw te maken trap-hal van het maatschappelijk gebouw. Art. !). De toekenning van bet prijsgeld zal plaats hebben binnen een maand na de uitspraak. Art. 10. Alle ingezonden stukken, het bekroonde en de overigen zullen eenige dagen in de kunst zalen der maatschappij tentoongesteld worden. De niet bekroonde stukken zullen op deze ten toonstelling behalve den opgegeven titel, alleen het motto dragen, waarmede zij gekenmerkt zijn en daarna weder afgeleverd worden op vertoon van het geheime merk, dat zich op de binnenste ? enveloppe bevindt, terwyl deze ongeopend daarbij zal worden teruggegeven. Alle stukken zullen uiterlijk 8 dagen na sluiting van de tentoonstel ling moeten worden terug gehaald. Is dit niet geschied, dan worden ze voor rekening van den inzender aan het correspondentie-adres ongefrankeerd opgezonden. Bestuurderen der Maatschappij »Arti et Amicitia": C. L. Dake, voorzitter; A. C. Bleys, '2de voorzitter; H. W. Jansen, penningmeester; Gerard Muller, secretaris ; Ferd. G. W. Oldewelt, 2de secretaris. Dit programma wordt op franco aanvrage franco toegezonden, terwijl op aanvrage verkrijgbaar is een doorsnede van de trap-hal met aanwijzing van de voor het doek bestemde plaats. De trap-hal zelf zal waarschijnlijk in de maand September gereed en voor belangstellenden te zien zijn. Een jong beeldhouwer, Max Levi, die zich kort geleden uit München, waar hij zijn studie tijd had doorgebracht, voor goed te Berlijn heeft gevestigd heeft een levensgroote buste in gisp van den Zweedschen dichter August Strindberg voltooid. De forsche, karakteristieke kop op den gespierden hals is zeer gelukjdg en getrouw weergegeven; een stuk van de laag uitgesneden jas is even aangeduid. De dichter is voorgesteld in een oogenblik van rust en kalmte terwijl hij somber en ernstig nadenkt; toch heeft het werk niets theatraals of paradeachtigs. Op een der groote zomertentoonstellingen zal het te zien zijn! Bij de firma E. J. van Wisselingh en Co. is geëxposeerd een schilderij van II. Daumier. »Sancho l'anza". Bij de heeren Preyer & Co., lokaal Pictura, is geëxposeerd een schilderij van P. J. C. Gabriël, voorstellende het inhalen van den oogst. MmiitimiiiiiiiiiiMHuiiiiiimmiiu Hanua Jagert. De voorbijgegane winter was voor het Berlijn sche tooneei rijker aan belangwekkende proef nemingen dan aan successen van beteekenis. Om de mislukte vertooning in het Lessing-Theater van Madach's Tragedie van tien Mensch voorbij te gaan; om enkel maar bij naam te gewagen van de enkelvoudige vertooning op hetzelfde tooneei van hot bezielende werk van Ibsen, Bouw meester Solness; de mid'winter heeft aan Berlijn maar n stuk van blijvende waarde en groote beteekenis gegeven, dat succes had: August Strindberg's Fordrtnysegere: Schuldeischers" Maar zelfs dit succes van zijn nieuwen uitval tegen de vrouw heeft niet kunnen beletten, dat de winter voor dezen Xweedschen pessimist een teleurstelling was. In October naar Berlijn gekomen, waar hem door den invloed van zijnen landgenoot Ola Hansson alle (leuren werden ge opend, heeft Strindberg, na gezien te hebben, dat ook in de Duitsche hoofdstad het tooneei geen tribune is, vanwaar revolutionaire en tege lijk nieuwe stellingen zijn te verkondigen, haar reeds in Februari weder verlaten om zijn weg te kiezen naar Helsingfors. Het verdient op merking, dat in deze drie stukken een strijd ondernomen werd waarvan, voor of tegen, de vrouw bet middenpunt is; het gold hier de vraag wat de plaats zijn kan van cle vrouw naast den man, welke invloed de een heeft op den ander. Maar niet overal is de quaestie der vrijmaking van de vrouw zulk een innig bestanddeel van het volksleven geworden als in Skandanavië, waar een dichter als Strindberg reden zou vinden reacti onair te strijden. In de meeste landen van Europa is (leze vraag in het begin harer ontwik keling, men ziet haar nog van hare mooie zijde en als dan een man als Strindberg in zijne Schuldeise/ters en in andere stukken komt aantoonen, dat zij ook hare leelijke heeft, daar luistert men naar zijne woorden, neemt er zelfs met belang stelling kennis van, maar daar blijft 't bij. In Duitscbland zijn, ten opzichte van de vrouwen emancipatie, enkel nog maar de idealisten aan hot woord en tot hen behoort Otto Erich llartleben, die in zijn tooneelspel Hanna Jagert met groot talent deze vraag van hare beste zijde heeft laten zien. Hanna Jagert is de Berlijners aan het eind van het winter-seizoen in het Lessing-theater komen verrassen, liet is niet het werk van een grooten meester, maar van een, die scherp waar neemt en stoutmoedig durft zeggen. Wie is ge heel oorspronkelijk? llartleben niet. Hij is de zoon van Ibsen en zijne Hanna Jagert kon in een der stukken van Ibsen geplaatst worden, en er zich volkomen thuis in gevoelen. Maar er is van Ibsen niet los te komen. AVij. in Holland, heb ben geen oorspronkelijke tooneelliteratuur. In dien wij er, gelijk de Duitscbers, een bezaten, zouden ook onze jongere tooneelschrijvers den weg opgaan, die door hem is gebaand en zouden we ons gelukkig kunnen achten, indien zij langs dien weg zulke goede kunst bouwden als Ilauptinann, llartleben en een paar anderen. De verdienste van deze schrijvers is, dat zij het leven met eigen oogen hebben beschouwd en de hand leggen op den polsslag van dezen, l hunnen eigen tijd. Aldus is Hanna Jugert niet j enkel een behandeling van de vraag naar zelfI standigheid der Vrouw, maar het is tevens een pleidooi voor de zelfstandige ontwikkeling van het Individu, tegen de socialistische idee in. Ik zeg niet, dat Jfunna Jagert een meesterstuk is van tijne analyse: integendeel, do analyse is zeer zwak. Maar bet is welsprekend en over rompelt door de stoutmoedigheid, waarmee Hartleben de vragen, die deze tijd stelt, aanpakt en verklaart, al durft hij ook ten slotte zijne eigen consequentie niet aan. Hanua Jagert is de dochter van een Berlijnseheii cemcntwerker en opgevoed in een dier gezinnen, waarin de idee der toekomstige sociale rechtvaardigheid om zoo te zeggen met de bo ter op het brood wordt gegeten, als er boter is. De vader is een volgeling van socialistische apos

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl