Historisch Archief 1877-1940
No. 828
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
D e volksbloem van Nicolaas Beet s.
PROF. BEETS : Mevrouw, de Nymphaea Alba, de Zilveren Waterlelie met het Gouden Hart biedt zich als van zelve aan. . . .
NEDERLANDSCHE MAAGD : Dank-je, professor, die Plompen" zijn me te nat.
Snuifjes.
De wereld wordt hoe langer hoe volmaakter.
Alle kleine leemten, die er nog bestonden,
worden zoo langzamerhand aangevuld.
We hebben nog geen volksbloem, maar
dat zal niet lang meer zoo wezen.
Reeda hadden we de keus tusschen de Roos,
de Tulp, de Phlox, de Heidebloem, de Venus
spiegel, en daar is Beets zoo vriendelijk
ons bovendien de Witte Waterlelie aan te
. bieden. Ze is de schoonste, de zinrijkste van
al de bloemen (de Luctor et Enaergo", de
Tranquilla in Undis" onzer vaderlandsche
Flora).
Ik was al van plan ze allen te zamen in
mijn hoed te doen, om, met de oogen dicht,
er een uit te trekken, maar daar verschijnt
het Handelsblad en Baissevain komt ook zijn
duit in het zakje, anders gezegd, zijn bloem
in mijn hoed gooien, zoodat die er werke
lijk te klein van wordt. Endat was maar goed.
Een volksbloem bij loting aan te wijzen is toch
het rechte niet. De keus moet een redelijke zijn.
Ik ben dus aan het redeneeren gegaan. Bsets
heeft gelijk, zei ik weldra: Holland is een
waterland, we moeten dus een waterbloem
hebben!... een die druipt; maar Holland heeft
toch ook een vasten wal, we hebben derhalve
een bloem noodig, die op het land groeit en
droog is. En. daar komt Boiasevain mij in het
gevlei:,?We weten niet of bossen van de
wuivende halmen onzer zeeduinen, van het
bloeiende helm, dat onze ware verdediging
tegen de zee is, hun (onzen voorouders) niet
beter op deii ijzeren stormhoed zouden heb
ben gestaan. De krachtige, stoere, eenvoudige
plant, die diepwortelend, het zand bijeenhoudt
en haar pluimen zwaaien laat door den Noord
wester uit zee, is het symbool van Holland,
dat ons het meeste bekoort."
Ook hij heeft het bij het rechte eind.
Wil men er echt Hollandscli uitzien, men
bereikt zijn doel niet zonder druipende plom
pen" en evenmin zonder wuivende
helmbossen. Beets en Boissevain, de twee groote va
derlanders, zullen te zamen mij aankleeden
pp den eersten nationalen feestdag. En als
ik dan niets heb van een Batavier die uit
kermishouden gaat... zal het mijn schuld
niet zijn.
Da Volksbloemquaestie is voor mij opge
lost.
# *
*
Hier is de koele Mey, een bruyloft voor
de dieren,
Daar al wat pluimen draagt, begint te
tierelieren.
«Aldus rijmt VaderCats in zijn Houwelick";
maar behalve al wat pluimen draagt" wordt
er in de laatste jaren nog door een aantal
niet-pluimendragers op den len Mei
getierelierd, zonder dat tot nu toe duidelijk te zien
is, welke practische uitkomst daarmede wordt
bereikt," zoo las ik, en sedert dien houdt
ook mij die vraag bezig. Welke practische
uitkomst wordt bereikt rnet getierelier op l
Mei van niet-pluimdragers ?"
De practische uitkomst van het getierelier
van al wat pluimen draagt, zijn de eitjes in
de nestjes maar zullen die niet-pluimdra
gers ooit eieren leggen ? Waartoe dan hun
getierelier? Daar komt bij, dat de niet-pluim
dragers, die op l Mei het anderen niet met hun
getierelier lastig maken, in veel beter doen zijn
dan de tierelierenden. En zoo rijst de vraag,
of men orn in beter doen te komen, niet juist
van al wat tierelieren is zich behoort te ont
houden ? Hoe dit. zij, in elk geval wensch
ook ik op de praetiehe uitkomst te wijzen.
niilliiliiiiiiiiiiimiiiiiniiiiiiuiitiiinminiiiinniiiiilliiiiiiiniiiiiiniiillilillll
Monoloog van een Tweede Kamer,
die een nieuwe kieswet
behandelen moet.
Te zijn of niet te zijn, ziedaar de vraag.
Is 't eed'ler voor den geest, de speldeprikken
En beten van een nijdige partij
Te dulden of, 's volks klachten op te merken
En door wat spoed ze t'enden! Heengaan !
Sterven!
En verder! Doch.gesteld: ons gaan was 't einde
Der narigheden en der duizend kwalen, die
Der Kamer erfdeel zijn, 't ware een voleinding
Met vroom gebed te wenschen Heengaan!
Sterven!
Maar heengaan, en licht niet herkozen
worden!
Dat houdt ons vast. Want,dat de nieuwe kiezers,
Als wij hun eerst de macht in handen geven,
Zeer moog'lijk ons niet weder zullen stemmer»,
Dwingt ons tot aarz'len. Die beschouwing doet
Deez' Kamer tot zoo hoog een leeftijd komen.
Want wie verdroeg den spot en smaad der
kranten
Van alle democratische partijen
Eens Knijper's hoon, 't geschreeuw van Recht
voor Allen
Als hij zichzelyen ruste schenken kon
Door n besluit. Wie zou niet graag het recht
Om ons te kiezen, allen willen geven,
Als niet de vrees voor't volk, het domme volk,
Dat zelf zal willen weten, hoe te stemmen,
Den wil verlamde, en eer de slechte kieswet,
Van nu verdragen deed, dan aan te nemen
Een wet, die onze zitting zou verkorten.
Zoo maakt de volksvrees lafaards van ons allen.
Doch licht waar 't beter door een kloek besluit
Ons ziek'lijk lichaam willens prijs te geven,
Dan t' aarz'len tot de hooggezwoïlen vloed
Van ontevredenheid ons divingt tot hand'leo»