De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 21 mei pagina 3

21 mei 1893 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 830 DE AMSTERDAMMER, WEEKBDAD VOOR NEDERDAND. Bat goede op te zoeken, overal waar men het vinden kan is de dankbaarste taak voor den cri ticus; dit sluit trouwens volstrekt het wijzen op gebreken en tekortkomingen niet uit; doch het goede moet in de eerste plaats worden gereleveerd, dan zal het ook niemand pijnlijk aandoen wanneer tegelijk het onkruid wordt uitgerukt, opdat de gezonde ontwikkeling niet worde verstikt. Ik heb dit seizoen weer veel kunnen vermelden en veel onbesproken moeten laten, doch ben over tuigd van bijna alles wat de vermelding verdiende, notitie te hebben genomen. Dit ligt niet alleen aan mij, doch ook aan de vereenigingen. Sommige gezelschappen van gebrekkig allooi zijn na het eerste jaar niet voortgegaan met uitnoodieingen te zenden (hetgeen ik heel verstandig vind) doch alle gezelschappen of vereenigingen die mogen mede spreken deden dit wel. Ik hoop dat dit zoo blijven zal, want wie liever niet hoort wat er nog te verbeteren valt, is meer gebaat met een publiek van louter toejuichers; zij blijven dan met zichzelf tevreden en loopen geen gevaar 'boos te worden. Voor hen toch is waar deering nooit zelfs goed genoeg; zij verlangen niets minder dan ophemeling. Laten wij in het belang van zulke kringen hopen, dat zij het eenmaal zoover brengen dat zij aanspraak op billijke waardeering kunnen maken. VAN MJLLIGEN. Op 2 en 3 Juni zal de heer J. L. Beyers te Utrecht, Neude 21, ee ne verkooping houden van eene aanzienlijke verzameling muziek en boeken over muziek en tooneel. Er zijn handschriften, costuumwerken, veel operapartituren en veel oude muziekwerken bij. De Kölnische zegt in het verslag over het mu ziekfeest te Bonn: »In professor Messchaert aus Amsterdam, der den Liederkreis An die ferne Cfeliebte vortrug, hatte sich die Festleitung einen der berufensten Liedersanger der Gegenwart gesichert. Seiner Stimme, die ein basbaritonales Klanggeprage besitzt und in allen Lagen gleichmassig ausgiebig und wohllautend ist, stehen namentlich die zarten Schattirungen reizvoll zu Gebote. Durch k nstlerische Ausfeilung gehorcht sie dem leisesten Wink ihres Meisters, und dieser had seinen Geschmack offenbar an den hervorragendsten Mustern des Concertgesangs geübt. Aus jedem seiner Lieder tont das besondere Gefuhlsmoment, welches der Dichter künstlerisch gerundet, deutlich hervor. Einzelne Wendungen, wie die Worte »Nimm sie hin denn, diese Lieder", atmeten eine berückende Unmitteïbarkeit der Empfindung." Uit Dresden wordt het overlijden bericht van de laatst overgebleven zuster van Richard Wagner, die op den leeftijd van negen-en-zeventig jaar gestorven is. Zij was getrouwd met den boek handelaar Avenarius. Zij laat drie zonen na; de een is dichter en uitgever van de Kunstwarte, de tweede professor in de philosophie aan de universiteit te Zürich, de derde rechter te Hirschberg. Bij de boekhandelaren Van Stockum en Zoon, Buitenhof 36 te 's-Hage, zal van '23 tot 30 Mei eene zeer belangrijke boekverkooping gehouden worden. Zij omvat de bibliotheken van wijlen prof. Everts, dr. L. J. Egeling, den heer P. J. Suringar en ds. J. H. de Ridder, en biedt, behalve groote seriën werken in de gewone theologische, medi sche en historische vakken, ook over allerlei onderdeelen kleine collecties aan, b.v.: schaakspel, Nederlandsche botanie, prostitutie, ouderwetsche kinderboeken, magnetisme, enz. De verkooping telt bijna 4000 nummers. IMIIIIIIIIItlllllllllllllIltMI llllMMIIIIIMIIMIlmllll Nadat de hier verantwoorde gelden voor Rodins Baudelaire-monument, door mij reeds aan het Parijsche comitéwaren overgedragen, gewerd mij den 25sten April jl. uit Rotter dam voor dat doel nog een bedrag van f 27.50 : opbrengst van een inzameling gedaan bij ver scheiden personen, waarvan enkelen mij reeds navraag omtrent het lot van hunne bijdragen hadden gedaan. Dienzelfden dag heb ik den inza melaar dringend verzocht zich in zaken te d chargeeren, door mij een in namen en bedragen gespecificeerde opgaaf te doen geworden, doch tot heden 18 Mei is bij mij zulk eene opgave niet ingekomen. Thans zal ik nog een week ge duld oefenen, indien ik ook dan nog niet in de gelegenheid zal zijn gesteld de gedetailleerde verantwoording dezer f 27.50 te geven staat mij mijnerzijds niets beters te doen dan die collec tieve bijdrage als bijdrage van een anonymus aan het comitéover te maken. De verzameling van Van Wisselingh & Co., die in Utrecht al te korten tijd geëxposeerd was, gaat nu naar den Bosch, waar de tentoonstelling na Pinksteren wordt geopend. Daarna volgen waarschijnlijk Rotterdam, den Haag en andere steden. De Münchener Secessionisten brengen bij cir culaire ter kennis: »Eenige aan ons gerichte vragen geven ons aanleiding U het volgende te berichten. Daar wij ons indertijd van de »Münchener Kunst lergenossenschaft" hebben afgescheiden, om zelf standig ons artistiek streven voort te zetten en dus, tengevolge daarvan, onze tentoonstelling in de »Prinz Regenten Strasse" een eigenaardigen stempel zal dragen ? schijnt het ons van zelf onmogelijk toe, dat dezelfde schilder op beide Münchener Tentoonstellingen vertegenwoordigd zijn kan." Dit schijnt ons billijk. Men zal ook hier moeten kiezen of deelen. Wie het goed meent met de zuiver artistieke bedoelingen der secessionisten, zal zich van de voordeelen (als kans op aankoop, kans op lintjes!) der door den Prins Regent gepatroneerde andere expositie, dienen te spenen. In den Spectator van 6 Mei, schrijft de heer B. v. H. na eenige passages te hebben aangehaald uit de brokstukken van Vincent van Goghs brie ven, zooals Bernard die in den Merau/re de France publiceert: »Voldoen ons deze aphorismen. Als zoodanig zeker. Maar zij laten ons den mensch niet genoeg zien. Ik hoop daarom dat als eens de brieven van Vincent aan z(jn broeder Theo worden uitgegeven en dat zal gebeuren ? men zich niet zal bepalen tot uittreksels. Ik heb de intimiteit dier broeders gekend en ik weet dat elke regel, het opschrift, het slot, ze zal schilderen in hun buitengewoon edelzijn. De wereld zal uit de geheele brieven niet alleen n kunstenaar, maar twee menschen, echte menschen leeren kennen. Hij die de hand slaat aan het werk, om die brieven uit te geven, moet niet slechts kunstenaar zijn, maar hij moet hen hebben gekend, hen, beide de van Goghs. En hij volvoere het groote werk met piëteit!" Nu heeft de heer B. v. H. hiermede tot zekere hoogte gelijk. De brieven van Van Gogh moeten niet alleen worden gebruikt om merkwaardige uitlatingen over kunst en leven uit te nemen, zij moeten, zooals vooral die welke aan zijn broeder werden geschreven dat kunnen, een beeld geven van den geheelen persoon. Dit sluit echter niet uit dat men wel degelijk genoodzaakt zal zijn uittreksels te geven. De heele correspondentie met zijn broeder zou wellicht zeven dikke deelen vullen, vol ongeproportioneerde uitweidingen die gecoupeerd moeten worden, vol onnoodige her halingen en ook vol dingen die men juist uit piëteit, niet mag doen drukken, dingen zooals men die in elke intieme correspondentie vindt. Het geven van een sprekend totaalbeeld van Vincent van Gogh door de uitgave van zijn brieven, blijft een werk van wel te overwegen schifting en keuze. Hoe en door wien dit werk zal worden gedaan, is nog onbekend. Een schilder meldt mij: De nieuwe bundel van Max Elskamp »Salutations d.ont d'angeliques", kreeg ik dezer dagen gezonden. Henry van de Velde maakte er het titelblad voor: een in blauw gedrukte lijnversiering, door haar zwierige stijlloosheid gelijkend op een Indiesch sarongpatroon, niet deftig zooals de Engelschen en Derkinderen (onuitgegeven boekversieringen) maar wel zeer frisch en harmoniesch van werking. De grillig-naïeve lettertjes schieten in duidelijkheid te kort. Uit den Haag wordt mij geschreven: »In het kunstnijverheid-museum op de l'rincessegracht is o.m. geëxposeerd een ontwerpvan Derkinderen voor een tegeltableau (een statie), en daarbij de uitvoering op tegels. Het is op merkelijk hoezeer hier de uitvoering van het oorspronkelijk ontwerp verschilt. De fond is veel te blauw, de kleuren zijn te dun, de tegen stellingen mis. De onderrand bij Derkinderen rood, is roze-achtig grijs, de bovenrand gele bloemen op rooden fond, is bruin of grijs ge worden, en de tusschenrand, groene bladeren op rose grond: bronzen bladeren op diep bruin. Alleen de teekening is goed. Een der voornaamste Haagsche bladen prees bet in de directie der Plateelbakkerij-Kozenburg dat zij, de teekening trouw gebleven zijnde, de kleuren zooveel schooner en juister had weten te maken. Of Derkinderen het tegeltableau ge zien heeft weet ik niet, maar zeer zeker zou de artiest het er niet mee eens zijn". Wij wenschen hierbij nog iets algemeens op te merken. Tot heden is zulke decoratieve kunst, in ons land althans, uitsluitend bezorgd door ar chitecten, en deze laten zonder bezwaar hun ontwerpen door anderen uitvoeren. Als staaltje hiervan diene deze Inzonderheid : In de R. K. Kerk »De Liefde" te Amsterdam is een dergelijke kruisweg op tegels. Deze werd ontworpen door dr. Cuypers, in karton geteekend in de Iloermondsche werkplaats, en van deze karton op tegels gebracht door een teekenaar der plateelbakkerij. Zoo komt men, waar nu de schilders dit werk den architecten uit de hand gaan nemen, er toe, eerst nog op de oude manier door te gaan. Maar wie een ontwerp maakt voor tegels, dient het zelf op tegels te teekenen. Derkinderen zelf zal de eerste zijn, om het toe te stemmen en in het ver volg te doen. Niet altijd natuurlijk, en in alles zal een artiest zelf moeten uitvoeren wat hij bedenkt, maar in deze dingen, die zoo direct tot schilder- en tee kenkunst behooren, is het (het onderhavige geval bewijst het, zoo het nog bewezen moest worden) noodzakelijk. De lichtkant van dit heele geval is: Dat de firma Brinck & Co. door het bestellen van een teekening aan een onzer artiesten een goeden weg is ingeslagen. Wanneer zij een volgende maal den artiest weet te bewegen om zijn ontwerp zelf' op tegel te schilderen, dan zal zij zeker van haar prijzendswaardige pogingen nog meer voldoening hebben. Want het is duidelijk dat in ons klimaat en bij moderne behoefte tetjds een zeer belangrijk element van versiering kunnen zijn. Een schouwspel dat steeds onze belangstelling gaande maakt, wordt te Parijs jaarlijks tegen het eind van April gegeven, het groote twistgeding der Rose Croix leden. Georges Montorgueil, die hen wél kent, deelt ons mede dat zij verdeeld zijn in twee kleine groepen, wier hoofdzakelijk werk daarin bestaat, elkander sociaal ongelukkig te maken. Deze wederkeorige vernietiging zooals zij die bewerkstelligen, hoewel zij beweren het geheim der slimste wandaden te bezitten, heeft niets wreeds. daar, hoelang zij die ookalinpractijk brengen, nog geen hunner verdwenen is en de dood van don abt Boulant, den Carmeliter broeder van Lyon, slechts, hoewel zonder voldoen de bewijzen, aan het kwade oog van M. lluysmans wordt toegeschreven. Het preludium der vijandelijkheden is de Salon dien Sar Péladan met groote pracht opent «onder de Fau, het Grieksche kruis, het Romeinsche kruis, met den Graal, den Beauséant en voor de gekruiste roos, in geestgemeenschap met Joseph van Aramathia, de groote helden Hugues en Dante ..,." Over de waarde dezer tentoonstelling hebben kenners en kritici hun oordeel uitge sproken; zij hebben zich streng uitgelaten over een zoo weinig harmonisch werkend kunstvertoon, maar even als er slechts n rechtvaardige noodig is om een geheel volk te redden, zoo hebben twee of drie waarlijk schoone doeken die zich aangenaam van de bonte menigte onderscheidden, deze expositie gunstig doen afsteken van die der Décadents, die door de neiging tot lachen die zij verwekt, het bizarre harer conceptie duidelijk kenbaar maakt. Bij den dag der plechtige opening, het feest dat aan leden en inzenders wordt aangeboden en waartoe alle gezanten te Parijs woonachtig genoodigd worden, evenals alle hooggeplaatste personen die de orde wenscht te onderscheiden, verspreidde zich plotseling het nieuwtje van de verbanning uit de Orde van Joséphin Péla dan. En door wien? Door de Orde der Rose Croix. Maar is hij dan geen grootmeester der Orde? Er zijn er twee. Ziehier het dokument welks inhoud den Sar, nog in het volle bezit van zijn roem, op eens uit de wolken op aarde deed nederstorten: Kabbalistische Orde der Rose Croix. Wrij, broeders der Rose Croix, In aanmerking nemende dat de heer Joséphin Péladan, oud lid van den raad van twaalven, nadat hij in 1890 zich aan het hoofd der Orde heeft weten te plaatsen, door zijn optreden als Paus des Rose Croix, iets waarmede hij den H. Vader te Rome diep beleedigde, nadat hij in zijn zoogenaamde Katholieke Rose Croix man daten, in naam der broederschap zich tegen alle gezag verzette en, zonder een enkel lid der Orde te raadplegen, meer dan een fantastischen ban vloek slingerde, In aanmerking nemende dat de heer Joséphin Péladan, buiten onzen wensch en ons medeweten een derde niet geestelijke Orde der Rose Croix heelt gesticht, zich daarbij letterlijk houdende aan genoemde mandaten, Dat hij, door deze daad, op schaamtelooze wijs den naam en het zinbeeld der Rose Croix heeft geusurpeerd, en ons eerwaardig symbool aan veel tegenspraak heeft onderworpen en belachelijk gemaakt. Zoo verklaren wij, broeders der Rose Croix, genoemden heer Joséphin Péladan als afvallige en verbannen uit de broederschap der Rose Croix. En wij klagen hem en zijn valsche Rose Croixorde hiermede aan voor de rechtbank der publieke opinie. Op bevel, voor den Iloogen Raad der Rose Croix Orde, de directeur, Stanislas de Guaita. Arbiter, Secretaris-generaal, T. Ch. Barlet. J. Papus. Dus is de ongelukkige Sar Péladan afvallige en verbannen verklaard uit de Orde der Rose Croix. Verleden jaar had hetzelfde comité, saamgesteld uit de heeren de Guaita, Papus en Bartel, hem met wel wat minder plechtigheid als =bon fumiste" aangenomen. Vindt gij niet met mij, dat deze laatste term beter past bij deze soort comedievertooning ? R. C. In Griekenland wordt op nieuw moeite gedaan om den llermes van Praxiteles van Olympia naar Athene te doen transporteeren. Aan de Kölnische wordt gemeld, dat »het Grieksche volk" met dit voornemen weinig ingenomen is, maar zich veeleer verheugt wanneer de vreemdelingen gedwongen worden, een tochtje in de provincie te maken, en de belangrijkste uitgravingsplaatsen persoonlijk te bezoeken. De reden is, dat men te Olympia veel last heeft van aardbevingen, te Athene niet. Het Olyinpia-museum heeft intusschen, ->zooals de geheele wereld weet," zegt de Kölnische, noch in 1888 noch in dit jaar de geringste schade gehad van aardbevingen; geen scheurtje is er in de muren, geen stukje kalk is afgevallen. Ook i heeft men terstond gebruik gemaakt van de om standigheid dat llermes' rug niet afgewerkt was, ; om er een sterke ijzeren stang in te bevestigen, ; zoodat hij als 't ware aan de rots is vastgesmeed, zonder dat het gezicht benadeeld is. »Men mag wel aannemen" zegt de Kölnische, »dat nadat Duitschland zulke reusachtige offers voor die opgravingen heeft gebracht, tenminste naar zijn meening omtrent de zaak gevraagd zal worden." De bekende directeur van het Berlijnsche Mu seum, de heer Bode, heeft te Londen bij den kunsthandelaar Gooden een Dürer ontdekt, en dezen voor 22000 mark voor zijn museum aan gekocht. Het stuk stelt een vrouwelijken studie kop van Oostersch type voor, en moet door Dürer tijdens zijn verblijf te Venetiëgeschilderd zijn. De lijst draagt het wapen der Frescobaldini's, een patricische fami'ie te Florence. In het Engelsen Lagerhuis had daarover eene interpellatie plaats; men vroeg hoe het mogelijk was, dat de administratie van de National Gallery zich deze kostbaarheid had laten ontgaan. De vraagwerd beantwoord door sir John Hibbert, secretaris van financiën; hij zeide dat het bedoelde stuk sinds lang aan den administrateur der National Gallery j bekend was, maar dat deze de bewijzen, dat het van Dürer afkomstig zou zijn, voor onvoldoende hield en er daarom niet op geboden had. De schilder Böcldin wordt, naar de Basler Nachrichten melden, langzamerhand beter. Hij stelt weer belang in het leven ; hij schrijft deze beterschap vooral toe aan het verblijf aan het zeestrand. De schilderij die hij bij het begin van zijn herstel heeft opgezet, nadert hare vol tooiing. Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co. is geëxposeerd een schilderij van J. Maris »Stadsgezicht". Een gewichtige veiling van Oude Prenten en Teekeningen. Prenten. Bij het lezen van het woord prenten zal menigeen onverschillig gestemd, ja zelfs min of meer onaangenaam aangedaan worden. Prenten, prenten en dan nog wel oude, wat kunnen mij die schelen. Ik laat nog staan, dat iemand ons op een veiling van teekeningen attent i maakt, maar.... prenten, hoe komen ze daarbij, wie geeft er nu wat om prenten. Tegenwoordig wordt er ook maar over alles geschreven. Neem me heusch niet kwalijk, gij, die dit leest, wanneer ik u misschien wat te veel in uw eer heb getast door u zoo'n gering denkbeeld van prenten te laten uitspreken. Ik weet wel beter dat lang niet allen er zoo over denken, maar toch als ik mij in herinnering breng welke vreemde, onsympathieke opvattingen beschaafde menschen over het algemeen van prenten hebben, dan is 't voor iemand die altijd in de prenten leeft, om er akelig en wanhopig van te worden. Men krijgt dan zoo'n onbeschrij felijk eenzaam gevoel in zich. Het verschil tusschen een ets, een gravure, een steendruk, een zwartekunstprent enz. te leeren zien, is iets wat voor velen verschrikkelijk moeilijk schijnt. Met die benamingen wordt dan ook raar omgesprongen. Het slimste voorbeeld van onkunde op het ge bied van prenten is, als iemand met een goedig, .ja, ik weet er van mee te spreken", met de vin gers over een prent wrijvende (zeker als bewijs van eerbied), uitroept: Waarlijk een prachtige teekening! Staaltjes van minder kwaadaardigen aard zijn legio. Daar uit het bovenstaande op te maken is, dat ik bang ben dat hetgeen ik over de te bespre ken prentenveiling zal zeggen, het eene oor in en het andere weer uit zd gaan, zal ik niet te zwaar op de hand worden, in de hoop dat dit een weinig zal bijdragen om u er toe te kunnen overhalen gebruik te maken van de bezichtigingsdagen op 27, 28 en 2!) Mei. Ik zal dus beginnen met de inlichting, dat 't het kabinet »C. Scholier" is, .hetwelk door de be kende firma Frederik Muller it Cie., in de Doe lenstraat alhier, 20 Mei en volgende dagen ver kocht zal worden, en dat deze verzameling wel de moeite waard is om er een aanbevelend woord over te zeggen. De katalogus bevat alleen van de TIoll. en Vlaamscho scholen 907 en van de Fransclie, Duitsche en Kngelsche scholen G04 nummers. Daar er een massa prenten zijn, die met een beetje goeden wil en inspanning mooi gevonden moeten worden, en onder welke zeer geschikt om de gravuren te vervangen, die zoo menig salon ontsieren, zal men zich niet bedrogen vinden door deze collectie te gaan zien, Hoewel ik de verzameling »C. Schöft'er" gron dig ken, heb ik haar nog eens geheel doorgekeken met het doel om de prenten, die reeds op het eerste gezicht tot ons spreken, aan te stippen. Om de prenten n voor n te behandelen, door bepaald te zeggen waarvoor ik ze heb aange haald, zou naar mijn meening monnikenwerk zijn. trouwens dat zou ook veel te lang ophouden. Een dorre opsomming van de katalogusnummers volgt aldus : 2?H; 10; 12; 17; 20; 30; 40; -{;')? 52- 117; 81; 88; !)0; 92; 100; 107 : 121; 124; 103; Hifi; 108; 172; 187; 204; 230; 244; 202; 301; 331; 347?19; 355; 308; 371: 308; 399; ,10«); 4-24?2(i; 433; 4(51; 471 ; 509; 522; 531; 543; 540; 519; 557; 559; 503; 565; 507; 589; 592; C)l:'>; 014; 041; 040; 000; G09; 073; 081.; 083; 701?02; 723; 728?29; 735-38; 757; 7K1_S2; 804; 800; 818?19; 820; 833; 837; 839; 845; 859; 800; 804?60; 870?77; 887; 891; 893; 901; 907; 938; 941?12; 959 00; 905?(u; 971; 1000; 1007; 1028; 1040; 1044; 1077; 1107?08: 1100?01; 1183?84; 1189;1192; 1223; 1220; 1252?53; 1284; 1303 05; 1330; 1343?44; 1350; 1380; 1402?03. Nu zult ge zeggen, als ik uit deze nummers een prent naar den zin heb gevonden, dan is het nog de vraag of die mij niet te duur ig. Ja als ge juist b.v. een ets van Rembrandt, van Van Ruysdael of Waterloo kiest en ge zijt niet iemand van kapitaal, doe dan maar geen moeite. Dan moet ge uw keuze doen uit de overige landschap pen ofbuitengezichten. Die prenten gaan zoo duur niet en zijn werkelijk niet veel minder mooi. O.a. de etsen van J. Both, NOS. 100?105. Onder No. 105, een suite van O stuks, is er n, en wel No. 3, waarvan de schilderij, eveneens door Both, in het Rijksmuseum hangt, vermeld in den catalogus van dat Museum onder No. 102. Doet dit het hart dan niet dubbel goed,als ge deze ets aan iemand, die een weinig om prentkunst geeft, kunt toonen ? Ook met no. 870, een zwartekunstprent door N. Verkolje, is dit het geval. De schilderij door A. lloubraken, waarnaar deze prent gemaakt is, is te zien onder no. 093 van ge noemden katalogus. Ook raad ik aan om te letten op de prent no. 172 van D. Danckerts, naar Wou werman, no. 230 sGroentenmarkt in den Haag" van La Fargue ; no. 424?20 etsen van Kobell; no. 507 van Noordt »Ronde toren op rotsen" 1045 ; no. 728?29 ^Landschappen" etsen door Roghman; no. 837 van Uden »Kapucijnenklooster" en no. 959 an 900 etsen door Th. Wijck. Iets buitengewoons zijn de etsen \anWaterloo nos. 941 en 942, welke nummers elk wel een negentig gld. zullen opbrengen. De landschappen zijn 't werkelijk ruimschoots waard. Wanneer ge liever een portret dan een land schap verkiest, zie dan eens naar no. 12 het portret van den zeeschilder »L. Bakhuyzen," zwartekunstprent door hemzelf; no. 07 eveneens een zwartekunstprent door A. Blooteling, voor stellende: »Corn. 's Gravosande," beroemd ont

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl