Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 830
i'dat, als men van den duivel spreekt, deze
nabijheid is daarom heb ik geene poging
?m de vrijmoedigheid te onderdrukken, die er
onwillekeurig toe bracht om van dit Raadslid
^èkande, de teedere snaar, als ook de kille dood
rit, a*n te roeren.
, Overigens, het zij nogmaals gezegd, ons Raadslid
. tóet er al telt hij ook vier geneesheeren onder
rijn collega's zoo gezond uit als een vischje in
, het water en zijne vroegere, tegenwoordige en
toekomstige kiezers voor zoover zij nog of
teede leven verwonderen er zich slechts over
hem niet in een giek over onze wateren of op
een velocipède door onze straten te zien zweven.
Reeds physiek maakt de heer Vink, gezeten
tusschen zijne een en dertig medeleden, zulk een
gunstigen indruk, dat zelfs de grootste twijfelaars
de zoodanigen hebben wij hier gelukkig nog niet
een ongeloovig of spottend glimlachje gemakkelijk
zouden kunnen weerhouden, als hun verteld werd
dat dit Raadslid naar //zijn" beeld geschapen is.
Hij is een zeer gewoon man en toch valt hij
dadelijk in het oog, al bevindt hij zich dicht iu
het gedrang tusschen figuren, die veel imposanter
zijn of zich maken. Al heeft hij een grijzen
krulkop, toch heeft nog nooit iemand van hem
gezegd dat hij een //oude man" is. En het is nog
evenmin iemand onder .den kruin gekomen om te
zeggen: «.Vink is een lange vent" als //Vink is
een klein kereltje".
Ons Raadslid is ook niet dik of niet mager, hij
is niet te gauw en niet te langzaam, niet te vroeg
en niet te laat! In 't algemeen blijkt hij een
?«fkeer te hebben van wat //te" is.
? Slechts n keer, voor zoover ik weet, heeft hij
Uien afkeer overwonnen. Jaren lang heeft men hier
geredekaveld zal ik maar zeggen over de
behoefte, die Utrecht had aan eene //beurs" en er
kwam er maar geen. Nu, dat duurde den heer
Vink //te" lang. Hij zette zijne schouders mede
onder de plannen en nu staat de beurs er al haast.
Of hij en zijne medearbeiders nu wel veel plezier
ditl;--t '*
"f-iDe adviezen, die de heer Vink in de afdeelingen
gaf, waren steeds
Maar stil! Hier zou ik het terrein betreden van
dien redenaar van later, van dien redenaar, dien
we hopen dat nog niet geboren is.
Moge de heer Vink nog lang een
menschwaardig Raadslid blijven!
liiiiiiliiiiiifiiliiiiiiiliiiilliiiHiliiillliiiiiliiiiniiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiliiiiilliliiili
Het Tooneel.
van dit //kind" zullen beleven, schijnt wel twijfel
achtig. Althans zoo nu en dan hoort men wel eens
fluisterend vragen, waar de bandelaars toch schuilen
die deze Beurs zullen moeten vullen en in de
Kamer van Koophandel heeft een hoedenfabrikant
reeds als zijn heilige overtuiging uitgesproken, dat
de heele Beurs in het water zal vallen als.... er
geen buffet komt! Rare handelaars!....
Om tot den heer Vink terug te keeren van
een in aanbouw zijnd beursgebouw is dat niet
moeielijk ons Raadslid vereenigt de eervolle
betrekking, die door dezen titel wordt aangeduid,
op zeer gelukkige wijze met die van President van
de Kamer van Koophandel en fabrieken en van
Bouwondernemer en handelaar in bouwmaterialen
beide laatste betrekkingen en gros en en détail.
Deze laatste, wel eenigszins op een advertentie
gelijkende bijzonderheid, zou ik niet noodig geacht
hebben mede te deelen, als ik er niet de aandacht
op had willen vestigen dat de heer Vink is een
selfmade man. En daarop moet ik de aandacht vesti
gen, want men kan het aan den heer Vink zelven
niet zien. Hij ziet er uit en gedraagt zich alsof
hij onmiddellijk na zijn geboorte begonnen is de
zaken en gros aan te vatten.
