De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 21 mei pagina 6

21 mei 1893 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

',: HES! DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 830 Uit Dr. GrAlSHSTEF s Stadeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). r .H, 'r Carnot-Regenmaker. Onlangs deelde Figaro mede, dat eene deputatie van boeren uit Bretagne den pre sident op het Elysée was komen bezoeken, om hem te vragen naar Bretagne te komen, daar het van algemeene bekendheid is, dat de presidentieele reizen altoos van regenbuien vergezeld gaan. Triboulet heeft hierin aan leiding gevonden tot de volgende fantazie. 1. In het twee-en-twintigste jaar der repu bliek, onder de regeering van Carnot den Derde, terwijl Dupuy viervorst was van binnenlandsche zaken, de jeugdige Poincarêvier vorst van onderwijs, en Terriër van handel, 2. Was er groote droogte. 3. Water ontbrak overal; daar Jupiter Pluvius omtrent de besproeiing oneenigheden had gekregen met den gemeenteraad. En de grond verdroogde, en de planten verdorden, en de oogst verschroeide; ellende en versla genheid waren overal. 7. En hoe? sprak Carnot. voor een taboe of een fetisch-priester: de markt in 't ronde danst ? Houdt gij mij , die ie op 8. Voor een kikvorscil in een inmaakflesch ? op zijn laddertje GoJo 4. Nu leefde er in de provincie een recht vaardig landbouwer, die zijn kool plantte in de zon, en moede was geworden van ze te begieten zonder ophouden en zonder water. En hij stond op, zeggende: Weest gerust, ik fa tot hem die regen geeft. Zij die dorst ebben, zullen worden gedrenkt; zij die droog zijn, zullen nat worden. 'au 5. En hij maakte zich op naar het Elysée, naar hem die Frankrijk beheerschte, en zeide: Heer, gij alleen kunt ons redden. Carnot bood hem brood en zout aan, deed hem de voeten wasschen en vroeg hem: Wat wilt gij? 6- Toen zeide hem de landbouwer: Meester, gij alleen kunt het doen regenen. 9. Voor een bygrometrischen barometer, waar ik, naar gelang van het weer, als een monnikje uit zou stappen met mijn wan delstok of met mijn paraplu ? volk, omdat het sedert weken niet geregend heeft en dit een groot ongeluk is. E L T S E E CARW »T 10. Of misschien voor een barometrische roos, die door de vochtigheid van kleur ver andert ? _ 13. En gelijk hij gezegd had, maakte Carnot zich op, deed een extra trein voorkomen en ging in de provincie iets onthullen. 14. En zoodra hij den mond opende om zijne redevoering te beginnen, begon het te ' regenen. 11. Meester, wij vragen u slechts n ding : kom tot ons, onthul het een of ander monu ment van openbaar nut. Want voorwaar, voorwaar zegge ik u: zoodra gij komt, zal het gaan regenen en de oogst is gered. 12 En Carnot antwoordde, zeggende: Ik zal komen, want ik heb medelijden met dat 15. En het water plaste op zijn hoed en droop af in zijne verlakt-kalfslederen bottines. 10. Maar hij ging voort met spreken, zonder paraplu, gelukkig omdat hij regen ontving tot heil des volks. 17. Want voorwaar, voorwaar, ik zegge het u, het zal aldus regenen telkenmale als Carnot op reis zal gaan, en dat tot in alle eeuwigheid. Een kat bij een kleed. (Het verbaal van een vogelkoopman in Seven Dials.) »lk voel me wel genoeg, althans ik heli geen influenza of cholera, en ik breng er geen slapelooze nachten orn door, dat de Ieren hun Home Hule nog niet gekregen hebben, maar u hebt gelijk als je zegt, dat ik niet in mijn gewone doen ben. In aanmer king genomen wat ik op mijn hart heb, kan iemand niet in zijn gewone doen zijn. Ik ben nu al heel wat jaren in het vogel vak, en na tuurlijk, als ik zeg vogels, bedoel ik oen heelo massa twee- en viervoetige dieren. De negotie is in den laatsten tijd niet heel vlug gegaan, maar daar maak ik me niet bezorgd over, omdat als het eene deel van het jaar goed is, het andere slecht wordt; zoo komt het. als je goed op den winkel past, op het eind toch overeen uit. Wat me dan hindert ? Ik zal het je zeggen. Ik stond hier in mijn winkeldeur, vier dagen gele den, toen een heer vlak voor me blijft stil staan en kijkt alsof hij het een of ander noodig heeft. Ik stap achteruit en hij volgt me. »Iets van vogels noodig?" vraag ik. »Neen", zegt hij. »Apen?" zeg ik. »Neen", zegt hij. «Honden"? vraag ik. »Xeen" zegt hij. Ik begon benieuwd te zijn, wat hij dan wou hebben, want het ge beurt al heel zelden, dat een man katten noodig heeft. Hij kijkt zoo den voorraad langs, en zegt daarna: »Ik zie hier niets wat ik noodig heb." »Wat kunt u dan noodig hebben?" vroeg ik. »N"u," zegt hij, eenigszins twijfelend, »ik heb een kat noodig, die bij het kleed in de vestibule komt." Ik geef je mijn woord, dat je me om had kunnen blazen. Ik ben al vijfen twintig jaar in zaken, en er is om allerlei bij me gevraagd, en allerlei besteld, maar toen mij door een heer, die er even goed bij zijn verstand uitzag als u of ik, verteld werd,.dat hij een