De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 21 mei pagina 2

21 mei 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 830 i'dat, als men van den duivel spreekt, deze nabijheid is daarom heb ik geene poging ?m de vrijmoedigheid te onderdrukken, die er onwillekeurig toe bracht om van dit Raadslid ^èkande, de teedere snaar, als ook de kille dood rit, a*n te roeren. , Overigens, het zij nogmaals gezegd, ons Raadslid . tóet er al telt hij ook vier geneesheeren onder rijn collega's zoo gezond uit als een vischje in , het water en zijne vroegere, tegenwoordige en toekomstige kiezers voor zoover zij nog of teede leven verwonderen er zich slechts over hem niet in een giek over onze wateren of op een velocipède door onze straten te zien zweven. Reeds physiek maakt de heer Vink, gezeten tusschen zijne een en dertig medeleden, zulk een gunstigen indruk, dat zelfs de grootste twijfelaars de zoodanigen hebben wij hier gelukkig nog niet een ongeloovig of spottend glimlachje gemakkelijk zouden kunnen weerhouden, als hun verteld werd dat dit Raadslid naar //zijn" beeld geschapen is. Hij is een zeer gewoon man en toch valt hij dadelijk in het oog, al bevindt hij zich dicht iu het gedrang tusschen figuren, die veel imposanter zijn of zich maken. Al heeft hij een grijzen krulkop, toch heeft nog nooit iemand van hem gezegd dat hij een //oude man" is. En het is nog evenmin iemand onder .den kruin gekomen om te zeggen: «.Vink is een lange vent" als //Vink is een klein kereltje". Ons Raadslid is ook niet dik of niet mager, hij is niet te gauw en niet te langzaam, niet te vroeg en niet te laat! In 't algemeen blijkt hij een ?«fkeer te hebben van wat //te" is. ? Slechts n keer, voor zoover ik weet, heeft hij Uien afkeer overwonnen. Jaren lang heeft men hier geredekaveld zal ik maar zeggen over de behoefte, die Utrecht had aan eene //beurs" en er kwam er maar geen. Nu, dat duurde den heer Vink //te" lang. Hij zette zijne schouders mede onder de plannen en nu staat de beurs er al haast. Of hij en zijne medearbeiders nu wel veel plezier ditl;--t '* "f-iDe adviezen, die de heer Vink in de afdeelingen gaf, waren steeds Maar stil! Hier zou ik het terrein betreden van dien redenaar van later, van dien redenaar, dien we hopen dat nog niet geboren is. Moge de heer Vink nog lang een menschwaardig Raadslid blijven! liiiiiiliiiiiifiiliiiiiiiliiiilliiiHiliiillliiiiiliiiiniiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiliiiiilliliiili Het Tooneel. van dit //kind" zullen beleven, schijnt wel twijfel achtig. Althans zoo nu en dan hoort men wel eens fluisterend vragen, waar de bandelaars toch schuilen die deze Beurs zullen moeten vullen en in de Kamer van Koophandel heeft een hoedenfabrikant reeds als zijn heilige overtuiging uitgesproken, dat de heele Beurs in het water zal vallen als.... er geen buffet komt! Rare handelaars!.... Om tot den heer Vink terug te keeren van een in aanbouw zijnd beursgebouw is dat niet moeielijk ons Raadslid vereenigt de eervolle betrekking, die door dezen titel wordt aangeduid, op zeer gelukkige wijze met die van President van de Kamer van Koophandel en fabrieken en van Bouwondernemer en handelaar in bouwmaterialen beide laatste betrekkingen en gros en en détail. Deze laatste, wel eenigszins op een advertentie gelijkende bijzonderheid, zou ik niet noodig geacht hebben mede te deelen, als ik er niet de aandacht op had willen vestigen dat de heer Vink is een selfmade man. En daarop moet ik de aandacht vesti gen, want men kan het aan den heer Vink zelven niet zien. Hij ziet er uit en gedraagt zich alsof hij onmiddellijk na zijn geboorte begonnen is de zaken en gros aan te vatten. Eéne deugd verdient vooral om het onmid dellijk belang, dat zijn tijdgenooten daarbij heb ben ten zeerste van het Raadslid Vink in het licht te worden gesteld. Hij is "namelijk geen //graagprater" en dit is niet alleen bij een raads lid een zeer te waardeeren zeldzaamheid, maar bovenal bij een selfmade man. De heer Vink geeft het navolgenswaardig voor beeld van nooit over dingen te praten waarvan hij geen verstand heeft en niets nieuws kan zeg gen, hetgeen in de eerste plaats tengevolge heeft dat hij niet dikwijls het woord voert en in de tweede plaats dat, wanneer hij het doet, allen met aandacht naar hem luisteren en zijn woord dan ook vaak van grooten invloed op de besluiten is. De zaken waaraan hij zijne krachten en talenten wijdt de Beurs moge hem en deu anderen door het nageslacht genadiglijk vergeven worden kunnen niet anders dan bloeien en wél varen, zoolang ijver, bekwaamheid en toewijding bloei en welvaart on vermijdelijk te weeg brengen. Onze ambachtsschool, die weldra op eene nieuwe plaats in een nieuw en ruim gebouw een frisscher leven zal intreden, zal dan tevens een monument zijn ter herinnering aan den strijd, dien de heer Vink dikwijls in den raad voor haar gestreden heeft. Gedurende de zomermaanden treedt Julia Cuypers, de veelbelovende jonge Vlaamsche tooneelspeelster, wederom in het Grand Théatre op. Ter wille van haar monteerden de heeren van Lier een Vlaamsch tooneelwerk, Belsama, lyrisch drama met zang en koren in 5 bedrijven door Nestor de Tière, muziek van Frans van Herzeele, .waaraan zy, vrees ik, niet veel vreugde zullen beleven. Te Brussel is het vele malen met grooten bijval vertoond. Een nieuw bewijs voor het bekende feit, dat de Noord- en ZuidNederlandsche smaak op tooneelgebied elkander nog al ontloopen. Ook tusschen de Noord- en Zuid-Nederlandsche tooneelschrijvers bestaat groot verschil wat de qualiteit, doch vooral wat de quantiteit hunner werken betreft. Belgiëheeft na 1830 tal van vruchtbare tooneelschrijvers gehad, wier werken bij tientallen zijn te tellen. Nestor de Tière is in dit opzicht een echt Belgisch dramaturg. Belsama is het derde werk, dat wij in minder dan een jaar van hem zagen. Eerst kwam »Een spiegel", een bekroond, doch jammerlijk onbe duidend tooneelspel, toen «Liefdedrift", een volks stuk met enkele goed geslaagde tooneelen, als geheel met zekere handigheid in elkaar gezet en van dramatischen aanleg blijk gevend. Na Belsama weet men niet meer wat men van Nestor de Tière moet denken. «Liefdedrift" en »Een spiegel" deden vermoeden, dat hij in het romantische drama iets goeds zou kunnen leveren; Belsama maakt dit vermoeden te schande. Het is een gewrongen, onbeholpen, onpoëtisch spektakelstuk. Slechts op n wijze is het te redden, doorliet als een opera tekst te beschouwen en zoo zullen wij het maar beschouwen. Het recht daartoe hebben wij. Belsama noemt zich lyrisch drama" met zang en koren; onmogelijk is het niet, dat de Vlamen, wier taalzuiveringsijver soms wel eens een beetje heel ver gaat, door deze tamelijk omslachtige definitie het te Fransen klinkende »opera" hebben willen ver vangen. Als operatekst heeft Belsama groote ver diensten. Dat het niet voortdurend boeit, is niet de schuld van Nestor de Tière, maar van den componist, die hem telkens op allerschandelijkste wijze in den steek liet. Een operatekst is nu eenmaal een operatekst, Ce qui ne vautfx lapeine d'être dit, on Ie chante. Het is te hopen, dat Belsama nog eens door een op zijn muziek min der zuinigen componist zal worden geïllustreerd. Als libretto heeft het te vele voortreffelijkheden, dan dat het zonder muziekbegeleiding ten grave mag dalen. Belsama speelt in GalliëGO jaar na Christus; voor een opera een zeer geschikt tijdperk; de hoofdpersonen Druïden en Druïdessen; veel gelegenheid tot offer- en godsdienstplechtigheden met optochten, vreemdsoortige ritualen, ceremo niën enz. »Norma" speelt in dezen zelfden tijd, doch Bellini is uit de mode en dit is dus geen bezwaar. Van oorspronkelijkheid in handeling of behandeling geen schijn of schaduw. Ook dit is een verdienste. De componist mag niet benadeeld worden. De personen marionetten van aandoenlijke gedienstigheid en lijdzaamheid, zich alles latende aanleunen, met zich latende spelen en sollen, lachende, schreiende, juichende, jammerende, stervende of gok wordende juist op liet tijdstip en op de manier, die den librettist het meest ge schikt voorkomen. In het eerste bedrijf, het huise lijke of gemoedelijke, een maaltijd der Galliërs met de noodige drink- en krijgsliederen. In het tweede, het godsdienstige, barden- en priesterzangen, Bel sama op hot bevel van God Esus (in het tekstboekje wordt men verzocht dezen Esus niet met Jezus te verwarren!) ten offerdood bestemd, op den blijkbaar steeds gereed staanden brandstapel ge leid en juist op het laatste nippertje door een Romeinsch centurio gered. Niet nieuwe, doch steeds zijn effect bereikende theatercoup. In het derde bedrijf, het bedrijf a faire volgens Sarcey, wederom godsdienstplechtigheden en groote ver leidingsscène. Een Romeinsch krijgsman door een verraderlijk lonkende Druïdes in haar verblijf ge lokt en daar schandelijk vermoord. (OudezijdsArmsteeg, hoorde ik oneerbiedig achter mij mom pelen). In het vierde, het waanzinsbedrijf, Belsama krankzinnig, in haar verstandsverbijstering (hy sterie zou men thans zeggen) den Romein, die haar van den brandstapel redde, allerlei onbehoorlijks vertellende, waarvan deze, wat voor een Romeinsch centurio nog al naief is, niets begrijpt. Ten slotte duo d'amour, gelegenheid voor een uitvoerig muzi kaal naspel. Inhet vijfde bedrijf, het laatste en daar om niet het minste, een half dozijn lijken en de apo theose met slotkoor: «Vrijheid! Gelijkheid! Alle menschen zijn broeders ! Hebt elkander lief!" Wat de taal, den vorm der liederen en gezangen betreft, ook deze dient geprezen. Wist men niet beter, dan zou men kunnen meenen met een der zoozeer te goeder naam en faam bekend staande in onze moedertaal overgebrachte uitheemsche opera teksten te doen te hebben. Aan regie en mise-en-scène was veel zorg be steed. Decoratieven en requisieten gaven zooveel mogelijk een goed sprekende illusie van het tijd perk, waarin Belsama speelt. De vertolking con centreerde zich in juffrouw Cuypers (Belsama) en den heer Veltman (Karnitaks). De laatste geheel de man van zijn rol, opgaande in de voor te stellen figuren, voortreffelijk het luisteren naar den Bard in het eerste bedrijf. De eerste door schoone standen en gebaren voort durend het oog boeiend, in volle kracht in de