Historisch Archief 1877-1940
Nu met l Mei aanst. de VER
MOGENSBELASTING zal inge
voerd worden, meenen wij onzen
lezers een dienst te bewijzen, met
hun in een afzonderlek Bgvoegsel,
een afdruk van die Wet te geven,
gevolgd door den Leidraad voor
de belastingplichtigen door
. van Iterson, Hoofdinspecteur der
Registratie en Domeinen, uitge
geven voor rekening van het De
partement van Financiën; ver
krijgbaar gesteld bij Martinus
Nijhoff te 's Gravenhage.
VERMOGENSBELASTING.
ALGEMEENE BEPALINGEN.
Art. 1. Onder den naam van
»vermogensbebelasting" wordt een belasting geheven van ieder,
die binnen het R\jk woont, of die zich in den
loop van het jaar binnen het Rijk metterwoon
vestigt.
Of en waar iemand binnen het Rijk woont,
wordt naar de,omstandigheden beoordeeld.
Art. 2. Ieder is belastingplichtig naar de waarde
van z\jn vermogen, opgevat en berekend naar de
bepalingen dezer wet.
Tot grondslag der berekening van het vermogen
wordt genomen de toestand bij den aanvang van
het belastingjaar of, voor hen, die zich eerst in
den loop van het jaar binnen het Rijk metterwoon
gevestigd hebben, het tijdstip van vestiging.
Hij, die zich eerst in deri loop van het belas
tingjaar binnen het Rijk vestigt, is belasting
plichtig voor zooveel twaalfde gedeelten van het
belastingjaar als het aantal geheele maanden be
loopt, die tijdens zijne vestiging nog niet zijn
ingetreden.
Art. 3. Onroerend goed wordt geacht ver
mogen te zijn van hem, die daarop recht van
opstal of erfpacht uitoefent of het in dusgenaamde
vaste huur of pacht bezit.
Wegens ander vruchtgenot van vermogen is hij,
die het vruchtgenot heeft, belastingplichtig, als
ware hij voor vier vijfde gedeelten de eigenaar
van dat vermogen.
Voorts wordt als vermogen beschouwd een bij
deze wet vast te stellen veelvoud van het bedrag
of de geldswaarde der jaarlijksche ontvangsten
ter zake van in opstal, erfpacht en dusgenaamde
vaste huur of pacht uitgegeven goederen; ter
zake van tiend, grondrente of andere op onroe
rende goederen gevestigde schuldplichtigheid ; en
ter zake van gevestigde of altijddurende renten
en uitkeeringen van polderkassen.
Art. 4. Het vermogen der vrouw wordt, be
houdens de uitzonderingen, in de voorlaatste
zinsnede van dit artikel omschreven, geacht een
geheel uit te maken met dat van den man.
De man is, behoudens verhaal, naar de waarde
van dat geheele vermogen belastingschuldig.
In de gevallen van scheiding van tafel en bed,
van scheiding van goederen, en in het geval dat
de vrouw krachtens art. 195 Burgerlijk Wetboek
zich het beheer van roerende en onroerende goe
deren en het vrije genot van hare inkomsten
bedongen heeft, is de vrouw naar de waarde van
haar eigen vermogen zelve belastingplichtig.
Niettemin wordt in de twee laatste gevallen bij
de berekening van de verschuldigde belasting
geene splitsing van de vermogens van rnan en
vrouw toegelaten, maar de uitkomst der bereke
ning wordt dan in evenredigheid tot het batig
bedrag van ieders vermogen over beiden omge
slagen.
Art. 5. Het belastingjaar begint den len Mei
en eindigt den 30en April.
Art. G. Onder vermogen wordt niet begrepen:
a. meubelen, kleederen, levensmiddelen, voor
werpen van kunst of wetenschap, goud- en
zilverwerk, paarlen en edelgesteenten, geen
handelsvoorraad zijnde;
&. polissen van nog loopende levensverzeke
ringen ;
c. het recht op lijfrenten en pensioenen ;
d. goederen, waarvan anderen het vruchtgenot
hebben;
e. nog niet vorderbare termijnen van renten,
van uitkeeringen, van bezoldigingen en van an
dere inkomsten.
Art. 7. Voor de regeling der belasting wordt
de waarde van het vermogen bepaald als volgt:
A. Voor gebouwde en ongebouwde eigendom
men op het twintigvoud hunner belastbare op
brengst naar de jongste schatting, tenzij de be
lastingplichtige mocht verkiezen zijne goederen
dezer soort, geene uitgezonderd, naar hun
koopwaarde te schatten. Maakt hij van de bevoegdheid
gebruik, dan vermeldt hij dit bij de aangifte,
onder overlegging van een staat, aanwijzende
welke waarde hij aan zijne gezamenlijke goederen
heeft toegekend.
Indien de waarde wordt bepaald op het twin
tigvoud van de belastbare opbrengst, wordt die
opbrengst vooraf verminderd :
»1". met de Rijksgrondbelasting en de daarvan
geheven opcenten over het loopende jaar ;
2". met de polder- en waterschapslasten vol
gens den laatstbekenden jaarlijkschen omslag,
voor zoover deze de som te boven gaat, welke
bij de regeling der belastbare opbrengst is afge
trokken ;
3°. met het bedrag of de geldswaarde der jaar
lijksche uitkeeringen ter zake van opstal, erfpacht,
dusgenaamde vaste huur of pacht, tiend, grond
rente of andere op de goederen gevestigde schuld
plichtigheid. Is de uitkeering afwisselend, dan
wordt het gemiddeld per jaar van de drie laatste
belastingjaren gerekend, of indien de uitkeering
nog geene drie jaren is geschied, het gemiddeld
per jaar sedert zij een aanvang nam.
De bedragen of geldswaarden der ai'te trekken
uitkeeringen worden verhoogd met vijf ten hon
derd, indien buitengewone uitkeering by overgang
of andere gebeurtenis verschuldigd is.
Bij schatting van de waarde wordt met de bjj
1°. 3°. bedoelde lasten, uitkeeringen, huren en
pachten rekening gehouden."
B. Voor:
bouwterreinen, daaronder niet begrepen erven en
tuinen, aanhoorigheden, zijnde van gebouwde eigen
dommen, gronden, aangelegd tot parken, zoomede
gronden, die minder verkoopwaarde hebben dan
n gulden de centiare;
gebouwde en ongebouwde eigendommen, waar
van vrijdom van grondbelasting genoten wordt;
ongebouwde eigendommen, in veenpolders, waar
voor bij de laatste schatting de oude belastbare
opbrengst behouden is;
gebouwde eigendommen, waarvoor de belast
bare opbrengst wegens stichting, herbouw of veran
dering nog moet worden geregeld of opnieuw
geregeld;
als zoodanig waarde hebbende venen, terpen,
steengroeven en groeven van andere delfstoffen;
onroerende goederen buiten het Rijk gelegen
en rechten op die goederen gevestigd,
wordt de waarde bepaald naar de bekende
verkoopwaarde van soortgelijke of daarmede het
meest overeenkomende eigendommen, goederen
of rechten.
C. Het bij het derde lid van art. 3 bedoelde
veelvoud wordt gesteld op het twintigvoud van
het bedrag of de geldswaarde der jaarlijksche
ontvangsten. Zijn deze afwisselend, dan wordt
het gemiddeld per jaar van de drie laatste belas
tingjaren gerekend, of indien de ontvangst nog
geen drie jaren heeft plaats gevonden, het ge
middeld per jaar sedert zij een aanvang nam.
Het bedrag, waarvan het twintigvoud wordt
berekend, wordt met vijf ten honderd verhoogd,
indien bij overgang of andere gebeurtenis buiten
gewone uitkeering wordt genoten.
D. Effecten worden geschat op hunne gelds
waarde naar de laatst bekende gegevens.
Onder effecten worden verstaan inschrijvingen
in Grootboeken van Nationale en buitenlandsche
Staatsschuld, aandeelbewijzen en obligatiën, ook
die, welke in den vorm van certificaten of
recepissen zijn opgemaakt.
E. Hypothecaire en andere schuldvorderingen
niet reeds onder D begrepen, worden geschat op
het bedrag van het kapitaal.
Schuldvorderingen op tijd, waarover geen rente
wordt berekend, wissels en ander handelspapier
worden op hunne contante waarde geschat.
Indien de schuldvordering of de betaling der
rente niet voldoende verzekerd is, wordt do
waarde begroot.
F. Schepen, vaartuigen en schuiten met
toebehooren;
vaste en losse werktuigen en gereedschappen
in fabrieken en werkplaatsen ;
paarden en voertuigen, tot welke doeleinden
ook gebezigd;
vee en voorwerpen van het landbouwbedrijf;
handelsvoorraden en alle overige zaken,
worden geschat naar hunne geldswaavde in
verband met hunne bestemming.
Art. 8. Het vermogen, overeenkomstig de be
palingen dezer ,wet berekend, wordt verminderd
met:
l", het bedrag der schuldvorderingen ten laste
van den belastingplichtige.
Schuldvorderingen op tijd, waarover geen rente
wordt berekend, wissels en ander handelspapier
worden op hunne contante waarde geschat;
2". het twintigvoudig jaarlijksch bedrag
deiverschuldigde lijfrenten, pensioenen en gevestigde
of altijddurende renten; benevens liet twintig
voudig jaarlijksch bedrag der uitgaven van den
belastingplichtige voor verschuldigde verstrek
kingen van levensonderhoud, huisvesting of andere
zaken.
Is het bedrag van dit een of ander afwisselend
dan wordt het gemiddeld per jaar van de drie
laatste belastingjaren gerekend, of, indien de
schuld nog geen drie jaren bestaat, het gemiddeld
per jaar sedert haar bestaan.
Wegens premiën voor levensverzekering, voor
pensioen of voor lijfrente, wegens onverschul
digde uitkeeringon en wegens uitgaven voor onder
houd en opvoedig van kinderen wordt niets in
mindering gebracht.
Art. !)? ^ij wier vermogen geheel of'ten deele
belegd is in een of meer ondernemingen, hetzij
door hen zclven, al of niet in vereeniging met
anderen, hetzij door anderen geheel of ten deele
voor hunne rekening gedreven, kunnen, indien
zij geen verhandelbare aandeelbewijzen daarvan
bezitten, het aldus belegd vermogen schatten
overeenkomstig de laatste door of namens hen
vastgestelde of goedgekeurde balans; mits deze
balans den staat van zaken aanwijze, op een tijd
stip ten vroegste uit het afgeloopen belasting
jaar, en mits desgevorderd blijke, dat bij bare
opmaking de baten en lasten geschat zijn naar
regels, welker toepassing geen lager kapitaalsaldo
oplevert, dan verkregen zou zijn bij toepassing
der regels in de twee vorige artikels vermeld.
liet aldus geschatte bedrag wordt vermeerderd
of verminderd met de kapitalen, welke door den
belastingplichtige aan de onderneming of onder
nemingen sedert het tijdstip der balans zijn toe
gevoegd of onttrokken.
Art. 10. Indien de waarde van het vermogen,
overeenkomstig de vorige artikelen bepaald, minder
bedraagt dan / 13,000, is geen belasting ver
schuldigd. Is zij f 13,000 of meer, doch minder
dan f 14,000, dan is verschuldigd / 2. Is zij
?14,000 of meer, doch minder dan ?15,1 K H), dan
is verschuldigd ?4. Is zij ?15,000 of meer, doch
niet meer dan / 200,000, dan is verschuldigd /'l.25
van elke geheele som van ? 1000, waarmede zij
bet bedrag van ? 10,000 te boven gaat. Is zij
grooter dan /'200,000, zoo is een vast bedrag van
? 237.50 verschuldigd, benevens ? 2 van elke
geheele som van ? 1000, waarmede de waarde
van het vermogen het bedrag van f 200,000 te
boven gaat.
Art. 11. Van de belasting zijn vrijgesteld
vreemdelingen hier te lande als consuls of con
sulaire agenten toegelaten, mits zij onderdanen
zijn van den Staat, die hen benoemde en geen
ander beroep of bedrijf uitoefenen en wcderkeerig
in de door hen vertegenwoordigde landen aan
Nederlanders aldaar op gelijken voet toegelaten,
vrijstelling van belasting naar vermogen of in
komsten worde gegeven.
Art. 12. De belastingplichtige wordt aange
slagen in de gemeente, waar hij woont bij het
begin zijner belastingplichtigheid in het loopend
belastingjaar.
De woonplaats van den man wordt geacht ook
de woonplaats te zijn van zijne vrouw, van wie
hij niet van tatel en bed gescheiden is.
Minderjarigen, onder curatele gestelden of
krankzinnigen, aan wie een aanslag moet worden
opgelegd, worden aangeslagen in de gemeente
waar hunne wettelijke vertegenwoordigers wonen.
Wonen dezen buitenslands, zoo geschiedt de
aanslag in de gemeente waar de minderjarige,
onder curatele gestelde of krankzinnige gewoonlijk
verblijf houdt.
Bij verschil van gevoelen over de plaats waar
een belastingplichtige moet worden aangeslagen,
beslist de minister van financiën.
AANSLAG.
Art. 18. De aanslag in de belasting is opge
dragen aan de inspecteurs der registratie, ieder in
den kring van zijne divisie.
De gemeentebesturen zijn gehouden aan die in
specteurs op hun verzoek kosteloos inzage van de
kohieren der hoofdelijke omslagen naar het inko
men te geven, en toe te laten dat zij daarvan
uittreksels of afschrift nemen of doen nemen.
De ambtenaren, ressorteerende onder het depar
tement van financiën, geven aan die inspecteurs,
voor zooveel noodig, inlichtingen uit de archieven
van hunne kantoren, volgens regelen door den
minister van financiën te stellen.
Art. 14. Jaarlijks vóór den 15 Mei doet de
inspecteur der registratie voor elke gemeente of
voor elk gedeelte eener gemeente van zijne divisie,
na overleg met den burgemeester of die hem
vervangt, eene lijst opmaken van de namen der
personen, die aldaar, naar zijn vermoeden, volgens
deze wet moeten worden aangeslagen, en hunner
wettelijke vertegenwoordigers.
De inlichtingen, welke de burgemeester of die
hem vervangt en de ambtenaren belast met de
regeling van de plaatselijke directe belasting nopens
het vermogen van ieder kunnen geven, worden
daarbij tevens aangeteekend.
Meent de inspecteur in den loop van het jaar,
dat iemands naam nog op de lijst moet worden
gebracht, dan wordt de lijst op dezelfde wijze
aangevuld. ,
De burgemeester doet telkens opgaaf aan den
inspecteur van de namen der ingezetenen, die
naar zijn oordeel, nog op de lijst moeten worden
gebracht.
Art. 15. Aan ieder wiens naam op de lijst is
vermeld of aan zijn wettelijken vertegenwoordi
ger, doet de inspecteur vóór het einde van Mei
een biljet toekomen, ingericht volgens formulier
door Ons vastgesteld, bevattende summiere aan
wijzing van de bestanddeelen van het vermogen.
Aan hen, die zich in den loop van het belas
tingjaar metterwoon binnen het Rijk vestigen.
wordt zoo spoedig mogelijk oen biljet gezonden.
Do lijst, aangevuld met eene ambtelijke ver
klaring dat de biljetten uitgereikt zijn, geldt als
bewijs van uitreiking op den daarbij genoemden
dag.
Art. IC. Hij, aan wien blijkens de lijst een
biljet is gezonden, is verplicht, binnen twintig
dagen na de uitreiking, op dat biljet en volgens
de daarop gedrukte aanwijzingen aangifte van
zijn vermogen te doen.
Deze termijn kan door den inspecteur verlengd
worden.
Indien het vermogen van hem, aan wien een
biljet is gezonden, minder dan ? 1.'!,000 bedraagt,
of indien hij geen vermogen heeft, verklaart hij
dit een of ander op het biljet, dat aldus als
aangifte onderteekend wordt.
Indien de vrouw krachtens art. 1ÏI5 of art. 241
Burgerlijk Wetboek zelve het beheer over bare
roerende en onroerende goederen en het vrije
genot van hare inkomsten heeft, is elk der ech
telieden verplicht aangifte te doen van zijn ver
mogen, al bedraagt dat minder dan ?13.000.
Hij, aan wien een biljet is gezonden, en die
over het loopend jaar in eene andere gemeente
van het Rijk is aangeslagen of da;ir reeds aan
gifte heeft gedaan, vermeldt dit op het biljet met
opgaat' van den naam der gemeente.
liet biljet wordt onderteekend.
Hij die, hoewel naar deze wet belastingplichtig,
geen biljet heeft ontvangen, is verplicht vóór den
vijftienden Juni van liet belastingjaar of wel, bij
vestiging binnen het Rijk in den loop van het be
lastingjaar, binnen twee maanden na die vestiging
aangifte te doen, op de wijze bij ditartikel bepaald.
Tot dat einde worden biljetten kosteloos ver
krijgbaar gesteld zoowel in de kantoren van re
gistratie en successierechten als op de secretarieën
der gemeenten.
De namen van hen, aan wie op verzoek biljet
ten zijn gegeven, worden door den inspecteur op
de lijst ingeschreven.
Art. 17- Indien de man verhinderd is aangifte
te doen, is do vrouw gehouden namens hem aan
gifte te doen.
Wettige vertegenwoordigers van minderjarigen,
onder curatele gestelden of krankzinnigen, aan
wie een aanslag moet worden opgelegd, zijn ver
plicht voor dezen aangifte te doen. De hoedanig
heid wordt hij de onderteekening der aangifte
vermeld.
Voor een overleden belastingplichtige kan de
aangifte onderteekend worden door n der erf
genamen, den executeur-testamentair of den be
windvoerder over de nalatenschap.
Voor hem, die niet in staat is aangifte te doen,
kan de aangifte door een ander, namens hem,
worden gedaan, mits onder bijvoeging eener schrif
telijke vergunning van den inspecteur.
Ait. IS. De aangifte wordt door of vanwege
den aangever bezorgd in een der bussen in het
volgend artikel bedoeld, of rechtstreeks, koste
loos aangeteekend per post, toegezonden aan den
ontvanger der successierechten, tot wiens kantoor,
of aan den inspecteur, tot wiens divisie de ge
meente behoort.
Art. 19. In de kantoren van de
registratieen successierechten en in de secretarie van elke
gemeente, door den minister van financiën aan te
wijzen, worden van Rijkswege vaststaande geslo
ten bussen geplaatst, voor de ontvangst der aan
giften bestemd.
De sleutel van de bus wordt bewaard door den
inspecteur der registratie of op zijn last door den
ontvanger der successierechten.
De burgemeester zorgt dat de bus, in de secre
tarie zijner gemeente geplaatst, gedurende de kan
tooruren tot ontvangst van aangiften toeganke
lijk is.
Hij, die zich met eene aangifte aanmeldt, wordt
uitgenoodigd die persoonlijk in de bus te doen.
Art. 20. De inspecteur der registratie of de
ambtenaar die hem vervangt, verzamelt de aan
giften.
De namen der aangevers en het bedrag van het
aangegeven vermogen worden vermeld in een
proces-verbaal, dat door den ambtenaar op zijn
ambtseed wordt opgemaakt.
Aangiften, welke in behandeling behooren te
komen bij een der ambtgenooten van den inspec
teur, worden door hem aan dien ambtgenoot ge
zonden.
Aan hem wiens naam op de lijst is vermeld en
van wien geen aangifte is ingekomen, kan de in
specteur kosteloos eene verzegelde uitnoodiging
doen toekomen om de aangifte alsnog, binnen
een door den inspecteur te bepalen termijn, bij
hem zelf te bezorgen.
Indien de inspecteur nadere toelichting der aan
gifte noodig acht, kan hij den aangever daartoe
in de gelegenheid stellen.
Art. 21. Indien de inspecteur geen bedenking
tegen de aangifte van het vermogen heeft, wordt
de aanslag door hem in overeenstemming met die
aangifte bepaald.
Aan aangiften van hen, wien naar de meening
van den inspecteur geen aanslag moet worden
opgelegd, wordt geen verdere behandeling ge
geven.
De inspecteur is bevoegd den aanslag te be
palen naar een grooter vermogen of naar een
hoogere waarde van vermogen dan aangegeven
is, indien de aangifte hem te laag voorkomt of
indien de waarde naar de regels dezer wet,
volgens zijn oordeel, te laag is bepaald.
Indien do aangever gebruik heeft gemaakt van
de bij art. 7 A, verleende bevoegdheid tot schat
ting, kan bij den aanslag aan het totaal zijner
onroerende goederen geene hoogere waarde wor
den toegekend dan waarop zij bij toepassing van
den regel der wet zouden zijn te bepalen.
Hij, die geone aangifte heeft gedaan, wordt
door den inspecteur ambtshalve aangeslagen.
Art. 22. De inspecteur, naar deze wet zelf
tot aangifte verplicht, zendt die aan zijn door den
minister van financiën aan te wijzen ambtgenoot.
Deze bepaalt zijn aanslag volgens de regelen
dezer wet en doet daarvan opgaaf aan den ont
vanger der successierechten, onder wiens kantoor
de aanslag op liet hierna vermelde register moet
worden geboekt.
Art. 23. De aanslagen in de belasting worden
voor den kring van elk kantoor van successie
rechten opgenomen in een gemcentegewijs aan te
leggen register, dat door den inspecteur voor
elke groep van gelijktijdig bepaalde aanslagen
wordt vastgesteld.
Terstond na de vaststelling zendt de ontvanger,
tot wiens kring van kantoor het register behoort,
kosteloos voor de aangeslagcnen, aan ieder hun
ner eene verzegelde uitnoodiging om te zijnen
kantore het bedrag te betalen, waarvoor hij in de
belasting is aangeslagen.
Aan hen, wier aanslag hooger is gesteld dan
hunne aangifte of die bij gebreke van aangifte
ambtshalve zijn aangeslagen, wordt de uitnoodi
ging tot betaling aangetoekond per post gezonden.
Het volgnummer van liet register wordt op de
uitnoodiging vermeld; op de keerzijde worden de
bepalingen dezer wet nopens betaling, invorde
ring, bezwaren, ontheffing en beroep gedrukt.
l'.K/WARKN TI'ICKN" UK AANS I.AI, K.\.
Ontlieffinj.
Art. 24. Hij, wiens aanslag hooger is gesteld
dan zijne aangifte, kan. in geval van bezwaar
tegen zijn aanslag, zelf of door een gemachtigde
binnen dertig dagen na de aanteekeiiing van de
uitnoodiging tot betaling een gemotiveerd bezwaar
schrift in gesloten omslag per post aangeteekend
/enden, of tegen gedagteekend ontvangbewijs be
zorgen bij den ontvanger, die de uitnoodiging
tot betaling heeft gedaan.
Indien de aangeslagenc of' zijn gemachtigde het
verlangen daartoe heeft te kennen gegeven, wordt
hij, te zijner keus, door den. inspecteur of den ont
vanger in persoon nopens zijne bezwaren gehoord.
Art. 25. Aan hem, die in den loop van het
belastingjaar het Rijk metterwoon verlaat, wordt
op zijn verzoekschrift ontheffing verleend voor
zooveel twaalfde gedeelten van zijn aanslag als
het aantal geheele maanden van het jaar beloopt,
die tijdens zijn vertrek of indien het verzoek
schrift eerst na hot vertrek is ingediend tijdens
de indiening nog niet zijn ingetreden.
Aan hem, die aangeslagen is wegens een vrucht
genot, dat in den loop van het belastingjaar ein
digt, wordt ontheffing verleend voor zooveel ge
heele maanden als bij het indienen van zijn ver
zoekschrift nog niet verstreken zijn.
De verzoekschriften worden ingediend op de
wijze en bij den ambtenaar in het vorig artikel
bepaald.
Art. 20. Op de bezwaarschriften en verzoek
schriften wordt uitspraak gedaan door den in
specteur, voor zooveel noodig op den voet van
het volgend artikel gemachtigd.
Hij zendt de uitspraak in gesloten omslag,
aangeteekend per post of tegen gedagteekend
ontvangbewijs, kosteloos, aan den aangeslagen o.
Art. 27. Op machtiging van een door Ons aan
te wijzen hoofdambtenaar der registratie, kan de
inspecteur, onverschillig of al dan niet een be
zwaarschrift is ingediend, ontheffing van belasting
verleenen, indien hem in den loop van het be
lastingjaar blijkt, dat hij den aanslag van een belas
tingplichtige, die aangifte heeft gedaan, te hoog
heeft bepaald.
Gelijke machtiging heeft de inspecteur noodig
voor ontheffing op bezwaar- en verzoekschriften.