Historisch Archief 1877-1940
',: HES!
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 830
Uit Dr. GrAlSHSTEF s Stadeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
r
.H,
'r
Carnot-Regenmaker.
Onlangs deelde Figaro mede, dat eene
deputatie van boeren uit Bretagne den pre
sident op het Elysée was komen bezoeken,
om hem te vragen naar Bretagne te komen,
daar het van algemeene bekendheid is, dat de
presidentieele reizen altoos van regenbuien
vergezeld gaan. Triboulet heeft hierin aan
leiding gevonden tot de volgende fantazie.
1. In het twee-en-twintigste jaar der repu
bliek, onder de regeering van Carnot den
Derde, terwijl Dupuy viervorst was van
binnenlandsche zaken, de jeugdige Poincarêvier
vorst van onderwijs, en Terriër van handel,
2. Was er groote droogte.
3. Water ontbrak overal; daar Jupiter
Pluvius omtrent de besproeiing oneenigheden
had gekregen met den gemeenteraad. En de
grond verdroogde, en de planten verdorden,
en de oogst verschroeide; ellende en versla
genheid waren overal.
7. En hoe? sprak Carnot.
voor een taboe of een fetisch-priester:
de markt in 't ronde danst ?
Houdt gij mij
, die
ie op
8. Voor een kikvorscil
in een inmaakflesch ?
op zijn laddertje
GoJo
4. Nu leefde er in de provincie een recht
vaardig landbouwer, die zijn kool plantte in
de zon, en moede was geworden van ze te
begieten zonder ophouden en zonder water.
En hij stond op, zeggende: Weest gerust, ik
fa tot hem die regen geeft. Zij die dorst
ebben, zullen worden gedrenkt; zij die droog
zijn, zullen nat worden.
'au
5. En hij maakte zich op naar het Elysée,
naar hem die Frankrijk beheerschte, en zeide:
Heer, gij alleen kunt ons redden.
Carnot bood hem brood en zout aan, deed
hem de voeten wasschen en vroeg hem: Wat
wilt gij?
6- Toen zeide hem de landbouwer: Meester,
gij alleen kunt het doen regenen.
9. Voor een bygrometrischen barometer,
waar ik, naar gelang van het weer, als een
monnikje uit zou stappen met mijn wan
delstok of met mijn paraplu ?
volk, omdat het sedert weken niet geregend
heeft en dit een groot ongeluk is.
E L T S E E CARW »T
10. Of misschien voor een barometrische
roos, die door de vochtigheid van kleur ver
andert ?
_ 13. En gelijk hij gezegd had, maakte Carnot
zich op, deed een extra trein voorkomen en
ging in de provincie iets onthullen.
14. En zoodra hij den mond opende om
zijne redevoering te beginnen, begon het te '
regenen.
11. Meester, wij vragen u slechts n ding :
kom tot ons, onthul het een of ander monu
ment van openbaar nut. Want voorwaar,
voorwaar zegge ik u: zoodra gij komt, zal het
gaan regenen en de oogst is gered.
12 En Carnot antwoordde, zeggende: Ik
zal komen, want ik heb medelijden met dat
15. En het water plaste op zijn hoed en
droop af in zijne verlakt-kalfslederen bottines.
10. Maar hij ging voort met spreken,
zonder paraplu, gelukkig omdat hij regen
ontving tot heil des volks.
17. Want voorwaar, voorwaar, ik zegge
het u, het zal aldus regenen telkenmale als
Carnot op reis zal gaan, en dat tot in alle
eeuwigheid.
Een kat bij een kleed.
(Het verbaal van een vogelkoopman in Seven
Dials.)
»lk voel me wel genoeg, althans ik heli geen
influenza of cholera, en ik breng er geen slapelooze
nachten orn door, dat de Ieren hun Home Hule nog
niet gekregen hebben, maar u hebt gelijk als je zegt,
dat ik niet in mijn gewone doen ben. In aanmer
king genomen wat ik op mijn hart heb, kan
iemand niet in zijn gewone doen zijn. Ik ben
nu al heel wat jaren in het vogel vak, en na
tuurlijk, als ik zeg vogels, bedoel ik oen heelo
massa twee- en viervoetige dieren. De negotie
is in den laatsten tijd niet heel vlug gegaan,
maar daar maak ik me niet bezorgd over, omdat
als het eene deel van het jaar goed is, het andere
slecht wordt; zoo komt het. als je goed op den
winkel past, op het eind toch overeen uit. Wat
me dan hindert ? Ik zal het je zeggen. Ik
stond hier in mijn winkeldeur, vier dagen gele
den, toen een heer vlak voor me blijft stil staan
en kijkt alsof hij het een of ander noodig heeft.
Ik stap achteruit en hij volgt me. »Iets van
vogels noodig?" vraag ik. »Neen", zegt hij.
»Apen?" zeg ik. »Neen", zegt hij. «Honden"?
vraag ik. »Xeen" zegt hij. Ik begon benieuwd
te zijn, wat hij dan wou hebben, want het ge
beurt al heel zelden, dat een man katten noodig
heeft. Hij kijkt zoo den voorraad langs, en
zegt daarna: »Ik zie hier niets wat ik noodig
heb." »Wat kunt u dan noodig hebben?"
vroeg ik. »N"u," zegt hij, eenigszins twijfelend,
»ik heb een kat noodig, die bij het kleed in de
vestibule komt." Ik geef je mijn woord, dat je
me om had kunnen blazen. Ik ben al vijfen
twintig jaar in zaken, en er is om allerlei bij
me gevraagd, en allerlei besteld, maar toen mij
door een heer, die er even goed bij zijn verstand
uitzag als u of ik, verteld werd,.dat hij een kat
bij zijn vloerkleed wilde hebben, begon ik te
denken, dat de algemeene slapte in de zaken ook
op mijn hersens werkte. Terwijl hij het zeide,
keek hij zoo den winkel rond en natuurlijk vielen
zijn oogen op de katten. Hij ging de hokken
langs en bekeek ze stuk voor stuk. Eindelijk
zei hij: »Ik zie hier niets." Dat wekte me uit
mijn verdooving, en ik was weer by de negotie.
«Wat is de kleur van het kleed in uw vestibule?"
zei ik. »Aesthetisch groen," zei hij. »Heilige
Mozes!" riep ik, voordat ik me kon inhou
den, want ik dacht aan grijs of bruin. Toen
zei ik: sExcuseer, maar de tint is in deze
buurt niet zoo goed bekend als in het
WestEnd, en misschien kon u me een beetje meer
beschrijving er van geven?" »Met pleizier,"
zij hij, heel kalm, en net alsof hij graag wou
hebben wat hij noemde. »Het is een heel fijne
nuance/' zei hij, »zoo tusschen het smaragdgroen
van rotte kaas," zei hij, »en jonge tarwe". Wat
denk je er van? Ik zag dat de man in ernst
sprak en me niet voor den gek hield, en ik kreeg
er nu evenveel belangstelling voor, als hij had.
»'t Is een groote bestelling, mijnheer," zei ik,
-maar hebt u er wel van alle kanten over nage
dacht?"?:>Over nagedacht?" zegt hij, «Natuur
lijk niet. Het is mijn vrouw die de kat wil heb
ben, en als zij iets wil hebben, dan denk ik er
niet over na, dan probeer ik het te krijgen." Ik
had wel nagedacht en was intusschen weer mezelf
geworden. «Is er ook een patroon in het karpet?"
vroeg ik. Hij keek een oogenblik als verrast, en
zei toen: >.Xeen, 't is een ett'en kleed, en wel
aesthetisch groen." »En u wilt die kat bij dat
kleed in de vestibule hebben?" zei ik. »Ja,''zei
hij. «Excuseer me, mijnheer," zei ik toen, «maar
denkt u die kat in de vestibule aan de ketting
te leggen?" »Wat bedoel je, kerel?" zei hij, erg
kwaad. Ik zei toen, dat als het kleed in de vesti
bule niet van dezelfde kleur of hetzelfde patroon
was als de kleeden in de andere kamers van het
huis, een kat die met het eene kleed overeenkwam,
niet bij de rest van het huis zou passen, en de
algemeene kleurenharmonie zou storen. Hij zei:
^Duivels, dat is zoo, daar heb ik geen oogenblik
aan gedacht." Toen peinsde hij, en nadat hij vijf
tien minuten gepeinsd had, en zeker anderhalve
duim aan iederen kant van zijn snor had afge
beten, zei hij: »Je hebt me daar een heel lastig
gezichtspunt geopend. Ik wist wel, dat het
moeielijk zou zijn, een kat te krijgen, die bij
het kleed in de vestibule kleurde, maar ik heb
er niet over gedacht, hoe een aesthetisch groene
kat bij de overige kamers in het huis zou kleu
ren. Xu is de eetkamer in vieil-or en mat
Pompeji-rood, en mijn vrouw's boudoir in door
schijnend rose. Xu zou het mogelijk zijn een
aschgroene kat in de eetkamer te verdragen,
maar het dier zou zeker niet op zijn plaats
zijn in het boudoir; neen, absoluut onmogelijk."
Toen zweeg hij en at nog meer van zijn snor.
Hij kauwde vijf minuten en zeide: «Kijk nu eens,
mijn beste vagebond". Ik zei: «Excuseer, maarzoo
heet ik niet". Hij zei: »I)at komt er niet op aan.
Je kunt het op de rekening zetten, omdat ik me
toch op genade en ongenade aan je overgeef', al
lijkt het roekeloos. Mijn vrouw is teer, en haar
smaak is heel subtiel. Zij moet een kat bij het
kleed in de vestibule hebben. Aan de andere
kleeden en de meubelen heeft ze niet gedacht.
Ik zal naar huis gaan en daar een enkel woord
van zeggen. Als ze nu de kat in de vestibule
aan de ketting wil leggen, of een kat wil hebben
die bij al de kamers in ons huis kleurt, wilt ge
me dan eruit helpen?" Ik zei dat ik mijn best
zou doen en hij gaf me een guir.je.
Hij vertrok, en eergisteren kwam hij terug. Hij
zei me, dat zijne vrouw geheel opgeleefd was.
toen hij haar vertelde, dat een aesthetisch groene
kat misschien niet bij het boudoir zou kleuren.
Ze had hem «lievert" genoemd, en gezegd dat
hij »zoo diepdenkend" was. Zij had ook gezegd,
dat zij nooit aan details kon denken, en natuur
lijk kon zij de kat niet in de vestibule aan de
ketting leggen, hij mocht zwerven »naar zijn eigen
lief willetje." Maar hij moest in harmonie zijn met
de omgeving. Maar7', riep ik nu, half buiten me zelf,
:>hoe ter wereld kan hij in harmonie zijn met de
omgeving, als de omgeving zoo verschillend is?"
; Dat gaat jou aan", zei hij koeltjes. »Jij bent
de dokter. Jij hebt de stof en ik heb het geld,
en zoodra je mij de kat geeft krijg jij het geld,
en als de kat voldoende is, heb je je prijs maar
te noemen." Is dat niet voldoende om iemand
uit zijn vel te doen springen? Je ziet die katten,
mijnheer? Ze zien er niet heel frisch uit op 't
oogenbiik ? Geen wonder, er is er geen een bij,
die niet geverfd is. Twee dagen lang is dit huis
een regenboog van katten geweest. Ik moet de
combinatie vinden, die bij het huis past. En ik
hoop ze te vinden, maar ik zou niet graag
garandceren dat de kleur houden zal."