dramatische momenten, waarin zij zich aan al de onstuimigheid van haar machtig temperament kan overgeven, waarin geheel haar lichaam njedespeelt, leeft en spreekt; in het \vaanzinstooneel in den beginne een beetje al te lief en f)abt/-achtig tegen het slot steeds boeiender en meesleepender. Dat juffrouw Cuypers voor het uitbeelden van groote driften en hartstochten een echt en eigen talent bezit, kon zij ook in Belsama wederom be wijzen. Dat zij een belangwekkend dramatisch karakter weet te doorgronden en met kracht en oorspronkelijkheid weer te geven, ook hierin niet. lllliilllliiHilMiiMliillliiillMilHllllliiilliiilHiillMimiliillimiiimiiimnini de //mesbak" (1); hoe Irma van de Corbeelsen Zaterdag eindelijk zal trouwen met haren brouwersgast, en hoe al het gekout daarmee zal uit zijn, en hoe het diner al besteld is, voor elf man, in 'f Zonneke, vier ballekes per man, met wijn en twee muzikanten, en hoe haren oude" er uiet bij gevraagd is, omdat hij weer 'n zaak heeft met de politie fijne spierinkjes, madam, anderhalve frank, mandje en al en hoe die leelijke heks van 'n Cordula Pieters dezen morgen-ochtend, in volle markt, 'n fameuze toefeling" heeft mee gekregen van zwarte Roze van Wantens, van wie zij weer kwaad gesproken had. Maar verdiend is het, óf het verdiend is! Het is niet gepermit teerd zich zoo met 'n andermans zaken te moeien. en de tong te roeren over alles en iedereen. Neen, ik zeg het nog, het is niet gepermitteerd! En al de wijven eromheen, in chorus, en met tranen in de stem: Het is niet gepermitteerd!. ... Door het volk dat vóór de stallen op de gaan paden wandelt, komt nu een zonderlinge stoet, stap voor stap. Het zijn de citroentjeswijveu: een reusachtige //chienne" op het voorhoofd; oogeii die merkwaardig zijn van onbeduidendheid, of van ci troentjes wij venfilosofie; eenen neus meestal plat; lippen van zeer aanzienlijken omtrek, en ergo, een mond die van het eene oor naar het andere loopt. Breede schouders, zwaar lichaam; een arm in de lenden, en aan den anderen een mand waarin de gele vruchten liggen, waaraan deze kalme en vreedzame, maar ook struische en als 't past onversaagde Evas-dochters haren naam te danken hebben. Zij gaan vooruit, //en bloe" maar juist snel genoeg om niet stil te staan. Een fgardevil" stapt er achter als 'n herder achter zijn kudde minus des herders kalme zielevrede: de arme agent rolt zijn oogen vol woede en wreedheid, en terzelfder tijd kleurt het schaamrood zijn wangen. Zou hij inzien 'hoe be lachelijk de rol is die zijn overheid hem doet spe len? De citroentjeawijven betalen nl. geen plaats geld, en mogen derhalve geen oogeublik stil staan. Wee haar, die slechts ne seconde zou halt houden!.... De opgcgaarde toorn vau den gardevil" zal op haar uitgestort worden! Zij zal boeten voor de tartende en uitdagende hou ding harer zusters. Hij zal op haar vallen als de gier op zijn prooi, hij zal het contraventieboekje voor haar oogen open doen hij zal eindelijk overwinnen: A noom, potv . . .! Pardoug, meiiicr, ik 'n hem nie stilgestaan. . .. Silanss! cu a noom. rapied, och no den buro, sakker ! 2) Weldra zullen er vijftig menschen rond het twee tal staan, en zal de gardevil" vuur en vlam spu wen, uit nuttelooze woede, en zal hij dreigen te barsten, uit onmacht tegenover eene vrouw, die hem aan den gang houdt, om hare gezellinnen eeuigen tijd rust te verschaffen. Zoo komt het noen-uur aan; er blijven nog maar weinige wandelaars op de markt. Uit de nahijgelegene keuken van madam Bedonder wordt het vleeschsop mager eu heet in vijftig kommen te gelijk weggehaald; en kort daarop zijn al de visehwijver lekker en kortboudig aan het middag malen met soep en brood, met 'u pladijskc of met e' lammekezoet. (3) ALYKED BOGAEKD. In het »Salon" had een middagvoorstelling voor geïnviteerden plaats. Vertoond werd Ahasverus, drama in n bedrijf naar het Russisch van Ivan Jelakovitch. De directie vreesde, dat het voor het groote publiek minder geschikt zou blijken. Ik geloof, dat zij te zwaartillend was. Iets bijzonders, bijzonder verrassend of'bijzonder gewaagd is Ahasverus niet. Wie hierop had ge rekend, kwam bedrogen uit. Het is een vrij tam en vrij onschuldig actueel-sociaal dramaatje, een paar korte tal'ereelen uit de lijdensgeschiedenis der Joden in Rusland. De soberheid en het gemis van opschik of manier in de behandeling zijn juist zijn beste verdiensten. Den meesten indruk maakte het slot, een sprekend en aangrijpend tooneelbeeld der jammeren van het vervolgde en zwaar be proefde volk van Israël, Het griezeligst effect de zaal, waarin Egyptische duisternis liecrschte. Van regie en mise-en-scène was veel werk gemaakt. De vertolking was vooral als ensemble voortref felijk. De eenheid in toon en stijl kan niet ge noeg geprezen worden. Het geheel deed aan een goede copie van de vertooning van »La puissance des ténèbres" door het »Théatre Libre" denken. Ook het drama zelf riep dat van Tolstoïvoor den geest. In episch-dramatische en etliisck-philosophische kracht blijft het daar echter ver beneden. De Londenaars wacht een buitenkansje. Het gebouw van de aComédie Fran<;aise" moet wor den opgeknapt. Het geheele gezelschap vertrekt nu voor een maand naar Londen en zal daar de beste werken van zijn repertoire, een ware bloemlezing uit de Fransche dramatiek der laatste eeuwen, vertoonen. Van de ouderen zijn Molière, Corneille, Racine, Regnard, Marivaux, Bcaumarchais, Voltaire (Zaïre) en Favart (Les trois sultanes) vertegenwoordigd. Van de nieuweren l Hugo. Musset (II ne faut jurer de ricn), Dumas l père (Henri III et sa cour), Scribe (liataille de dames. Adrienne Lecouvreur), Sandeau (Mlle de la Seigli('re), George Sand (Franrois Ie champi. Le manage de Victorinc), Madame de Girardin (La joic fait peur), Augier, Dumas tils, Pailleron, Meilliae-Halévy (1-rou-Frou. L'éti"1 do la SaintMartin), Labiche (Les petits oiseaux), ErckmannChatrian, Vacquerie, de Banville. Coppéc, Dreyfus, de Bornier, Itichcpin en Silvestre (Grisélidis). De niet-Fransche werken zijn slechts twee in getal, Oedipe roi en Hamlet. De eerste voorstel ling zal \~1 Juni plaats hebben en bestaan uit ?Le malade imaginaire" en -Les plaideurs." Claretie n-eest. dat de cérémonie aan het slot van bet Jerste, do komische doktorspromotie, zal worden verboden. Te Londen zal men veel juister en vollediger beeld vau do «Comódie Fvancaise" te aanschouwen krijgen dan dit op de tentoonstel ling te W oenen, waar slechts enkele leden van net groote gezelschap optraden, mogelijk was. H. J. MKIH.EK. de aankondiging van eenige werken, mij in den loop van dezen winter toegezonden. Daarvoor was in het drukke seizoen slechts bij uitzondering plaats beschikbaar. Dinsdagavond gaf het Klein Koor a capella, dir. Anton Averkamp, een buitengewoon concert van wereldsche muziek in de kleine zaal van het Con certgebouw. Reeds meermalen heb ik over deze vereeniging geschreven en de eigenschappen van deze kleine schare uitvoerig in het licht gesteld. Door eenigen tijd met elkander samen te werken heeft dit zorg vuldig samengestelde koor steeds aan eenheid ge wonnen. Dit bleek ook weer uit het laatste con cert. Het programma bestond uit kleinere koren van Arcadelt, Palestrina, Eccard, Gastoldi, Donati, Röntgen en Brahms. De koren klonken over het geheel zeer schoon. Slechts een enkele maal was de warmte in de zaal van invloed op de zuiverheid en afgescheiden van een enkele onzekere entree, heb ik van deze uit voering weereen uitstekenden indruk medegenomen. Na de pauze bereikte de vertolking het hoogte punt. Met het slotnummer: Darthula's Grabgesang van Brahms eindigde deze vereeaiging hare winter campagne op zeer waardige wijze. Röutgen's Ferwandlungen (dezeu winter reeds voor vier solo stemmen uitgevoerd) werden nu ook door dit koor ten gehoore gebracht. De componist begeleidde zijn werk, en voorzeker zal hij tevreden geweest zijn over de wijze waarop de Verwandlungen wer den vertolkt. De klank van het koor was zeer schoon en de dikwijls zoo rijke kleuren van deze muziek kwamen zeer tot haar recht. Over het werk zelf schreef ik vroeger reeds. Ik volsta dus met te vernielden, dat sommige gedeelten voor koor meer indruk maakten dan voor solokwartet, doch men ook weer op andere plaatsen kon bespeuren dat liet werk meer voor vier solo stemmen was gedacht. Ik beschouw dit werk van Röntgen als een groote aanwinst voor zeer goede kleinere koorvereenigingeu, die in staat zijn dit werkje muzi kaal schoon weer te geven. De heer Phlippeau zong een viertal Fransche liederen van Masscnet, d'Iudy, Bizet en Delibes, zijne schoone lyrische stem leent zich uitstekend voor dit genre ; hij is in weeke en teedere expressie zeer gelukkig ; terwijl zijn piano en pianissimo (zelfs in de hooge tonen) meestal schoon van klank blijft. Hij is daarenboven zeer muzikaal begaafd en heeft voor het voordragen van Fransche liede ren veel natuurlijke dispositie. Vooral de liederen van Massenet en d'Indy voldeden mij zeer. De //Chanson" van Bizet had ik mij nog guitiger gedacht, terwijl in Regrets van Delibes (ondanks de klacht) een eenigszins vlugger tempo bij het begin in fis kl. t. niet zou hebben geschaad. (Alleen bij de laatste strofe lijkt mij dit langzame tempo meer gewettigd.) Mevr. Oldeuboom hoorde ik met veel genoegen drie liederen van Brahms zingen. Vooral het tweede lied, Geheiiiwiss, was zeer gelukkig van uitdruk king. Ook het laatste lied: Au die Tauben werd met glans voorgedragen, doch hier was zekere overhaastiug op te merken. Zette de heer Röntgen dit niet dadelijk te snel in ? De zeer gewaardeerde medewerking van den lieer Röntgcu als solist eu begeleider verhoogde de belangrijkheid van deze uitvoering. Als solist speelde hij twee stukken van Scarlatti en zijn Fuga op zijne bekende artistieke wijze. De heer Cramer vergastte de hoorders op een (1) Mestpacht. 's Stads reinigingsdienst. (2) L"w naam? Verschoouing, mijnheer, ik heb niet stilgestaan. Stilte, en uw naam, snel, of naar het kantoor! (3) Soort haring. Muziek in de hoofdstad. Hoewel wij'[reeds een oudcrwetschcn zomer hebbeu, zijn de wintercouccrteu nog niet geheel afceloopcn. Niemand kou echter, op grond van zijne ervaringen op weerkundig gebied vermoeden, dat het in de Meimaaud cok warm zou kunnen wezen, want de dichters die in de laatste tientallen jaren deu beerlijken Mei bezongen, maakten tegenover de metcreologen bepaald een dwaas guur. Een volgend jaar zal men, uit voorzichtigheid de con certen wellicht wat vroeger eindigen, en dan zal de Meimaaud misschien weer vorst met zich brengen. Spoedig is echter nu het coucertseizoen afgeslo ten. Na het verslag, dat ik in het volgend num mer over de a.s. uitvoering van Waguer's Xieflfrietl hoop te geven, beschouw ik mijn taak voor dit seizoen (wat de concertverslageu betreft) als geëindigd, en kan ik mij eindelijk eens kwijten van zeer stijlvolle vertolking van Sarabande en Tambonrin van Leclair. Vooral het laatste nummer werd met veel virtuositeit en glans uitgevoerd. Met den heer Röntgen voerde hij Averkamp's vicolsonate in D. gr. t. (voor enkele jaren op de kamermuziek ten gehoore gebracht) uit. Bij de eerste uitvoering was ik niet tegenwoor dig, dus zij het mij vergund thans bij dit werk een oogeublik stil te staan. Deze sonate bestaat uit drie deelen. Het eerste deel iu '\\ maat heeft een zeer bewegelijk karakter, dat, het door de gesyncopeerde beweging tot het laatst toe behoudt, liet tweede thema vormt aan vankelijk wel eeuc rustige tegenstelling, doch stijgt weer spoedig tot de vorige beweging. Dit deel kwam mij zeer vloeiend en natuurlijk gedacht voor. Als stijl doet dit werk het meest aan Brahms deuken, zelfs herinneren sommige momenten (o. a. het rhvthmische figuur niet versnelde beweging in het eerste deel van deu eersten satz na het tweede iheina) wel wat sterk aan Brahms, doch het is een muziekstuk met groote kennis bewerkt eu natuur lijk en levendig gedacht. Het adagio vangt met een .zeer zangerige canti lene voor viool op de G snaar aan. Dit deel staat m. i. als concept ie boven liet eerste deel, terwijl ik het een gelukkige u'rccp acht, dat de componist door o\erecukomst van rhythmiek met, deu eersten satz eenheid aan zijn werk heeft gegeven. In de Finale zijn het vooral de vinding van het tweede motief eu de bewerkiug, die mij hebbeu aangetrokken. Dit deel sluit zich m, i. geheel con sequent aau het vorige deel aau. Het was jammer dat deze sonate pas iu het tweede deel werd gespeeld, omdat, na al veel ge hoord te hebben, de aandacht, bij zoo hoogc temperatuur in de zaal, bij velen wellicht al ver moeid zal geworden zijn. Met veel belangstelling werd dit belangrijke werk (dat, met groote voor liefde door de heeren llöntgen eu Cramer werd vertolkt) van deu talentvollen leider vau het Kleine Koor aangehoord eu gewaardeerd. Deze compositie is dan ook een ernstig werk van een ernstig componist, waarmede ik met groot genoegen kennis muakte. Ik hoop dit koor, dat zijne roeping zoo getrouw en uitstekend vervult, en dat zich bovendien niet tot eeu beperkt programma bepaalt, doch ons vooral reeds met tal vau oudere (en enkele nieuwere) kerkelijke werken heeft bekend gemaakt,, iu ecu volgend seizoen weder op dezelfde wijze te zien optreden. Met deze kroniek sluit dus het coucertseizoen als het ware af. Er was in het afgeloopen seizoen zeer veel op dit gebied, dat reden tot vreugde eu tevredenheid gaf. Iu onze hoofdstad zijn voorzeker nog tal vau kleinere kringen, waarop Berlioz' variant vau toe passing is: l'art (en niet /'o/-) -u'est ou'wia chiuièfe, doch daartegenover staat heel wat, dat der kunst in waarheid is ten goede gekomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl