Historisch Archief 1877-1940
No. 827
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een vrouw naar Dr. Kuypers harte.
Op den bodem van Gods Woord staande, erkent de vrouw den man als haar hoofd in aanleg, in positie en wederzijdsche verhouding."
iiiiiiumiimmi
iiiiiiiiimiiitiiimk
Een schrijven aan den Heer Brommeijer.
Uit New-York dd. 18 April 11. schrijven
mij twaalf Hollanders:
Ons Hollandsch hart heeft weer een
gevoeligen steek gekregen, Iets bijgaand
uitknipsel eens uit den New-York Ilerald van
heden (18 April)
DE HOLLANDER KOMT.
»De Britsche schepen, heur kranig uiterlijk
«n duizenderlei andere maritieme zaken, vorm
den het onderwerp van de gesprekken der
toeschouwers op de kaden, totdat het
Hollandsche schip, dat voor de groote
»NAVALREVIEW", die hier gehouden wordt, in aan
tocht was, aankwam.
Opnieuw vulden zich de open hótelramen
raet kijkers, verdrongen de nieuwsgierigen
zich op de steigers en wemelde het waterop
pervlak van kleurig versierde booten. De
Hollander" kwam, hij draagt op den spiegel
den naam Van Speijk. Het gewone kanon
gebulder verkondigde zijn aankomst. Hij
ankerde ten westen van den kruiser Blake
dicht bij den General Admiral. De aankomst
van het Hollandsche schip werd verlangend
te gemoet gezien door een groote menigte,
?die zich scheen te verbeelden, dat er iets
buitengewoons aan zou zijn. Er bestond
geen andere grond voor zulk een onder
stelling, dan het nog bij vele Amerikanen
heerschende denkbeeld, dat alles wat uit
Holland komt, vreemd of schilderachtig moet
zijn.
De Van Speijk bleek een dood-gewoon schip,
log, oudervvetsch en in 't minst niet interes
sant. Het schip werd een groot aantal jaren
geleden gebouwd en behoort tot een uitge
storven type 't Ziet er juist zoo uit als een
onzer oude houten schepen, die in den be
vrijdingsoorlog een roemrijken naam verwier
ven maar nu waardeloos zijn. In n enkel
opzicht is het modern 't is n.l. van ijzer.
Toch is de komst van den Van Speijk in
zooverre belangrijk, dat daardoor ook een
schip uit den goeden ouden tijd vertegen
woordigd zal zijn. De lange, lage romp, ver
vooruitstekende boegspriet en hemelhooge
masten, die een enorme massa ra's en touw
werk torschen, leveren aardige punten van
vergelijking met den daarnaast geankerden,
modernen, kruiser Blalx. De officieren en ma
trozen hebben evenmin iets eigenaardigs en
het schip zal weinig bekijks hebben."
Kan Holland dan niets goeds doen?
Hebben we dan geen enkel toonbaar oorlog
schip meer, dat geen mal figuur maakt
tusschen die der andere natiën ? Waar is het
overblijfsel van de oude zeevarende natie ?
If you want to do it, do it good!" zeggen
ze hier or stay home."
,,We hebben hier een »Naval Review" die
klinken zal als een klok en als Holland nu
al onder moet doen voor de
Zuid-Amerikaansche republieken, b.v. voorden prachtigen krui
ser van de Argentijnsche republiek etc.?en zijn
schip een paskwil wordt naast al de grootsche,
prachtige oorlogschepen van den eersten rang,
die hier zijn en nog moeten komen, is 't
haast ondoenlijk om nog een beetje Holland
sche nationaliteit aan te kweeken en er trotsch
op te blijven Hollander te zijn.
Wij gelooven dat we op den grooten
Review-dag, 27 April, onze Hollandsche drie
kleur nu maar stil zullen binnen houden
we don't like to be called dam'nd Dutchmen.
We betreuren het dat het ons blijkt dat
wij klein aantal geboren Hollanders, die
hier wonen meer nationaal gevoel en
Hollandschen trots hebben dan de Hollanders
at home".
Een twaalftal Hollanders
te Xew-York -woonaclitiy."
Ja, dat is een beroerde geschiedenis. Had
het van mij afgehangen, ik' zou die twaalf'
Hollanders heel wat anders hebben gezon
den. Ik had minstens de Wasscitaer naar
Amerika laten stevenen.
Toch moet ik op een vergissing wijzen, door
de twaalf Hollanders begaan, zij schijnen te
meenen, dat de reputatie van onze vloot schade
zal lijden door de verschijning van den Van
Speijk. Dit nu acht ik niet mogelijk. Onze vloot
heeft naam, en meer naam dan eenige andere
ter wereld, en nu is het misschien juist die
overweging geweest, welke de regeering er
toe heeft, geleid, niet al te schitterend op te
treden. Ik wacht den vijand liever ter zee
af. dan hem reeds te waarschuwen bij de revue,
zal de minister gedacht hebben. Daarom zond
hij onzen meest bescheiden held : Van Speyk,
en hield De Ruyter stilletjes thuis, en heeft bij
zichzelf gezegd : nu denken ze dat we geen
De Ruyter meer hebben, maar dat zal hun
opbreken bij gelegenheid!
Zie je, was het een zaak van koopmanschap,
dan zou ik precies contrarie gehandeld wil
len zien. Had b.v. Amerika een aanbod gedaan
om onze vloot te koopen en hadden wij dan Van
Spei/k bij wijze van monster gezonden, dan
zou ik dit een fout geacht hebben. Monsters
moeten altijd van prima kwaliteit zijn. Maar
dit is hier het geval niet. Onze vloot is niet
te koop, en al ware ze te koop, dan zou toch
Amerika niet zoo veel geld hebben om alleen
die affaire af te sluiten, allerminst tegen
woordig nu de Yankees ook al den bodem
van de schatkist beginnen te zien.
Met het oog op onzen landaard, die niet
van bluf houdt maar destemeer van dege
lijkheid, is het dus nog wel te verdedigen,
dat we een ouderwetsche schuit parade laten
houden, waar alle andere naties hun beste
beentje voorzetten. Zoo zijn we en zoo zijn
we altijd geweest. We slaan geen suit, maar
hebben de brandkast stijf vol, eri hebben ook
geen rekeningen, want we zijn gewoon alles
coniptant te betalen. Bij executie vallen we
altijd mee. En zoo is 't natuurlijk ook met
onze vloot, Van Spcyk sturen we, maar we
hebben De Jïayier, en als ze nu denken dat
ze onze helden nog aan kunnen, komen we
met onze verscheurende dieren, met Harer
Majesteit Zeehond, Buffel, Panter, Dolfijn,
Scluii'pioen, Draak, enfin al verscheurender
en verscheurender tot eindelijk met den Cer
berus, den heihond... en zijn ze dan nog niet
bleek van schrik, dan draaien we hem zoo iets
als een Godenfamilie voor den neus en ver
schijnen met Argun, Urania, Neptunus....
's Lands wijs, 's lands eer, zeg ik maar
en dan spreek ik nog niet eens van onze
matrozen en mariniers, die volgens de twaalf
Hollanders ook al niets bijzonders aan zich
hebbeu waaronder er dan toch zijn, die een
half ons tabak tegelijk achter hun kiezen zetten
en die allemaal afstammelingen zijn van een
heldengeslacht, dat eens den Oceaan heeft
schoon geveegd, toen die nog veel vuiler was
dan tegenwoordig.
In dien geest zal ik den twaalf antwoorden.
Ofschoon ik wel wil toestemmen, dat de
v. Speyk wat heel dunnetjes is.
Jur.ius PRUTTKLMAX BROMMEIJER.
iiiimiiimiiHiMiiii
iminmiuumii
Een fraucopliile" Hollander.
Het Journal des Di'-bais bevat een brief, door
een leeraar aan eene Hoogere Burgerschool
te Amsterdam, den heer Van der Waals, ge
schreven aan den prefect van het
Seine-departement, den heer Poubelle. De heer van
der Waals, dien het Fransche blad Uh
Hollandais francophile noemt, is op den zonder
lingen inval gekomen om aan dezen prefect
een lijstje te vragen van de werken, die het
meest geschikt zijn om met de Fransche taal
tevens den eerbied en de bewondering voor
Frankrijk in Nederland te verf-preiden. De
prefect heeft aan dit verzoek voldaan; laat
ons hopen, dat de Parijsche gemeenteraad, die
altijd vindt dat de heer Poubelle buiten zijn
boekje gaat, hem ditmaal met rust laat.
Maar daarmede is de zaak niet uit. De
heer Van der Waals heeft in de
dankbaarheid zijns harten een tweeden brief gedicht.
Hierin vertelt hij, dat hij Frankrijk o! zoo
lief heeft, waartoe hij natuurlijk alle permissie
heeft, en dat hij bij zijne leerlingen hetzelfde
gevoel zal trachten pp te wekken. Dit laatste
vind ik van de leerlingen van een drie-jarigen
cursus wat veel gevergd. Hemel, waar moet
het heen, als de leeraren in de Engeltche en
de Duitsche taal aan die school's mans voor
beeld volgen! Welk een twee-, drie-, ja
vierstrijd in de zielen van de ongelukkige knaapjes !
Er is nog iets, dat ik bedenkelijk vind in
het briefje van den heer Van der Waals.
Hoor zelf' maar eens wat hij zegt:
Si j'avais cru un moment que vous n'auriez
pas répondu a ma lettre, j'aurais téindigne
de la gracieuse hospitalitéque Ie peuple
fran?ais m'a donnée autrefbis. Université,
bibliotbèques, coles, musées, toutes les portes
s'ouyraient pour moi, pauvre maitre d'école,
parti pour la France, sans recommandation
aucune. Les maitres et les lèves, les uns
aussi aimables que les autres, s'empressaient
toujours u me guider et a m'aider."
Wat moet de goede heer Poubelle wel
denken, als de heer Van der Waals van al
dat fchoons zoo weinig heeft geprofiteerd, dat
hij nu nog een lijstje van boeken komt vragen?
En wat moet hij denken van onze goede
landgenooteri, die zoo hardvochtig of zoo be
rooid waren, dat ze den armen schoolmeester
niet eens een heel klein aanbevelings-briefje
medegaven? Zal hij niet de Nederlandsche
maagd vergelijken met de moeder van den
weibekenden kleinen Savoiaard:
Pars, mon enfant, pars pour la France,
Que te sert mon amour ? Je ne possède rien.
Nu, die moeder gaf haar jongen althans
nog een marmotje mee, hetgeen wij in het
geval van meneer Van der Waals niet ver
meld vinden.
Neen, meneer Van der Waals, dat kunt
u heusch niet goed maken, zelfs niet met een
citaatje als: >Terre de France, muit estes dul,t,
?pais.'