Historisch Archief 1877-1940
fp-n**
h
DE AMSTERDAMMER
A°. 1893
WEEKBLAD YOOR NEDERLAND
Dit nommer bevat twee bijvoegsels.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
itgeyerst VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 4 Juni
Abonnement per 3 maanden /"1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail?9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
INHOUD»
VAN VERRE EN VAN NABIJ. _ SOCIALE
AANGELEGENHEDEN, door Z. v. d. Bergh.
FEUILLETON: Ariella, naar Sacher Masoch. II.
TOONEEL EN MUZIEK: 25e Muziekfeest
te Dusseldorf, door Paul Alb. Th.
Aanteekeningen Schilderkunst, door J. Veth. KUNST
EN LETTEREN: Nationale Fotografie-Tentoon
stelling te Haarlem, door Chr. J. Schuver. De
uitspraak van het Latijn door H. T. Karsten, be
oordeeld door M. B. Mendes da Costa. Een
dom boek (Max Nordau's Ontaarding), door C. H.
den Hertog I. SCHAAKSPEL. VOOR
DAMES, door E-e. RECLAMES. UIT Dr.
GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLOODKRASS^N. * ADVERTENTIEN.
Sedert twee-en-twintig jaren is nog van
geen enkele Fransche Kamer zooveel kwaads
gezegd als van de tegenwoordige. Tallooze
malen is in edele verontwaardiging het
doodvonnis over haar uitgesproken men
denke aan de periode der Panama-schan
dalen ! maar de vertegenwoordiging kon
al die bedreigingen beantwoorden met het
bekende
Les gens que vous tuex, se portent assex bien,
en zij zal slechts sterven van ouderdom, dat
wil zeggen, nadat zij haren vierjarigen ter
mijn zal hebben uitgediend. Dit uiteinde is
niet te vermijden, en het is dus niet te ver
wonderen, ^ dat de Kamerleden een weinig
zenuwachtig worden. Het eerste gevolg van
die zenuwachtigheid waren zelfverwijten.
Een zenuwachtig lid wilde bij de wet laten
bepalen, dat al de tegenwoordige leden (de
Eian maakte geen uitzondering voor zich
zelf) niet meer herkiesbaar zouden zijn.
Men ^ antwoordde hem, niet zonder een tintje
van ironie, dat zulk een bepaling de vrijheid
van het algemeen kiesrecht aan banden zou
leggen. Een ander wilde de ontbinding ver
vroegen, omdat deze Kamer geen prestige
meer had, om eene nieuwe begrooting aan
te nemen ; de regeering scheen echter te
meenen, dat die begrooting dan maar zonder
prestige moest worden aangenomen. Sedert
dien tijd is de budget-commissie benoemd,
die de financieele plannen van den heer
Peytral zal onderzoeken ; in deze commissie
zitten 32 leden van de linkerzijde en n
enkel lid van de rechterzijde, een zooge
naamde rallié. De oude republikeinen weten
iiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiniiimiiHHiiiiiiHÏniiïiiimiliiin
ARIELLA.
(159 2).
2) NAAR
SACHER MASOCH.
>De balkonscène begint nog eens," ver
volgde de dichter, ->want de eerste ontmoe
ting tusschen Eomeo met Julia wil mij nog
niet bevallen."
»Wilt ge het nog eens repeteeren T' vroeg
Burbadge aan de jonge actrice.
»Ik moet wel," antwoordde zij, langzaam
de trap afgaande.
»Zullen wij dan beginnen?" vroeg Rorneo,
doch bij Julia's eerste woorden viel
Shakespeare hun reeds in de rede. »Wilt gij dan
niet begrijpen dat uw samenspraak een son
net is," riep hij uit, «bederf mijne verzen
toch niet ; en gij Ariella, kunt ge dan niet
kussen ?"
»Dat schijnt zoo," gaf zij bits ten ant
woord.
»Mag ik het u leeren ?"
»Het is de vraag of ik leeren wil."
»Altijd heeft zij een antwoord klaar,1' zei
Shakespeare zich tot lord Southampton wen
dend, »zij is weerspannig, vooral tegen mij,
maar er zijn middelen om zulke zachte
duifjes tam te maken."
wel dat in den hemel meer vreugde is over
n zondaar die zich bekeert dan over
iiegen-en-negentig rechtvaardigen, maar de
Kamer is omnium consensu de hemel niet.
In de tweede plaats openbaarde zich de
zenuwachtigheid der Kamer in allerlei po
gingen om het kiesrecht te hervormen, voor
zoover dit namelijk niet in de Grondwet is
vastgelegd, maar door den gewonen wetgever
kan worden gewijzigd. Zoo had de heer
Hubbard een plannetje, om de
verkiezingsonkosten bij de wet te beperken tot 300
francs per 1000 kiezers. Het is duidelijk,
dat als men niet meer dan vijftien centen
per kiezer mag uitgeven, Frankrijk eene
natie van louter Aristidessen zal worden.
De heer Hubbard, wiens naam een
eenigszins Engelschen klank heeft, herinnerde zich
waarschijnlijk, dat in Engeland dergelijke
bepalingen bestaan. Maar hij vergat, dat
daar aan het Parlement niet het recht is
toegekend om de geloofsbrieven van de nieuwe
leden te onderzoeken.
Ingrijpender was het voorstel van den
heer Bazille, waarbij het aanvaarden eener
candidatuur verboden werd aan alle staats
ambtenaren, tenzij deze vooraf hunne be
trekking nederlegden. De bedoeling van bet
voorstel was een protest tegen de
zoogenoemde of'ficieele candidatuur. Maar Let
ging, in zijn streven om een euvel te verhel
pen, veel te ver, en het zou zeker door de
kamer zijn verworpen, indien de
ministerpresident Dupuy niet eene groote onhandig
heid had begaan. In aansluiting van zijne
onlangs te Toulouse gehouden rede, zeule de
heer Dupuy bij zijne bestrijding van het
voorstel-Bazille in de kamer, onder meer:
»Hoe! moet dit eene democratische wet wor
den ? Weet men dan niet, dat bijv. do
prefecten der republiek gewoonlijk niet rijk
zijn, en dat men hen geheel van (ie verte
genwoordiging zou uitsluiten, indien men
voor hen de mogelijkheid afsneed, om na
eene mislukte candidatuur hun post te be
houden ? Hoopt men wellicht, hen daardoor
aantesporen tot eene sympathieke houding
bij de aanstaande verkiezingscampagne ?"
De kamer zag in deze laatste woorden
eene bedreiging; zij besloot, niettegenstaande
het verzet van den minister-president, het
voorstel-Bazille in overweging te nemen. Eri
zij deed nog meer : zij nam het voorstel aan
in zeer uitgebreiden vorm. Niet slechts allo
door den staat bezoldigde ambtenaren (dus
ook de geestelijkheid) zullen om eene candi
datuur te kunnen aanvaarden, hun betrek
king moeten neerleggen, maar ook allen, die
eenig contract met den staat hebben, zooals
de directeuren van de Bank, van spoorweg
maatschappijen, enz. Op deze wijze zullen
de vertegenwoordigers de voorlichting van
lllllllMIIIIIIIMIIHIItlllnlIMIIIIIIIIIIHIIIltlllllmlIIIIMIIllnllllltlmilllMIIMIIDl
Ariella haalde de schouders op. «Beproef
het, sir William," pruilde zij, »tegen u neem
ik het nog op."
»Blijf bij de zaak," smeekte Burbadge.
»De zaak is juist een kus," riep Shakes
peare knorrig uit, »Ariella kust in de lucht
in plaats van op uw lippen. Laten wij nog
maar eens beginnen." Hij vatte Julia's hand,
niet Shakespeare meer, maar Romeo, en toch
Shakespeare meer dan ooit.
«Ontwijdt deez' hand vermetel dit altaar
't Zij zonde ja, maar wil 't vergeeflijk achten.
Mijn mond wil als een blozend pelgrimspaar
Door teed'ren kus dien ruwen druk ver
pachten."
»Hij is waarachtig in staat het te doen,"
fluisterde Glendower, die met zijn vrienden
weer teruggekeerd was, »maar ik ben er de
man niet naar om het te dulden."
»Heb jij dan recht op haar?" vroeg de
officier. Glendower gaf een ontkennend ant
woord, doch zijn jaloezie was zoodanig
gaande gemaakt dat hij, tegen alle regels
van het theater en van den goeden toon
zondigend, Julia toewenkte en toeriep,
zoodat zij geheel in de war gebracht werd en
de zeggingskracht miste, zooals de dichter
die wenschte. Plotseling begreep Shakespeare
wat daar de oorzaak van was.
»Zoo, zoo," riep hij verstoord uit, »Burbadge
is weer slaperig na een stoeren nacht en Ariella
is verstrooid, kijk toch niet zoo onverschillig
rond." Hij stampte met den voet op den
grond, zoodat het meisje schrikte.
: een groot aantal vakmannen moeten missen
j en zullen diegenen, welke van de politiek
; een uitsluitend bercep maken, in de Kamer
sterk toenemen.
De aanneming van het voorstel-Bazille,
vooral in den uitgebreiden zin, dien de heer
Douville-Maillefeu er aan gegeven heeft, is
een zeer ernstig echec voor de regeering, die
in deze zaak zoo beslist partij had gekozen.
De heer Dupuy schijnt echter te meenen,
dat zijne positie daardoor niet geschokt is.
Mogelijk rekent hij op de verwerping der
wet dow den Senaat. Maar indien dit ge
schiedt, dan staat een ernstig conflict tusschen
de Kamer en den Senaat voor de deur.
Want reeds nu beweren velen, dat de Senaat
niet het recht heeft zich tegenover de Kamer
te stellen in eene zaak als deze, die uitslui
tend de verkiesbaarheid voor de Kamer geldt.
Het trekt algemeen de aandacht, dat de
verkiezingscampagne in Duitschland, buiten
de pers (die in haar polemiek heftig genoeg
is) niet bijzonder veel belangstelling wekt.
In 1878, toen de uitzoncleringswet tegen de
socialisten aan de orde was, en in 1887,
toen de septennaatsquaestie de gemoederen
in beweging bracht, was er onder de kiezers
heel wat meer opgewektheid te bespeuren
dan thans.
Voor een deel is de reden hiervoor te
zoeken in de omstandigheid, dat de strijd
door verschillende partijen eigenlijk d
contrc.-coc.ui' wordt gevoerd. De conservatieven,
die n het legerontwerp n den heer Von
Caprivi steunen, betreuren het in hooge mate,
dat het eerste tegenover de uitbreiding der
legersterkte de bekorting van den diensttijd
stelt; daarbij haten zij den rijkskanselier,
die hunne agrarisch-protectionistische nei
gingen door zijne handelstractaten heeft
tegengewerkt, die van hun oimetallisme niets
wil weten en hun anti-ivemitisme verderfelijk
heeft genoemd, met een volkomen haat. De
nationaal-liberalen, die hun eigen compro
mis-voorstel zoo smadelijk zagen verwerpen,
hebben weinig reden tot dankbaarheid aan
de regeering, aan welker zijde zij zich thans
hebben geschaard, en voelen zich in het
bondgenootschap met de conservatieven alles
behalve op hun gemak. De vrijzinnigen heb
ben slechts ten deele kunnen besluiten om
den heer Von Caprivi te bestrijden, wiens
regime, van hun standpunt beschouwd, zoo
voordeelig afstak bij dat van vorst Bismarck,
en ook diegenen onder hen, die met Eugen
Richter in de oppositie tegen de legerwet
volharden, vragen zich nu en dan af, of de
invoering van den tweejarigen diensttijd,
waarop zij in hun programma steeds hebben
aangedrongen, niet een groot offer waard
zou zijn. Het Centrum is ook niet meer zoo
»Matig u een weinig, Shakespeare," riep
Glendower luidkeels en op aanmatigenden
toon uit, »en behandel dit bekoorlijke wezen
zoo zachtzinnig als zij verdient."
»Ik ben niet zoo zachtmoedig als het
schijnt," gaf Ariella spottend ten antwoord,
»bied uwe diensten aan waar men die noodig
heeft en ze wenscht.'''
»Ge hebt tegen onze wetten gezondigd,"
riep Shakespeare, die mede-eigenaar van het
Blackfriars-theater was, zich tot de edellieden
wendende, »en ik verzoek u terstond het
tooneel te verlaten!"
De anderen maakten aanstalten om het
toone-il te verlaten, maar Gltndower hield
ze tegen. «Zijn wij knechts die men weg
jaagt ?" riep hij uit.
«Onbeschoft ben je!" klonk het bits van
Aiïelia's lippen.
::? Verlaat onmiddellijk dit theater, lord j
Glendower," gebood Southampton, »u weet
dat de koningin wil dat de wetten gehoor
zaamd worden, al zijn het slechts
theaterwetten."
Glendower keerde zich trotsch om en
verliet het theater, door zijne vrienden ge
volgd.
»Ik heb een nederlaag geleden," begon hij,
om de spotternij zijner vrienden te voorko
men, «zoolang die wilddief aan haar zijde is,
heb ik niets te hopen, maar van avond zal
hij voor goed begraven worden, en dan is de
jacht vrij."
»Waar gaan wij heen ?" vroeg de officier.
»Naar de Sirenen taverne, Onschuld,''
riep Glendower lachend, >het rendez-vous van
vast in zijne verzekerdheid, als eenige weken
geleden ; dit blijkt reeds uit het feit, dat de
vroegere vertegenwoordigers van den
aristocratischen rechtervleugel, zooals de heeren
Von Huene en Von Ballestrem, die zich
hadden teruggetrokken toen zij zagen,
dat de overgroote meerderheid hunner partij
zich tegen hen had verklaard, thans weder
eene caudidatuur hebben aangenomen.
Zoo wordt de schijnbaar zeer eenvoudige
quaestie van dag tot dag samengestelder en
verwarder; zoo is voor de groote partijen
(de sociaal-democratische uitgezonderd) de
legerwet een hoogstbedenkelijke twistappel
geworden. Niet het lot van dit wetsontwerp,
maar de toekomst dier partijen is de vraag
geworden die dien toestand beheerschtC Zeker
is die toekomst van grooter belang dan de
quaestie, of het Duitsche leger met 70 of
80.000 man zal worden vermeerderd. Maar
in al die partijquaesties, hoe interessant ze
ook mogen wezen, zit geen klare en pak
kende verkiezingsleuze. Dit verklaart vol
doende het apathisch karakter der beweging,
die zoo krachtig was begonnen.
mimiiniumiMimimnminiit
Sociale'
HUiiimimiMiiiimnmmimmiiiiHimmiiiMiiiiii»
Volkshuisvesting.
Het gebeurt, niet lederen dag, dat men een
hoekje in handen krijgt zoo helder en zaaknjk en
sober geschreven als dat, door mr. D. Josephus
Jitta in 't, licht, gegeven ouder den langen doch
bescheiden titel : //Iets over de verbetering der
Volkshuisvesting te Amsterdam in verband met
werkvcrselia'üug."
De schrijver herinnert aan de treurige
\voning| toestanden van sommige dceleu der hoofdstad en
aan de bekende nadeelige gevolgen voor famiekven,
zedelijkheid en gezondheid. Hij gaat dan na wat
van de overheid is te verwachten tot verbe
tering en meent dat men van Staat en Pro
vincie niets heeft te hopen, en ook van de
gemeente nkt veel, omdat van de beide wapenen
waarover zij beschikt het ecnc, de onteigening, te
kostbaar is onder de gegeven tinantieele omstan
digheden, en het andere, de
onbewooubaarverklaring, te zwaar treft. Daarom zocht de schrijver
heil bij particulieren en legt hij hun een aardig
plannetje voor.
Ik kan mij denken dat voorstanders van
overheids-bemoeüng in deze zich teleurgesteld voelen
?wanneer zij den //jongen" Jitta dat standpunt zien
innemen. En toch zien zij dan m. i. verkeerd.
Dat standpunt is niet het doctrinaire : geen
overheidt-br-moeiing; maar het is het, zuiver praetisehe :
daar komt vooreerst, toch r.iets van. Op dat
standpunt kan ik mij wel verplaatsen. 7.oolang de
gemeenten verkeereu in den bekenden linauciëeleu
nood, waarin de gemoedelijke Piersou ze heel
gemoedelijk laat zitten, zoolang is 't het best op
nillllMIMIMMIItlllMlIllttUIMIMMIIIIIIIIMIIIlllllllllMIMIIMHIIIIIIIInlIIIMinilt
alle mannen van geest en talent."
Intusschen was Shakespeare zijn sonnet
opnieuw begonnen en vervulde zelf de rol
van Romeo. Ditmaal scheen Ariella, nu haar
hand in de zijne rustte, geheel in haar rol
optegaan, haar blikken hingen., terwijl hij
sprak, met een uitdrukking van kinderlijke
verwondering en langzaam ontwakende liefde
aan de zijne.
X'Onlwijdt deez hand vermetel dit altaar,
»'t Is zonde, ja, maar wil't vergeeflijk achten,
Mijn mond wil,als een blozend pelgrimspaar,
»Door teed'ren kus dien ruwen druk ver
pachten."
Op wonderbaar wegslependen toon, half
schalksch en half verlegen, antwoordde zij :
»O goede pelgrim, smaad uw hand niet langer,
» Weipassend eerbetoon bewijst ge aldus;
»Een heil'ge gunt zijn hand den be
vaart(ganger,
»En hand in hand is vrome pelgrimskus."
Shakespeare vervolgde :
»Maar hebben heü'gen dan ook lippen?"
en Julia hernam : »Ja."
»Als pelgrims voor het murm'len van
ge(beden,
en Romeo weer:
»Dan doen wat handen deden, lippen na,