De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 28 mei pagina 6

28 mei 1893 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

ft ? DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 83! Uit Dr. GA.NNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). De minister Miquel en de Vermogensbelasting. (Lustige Blatter.) MIQUEL. Ik ben toch benieuwd, wat er in zit! KAPITALIST. Au, ddar kan ik geen kittelen velen! Het raadselachtig schilderstuk. Naar MANUEL SCHXITZEB. »Nu, wat zeg je ervan ?" vroeg mijn vriend Frits, de schilder, terwijl hij mij, liet was op den dag der opening van onze kunsttentoonstel ling, voor een geschilderd doek bracht, dat zijn toonogram droeg. Ik antwoordde voorloopig niets, maar bekeek het schijderstuk, en ik moest bekennen, dat het mjj verbaasde. Als ik niet deugdelijke redenen h»d gehad om aan te nemen, dat het iets moest voorstellen, waarop mijn geniale vriend trots kon zijn, dit verried mij zijn opgewonden heid, dan had ik de schandelijke gedachte bjj m\j voelen opkomen, dat een dol geworden ferfkwast, ik meen een werkelijke, geen fi.gutplijke, zich in een aanval van wanhoop in de kleurenkist had geworpen en daarna met geweld over het doek gesleept was. Wat mijn oog over zag, waren lichte en donkere vlakken, wier samen. hang ik niet begreep. »Hm," meende ik dairom voorzichtig, niets ter wereld had mij er toe kunnen brengen, Frits te,grieven, »je weet ik ben in kunstzaken geheel een leek." «Juist het oordeel van een. leek is mij iets waard," antwoordde hij levendig; »een kenner houdt zich met voorliefde aan het »hoe" van een schilderij, aan het technische, terwijl de leek zich meer interesseert voor het »wat", voorde idee.... En juist daarom zou ik gaarne je meening hooren...." De idee ! Ik raakte eenigszins in verlegenheid. Ik zag niets van een idee in het gekrioel van kleu ren. Als ik althans maar geweten had, hoe Frits zjjn schilderij gerioemd had. Maar het leek mij ongepast, terwijl hij er bijstond, in den catalogus te zoeken. »Ik zie datje verrast bent", viel hij zichzelf in de rede. »Byzonder", antwoordde ik glimlachend, terwijl De moeielijke Home-Rule-les. (Judy.) Jongenheer JOHN BULL. Als 't u blieft, meester, dat begrijp ik niet. Meester GLADSTONE. Wat je niet begrijpt, sla je maar over. Maar doorgaan!! ik mij verdiepte in een roode cirkelronde plek midden op het doek, »ja werkelijk, bijzonder verrast." Plotseling kwam het over mij als een ingeving. »Ah!" zei ik met meer zelfbewustzijn, en wees op de roode vlek, »ik beb nooit iets zoo na tuurlijk geschilderd gezien, als deze Edammer kaas Een oosenblik zag Frits mij strak aan, toen klaarde zijn gezicht on, en hij glimlachte. »Het idee is mooi," ging ik voort, vol geest drift, »al had ik ook gewenscht, dat de kaas aangesneden was, want ze .... men kon dan ge makkelijker zien, wat de bol eigenlijk voorstelt " Naar de uitdrukking van zijn knap gezicht te oordeelen, scheen het alsof mijn laatste kritische opmerking Frits onaangenaam aangedaan had. Dat moest ik weer in orde brengen. »Maar juist dat is misschien het origineele er in", riep ik vol overtuiging uit; *ik ben, zoo als gezegd is, geen kunstkenner. Vooral treft mij echter dat groenachtige waas, dat het rood van de kaaskorst langzaam begint te overtrekken .... Men ziet inderdaad, hoe zich de schimmel (raat vormen, die de kaas voor de tong van den fijn proever eerst kostbaar maakt..." »Je meening is dus?..." vroeg Fritz langzaam. »Dat het een uitmuntend stuk is! Het hoort zeker niet tot die stukken, die men op den eersten blik geheel appreciëeren kan. Het trekt iemand telkens weer aan, omdat men niet terstond je diepe bedoeling begrijpt. Men vraagt zich af: wat wilde de kunstenaar met die Edammer kaas? Is hij in zich zelf voldoende, of verbergt hij een geheimzinnige symboliek ? liet is, om zoo te zeggen, een stuk voor menschen met een rijke fantasie; het prikkelt.. . men is gedwongen het spoor van je geest te volgen . . ." *0," zei Frits met een eigenaardig lachje, »wat je daar zegt, klinkt uiterst vleiend . . ." >;Ik zeg alleen, wat ik gevoel, Frits," gaf ik met aandoening ten antwoord. »En op welke wijze zou je die menschelijke gedaante daar rechts," hij wees rechts, »met. . . die kaas in verband brengen ?" Oprecht gesproken, ik had tot nu toe niets van een menschelijke gedaante gemerkt . . . Xu zag ik ze, maar niet zoo duidelijk, dat ik had kunnen beslissen of het een man of een vrouw, of misschien een kind was. Ik moest dus heel voorzichtig zijn. »Zie je", zei ik, »hoe de Edammer mijn ge dachten in beslag genomen heeft 'i Hij is nu eenmaal hoofdzaak van het geval, hij hoheerscht den toestand Maar de gedaante , natuurlijk .... die vormt de krachtige impulsie . . . ." Ik keek nauwkeuriger er naar, on het was voor mij nu volkomen duidelijk. Verlicht herademde ik. zlmpulsie", vervolgde ik glimlachend. »is na tuurlijk niet het juiste woord .... dat moet je een leek ten goede houden ... De gedaante dan.... die man heeft het hoofd op den arm geleand en doet hij heeft juist gegeten --- zijn dutje. . . de kamer is donker gemaakt en alleen de kaas wordt door een ter sluiks binnengeslopen zonne straal verlicht liet is hot beste siësta-stuk, dat ik nog ooit gezien heb, Frits," besloot ik met geestdrift en zag mijn vriend aan. Zijn ge/icht had oen vreemde uitdrukking ge kregen. Het was bleek. Om de mondhoeken ver toonde zich een bittere trek en in de oogen blonk zoo iets als woede. »Kerel", riep hij met gesmoorde stem, »ik ge loof dat je me voor den gek houdt... ." »Ik?'' vroeg ik verwonderd. »Ik zou niet weten hoe ...." »Je idee met die Edammer kaas . .. ." »Pardon, mijn idee? .. .." »Is pure onzin," zei hij grimmig. »Maar dat komt ervan, als men den eerste den beste zijn oordeel vraagt, en hem toelaat zijn krankzinnige gedachten Meen je dan werkelijk, dat iemand het in zijn hoofd zal krijgen, een Edammer kaas...." »Wat'!" vroeg ik getroffen. »Is het geen kaas ?...." ->Keen," bromde hij, »en geen siësta.../" Ik was nu werkelijk onthutst, en staarde het stuk aan. Ik had den ronden rooden bol feitelijk voor een kaas gehouden, maar wat was het dan ? Ik zag nu duidelijker. liet was blijkbaar een bran dende lamp, en de menschelijke gedaante eene oude dame, die al lezend was ingeslapen. «Waar had ik mijn oogen toch!" riep ik, knorrig op mij zelf. »Vergeef het me, Frits .... Ik dacht er niet aan, je te grieven of te be spotten .. . ." »Edammer kaas!" knarsetandde hij, »het is vreeselijk ... en voor zulk volk schildert men, spant men zich in, offert men zijn hartehloed .. ." Om den in zijn kunstenaarstrots gekrenkte te verzoenen, gaf ik hem te verstaan, dat ik ver strooid geweest was, en dat ook mijn bijziend heid er de schuld van was, als ik die dame met de lamp voor een boer met een Edammer kaas gehouden had. »Het is toch eigenlijk een vergeeflijke dwaling", besloot ik, diep berouwhebbend. In dit oogenblik, dacht ik dat Frits mij zou aanvliegen. Zijn blikken drukten grenzelooze woede en minachting uit. »Een lamp !" bromde hij smalend natuurlijk, »ala 't geen kaas is, moet liet een lamp zijn .. . Ha, ha ... Slim bedacht! Waarom geen scheerbekken ?" «Inderdaad", antwoordde ik beschaamd .. . een scheerbekken ... Als men het nader bekijkt..." »0f een luchtballon, waar de kinderen mee spelen .... »0 ja, dat kon het zijn !" zei ik verward. Hij lachte nu hard en bitter. »Met jou heb ik de laatste maal gesproken," zei hij met onuitsprekelijke bitterheid, en stapte haastig weg. Ik keek hem een oogenblik verbijsterd na, toen opende ik nieuwsgierig den catalogus. »Columbus, den vvereldhol hestudeerend," las ik tot mijn grenzelooze verbazing. Ik moest toegeven, dat het stuk van mijn vriend dat ook kan voorstellen, en dat ik een vreeselijk mal figuur gemaakt heb. Maar dat eene weet ik nu en zal het in het oog houden: de ware kunstkenner informeert, alvorens over zekere moderne schilderijen een oordeel uit te spreken, eerst naar den titel, anders gaat het hem onfeilbaar als mij. De Duitsche Keizer eu de Legerwet. (Punch.) -RSICHSTAO .. l HUIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII tlllinlIIIIIMIIIMIMIIIMIIIIIIIMMIIIIM LLERLEI in Engeland Si:^. geeft het volgende verhaal van 'K~"'~~ zijn eerste honorarium voor het [ inzegenen van een huwelijk. Hij had een plaats i op het platte land, was nog niet getrouwd en had j een studeerkamer in een kosthuis. Op een avond Hoe het jongetje huilde, dat zijn speelgoed niet kon krijgen. kwamen een jonge man en een jong meisje, echte exemplaren van boersche verliefden, aan liet huis en vroegen hem, hen te trouwen. Hij volbracht de plechtigheid en wilde, zooals gewoonte was, de bruid kussen, een werkelijke schoonheid, toen de jonge man hem tegenhield, Doe dat maar niet, dominee, zei hij goedig, daar zal ik zelf wel voor zorgen. De predikant glimlachte en drong niet aan; hij deed het paar uitgeleide naar de voordeur. Daar verzocht de jonge man hem, even mee te gaan naar het rijtuig, waar hij wat voor hem had. Hij hielp de bruid instappen, stapte zelf naast haar, en achter zich tastend, haalde hij een zak aardappels voor don dag, dien hij den predikant overreikte. De predikant bedankte hem en wilde zich omkeeren en met den zak binnen gaan. Toen keek de jonge man vol trots naar het meisje en zei: Is ze niet mooi, dominee, hè'i Heel mooi. (ieen mooier in den heelen omtrek, hè? Ik heb geen mooiere gezien. Bent u getrouwd, dominee ? Tot mijn spijt niet. Niets i n huis wat daarop lijkt, hèV Kn hij streek het blozende bruidje onder do kin. Neen, ik ben geheel alleen. De jonge man vond zeker iets weemoedigs in dominee's stem, althans hij keek hem medelijdend aan. Hoor eens, dominee, zei hij. ik zal je wat zeggen. Geef mij mijn zak aardappels weerom, dan mag je do bruid een zoen geven. Do dominee was niet zoo ongalant dat te wei geren; hij reikte den zak aardappels aan, die weer achter in het rijtuig geborgen werd, en gaf de bruid een zoen. Het Hawaii-KIuifje. (Jutlge). SAM. Ik begeer het niet maar jullie zullen er afblijven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl