Historisch Archief 1877-1940
No. 830
DE AMSTERDAMMER, WEEKBDAD VOOR NEDERDAND.
Bat goede op te zoeken, overal waar men het
vinden kan is de dankbaarste taak voor den cri
ticus; dit sluit trouwens volstrekt het wijzen op
gebreken en tekortkomingen niet uit; doch het
goede moet in de eerste plaats worden gereleveerd,
dan zal het ook niemand pijnlijk aandoen wanneer
tegelijk het onkruid wordt uitgerukt, opdat de
gezonde ontwikkeling niet worde verstikt.
Ik heb dit seizoen weer veel kunnen vermelden
en veel onbesproken moeten laten, doch ben over
tuigd van bijna alles wat de vermelding verdiende,
notitie te hebben genomen. Dit ligt niet alleen
aan mij, doch ook aan de vereenigingen. Sommige
gezelschappen van gebrekkig allooi zijn na het
eerste jaar niet voortgegaan met uitnoodieingen
te zenden (hetgeen ik heel verstandig vind) doch
alle gezelschappen of vereenigingen die mogen mede
spreken deden dit wel.
Ik hoop dat dit zoo blijven zal, want wie liever
niet hoort wat er nog te verbeteren valt, is meer
gebaat met een publiek van louter toejuichers; zij
blijven dan met zichzelf tevreden en loopen geen
gevaar 'boos te worden. Voor hen toch is waar
deering nooit zelfs goed genoeg; zij verlangen niets
minder dan ophemeling.
Laten wij in het belang van zulke kringen hopen,
dat zij het eenmaal zoover brengen dat zij aanspraak
op billijke waardeering kunnen maken.
VAN MJLLIGEN.
Op 2 en 3 Juni zal de heer J. L. Beyers te
Utrecht, Neude 21, ee ne verkooping houden van
eene aanzienlijke verzameling muziek en boeken
over muziek en tooneel. Er zijn handschriften,
costuumwerken, veel operapartituren en veel oude
muziekwerken bij.
De Kölnische zegt in het verslag over het mu
ziekfeest te Bonn:
»In professor Messchaert aus Amsterdam, der
den Liederkreis An die ferne Cfeliebte vortrug,
hatte sich die Festleitung einen der berufensten
Liedersanger der Gegenwart gesichert. Seiner
Stimme, die ein basbaritonales Klanggeprage
besitzt und in allen Lagen gleichmassig ausgiebig
und wohllautend ist, stehen namentlich die zarten
Schattirungen reizvoll zu Gebote. Durch k
nstlerische Ausfeilung gehorcht sie dem leisesten
Wink ihres Meisters, und dieser had seinen
Geschmack offenbar an den hervorragendsten
Mustern des Concertgesangs geübt. Aus jedem
seiner Lieder tont das besondere Gefuhlsmoment,
welches der Dichter künstlerisch gerundet,
deutlich hervor. Einzelne Wendungen, wie die Worte
»Nimm sie hin denn, diese Lieder", atmeten eine
berückende Unmitteïbarkeit der Empfindung."
Uit Dresden wordt het overlijden bericht van
de laatst overgebleven zuster van Richard Wagner,
die op den leeftijd van negen-en-zeventig jaar
gestorven is. Zij was getrouwd met den boek
handelaar Avenarius. Zij laat drie zonen na; de
een is dichter en uitgever van de Kunstwarte,
de tweede professor in de philosophie aan de
universiteit te Zürich, de derde rechter te
Hirschberg.
Bij de boekhandelaren Van Stockum en Zoon,
Buitenhof 36 te 's-Hage, zal van '23 tot 30 Mei
eene zeer belangrijke boekverkooping gehouden
worden. Zij omvat de bibliotheken van wijlen prof.
Everts, dr. L. J. Egeling, den heer P. J. Suringar
en ds. J. H. de Ridder, en biedt, behalve groote
seriën werken in de gewone theologische, medi
sche en historische vakken, ook over allerlei
onderdeelen kleine collecties aan, b.v.: schaakspel,
Nederlandsche botanie, prostitutie, ouderwetsche
kinderboeken, magnetisme, enz. De verkooping
telt bijna 4000 nummers.
IMIIIIIIIIItlllllllllllllIltMI
llllMMIIIIIMIIMIlmllll
Nadat de hier verantwoorde gelden voor
Rodins Baudelaire-monument, door mij reeds
aan het Parijsche comitéwaren overgedragen,
gewerd mij den 25sten April jl. uit Rotter
dam voor dat doel nog een bedrag van f 27.50 :
opbrengst van een inzameling gedaan bij ver
scheiden personen, waarvan enkelen mij reeds
navraag omtrent het lot van hunne bijdragen
hadden gedaan. Dienzelfden dag heb ik den inza
melaar dringend verzocht zich in zaken te d
chargeeren, door mij een in namen en bedragen
gespecificeerde opgaaf te doen geworden, doch
tot heden 18 Mei is bij mij zulk eene opgave
niet ingekomen. Thans zal ik nog een week ge
duld oefenen, indien ik ook dan nog niet in
de gelegenheid zal zijn gesteld de gedetailleerde
verantwoording dezer f 27.50 te geven staat mij
mijnerzijds niets beters te doen dan die collec
tieve bijdrage als bijdrage van een anonymus
aan het comitéover te maken.
De verzameling van Van Wisselingh & Co.,
die in Utrecht al te korten tijd geëxposeerd was,
gaat nu naar den Bosch, waar de tentoonstelling
na Pinksteren wordt geopend. Daarna volgen
waarschijnlijk Rotterdam, den Haag en andere
steden.
De Münchener Secessionisten brengen bij cir
culaire ter kennis:
»Eenige aan ons gerichte vragen geven ons
aanleiding U het volgende te berichten.
Daar wij ons indertijd van de »Münchener Kunst
lergenossenschaft" hebben afgescheiden, om zelf
standig ons artistiek streven voort te zetten en
dus, tengevolge daarvan, onze tentoonstelling in
de »Prinz Regenten Strasse" een eigenaardigen
stempel zal dragen ? schijnt het ons van zelf
onmogelijk toe, dat dezelfde schilder op beide
Münchener Tentoonstellingen vertegenwoordigd
zijn kan."
Dit schijnt ons billijk. Men zal ook hier moeten
kiezen of deelen. Wie het goed meent met de
zuiver artistieke bedoelingen der secessionisten,
zal zich van de voordeelen (als kans op aankoop,
kans op lintjes!) der door den Prins Regent
gepatroneerde andere expositie, dienen te spenen.
In den Spectator van 6 Mei, schrijft de heer
B. v. H. na eenige passages te hebben aangehaald
uit de brokstukken van Vincent van Goghs brie
ven, zooals Bernard die in den Merau/re de France
publiceert: »Voldoen ons deze aphorismen. Als
zoodanig zeker. Maar zij laten ons den mensch
niet genoeg zien. Ik hoop daarom dat als eens
de brieven van Vincent aan z(jn broeder Theo
worden uitgegeven en dat zal gebeuren ?
men zich niet zal bepalen tot uittreksels. Ik
heb de intimiteit dier broeders gekend en ik
weet dat elke regel, het opschrift, het slot, ze
zal schilderen in hun buitengewoon edelzijn. De
wereld zal uit de geheele brieven niet alleen
n kunstenaar, maar twee menschen, echte
menschen leeren kennen. Hij die de hand slaat
aan het werk, om die brieven uit te geven, moet
niet slechts kunstenaar zijn, maar hij moet hen
hebben gekend, hen, beide de van Goghs. En
hij volvoere het groote werk met piëteit!"
Nu heeft de heer B. v. H. hiermede tot zekere
hoogte gelijk. De brieven van Van Gogh moeten
niet alleen worden gebruikt om merkwaardige
uitlatingen over kunst en leven uit te nemen,
zij moeten, zooals vooral die welke aan zijn
broeder werden geschreven dat kunnen, een beeld
geven van den geheelen persoon. Dit sluit echter
niet uit dat men wel degelijk genoodzaakt zal
zijn uittreksels te geven. De heele correspondentie
met zijn broeder zou wellicht zeven dikke deelen
vullen, vol ongeproportioneerde uitweidingen die
gecoupeerd moeten worden, vol onnoodige her
halingen en ook vol dingen die men juist uit
piëteit, niet mag doen drukken, dingen zooals
men die in elke intieme correspondentie vindt.
Het geven van een sprekend totaalbeeld van
Vincent van Gogh door de uitgave van zijn brieven,
blijft een werk van wel te overwegen schifting
en keuze. Hoe en door wien dit werk zal worden
gedaan, is nog onbekend.
Een schilder meldt mij:
De nieuwe bundel van Max Elskamp
»Salutations d.ont d'angeliques", kreeg ik dezer dagen
gezonden. Henry van de Velde maakte er het
titelblad voor: een in blauw gedrukte
lijnversiering, door haar zwierige stijlloosheid gelijkend
op een Indiesch sarongpatroon, niet deftig
zooals de Engelschen en Derkinderen (onuitgegeven
boekversieringen) maar wel zeer frisch en
harmoniesch van werking. De grillig-naïeve lettertjes
schieten in duidelijkheid te kort.
Uit den Haag wordt mij geschreven:
»In het kunstnijverheid-museum op de
l'rincessegracht is o.m. geëxposeerd een ontwerpvan
Derkinderen voor een tegeltableau (een statie),
en daarbij de uitvoering op tegels. Het is op
merkelijk hoezeer hier de uitvoering van het
oorspronkelijk ontwerp verschilt. De fond is
veel te blauw, de kleuren zijn te dun, de tegen
stellingen mis. De onderrand bij Derkinderen
rood, is roze-achtig grijs, de bovenrand gele
bloemen op rooden fond, is bruin of grijs ge
worden, en de tusschenrand, groene bladeren
op rose grond: bronzen bladeren op diep bruin.
Alleen de teekening is goed.
Een der voornaamste Haagsche bladen prees
bet in de directie der
Plateelbakkerij-Kozenburg dat zij, de teekening trouw gebleven zijnde,
de kleuren zooveel schooner en juister had weten
te maken. Of Derkinderen het tegeltableau ge
zien heeft weet ik niet, maar zeer zeker zou de
artiest het er niet mee eens zijn".
Wij wenschen hierbij nog iets algemeens op te
merken. Tot heden is zulke decoratieve kunst, in
ons land althans, uitsluitend bezorgd door ar
chitecten, en deze laten zonder bezwaar hun
ontwerpen door anderen uitvoeren. Als staaltje
hiervan diene deze Inzonderheid : In de R. K.
Kerk »De Liefde" te Amsterdam is een dergelijke
kruisweg op tegels. Deze werd ontworpen door
dr. Cuypers, in karton geteekend in de
Iloermondsche werkplaats, en van deze karton op
tegels gebracht door een teekenaar der
plateelbakkerij.
Zoo komt men, waar nu de schilders dit werk
den architecten uit de hand gaan nemen, er toe,
eerst nog op de oude manier door te gaan. Maar
wie een ontwerp maakt voor tegels, dient het zelf
op tegels te teekenen. Derkinderen zelf zal de
eerste zijn, om het toe te stemmen en in het ver
volg te doen.
Niet altijd natuurlijk, en in alles zal een artiest
zelf moeten uitvoeren wat hij bedenkt, maar in
deze dingen, die zoo direct tot schilder- en tee
kenkunst behooren, is het (het onderhavige geval
bewijst het, zoo het nog bewezen moest worden)
noodzakelijk.
De lichtkant van dit heele geval is: Dat de
firma Brinck & Co. door het bestellen van een
teekening aan een onzer artiesten een goeden
weg is ingeslagen. Wanneer zij een volgende
maal den artiest weet te bewegen om zijn ontwerp
zelf' op tegel te schilderen, dan zal zij zeker
van haar prijzendswaardige pogingen nog meer
voldoening hebben. Want het is duidelijk dat in
ons klimaat en bij moderne behoefte tetjds een
zeer belangrijk element van versiering kunnen
zijn.
Een schouwspel dat steeds onze belangstelling
gaande maakt, wordt te Parijs jaarlijks tegen het
eind van April gegeven, het groote twistgeding
der Rose Croix leden. Georges Montorgueil, die
hen wél kent, deelt ons mede dat zij verdeeld
zijn in twee kleine groepen, wier hoofdzakelijk
werk daarin bestaat, elkander sociaal ongelukkig
te maken. Deze wederkeorige vernietiging zooals
zij die bewerkstelligen, hoewel zij beweren het
geheim der slimste wandaden te bezitten, heeft
niets wreeds. daar, hoelang zij die
ookalinpractijk brengen, nog geen hunner verdwenen is en
de dood van don abt Boulant, den Carmeliter
broeder van Lyon, slechts, hoewel zonder voldoen
de bewijzen, aan het kwade oog van M. lluysmans
wordt toegeschreven.
Het preludium der vijandelijkheden is de Salon
dien Sar Péladan met groote pracht opent «onder
de Fau, het Grieksche kruis, het Romeinsche
kruis, met den Graal, den Beauséant en voor de
gekruiste roos, in geestgemeenschap met Joseph
van Aramathia, de groote helden Hugues en
Dante ..,." Over de waarde dezer tentoonstelling
hebben kenners en kritici hun oordeel uitge
sproken; zij hebben zich streng uitgelaten over
een zoo weinig harmonisch werkend kunstvertoon,
maar even als er slechts n rechtvaardige
noodig is om een geheel volk te redden, zoo hebben
twee of drie waarlijk schoone doeken die zich
aangenaam van de bonte menigte onderscheidden,
deze expositie gunstig doen afsteken van die der
Décadents, die door de neiging tot lachen die zij
verwekt, het bizarre harer conceptie duidelijk
kenbaar maakt.
Bij den dag der plechtige opening, het feest
dat aan leden en inzenders wordt aangeboden
en waartoe alle gezanten te Parijs woonachtig
genoodigd worden, evenals alle hooggeplaatste
personen die de orde wenscht te onderscheiden,
verspreidde zich plotseling het nieuwtje van de
verbanning uit de Orde van Joséphin Péla
dan. En door wien? Door de Orde der Rose
Croix. Maar is hij dan geen grootmeester der
Orde? Er zijn er twee.
Ziehier het dokument welks inhoud den Sar,
nog in het volle bezit van zijn roem, op eens
uit de wolken op aarde deed nederstorten:
Kabbalistische Orde der Rose Croix.
Wrij, broeders der Rose Croix,
In aanmerking nemende dat de heer Joséphin
Péladan, oud lid van den raad van twaalven,
nadat hij in 1890 zich aan het hoofd der Orde
heeft weten te plaatsen, door zijn optreden als
Paus des Rose Croix, iets waarmede hij den
H. Vader te Rome diep beleedigde, nadat hij in
zijn zoogenaamde Katholieke Rose Croix man
daten, in naam der broederschap zich tegen alle
gezag verzette en, zonder een enkel lid der Orde
te raadplegen, meer dan een fantastischen ban
vloek slingerde,
In aanmerking nemende dat de heer Joséphin
Péladan, buiten onzen wensch en ons medeweten
een derde niet geestelijke Orde der Rose Croix
heelt gesticht, zich daarbij letterlijk houdende
aan genoemde mandaten,
Dat hij, door deze daad, op schaamtelooze wijs
den naam en het zinbeeld der Rose Croix heeft
geusurpeerd, en ons eerwaardig symbool aan veel
tegenspraak heeft onderworpen en belachelijk
gemaakt.
Zoo verklaren wij, broeders der Rose Croix,
genoemden heer Joséphin Péladan als afvallige
en verbannen uit de broederschap der Rose Croix.
En wij klagen hem en zijn valsche Rose
Croixorde hiermede aan voor de rechtbank der publieke
opinie.
Op bevel, voor den Iloogen Raad der Rose
Croix Orde,
de directeur,
Stanislas de Guaita.
Arbiter, Secretaris-generaal,
T. Ch. Barlet. J. Papus.
Dus is de ongelukkige Sar Péladan afvallige en
verbannen verklaard uit de Orde der Rose Croix.
Verleden jaar had hetzelfde comité,
saamgesteld uit de heeren de Guaita, Papus en Bartel,
hem met wel wat minder plechtigheid als =bon
fumiste" aangenomen.
Vindt gij niet met mij, dat deze laatste term
beter past bij deze soort comedievertooning ?
R. C.
In Griekenland wordt op nieuw moeite gedaan
om den llermes van Praxiteles van Olympia naar
Athene te doen transporteeren. Aan de Kölnische
wordt gemeld, dat »het Grieksche volk" met dit
voornemen weinig ingenomen is, maar zich veeleer
verheugt wanneer de vreemdelingen gedwongen
worden, een tochtje in de provincie te maken,
en de belangrijkste uitgravingsplaatsen persoonlijk
te bezoeken. De reden is, dat men te Olympia
veel last heeft van aardbevingen, te Athene niet.
Het Olyinpia-museum heeft intusschen, ->zooals
de geheele wereld weet," zegt de Kölnische, noch
in 1888 noch in dit jaar de geringste schade
gehad van aardbevingen; geen scheurtje is er in
de muren, geen stukje kalk is afgevallen. Ook
i heeft men terstond gebruik gemaakt van de om
standigheid dat llermes' rug niet afgewerkt was,
; om er een sterke ijzeren stang in te bevestigen,
; zoodat hij als 't ware aan de rots is vastgesmeed,
zonder dat het gezicht benadeeld is. »Men mag
wel aannemen" zegt de Kölnische, »dat nadat
Duitschland zulke reusachtige offers voor die
opgravingen heeft gebracht, tenminste naar zijn
meening omtrent de zaak gevraagd zal worden."
De bekende directeur van het Berlijnsche Mu
seum, de heer Bode, heeft te Londen bij den
kunsthandelaar Gooden een Dürer ontdekt, en
dezen voor 22000 mark voor zijn museum aan
gekocht. Het stuk stelt een vrouwelijken studie
kop van Oostersch type voor, en moet door
Dürer tijdens zijn verblijf te Venetiëgeschilderd
zijn. De lijst draagt het wapen der
Frescobaldini's, een patricische fami'ie te Florence.
In het Engelsen Lagerhuis had daarover eene
interpellatie plaats; men vroeg hoe het mogelijk was,
dat de administratie van de National Gallery zich
deze kostbaarheid had laten ontgaan. De vraagwerd
beantwoord door sir John Hibbert, secretaris van
financiën; hij zeide dat het bedoelde stuk sinds
lang aan den administrateur der National Gallery
j bekend was, maar dat deze de bewijzen, dat het
van Dürer afkomstig zou zijn, voor onvoldoende
hield en er daarom niet op geboden had.
De schilder Böcldin wordt, naar de Basler
Nachrichten melden, langzamerhand beter. Hij
stelt weer belang in het leven ; hij schrijft deze
beterschap vooral toe aan het verblijf aan het
zeestrand. De schilderij die hij bij het begin
van zijn herstel heeft opgezet, nadert hare vol
tooiing.
Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co. is
geëxposeerd een schilderij van J. Maris
»Stadsgezicht".
Een gewichtige veiling van Oude
Prenten en Teekeningen.
Prenten.
Bij het lezen van het woord prenten zal
menigeen onverschillig gestemd, ja zelfs min of
meer onaangenaam aangedaan worden.
Prenten, prenten en dan nog wel oude, wat
kunnen mij die schelen. Ik laat nog staan, dat
iemand ons op een veiling van teekeningen attent
i maakt, maar.... prenten, hoe komen ze daarbij,
wie geeft er nu wat om prenten. Tegenwoordig
wordt er ook maar over alles geschreven.
Neem me heusch niet kwalijk, gij, die dit
leest, wanneer ik u misschien wat te veel in uw
eer heb getast door u zoo'n gering denkbeeld
van prenten te laten uitspreken.
Ik weet wel beter dat lang niet allen er zoo
over denken, maar toch als ik mij in herinnering
breng welke vreemde, onsympathieke opvattingen
beschaafde menschen over het algemeen van
prenten hebben, dan is 't voor iemand die altijd
in de prenten leeft, om er akelig en wanhopig
van te worden. Men krijgt dan zoo'n onbeschrij
felijk eenzaam gevoel in zich.
Het verschil tusschen een ets, een gravure,
een steendruk, een zwartekunstprent enz. te
leeren zien, is iets wat voor velen verschrikkelijk
moeilijk schijnt. Met die benamingen wordt dan
ook raar omgesprongen.
Het slimste voorbeeld van onkunde op het ge
bied van prenten is, als iemand met een goedig,
.ja, ik weet er van mee te spreken", met de vin
gers over een prent wrijvende (zeker als bewijs
van eerbied), uitroept: Waarlijk een prachtige
teekening! Staaltjes van minder kwaadaardigen
aard zijn legio.
Daar uit het bovenstaande op te maken is, dat
ik bang ben dat hetgeen ik over de te bespre
ken prentenveiling zal zeggen, het eene oor in
en het andere weer uit zd gaan, zal ik niet te
zwaar op de hand worden, in de hoop dat dit
een weinig zal bijdragen om u er toe te kunnen
overhalen gebruik te maken van de
bezichtigingsdagen op 27, 28 en 2!) Mei.
Ik zal dus beginnen met de inlichting, dat 't
het kabinet »C. Scholier" is, .hetwelk door de be
kende firma Frederik Muller it Cie., in de Doe
lenstraat alhier, 20 Mei en volgende dagen ver
kocht zal worden, en dat deze verzameling wel
de moeite waard is om er een aanbevelend woord
over te zeggen.
De katalogus bevat alleen van de TIoll. en
Vlaamscho scholen 907 en van de Fransclie,
Duitsche en Kngelsche scholen G04 nummers.
Daar er een massa prenten zijn, die met een
beetje goeden wil en inspanning mooi gevonden
moeten worden, en onder welke zeer geschikt om
de gravuren te vervangen, die zoo menig salon
ontsieren, zal men zich niet bedrogen vinden
door deze collectie te gaan zien,
Hoewel ik de verzameling »C. Schöft'er" gron
dig ken, heb ik haar nog eens geheel doorgekeken
met het doel om de prenten, die reeds op het
eerste gezicht tot ons spreken, aan te stippen.
Om de prenten n voor n te behandelen, door
bepaald te zeggen waarvoor ik ze heb aange
haald, zou naar mijn meening monnikenwerk
zijn. trouwens dat zou ook veel te lang ophouden.
Een dorre opsomming van de
katalogusnummers volgt aldus : 2?H; 10; 12; 17; 20; 30; 40;
-{;')? 52- 117; 81; 88; !)0; 92; 100; 107 : 121; 124;
103; Hifi; 108; 172; 187; 204; 230; 244; 202;
301; 331; 347?19; 355; 308; 371: 308; 399;
,10«); 4-24?2(i; 433; 4(51; 471 ; 509; 522; 531;
543; 540; 519; 557; 559; 503; 565; 507; 589;
592; C)l:'>; 014; 041; 040; 000; G09; 073;
081.; 083; 701?02; 723; 728?29; 735-38;
757; 7K1_S2; 804; 800; 818?19; 820; 833;
837; 839; 845; 859; 800; 804?60; 870?77;
887; 891; 893; 901; 907; 938; 941?12; 959
00; 905?(u; 971; 1000; 1007; 1028; 1040;
1044; 1077; 1107?08: 1100?01; 1183?84;
1189;1192; 1223; 1220; 1252?53; 1284; 1303
05; 1330; 1343?44; 1350; 1380; 1402?03.
Nu zult ge zeggen, als ik uit deze nummers
een prent naar den zin heb gevonden, dan is het
nog de vraag of die mij niet te duur ig. Ja als
ge juist b.v. een ets van Rembrandt, van Van
Ruysdael of Waterloo kiest en ge zijt niet iemand
van kapitaal, doe dan maar geen moeite. Dan
moet ge uw keuze doen uit de overige landschap
pen ofbuitengezichten. Die prenten gaan zoo duur
niet en zijn werkelijk niet veel minder mooi. O.a. de
etsen van J. Both, NOS. 100?105. Onder No. 105,
een suite van O stuks, is er n, en wel No. 3,
waarvan de schilderij, eveneens door Both, in het
Rijksmuseum hangt, vermeld in den catalogus van
dat Museum onder No. 102.
Doet dit het hart dan niet dubbel goed,als ge deze
ets aan iemand, die een weinig om prentkunst geeft,
kunt toonen ? Ook met no. 870, een
zwartekunstprent door N. Verkolje, is dit het geval. De
schilderij door A. lloubraken, waarnaar deze prent
gemaakt is, is te zien onder no. 093 van ge
noemden katalogus. Ook raad ik aan om te letten
op de prent no. 172 van D. Danckerts, naar Wou
werman, no. 230 sGroentenmarkt in den Haag"
van La Fargue ; no. 424?20 etsen van Kobell;
no. 507 van Noordt »Ronde toren op rotsen" 1045 ;
no. 728?29 ^Landschappen" etsen door
Roghman; no. 837 van Uden »Kapucijnenklooster" en
no. 959 an 900 etsen door Th. Wijck.
Iets buitengewoons zijn de etsen \anWaterloo
nos. 941 en 942, welke nummers elk wel een
negentig gld. zullen opbrengen. De landschappen
zijn 't werkelijk ruimschoots waard.
Wanneer ge liever een portret dan een land
schap verkiest, zie dan eens naar no. 12 het
portret van den zeeschilder »L. Bakhuyzen,"
zwartekunstprent door hemzelf; no. 07 eveneens
een zwartekunstprent door A. Blooteling, voor
stellende: »Corn. 's Gravosande," beroemd
ont