Eéne deugd verdient vooral om het onmid
dellijk belang, dat zijn tijdgenooten daarbij heb
ben ten zeerste van het Raadslid Vink in het
licht te worden gesteld. Hij is "namelijk geen
//graagprater" en dit is niet alleen bij een raads
lid een zeer te waardeeren zeldzaamheid, maar
bovenal bij een selfmade man.
De heer Vink geeft het navolgenswaardig voor
beeld van nooit over dingen te praten waarvan
hij geen verstand heeft en niets nieuws kan zeg
gen, hetgeen in de eerste plaats tengevolge heeft
dat hij niet dikwijls het woord voert en in de
tweede plaats dat, wanneer hij het doet, allen met
aandacht naar hem luisteren en zijn woord dan ook
vaak van grooten invloed op de besluiten is. De
zaken waaraan hij zijne krachten en talenten wijdt
de Beurs moge hem en deu anderen door het
nageslacht genadiglijk vergeven worden kunnen
niet anders dan bloeien en wél varen, zoolang ijver,
bekwaamheid en toewijding bloei en welvaart on
vermijdelijk te weeg brengen.
Onze ambachtsschool, die weldra op eene nieuwe
plaats in een nieuw en ruim gebouw een frisscher
leven zal intreden, zal dan tevens een monument
zijn ter herinnering aan den strijd, dien de heer
Vink dikwijls in den raad voor haar gestreden heeft.
Gedurende de zomermaanden treedt Julia
Cuypers, de veelbelovende jonge Vlaamsche
tooneelspeelster, wederom in het Grand Théatre
op. Ter wille van haar monteerden de heeren
van Lier een Vlaamsch tooneelwerk, Belsama,
lyrisch drama met zang en koren in 5 bedrijven
door Nestor de Tière, muziek van Frans van
Herzeele, .waaraan zy, vrees ik, niet veel vreugde
zullen beleven. Te Brussel is het vele malen met
grooten bijval vertoond. Een nieuw bewijs voor
het bekende feit, dat de Noord- en
ZuidNederlandsche smaak op tooneelgebied elkander
nog al ontloopen. Ook tusschen de Noord- en
Zuid-Nederlandsche tooneelschrijvers bestaat groot
verschil wat de qualiteit, doch vooral wat de
quantiteit hunner werken betreft. Belgiëheeft na
1830 tal van vruchtbare tooneelschrijvers gehad,
wier werken bij tientallen zijn te tellen. Nestor de
Tière is in dit opzicht een echt Belgisch dramaturg.
Belsama is het derde werk, dat wij in minder
dan een jaar van hem zagen. Eerst kwam »Een
spiegel", een bekroond, doch jammerlijk onbe
duidend tooneelspel, toen «Liefdedrift", een volks
stuk met enkele goed geslaagde tooneelen, als geheel
met zekere handigheid in elkaar gezet en van
dramatischen aanleg blijk gevend. Na Belsama weet
men niet meer wat men van Nestor de Tière moet
denken. «Liefdedrift" en »Een spiegel" deden
vermoeden, dat hij in het romantische drama iets
goeds zou kunnen leveren; Belsama maakt dit
vermoeden te schande. Het is een gewrongen,
onbeholpen, onpoëtisch spektakelstuk. Slechts op
n wijze is het te redden, doorliet als een opera
tekst te beschouwen en zoo zullen wij het maar
beschouwen. Het recht daartoe hebben wij. Belsama
noemt zich lyrisch drama" met zang en koren;
onmogelijk is het niet, dat de Vlamen, wier
taalzuiveringsijver soms wel eens een beetje heel ver
gaat, door deze tamelijk omslachtige definitie het
te Fransen klinkende »opera" hebben willen ver
vangen. Als operatekst heeft Belsama groote ver
diensten. Dat het niet voortdurend boeit, is niet
de schuld van Nestor de Tière, maar van den
componist, die hem telkens op allerschandelijkste
wijze in den steek liet. Een operatekst is nu
eenmaal een operatekst, Ce qui ne vautfx lapeine
d'être dit, on Ie chante. Het is te hopen, dat
Belsama nog eens door een op zijn muziek min
der zuinigen componist zal worden geïllustreerd.
Als libretto heeft het te vele voortreffelijkheden,
dan dat het zonder muziekbegeleiding ten grave
mag dalen.
Belsama speelt in GalliëGO jaar na Christus;
voor een opera een zeer geschikt tijdperk;
de hoofdpersonen Druïden en Druïdessen; veel
gelegenheid tot offer- en godsdienstplechtigheden
met optochten, vreemdsoortige ritualen, ceremo
niën enz. »Norma" speelt in dezen zelfden tijd,
doch Bellini is uit de mode en dit is dus geen
bezwaar. Van oorspronkelijkheid in handeling of
behandeling geen schijn of schaduw. Ook dit is
een verdienste. De componist mag niet benadeeld
worden. De personen marionetten van aandoenlijke
gedienstigheid en lijdzaamheid, zich alles latende
aanleunen, met zich latende spelen en sollen,
lachende, schreiende, juichende, jammerende,
stervende of gok wordende juist op liet tijdstip
en op de manier, die den librettist het meest ge
schikt voorkomen. In het eerste bedrijf, het huise
lijke of gemoedelijke, een maaltijd der Galliërs met
de noodige drink- en krijgsliederen. In het tweede,
het godsdienstige, barden- en priesterzangen, Bel
sama op hot bevel van God Esus (in het tekstboekje
wordt men verzocht dezen Esus niet met Jezus
te verwarren!) ten offerdood bestemd, op den
blijkbaar steeds gereed staanden brandstapel ge
leid en juist op het laatste nippertje door een
Romeinsch centurio gered. Niet nieuwe, doch
steeds zijn effect bereikende theatercoup. In het
derde bedrijf, het bedrijf a faire volgens Sarcey,
wederom godsdienstplechtigheden en groote ver
leidingsscène. Een Romeinsch krijgsman door een
verraderlijk lonkende Druïdes in haar verblijf ge
lokt en daar schandelijk vermoord.
(OudezijdsArmsteeg, hoorde ik oneerbiedig achter mij mom
pelen). In het vierde, het waanzinsbedrijf, Belsama
krankzinnig, in haar verstandsverbijstering (hy
sterie zou men thans zeggen) den Romein, die haar
van den brandstapel redde, allerlei onbehoorlijks
vertellende, waarvan deze, wat voor een Romeinsch
centurio nog al naief is, niets begrijpt. Ten slotte
duo d'amour, gelegenheid voor een uitvoerig muzi
kaal naspel. Inhet vijfde bedrijf, het laatste en daar
om niet het minste, een half dozijn lijken en de apo
theose met slotkoor: «Vrijheid! Gelijkheid! Alle
menschen zijn broeders ! Hebt elkander lief!" Wat
de taal, den vorm der liederen en gezangen betreft,
ook deze dient geprezen. Wist men niet beter, dan
zou men kunnen meenen met een der zoozeer te
goeder naam en faam bekend staande in onze
moedertaal overgebrachte uitheemsche opera
teksten te doen te hebben.
Aan regie en mise-en-scène was veel zorg be
steed. Decoratieven en requisieten gaven zooveel
mogelijk een goed sprekende illusie van het tijd
perk, waarin Belsama speelt. De vertolking con
centreerde zich in juffrouw Cuypers (Belsama) en
den heer Veltman (Karnitaks). De laatste geheel
de man van zijn rol, opgaande in de voor
te stellen figuren, voortreffelijk het luisteren
naar den Bard in het eerste bedrijf. De
eerste door schoone standen en gebaren voort
durend het oog boeiend, in volle kracht in de
dramatische momenten, waarin zij zich aan al de
onstuimigheid van haar machtig temperament kan
overgeven, waarin geheel haar lichaam njedespeelt,
leeft en spreekt; in het \vaanzinstooneel in den
beginne een beetje al te lief en f)abt/-achtig
tegen het slot steeds boeiender en meesleepender.
Dat juffrouw Cuypers voor het uitbeelden van
groote driften en hartstochten een echt en eigen
talent bezit, kon zij ook in Belsama wederom be
wijzen. Dat zij een belangwekkend dramatisch
karakter weet te doorgronden en met kracht en
oorspronkelijkheid weer te geven, ook hierin niet.
lllliilllliiHilMiiMliillliiillMilHllllliiilliiilHiillMimiliillimiiimiiimnini
de //mesbak" (1); hoe Irma van de Corbeelsen
Zaterdag eindelijk zal trouwen met haren
brouwersgast, en hoe al het gekout daarmee zal uit zijn,
en hoe het diner al besteld is, voor elf man, in
'f Zonneke, vier ballekes per man, met wijn en
twee muzikanten, en hoe haren oude" er uiet
bij gevraagd is, omdat hij weer 'n zaak heeft met
de politie fijne spierinkjes, madam, anderhalve
frank, mandje en al en hoe die leelijke heks
van 'n Cordula Pieters dezen morgen-ochtend, in
volle markt, 'n fameuze toefeling" heeft mee
gekregen van zwarte Roze van Wantens, van wie
zij weer kwaad gesproken had. Maar verdiend is
het, óf het verdiend is! Het is niet gepermit
teerd zich zoo met 'n andermans zaken te moeien.
en de tong te roeren over alles en iedereen. Neen,
ik zeg het nog, het is niet gepermitteerd!
En al de wijven eromheen, in chorus, en met
tranen in de stem:
Het is niet gepermitteerd!. ...
Door het volk dat vóór de stallen op de gaan
paden wandelt, komt nu een zonderlinge stoet,
stap voor stap. Het zijn de citroentjeswijveu: een
reusachtige //chienne" op het voorhoofd; oogeii die
merkwaardig zijn van onbeduidendheid, of van ci
troentjes wij venfilosofie; eenen neus meestal plat;
lippen van zeer aanzienlijken omtrek, en ergo,
een mond die van het eene oor naar het andere
loopt. Breede schouders, zwaar lichaam; een arm
in de lenden, en aan den anderen een mand waarin
de gele vruchten liggen, waaraan deze kalme en
vreedzame, maar ook struische en als 't past
onversaagde Evas-dochters haren naam te danken
hebben. Zij gaan vooruit, //en bloe" maar juist
snel genoeg om niet stil te staan.
Een fgardevil" stapt er achter als 'n herder
achter zijn kudde minus des herders kalme
zielevrede: de arme agent rolt zijn oogen vol
woede en wreedheid, en terzelfder tijd kleurt het
schaamrood zijn wangen. Zou hij inzien 'hoe be
lachelijk de rol is die zijn overheid hem doet spe
len? De citroentjeawijven betalen nl. geen plaats
geld, en mogen derhalve geen oogeublik stil
staan. Wee haar, die slechts ne seconde zou
halt houden!.... De opgcgaarde toorn vau den
gardevil" zal op haar uitgestort worden! Zij
zal boeten voor de tartende en uitdagende hou
ding harer zusters. Hij zal op haar vallen als de
gier op zijn prooi, hij zal het contraventieboekje
voor haar oogen open doen hij zal eindelijk
overwinnen:
A noom, potv . . .!
Pardoug, meiiicr, ik 'n hem nie stilgestaan. . ..
Silanss! cu a noom. rapied, och no den buro,
sakker ! 2)
Weldra zullen er vijftig menschen rond het twee
tal staan, en zal de gardevil" vuur en vlam spu
wen, uit nuttelooze woede, en zal hij dreigen te
barsten, uit onmacht tegenover eene vrouw, die
hem aan den gang houdt, om hare gezellinnen
eeuigen tijd rust te verschaffen.
Zoo komt het noen-uur aan; er blijven nog maar
weinige wandelaars op de markt. Uit de
nahijgelegene keuken van madam Bedonder wordt het
vleeschsop mager eu heet in vijftig kommen
te gelijk weggehaald; en kort daarop zijn al de
visehwijver lekker en kortboudig aan het middag
malen met soep en brood, met 'u pladijskc of met
e' lammekezoet. (3)
ALYKED BOGAEKD.