kat bij zijn vloerkleed wilde hebben, begon ik te denken, dat de algemeene slapte in de zaken ook op mijn hersens werkte. Terwijl hij het zeide, keek hij zoo den winkel rond en natuurlijk vielen zijn oogen op de katten. Hij ging de hokken langs en bekeek ze stuk voor stuk. Eindelijk zei hij: »Ik zie hier niets." Dat wekte me uit mijn verdooving, en ik was weer by de negotie. «Wat is de kleur van het kleed in uw vestibule?" zei ik. »Aesthetisch groen," zei hij. »Heilige Mozes!" riep ik, voordat ik me kon inhou den, want ik dacht aan grijs of bruin. Toen zei ik: sExcuseer, maar de tint is in deze buurt niet zoo goed bekend als in het WestEnd, en misschien kon u me een beetje meer beschrijving er van geven?" »Met pleizier," zij hij, heel kalm, en net alsof hij graag wou hebben wat hij noemde. »Het is een heel fijne nuance/' zei hij, »zoo tusschen het smaragdgroen van rotte kaas," zei hij, »en jonge tarwe". Wat denk je er van? Ik zag dat de man in ernst sprak en me niet voor den gek hield, en ik kreeg er nu evenveel belangstelling voor, als hij had. »'t Is een groote bestelling, mijnheer," zei ik, -maar hebt u er wel van alle kanten over nage dacht?"?:>Over nagedacht?" zegt hij, «Natuur lijk niet. Het is mijn vrouw die de kat wil heb ben, en als zij iets wil hebben, dan denk ik er niet over na, dan probeer ik het te krijgen." Ik had wel nagedacht en was intusschen weer mezelf geworden. «Is er ook een patroon in het karpet?" vroeg ik. Hij keek een oogenblik als verrast, en zei toen: >.Xeen, 't is een ett'en kleed, en wel aesthetisch groen." »En u wilt die kat bij dat kleed in de vestibule hebben?" zei ik. »Ja,''zei hij. «Excuseer me, mijnheer," zei ik toen, «maar denkt u die kat in de vestibule aan de ketting te leggen?" »Wat bedoel je, kerel?" zei hij, erg kwaad. Ik zei toen, dat als het kleed in de vesti bule niet van dezelfde kleur of hetzelfde patroon was als de kleeden in de andere kamers van het huis, een kat die met het eene kleed overeenkwam, niet bij de rest van het huis zou passen, en de algemeene kleurenharmonie zou storen. Hij zei: ^Duivels, dat is zoo, daar heb ik geen oogenblik aan gedacht." Toen peinsde hij, en nadat hij vijf tien minuten gepeinsd had, en zeker anderhalve duim aan iederen kant van zijn snor had afge beten, zei hij: »Je hebt me daar een heel lastig gezichtspunt geopend. Ik wist wel, dat het moeielijk zou zijn, een kat te krijgen, die bij het kleed in de vestibule kleurde, maar ik heb er niet over gedacht, hoe een aesthetisch groene kat bij de overige kamers in het huis zou kleu ren. Xu is de eetkamer in vieil-or en mat Pompeji-rood, en mijn vrouw's boudoir in door schijnend rose. Xu zou het mogelijk zijn een aschgroene kat in de eetkamer te verdragen, maar het dier zou zeker niet op zijn plaats zijn in het boudoir; neen, absoluut onmogelijk." Toen zweeg hij en at nog meer van zijn snor. Hij kauwde vijf minuten en zeide: «Kijk nu eens, mijn beste vagebond". Ik zei: «Excuseer, maarzoo heet ik niet". Hij zei: »I)at komt er niet op aan. Je kunt het op de rekening zetten, omdat ik me toch op genade en ongenade aan je overgeef', al lijkt het roekeloos. Mijn vrouw is teer, en haar smaak is heel subtiel. Zij moet een kat bij het kleed in de vestibule hebben. Aan de andere kleeden en de meubelen heeft ze niet gedacht. Ik zal naar huis gaan en daar een enkel woord van zeggen. Als ze nu de kat in de vestibule aan de ketting wil leggen, of een kat wil hebben die bij al de kamers in ons huis kleurt, wilt ge me dan eruit helpen?" Ik zei dat ik mijn best zou doen en hij gaf me een guir.je. Hij vertrok, en eergisteren kwam hij terug. Hij zei me, dat zijne vrouw geheel opgeleefd was. toen hij haar vertelde, dat een aesthetisch groene kat misschien niet bij het boudoir zou kleuren. Ze had hem «lievert" genoemd, en gezegd dat hij »zoo diepdenkend" was. Zij had ook gezegd, dat zij nooit aan details kon denken, en natuur lijk kon zij de kat niet in de vestibule aan de ketting leggen, hij mocht zwerven »naar zijn eigen lief willetje." Maar hij moest in harmonie zijn met de omgeving. Maar7', riep ik nu, half buiten me zelf, :>hoe ter wereld kan hij in harmonie zijn met de omgeving, als de omgeving zoo verschillend is?" ; Dat gaat jou aan", zei hij koeltjes. »Jij bent de dokter. Jij hebt de stof en ik heb het geld, en zoodra je mij de kat geeft krijg jij het geld, en als de kat voldoende is, heb je je prijs maar te noemen." Is dat niet voldoende om iemand uit zijn vel te doen springen? Je ziet die katten, mijnheer? Ze zien er niet heel frisch uit op 't oogenbiik ? Geen wonder, er is er geen een bij, die niet geverfd is. Twee dagen lang is dit huis een regenboog van katten geweest. Ik moet de combinatie vinden, die bij het huis past. En ik hoop ze te vinden, maar ik zou niet graag garandceren dat de kleur houden zal."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl