De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 30 april pagina 9

30 april 1893 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Nu met l Mei aanst. de VER MOGENSBELASTING zal inge voerd worden, meenen wij onzen lezers een dienst te bewijzen, met hun in een afzonderlek Bgvoegsel, een afdruk van die Wet te geven, gevolgd door den Leidraad voor de belastingplichtigen door . van Iterson, Hoofdinspecteur der Registratie en Domeinen, uitge geven voor rekening van het De partement van Financiën; ver krijgbaar gesteld bij Martinus Nijhoff te 's Gravenhage. VERMOGENSBELASTING. ALGEMEENE BEPALINGEN. Art. 1. Onder den naam van »vermogensbebelasting" wordt een belasting geheven van ieder, die binnen het R\jk woont, of die zich in den loop van het jaar binnen het Rijk metterwoon vestigt. Of en waar iemand binnen het Rijk woont, wordt naar de,omstandigheden beoordeeld. Art. 2. Ieder is belastingplichtig naar de waarde van z\jn vermogen, opgevat en berekend naar de bepalingen dezer wet. Tot grondslag der berekening van het vermogen wordt genomen de toestand bij den aanvang van het belastingjaar of, voor hen, die zich eerst in den loop van het jaar binnen het Rijk metterwoon gevestigd hebben, het tijdstip van vestiging. Hij, die zich eerst in deri loop van het belas tingjaar binnen het Rijk vestigt, is belasting plichtig voor zooveel twaalfde gedeelten van het belastingjaar als het aantal geheele maanden be loopt, die tijdens zijne vestiging nog niet zijn ingetreden. Art. 3. Onroerend goed wordt geacht ver mogen te zijn van hem, die daarop recht van opstal of erfpacht uitoefent of het in dusgenaamde vaste huur of pacht bezit. Wegens ander vruchtgenot van vermogen is hij, die het vruchtgenot heeft, belastingplichtig, als ware hij voor vier vijfde gedeelten de eigenaar van dat vermogen. Voorts wordt als vermogen beschouwd een bij deze wet vast te stellen veelvoud van het bedrag of de geldswaarde der jaarlijksche ontvangsten ter zake van in opstal, erfpacht en dusgenaamde vaste huur of pacht uitgegeven goederen; ter zake van tiend, grondrente of andere op onroe rende goederen gevestigde schuldplichtigheid ; en ter zake van gevestigde of altijddurende renten en uitkeeringen van polderkassen. Art. 4. Het vermogen der vrouw wordt, be houdens de uitzonderingen, in de voorlaatste zinsnede van dit artikel omschreven, geacht een geheel uit te maken met dat van den man. De man is, behoudens verhaal, naar de waarde van dat geheele vermogen belastingschuldig. In de gevallen van scheiding van tafel en bed, van scheiding van goederen, en in het geval dat de vrouw krachtens art. 195 Burgerlijk Wetboek zich het beheer van roerende en onroerende goe deren en het vrije genot van hare inkomsten bedongen heeft, is de vrouw naar de waarde van haar eigen vermogen zelve belastingplichtig. Niettemin wordt in de twee laatste gevallen bij de berekening van de verschuldigde belasting geene splitsing van de vermogens van rnan en vrouw toegelaten, maar de uitkomst der bereke ning wordt dan in evenredigheid tot het batig bedrag van ieders vermogen over beiden omge slagen. Art. 5. Het belastingjaar begint den len Mei en eindigt den 30en April. Art. G. Onder vermogen wordt niet begrepen: a. meubelen, kleederen, levensmiddelen, voor werpen van kunst of wetenschap, goud- en zilverwerk, paarlen en edelgesteenten, geen handelsvoorraad zijnde; &. polissen van nog loopende levensverzeke ringen ; c. het recht op lijfrenten en pensioenen ; d. goederen, waarvan anderen het vruchtgenot hebben; e. nog niet vorderbare termijnen van renten, van uitkeeringen, van bezoldigingen en van an dere inkomsten. Art. 7. Voor de regeling