In het »Salon" had een middagvoorstelling voor
geïnviteerden plaats. Vertoond werd Ahasverus,
drama in n bedrijf naar het Russisch van
Ivan Jelakovitch. De directie vreesde, dat het
voor het groote publiek minder geschikt zou
blijken. Ik geloof, dat zij te zwaartillend was.
Iets bijzonders, bijzonder verrassend of'bijzonder
gewaagd is Ahasverus niet. Wie hierop had ge
rekend, kwam bedrogen uit. Het is een vrij tam
en vrij onschuldig actueel-sociaal dramaatje, een
paar korte tal'ereelen uit de lijdensgeschiedenis
der Joden in Rusland. De soberheid en het gemis
van opschik of manier in de behandeling zijn juist
zijn beste verdiensten. Den meesten indruk maakte
het slot, een sprekend en aangrijpend tooneelbeeld
der jammeren van het vervolgde en zwaar be
proefde volk van Israël, Het griezeligst effect de
zaal, waarin Egyptische duisternis liecrschte. Van
regie en mise-en-scène was veel werk gemaakt.
De vertolking was vooral als ensemble voortref
felijk. De eenheid in toon en stijl kan niet ge
noeg geprezen worden. Het geheel deed aan een
goede copie van de vertooning van »La puissance
des ténèbres" door het »Théatre Libre" denken.
Ook het drama zelf riep dat van Tolstoïvoor den
geest. In episch-dramatische en
etliisck-philosophische kracht blijft het daar echter ver beneden.
De Londenaars wacht een buitenkansje. Het
gebouw van de aComédie Fran<;aise" moet wor
den opgeknapt. Het geheele gezelschap vertrekt
nu voor een maand naar Londen en zal daar
de beste werken van zijn repertoire, een ware
bloemlezing uit de Fransche dramatiek der laatste
eeuwen, vertoonen. Van de ouderen zijn Molière,
Corneille, Racine, Regnard, Marivaux,
Bcaumarchais, Voltaire (Zaïre) en Favart (Les trois
sultanes) vertegenwoordigd. Van de nieuweren
l Hugo. Musset (II ne faut jurer de ricn), Dumas
l père (Henri III et sa cour), Scribe (liataille de
dames. Adrienne Lecouvreur), Sandeau (Mlle de
la Seigli('re), George Sand (Franrois Ie champi.
Le manage de Victorinc), Madame de Girardin
(La joic fait peur), Augier, Dumas tils, Pailleron,
Meilliae-Halévy (1-rou-Frou. L'éti"1 do la
SaintMartin), Labiche (Les petits oiseaux),
ErckmannChatrian, Vacquerie, de Banville. Coppéc, Dreyfus,
de Bornier, Itichcpin en Silvestre (Grisélidis).
De niet-Fransche werken zijn slechts twee in
getal, Oedipe roi en Hamlet. De eerste voorstel
ling zal \~1 Juni plaats hebben en bestaan uit
?Le malade imaginaire" en -Les plaideurs." Claretie
n-eest. dat de cérémonie aan het slot van bet
Jerste, do komische doktorspromotie, zal worden
verboden. Te Londen zal men veel juister en
vollediger beeld vau do «Comódie Fvancaise" te
aanschouwen krijgen dan dit op de tentoonstel
ling te W oenen, waar slechts enkele leden van
net groote gezelschap optraden, mogelijk was.
H. J. MKIH.EK.
de aankondiging van eenige werken, mij in den
loop van dezen winter toegezonden. Daarvoor was
in het drukke seizoen slechts bij uitzondering plaats
beschikbaar.
Dinsdagavond gaf het Klein Koor a capella, dir.
Anton Averkamp, een buitengewoon concert van
wereldsche muziek in de kleine zaal van het Con
certgebouw.
Reeds meermalen heb ik over deze vereeniging
geschreven en de eigenschappen van deze kleine
schare uitvoerig in het licht gesteld. Door eenigen
tijd met elkander samen te werken heeft dit zorg
vuldig samengestelde koor steeds aan eenheid ge
wonnen. Dit bleek ook weer uit het laatste con
cert. Het programma bestond uit kleinere koren
van Arcadelt, Palestrina, Eccard, Gastoldi, Donati,
Röntgen en Brahms.
De koren klonken over het geheel zeer schoon.
Slechts een enkele maal was de warmte in de zaal
van invloed op de zuiverheid en afgescheiden van
een enkele onzekere entree, heb ik van deze uit
voering weereen uitstekenden indruk medegenomen.
Na de pauze bereikte de vertolking het hoogte
punt. Met het slotnummer: Darthula's Grabgesang
van Brahms eindigde deze vereeaiging hare winter
campagne op zeer waardige wijze. Röutgen's
Ferwandlungen (dezeu winter reeds voor vier solo
stemmen uitgevoerd) werden nu ook door dit koor
ten gehoore gebracht. De componist begeleidde
zijn werk, en voorzeker zal hij tevreden geweest
zijn over de wijze waarop de Verwandlungen wer
den vertolkt. De klank van het koor was zeer
schoon en de dikwijls zoo rijke kleuren van deze
muziek kwamen zeer tot haar recht. Over het
werk zelf schreef ik vroeger reeds. Ik volsta
dus met te vernielden, dat sommige gedeelten
voor koor meer indruk maakten dan voor
solokwartet, doch men ook weer op andere plaatsen
kon bespeuren dat liet werk meer voor vier solo
stemmen was gedacht.
Ik beschouw dit werk van Röntgen als een
groote aanwinst voor zeer goede kleinere
koorvereenigingeu, die in staat zijn dit werkje muzi
kaal schoon weer te geven.
De heer Phlippeau zong een viertal Fransche
liederen van Masscnet, d'Iudy, Bizet en Delibes,
zijne schoone lyrische stem leent zich uitstekend
voor dit genre ; hij is in weeke en teedere expressie
zeer gelukkig ; terwijl zijn piano en pianissimo (zelfs
in de hooge tonen) meestal schoon van klank
blijft. Hij is daarenboven zeer muzikaal begaafd
en heeft voor het voordragen van Fransche liede
ren veel natuurlijke dispositie. Vooral de liederen
van Massenet en d'Indy voldeden mij zeer.
De //Chanson" van Bizet had ik mij nog guitiger
gedacht, terwijl in Regrets van Delibes (ondanks
de klacht) een eenigszins vlugger tempo bij het
begin in fis kl. t. niet zou hebben geschaad. (Alleen
bij de laatste strofe lijkt mij dit langzame tempo
meer gewettigd.)
Mevr. Oldeuboom hoorde ik met veel genoegen
drie liederen van Brahms zingen. Vooral het tweede
lied, Geheiiiwiss, was zeer gelukkig van uitdruk
king. Ook het laatste lied: Au die Tauben werd
met glans voorgedragen, doch hier was zekere
overhaastiug op te merken. Zette de heer Röntgen dit
niet dadelijk te snel in ?
De zeer gewaardeerde medewerking van den lieer
Röntgcu als solist eu begeleider verhoogde de
belangrijkheid van deze uitvoering. Als solist speelde
hij twee stukken van Scarlatti en zijn Fuga op
zijne bekende artistieke wijze.
De heer Cramer vergastte de hoorders op een
(1) Mestpacht. 's Stads reinigingsdienst.
(2) L"w naam? Verschoouing, mijnheer, ik
heb niet stilgestaan. Stilte, en uw naam, snel,
of naar het kantoor!
(3) Soort haring.
Muziek in de hoofdstad.
Hoewel wij'[reeds een oudcrwetschcn zomer
hebbeu, zijn de wintercouccrteu nog niet geheel
afceloopcn. Niemand kou echter, op grond van zijne
ervaringen op weerkundig gebied vermoeden, dat
het in de Meimaaud cok warm zou kunnen wezen,
want de dichters die in de laatste tientallen jaren
deu beerlijken Mei bezongen, maakten tegenover
de metcreologen bepaald een dwaas guur. Een
volgend jaar zal men, uit voorzichtigheid de con
certen wellicht wat vroeger eindigen, en dan zal
de Meimaaud misschien weer vorst met zich brengen.
Spoedig is echter nu het coucertseizoen afgeslo
ten. Na het verslag, dat ik in het volgend num
mer over de a.s. uitvoering van Waguer's
Xieflfrietl hoop te geven, beschouw ik mijn taak voor
dit seizoen (wat de concertverslageu betreft) als
geëindigd, en kan ik mij eindelijk eens kwijten van
zeer stijlvolle vertolking van Sarabande en Tambonrin
van Leclair. Vooral het laatste nummer werd met
veel virtuositeit en glans uitgevoerd.
Met den heer Röntgen voerde hij Averkamp's
vicolsonate in D. gr. t. (voor enkele jaren op de
kamermuziek ten gehoore gebracht) uit.
Bij de eerste uitvoering was ik niet tegenwoor
dig, dus zij het mij vergund thans bij dit werk
een oogeublik stil te staan.
Deze sonate bestaat uit drie deelen. Het eerste
deel iu '\\ maat heeft een zeer bewegelijk karakter,
dat, het door de gesyncopeerde beweging tot het
laatst toe behoudt, liet tweede thema vormt aan
vankelijk wel eeuc rustige tegenstelling, doch stijgt
weer spoedig tot de vorige beweging. Dit deel
kwam mij zeer vloeiend en natuurlijk gedacht voor.
Als stijl doet dit werk het meest aan Brahms
deuken, zelfs herinneren sommige momenten (o. a.
het rhvthmische figuur niet versnelde beweging in
het eerste deel van deu eersten satz na het tweede
iheina) wel wat sterk aan Brahms, doch het is een
muziekstuk met groote kennis bewerkt eu natuur
lijk en levendig gedacht.
Het adagio vangt met een .zeer zangerige canti
lene voor viool op de G snaar aan. Dit deel staat
m. i. als concept ie boven liet eerste deel, terwijl
ik het een gelukkige u'rccp acht, dat de componist
door o\erecukomst van rhythmiek met, deu eersten
satz eenheid aan zijn werk heeft gegeven.
In de Finale zijn het vooral de vinding van het
tweede motief eu de bewerkiug, die mij hebbeu
aangetrokken. Dit deel sluit zich m, i. geheel con
sequent aau het vorige deel aau.
Het was jammer dat deze sonate pas iu het
tweede deel werd gespeeld, omdat, na al veel ge
hoord te hebben, de aandacht, bij zoo hoogc
temperatuur in de zaal, bij velen wellicht al ver
moeid zal geworden zijn. Met veel belangstelling
werd dit belangrijke werk (dat, met groote voor
liefde door de heeren llöntgen eu Cramer werd
vertolkt) van deu talentvollen leider vau het Kleine
Koor aangehoord eu gewaardeerd.
Deze compositie is dan ook een ernstig werk
van een ernstig componist, waarmede ik met groot
genoegen kennis muakte.
Ik hoop dit koor, dat zijne roeping zoo getrouw
en uitstekend vervult, en dat zich bovendien niet
tot eeu beperkt programma bepaalt, doch ons vooral
reeds met tal vau oudere (en enkele nieuwere)
kerkelijke werken heeft bekend gemaakt,, iu ecu
volgend seizoen weder op dezelfde wijze te zien
optreden.
Met deze kroniek sluit dus het coucertseizoen
als het ware af. Er was in het afgeloopen seizoen
zeer veel op dit gebied, dat reden tot vreugde eu
tevredenheid gaf.
Iu onze hoofdstad zijn voorzeker nog tal vau
kleinere kringen, waarop Berlioz' variant vau toe
passing is: l'art (en niet /'o/-) -u'est ou'wia chiuièfe,
doch daartegenover staat heel wat, dat der kunst
in waarheid is ten goede gekomen.