der belasting wordt de waarde van het vermogen bepaald als volgt: A. Voor gebouwde en ongebouwde eigendom men op het twintigvoud hunner belastbare op brengst naar de jongste schatting, tenzij de be lastingplichtige mocht verkiezen zijne goederen dezer soort, geene uitgezonderd, naar hun koopwaarde te schatten. Maakt hij van de bevoegdheid gebruik, dan vermeldt hij dit bij de aangifte, onder overlegging van een staat, aanwijzende welke waarde hij aan zijne gezamenlijke goederen heeft toegekend. Indien de waarde wordt bepaald op het twin tigvoud van de belastbare opbrengst, wordt die opbrengst vooraf verminderd : »1". met de Rijksgrondbelasting en de daarvan geheven opcenten over het loopende jaar ; 2". met de polder- en waterschapslasten vol gens den laatstbekenden jaarlijkschen omslag, voor zoover deze de som te boven gaat, welke bij de regeling der belastbare opbrengst is afge trokken ; 3°. met het bedrag of de geldswaarde der jaar lijksche uitkeeringen ter zake van opstal, erfpacht, dusgenaamde vaste huur of pacht, tiend, grond rente of andere op de goederen gevestigde schuld plichtigheid. Is de uitkeering afwisselend, dan wordt het gemiddeld per jaar van de drie laatste belastingjaren gerekend, of indien de uitkeering nog geene drie jaren is geschied, het gemiddeld per jaar sedert zij een aanvang nam. De bedragen of geldswaarden der ai'te trekken uitkeeringen worden verhoogd met vijf ten hon derd, indien buitengewone uitkeering by overgang of andere gebeurtenis verschuldigd is. Bij schatting van de waarde wordt met de bjj 1°. 3°. bedoelde lasten, uitkeeringen, huren en pachten rekening gehouden." B. Voor: bouwterreinen, daaronder niet begrepen erven en tuinen, aanhoorigheden, zijnde van gebouwde eigen dommen, gronden, aangelegd tot parken, zoomede gronden, die minder verkoopwaarde hebben dan n gulden de centiare; gebouwde en ongebouwde eigendommen, waar van vrijdom van grondbelasting genoten wordt; ongebouwde eigendommen, in veenpolders, waar voor bij de laatste schatting de oude belastbare opbrengst behouden is; gebouwde eigendommen, waarvoor de belast bare opbrengst wegens stichting, herbouw of veran dering nog moet worden geregeld of opnieuw geregeld; als zoodanig waarde hebbende venen, terpen, steengroeven en groeven van andere delfstoffen; onroerende goederen buiten het Rijk gelegen en rechten op die goederen gevestigd, wordt de waarde bepaald naar de bekende verkoopwaarde van soortgelijke of daarmede het meest overeenkomende eigendommen, goederen of rechten. C. Het bij het derde lid van art. 3 bedoelde veelvoud wordt gesteld op het twintigvoud van het bedrag of de geldswaarde der jaarlijksche ontvangsten. Zijn deze afwisselend, dan wordt het gemiddeld per jaar van de drie laatste belas tingjaren gerekend, of indien de ontvangst nog geen drie jaren heeft plaats gevonden, het ge middeld per jaar sedert zij een aanvang nam. Het bedrag, waarvan het twintigvoud wordt berekend, wordt met vijf ten honderd verhoogd, indien bij overgang of andere gebeurtenis buiten gewone uitkeering wordt genoten. D. Effecten worden geschat op hunne gelds waarde naar de laatst bekende gegevens. Onder effecten worden verstaan inschrijvingen in Grootboeken van Nationale en buitenlandsche Staatsschuld, aandeelbewijzen en obligatiën, ook die, welke in den vorm van certificaten of recepissen zijn opgemaakt. E. Hypothecaire en andere schuldvorderingen niet reeds onder D begrepen, worden geschat op het bedrag van het kapitaal. Schuldvorderingen op tijd, waarover geen rente wordt berekend, wissels en ander handelspapier worden op hunne contante waarde geschat. Indien de schuldvordering of de betaling der rente niet voldoende verzekerd is, wordt do waarde begroot. F. Schepen, vaartuigen en schuiten met toebehooren; vaste en losse werktuigen en gereedschappen in fabrieken en werkplaatsen ; paarden en voertuigen, tot welke doeleinden ook gebezigd; vee en voorwerpen van het landbouwbedrijf; handelsvoorraden en alle overige zaken, worden geschat naar hunne geldswaavde in verband met hunne bestemming. Art. 8. Het vermogen, overeenkomstig de be palingen dezer ,wet berekend, wordt verminderd met: l", het bedrag der schuldvorderingen ten laste van den belastingplichtige. Schuldvorderingen op tijd, waarover geen rente wordt berekend, wissels en ander handelspapier worden op hunne contante waarde geschat; 2". het twintigvoudig jaarlijksch bedrag deiverschuldigde lijfrenten, pensioenen en gevestigde of altijddurende renten; benevens liet twintig voudig jaarlijksch bedrag der uitgaven van den belastingplichtige voor verschuldigde verstrek kingen van levensonderhoud, huisvesting of andere zaken. Is het bedrag van dit een of ander afwisselend dan wordt het gemiddeld per jaar van de drie laatste belastingjaren gerekend, of, indien de schuld nog geen drie jaren bestaat, het gemiddeld per jaar sedert haar bestaan. Wegens premiën voor levensverzekering, voor pensioen of voor lijfrente, wegens onverschul digde uitkeeringon en wegens uitgaven voor onder houd en opvoedig van kinderen wordt niets in mindering gebracht. Art. !)? ^ij wier vermogen geheel of'ten deele belegd is in een of meer ondernemingen, hetzij door hen zclven, al of niet in vereeniging met anderen, hetzij door anderen geheel of ten deele voor hunne rekening gedreven, kunnen, indien zij geen verhandelbare aandeelbewijzen daarvan bezitten, het aldus belegd vermogen schatten overeenkomstig de laatste door of namens hen vastgestelde of goedgekeurde balans; mits deze balans den staat van zaken aanwijze, op een tijd stip ten vroegste uit het afgeloopen belasting jaar, en mits desgevorderd blijke, dat bij bare opmaking de baten en lasten geschat zijn naar regels, welker toepassing geen lager kapitaalsaldo oplevert, dan verkregen zou zijn bij toepassing der regels in de twee vorige artikels vermeld. liet aldus geschatte bedrag wordt vermeerderd of verminderd met de kapitalen, welke door den belastingplichtige aan de onderneming of onder nemingen sedert het tijdstip der balans zijn toe gevoegd of onttrokken. Art. 10. Indien de waarde van het vermogen, overeenkomstig de vorige artikelen bepaald, minder bedraagt dan / 13,000, is geen belasting ver schuldigd. Is zij f 13,000 of meer, doch minder dan f 14,000, dan is verschuldigd / 2. Is zij ?14,000 of meer, doch minder dan ?15,1 K H), dan is verschuldigd ?4. Is zij ?15,000 of meer, doch niet meer dan / 200,000, dan is verschuldigd /'l.25 van elke geheele som van ? 1000, waarmede zij bet bedrag van ? 10,000 te boven gaat. Is zij grooter dan /'200,000, zoo is een vast bedrag van ? 237.50 verschuldigd, benevens ? 2 van elke geheele som van ? 1000, waarmede de waarde van het vermogen het bedrag van f 200,000 te boven gaat. Art. 11. Van de belasting zijn vrijgesteld vreemdelingen hier te lande als consuls of con sulaire agenten toegelaten, mits zij onderdanen zijn van den Staat, die hen benoemde en geen ander beroep of bedrijf uitoefenen en wcderkeerig in de door hen vertegenwoordigde landen aan Nederlanders aldaar op gelijken voet toegelaten, vrijstelling van belasting naar vermogen of in komsten worde gegeven. Art. 12. De belastingplichtige wordt aange slagen in de gemeente, waar hij woont bij het begin zijner belastingplichtigheid in het loopend belastingjaar. De woonplaats van den man wordt geacht ook de woonplaats te zijn van zijne vrouw, van wie hij niet van tatel en bed gescheiden is. Minderjarigen, onder curatele gestelden of krankzinnigen, aan wie een aanslag moet worden opgelegd, worden aangeslagen in de gemeente waar hunne wettelijke vertegenwoordigers wonen. Wonen dezen buitenslands, zoo geschiedt de aanslag in de gemeente waar de minderjarige, onder curatele gestelde of krankzinnige gewoonlijk verblijf houdt. Bij verschil van gevoelen over de plaats waar een belastingplichtige moet worden aangeslagen, beslist de minister van financiën. AANSLAG. Art. 18. De aanslag in de belasting is opge dragen aan de inspecteurs der registratie, ieder in den kring van zijne divisie. De gemeentebesturen zijn gehouden aan die in specteurs op hun verzoek kosteloos inzage van de kohieren der hoofdelijke omslagen naar het inko men te geven, en toe te laten dat zij daarvan uittreksels of afschrift nemen of doen nemen. De ambtenaren, ressorteerende onder het depar tement van financiën, geven aan die inspecteurs, voor zooveel noodig, inlichtingen uit de archieven van hunne kantoren, volgens regelen door den minister van financiën te stellen. Art. 14. Jaarlijks vóór den 15 Mei doet de inspecteur der registratie voor elke gemeente of voor elk gedeelte eener gemeente van zijne divisie, na overleg met den burgemeester of die hem vervangt, eene lijst opmaken van de namen der personen, die aldaar, naar zijn vermoeden, volgens deze wet moeten worden aangeslagen, en hunner wettelijke vertegenwoordigers. De inlichtingen, welke de burgemeester of die hem vervangt en de ambtenaren belast met de regeling van de plaatselijke directe belasting nopens het vermogen van ieder kunnen geven, worden daarbij tevens aangeteekend. Meent de inspecteur in den loop van het jaar, dat iemands naam nog op de lijst moet worden gebracht, dan wordt de lijst op dezelfde wijze aangevuld. , De burgemeester doet telkens opgaaf aan den inspecteur van de namen der ingezetenen, die naar zijn oordeel, nog op de lijst moeten worden gebracht. Art. 15. Aan ieder wiens naam op de lijst is vermeld of aan zijn wettelijken vertegenwoordi ger, doet de inspecteur vóór het einde van Mei een biljet toekomen, ingericht volgens formulier door Ons vastgesteld, bevattende summiere aan wijzing van de bestanddeelen van het vermogen. Aan hen, die zich in den loop van het belas tingjaar metterwoon binnen het Rijk vestigen. wordt zoo spoedig mogelijk oen biljet gezonden. Do lijst, aangevuld met eene ambtelijke ver klaring dat de biljetten uitgereikt zijn, geldt als bewijs van uitreiking op den daarbij genoemden dag. Art. IC. Hij, aan wien blijkens de lijst een biljet is gezonden, is verplicht, binnen twintig dagen na de uitreiking, op dat biljet en volgens de daarop gedrukte aanwijzingen aangifte van zijn vermogen te doen. Deze termijn kan door den inspecteur verlengd worden. Indien het vermogen van hem, aan wien een biljet is gezonden, minder dan ? 1.'!,000 bedraagt, of indien hij geen vermogen heeft, verklaart hij dit een of ander op het biljet, dat aldus als aangifte onderteekend wordt. Indien de vrouw krachtens art. 1ÏI5 of art. 241 Burgerlijk Wetboek zelve het beheer over bare roerende en onroerende goederen en het vrije genot van hare inkomsten heeft, is elk der ech telieden verplicht aangifte te doen van zijn ver mogen, al bedraagt dat minder dan ?13.000. Hij, aan wien een biljet is gezonden, en die over het loopend jaar in eene andere gemeente van het Rijk is aangeslagen of da;ir reeds aan gifte heeft gedaan, vermeldt dit op het biljet met opgaat' van den naam der gemeente. liet biljet wordt onderteekend. Hij die, hoewel naar deze wet belastingplichtig, geen biljet heeft ontvangen, is verplicht vóór den vijftienden Juni van liet belastingjaar of wel, bij vestiging binnen het Rijk in den loop van het be lastingjaar, binnen twee maanden na die vestiging aangifte te doen, op de wijze bij ditartikel bepaald. Tot dat einde worden biljetten kosteloos ver krijgbaar gesteld zoowel in de kantoren van re gistratie en successierechten als op de secretarieën der gemeenten. De namen van hen, aan wie op verzoek biljet ten zijn gegeven, worden door den inspecteur op de lijst ingeschreven. Art. 17- Indien de man verhinderd is aangifte te doen, is do vrouw gehouden namens hem aan gifte te doen. Wettige vertegenwoordigers van minderjarigen, onder curatele gestelden of krankzinnigen, aan wie een aanslag moet worden opgelegd, zijn ver plicht voor dezen aangifte te doen. De hoedanig heid wordt hij de onderteekening der aangifte vermeld. Voor een overleden belastingplichtige kan de aangifte onderteekend worden door n der erf genamen, den executeur-testamentair of den be windvoerder over de nalatenschap. Voor hem, die niet in staat is aangifte te doen, kan de aangifte door een ander, namens hem, worden gedaan, mits onder bijvoeging eener schrif telijke vergunning van den inspecteur. Ait. IS. De aangifte wordt door of vanwege den aangever bezorgd in een der bussen in het volgend artikel bedoeld, of rechtstreeks, koste loos aangeteekend per post, toegezonden aan den ontvanger der successierechten, tot wiens kantoor, of aan den inspecteur, tot wiens divisie de ge meente behoort. Art. 19. In de kantoren van de registratieen successierechten en in de secretarie van elke gemeente, door den minister van financiën aan te wijzen, worden van Rijkswege vaststaande geslo ten bussen geplaatst, voor de ontvangst der aan giften bestemd. De sleutel van de bus wordt bewaard door den inspecteur der registratie of op zijn last door den ontvanger der successierechten. De burgemeester zorgt dat de bus, in de secre tarie zijner gemeente geplaatst, gedurende de kan tooruren tot ontvangst van aangiften toeganke lijk is. Hij, die zich met eene aangifte aanmeldt, wordt uitgenoodigd die persoonlijk in de bus te doen. Art. 20. De inspecteur der registratie of de ambtenaar die hem vervangt, verzamelt de aan giften. De namen der aangevers en het bedrag van het aangegeven vermogen worden vermeld in een proces-verbaal, dat door den ambtenaar op zijn ambtseed wordt opgemaakt. Aangiften, welke in behandeling behooren te komen bij een der ambtgenooten van den inspec teur, worden door hem aan dien ambtgenoot ge zonden. Aan hem wiens naam op de lijst is vermeld en van wien geen aangifte is ingekomen, kan de in specteur kosteloos eene verzegelde uitnoodiging doen toekomen om de aangifte alsnog, binnen een door den inspecteur te bepalen termijn, bij hem zelf te bezorgen. Indien de inspecteur nadere toelichting der aan gifte noodig acht, kan hij den aangever daartoe in de gelegenheid stellen. Art. 21. Indien de inspecteur geen bedenking tegen de aangifte van het vermogen heeft, wordt de aanslag door hem in overeenstemming met die aangifte bepaald. Aan aangiften van hen, wien naar de meening van den inspecteur geen aanslag moet worden opgelegd, wordt geen verdere behandeling ge geven. De inspecteur is bevoegd den aanslag te be palen naar een grooter vermogen of naar een hoogere waarde van vermogen dan aangegeven is, indien de aangifte hem te laag voorkomt of indien de waarde naar de regels dezer wet, volgens zijn oordeel, te laag is bepaald. Indien do aangever gebruik heeft gemaakt van de bij art. 7 A, verleende bevoegdheid tot schat ting, kan bij den aanslag aan het totaal zijner onroerende goederen geene hoogere waarde wor den toegekend dan waarop zij bij toepassing van den regel der wet zouden zijn te bepalen. Hij, die geone aangifte heeft gedaan, wordt door den inspecteur ambtshalve aangeslagen. Art. 22. De inspecteur, naar deze wet zelf tot aangifte verplicht, zendt die aan zijn door den minister van financiën aan te wijzen ambtgenoot. Deze bepaalt zijn aanslag volgens de regelen dezer wet en doet daarvan opgaaf aan den ont vanger der successierechten, onder wiens kantoor de aanslag op liet hierna vermelde register moet worden geboekt. Art. 23. De aanslagen in de belasting worden voor den kring van elk kantoor van successie rechten opgenomen in een gemcentegewijs aan te leggen register, dat door den inspecteur voor elke groep van gelijktijdig bepaalde aanslagen wordt vastgesteld. Terstond na de vaststelling zendt de ontvanger, tot wiens kring van kantoor het register behoort, kosteloos voor de aangeslagcnen, aan ieder hun ner eene verzegelde uitnoodiging om te zijnen kantore het bedrag te betalen, waarvoor hij in de belasting is aangeslagen. Aan hen, wier aanslag hooger is gesteld dan hunne aangifte of die bij gebreke van aangifte ambtshalve zijn aangeslagen, wordt de uitnoodi ging tot betaling aangetoekond per post gezonden. Het volgnummer van liet register wordt op de uitnoodiging vermeld; op de keerzijde worden de bepalingen dezer wet nopens betaling, invorde ring, bezwaren, ontheffing en beroep gedrukt. l'.K/WARKN TI'ICKN" UK AANS I.AI, K.\. Ontlieffinj. Art. 24. Hij, wiens aanslag hooger is gesteld dan zijne aangifte, kan. in geval van bezwaar tegen zijn aanslag, zelf of door een gemachtigde binnen dertig dagen na de aanteekeiiing van de uitnoodiging tot betaling een gemotiveerd bezwaar schrift in gesloten omslag per post aangeteekend /enden, of tegen gedagteekend ontvangbewijs be zorgen bij den ontvanger, die de uitnoodiging tot betaling heeft gedaan. Indien de aangeslagenc of' zijn gemachtigde het verlangen daartoe heeft te kennen gegeven, wordt hij, te zijner keus, door den. inspecteur of den ont vanger in persoon nopens zijne bezwaren gehoord. Art. 25. Aan hem, die in den loop van het belastingjaar het Rijk metterwoon verlaat, wordt op zijn verzoekschrift ontheffing verleend voor zooveel twaalfde gedeelten van zijn aanslag als het aantal geheele maanden van het jaar beloopt, die tijdens zijn vertrek of indien het verzoek schrift eerst na hot vertrek is ingediend tijdens de indiening nog niet zijn ingetreden. Aan hem, die aangeslagen is wegens een vrucht genot, dat in den loop van het belastingjaar ein digt, wordt ontheffing verleend voor zooveel ge heele maanden als bij het indienen van zijn ver zoekschrift nog niet verstreken zijn. De verzoekschriften worden ingediend op de wijze en bij den ambtenaar in het vorig artikel bepaald. Art. 20. Op de bezwaarschriften en verzoek schriften wordt uitspraak gedaan door den in specteur, voor zooveel noodig op den voet van het volgend artikel gemachtigd. Hij zendt de uitspraak in gesloten omslag, aangeteekend per post of tegen gedagteekend ontvangbewijs, kosteloos, aan den aangeslagen o. Art. 27. Op machtiging van een door Ons aan te wijzen hoofdambtenaar der registratie, kan de inspecteur, onverschillig of al dan niet een be zwaarschrift is ingediend, ontheffing van belasting verleenen, indien hem in den loop van het be lastingjaar blijkt, dat hij den aanslag van een belas tingplichtige, die aangifte heeft gedaan, te hoog heeft bepaald. Gelijke machtiging heeft de inspecteur noodig voor ontheffing op bezwaar- en verzoekschriften.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl