Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 833
is. Timóu werd in zijn armoede door zijn vrien
den verlaten en vergeten. De brave Hempel vindt
louter liefde en hulpvaardigheid. Wat leuteren
de fin-de-giède-roman- en dramaschrijvers toch
over de slechtheid, liederlijkheid en boosaardig
heid van den mensch. Een goede daad wordt nog
steeds gewaardeerd, bewonderd en toegejuicht,
tenminste in de komedie. Bij ieder nieuw bewijs
van grootmoedigheid ging er een goedkeurend ge
mompel en getrappel uit het publiek op. Ik dacht aan
Rousseau's bekentenis, dat hij van nature steeds het
goede wilde, doch zich door het eigenbelang wel eens
tot het minder goede liet verleiden. Zou dit met
velen het geval zijn? Zou de afschaffing van
het privaatbezit, tot heden vooral op economi
sche gronden verdedigd, dan ook niet uit een
ethisch oogpunt aanbeveling verdienen en aan
geprezen moeten worden ?
De vertolking was, zooals dit bij »IIet
Nederlandsch Tooneel" steeds het geval is, wanneer
het blijspelen vertoont en in het bijzonder wan
neer het die in den zomer vertoont (Waaraan
ligt dit ? Is het de invloed van het gebouw, de
temperatuur of wat toch ?), voortreffelijk. Op
enkele kleine onvolkomenheden te wijzen, zou on
dankbaar en onnoozel zijn. Het geheel was goed,
juist in toon en stijl en dat is hoofdzaak.
B\jzondere vermelding verdienen de dames Stoetz
(Therèse) en Poolman (Ulrike), de heeren
Tourniaire (Ochs) en van Dommelen en voor en boven
deze allen de heer Schulze (Hempel). Zijn spel
in het laatste bedrijf was zeker wel het beste
wat'wij in den laatsten tijd van Nederlandsche
kpmedievertolking zagen. Zonder eenige overdrij
ving naar den kant van het sentimenteele of al te
komieke, met veel distinctie en artisticiteit wer
den de wisselende stemmingen van den braven
Hempel weergegeven. De overgangen van het
lachen naar Bet schreien en vice versa waren
even zoovele staallges van echte en degelijke
blyspelkunst. Als Hempel heeft de heer Schulze
op nieuw bewezen, dat wij nog steeds het recht
hebben te hopen, dat hij eenmaal de opvolger
van Albregt zal worden.
Over de Ahasverus-kwestie zal ik trachten kort
te zijn. Ik kan dat z\jn, omdat zij feitelijk buiten
my omgaat. Van mijn collega's was ik diegene,
die Ahasverus het minst bewonderd, die mij
daarover in de minst geestdriftige en minst
loftuitende bewoordingen heb uitgelaten. Achteraf
doet mij dit geen verdriet en eigenlijk toch ook
wel. Ik gevoel, dat ik den auteur onrecht heb aan
gedaan. Het is nu eenmaal een feit, een feit, waaraan
niet meer te plukken of te tornen valt: de heer
Heyermans is groot en de heer van Rynswaerde
is zijn profeet, 's Heeren H.'s tooneelspelen zijn
meesterstukken, zjjn tooneelkritieken zijn mees
terstukken, zijn novellen zijn meesterstukken,
zjjn bespiegeling over »Johannes Viator" is' een
meesterstuk. De heer Heyermans is een genie en
de Nederlandsche tooneelcritici kunnen niets
beters doen dan in stomme devotie aan zijn voeten
te vallen en het stof van zijn sandalen te kussen.
Eerlijk gezegd spijt het mij, dat de heer II. een
genie is. Het is misschien erg ondankbaar en erg
onvaderlandslievend, maar het is nu eenmaal de
waarheid. Het spijt mij en wel hierom. Indien de
heer H. geen genie ware, zou ik hem vragen of hij
niet telkens lust gevoelt Vondel of Rembrandt
van hun voetstuk te gooien en zichzelf daarop
te plaatsen, niet telkens jeuking zich een gulden
glorieschyn of lauwerkrans op de slapen te druk
ken of in gloeiende dithyramben zijn grootheid
te bezingen en bejubelen. Dan zou ik hem vra
gen, of hij niet wist, dat het nu eenmaal de roe
ping van ieder groot man is miskend te worden
en of het niet verstandiger ware geweest zich deze
miskenning te laten welgevallen. De domme
kritiek heeft ook den »Cid", »Phèdre", den «Barbier
de Séville" wel willen vermoorden en dezen zijn
nog steeds springlevend. Een waarachtig meester
stuk trotseerde ten allen tijde de venijnige pennen
van jaloersche kritikasters. Dan zou ik kern vragen
of het niet dom en onnoozel was »Dora Kremer",
een meesterstuk, zonder twijfel, doch een mees
terstuk, dat door de het niet verdienende
tydgenooten nog niet als zoodanig wordt
erkend, met kracht en geweld daartoe te willen
promoveeren door eerst de schuld van het ge
ringe succes op de hoofdvertolkster te werpen (Zie
het weekblad »Minerva" van 12 Mei 11.) en daarna
de geheele kritiek zoo maar zonder blikken of
tlllllllllHllMlimimtiMiliiiiMMlllllMmiiimiNllMlilmiiiiiMMlliiiiiiiimiilllI
andere edellieden gevolgd werd, doch
Shakespeare was er de man niet naar zich twee
maal te laten uitdagen en met den degen
in de hand liep hij op Glendower toe. »Er
uit met jelui," riep Jack tegelijkertijd, en in
een oogwenk hadden de matrozen zich met
sporten van stoelen gewapend en ranselden
op de lords los, die in de enge ruimte geen
gebruik van hun wapens konden maken en
deerlijk gehavend het hazenpad kozen.
Shakespeare keerde lachend bij zijne vrien
den terug en de aanwezigen, door de vecht
partij in eene vroolijke stemming gebracht,
dronken nog menig glas ale op de gezond
heid van den beminden dichter.
Toen Shakespeare door Burbadge verge
zeld, de taverne verliet om naar den schouw
burg te gaan, werd hij op straat door een
sherif, die hem klaarblijkelijk had opgewacht,
gevangen genomen en ondanks al zijn tegen
werpingen, geboeid naar het stadhuis
ge.bracht.
Tevergeefs spoedde Burbadge zich naar
lerd Southampton en deze naar de koningin ;
Shakespeare moest de beleediging, den lords
aangedaan, met gevangenisstraf boeten en
aou dienzelfden dag nog naar den Tower
gebracht worden, op hetzelfde oogenblik dat
het publiek in onbeschrijfelijke opgewon
denheid naar het Blackfriars-theater toog om
Romeo en Julia te zien.
III.
Lerd Glendower en zijn vrienden waren
blozen van partijdigheid te beschuldigen. Dan
zou ik hem vragen uit welk barbaren- of
boevenland hij komt, dat hij meent het recht te
hebben op geniepige wjjze zijn collega's een strik
te spannen en zijn eigen lijf te bergen, hem
vragen toch eens te vertellen wat hem het recht
geeft op zijn medecritici zoo laag neer te
zien, zich zoozeer boven deze stumperds ver
heven te achten, zijn tooneelspelen, zijn no
vellen, of wel zijn tooneelkritieken ; hierover
zijn velen nog in twijfel. Dan zou ik vragen of hij
dan werkelijk niet inziet, dat hij zich in zijn
zelfverheerlijkingsijver aan grove onjuistheden en
inconsequenties schuldig maakte; hem vragen, wat
hem het recht geeft te zeggen, dat de fjeheele
kritiek thans anders over »Het goudvischje" denkt
dan vroeger, hem vragen of het gunstig oordeel,
door de kritiek over dit tooneelspel geveld, niet
juist in tegenspraak is met zijn bewering, dat
een oorspronkelijk stuk in Nederland per se wordt
afgemaakt, hem vragen uit de stukken te bewij
zen, dat dit laatste het geval is. Dan zou ik hem
vragen of hij, in plaats van de bewonderaars van
Ahasventf, dat hij ernstig heeft bedoeld en zelf
natuurlijk dus ook bewondert, in het zonnetje
te zetten, niet veel liever de heeren den Hertog,
Berckenhoff en mijn persoon, die de verre
gaande brutaliteit hadden Ahasverus niettegen
staande zijn quasi -Russische afkomst geen mees
terstuk te achten, als domooren en weetnieten
aan de kaak had dienen te stellen en of
het in ieder geval niet edeler en eerlijker
ware geweest ook de minder gunstige oordeelvel
lingen over Ahasverus te vermelden. Dan zou ik
hem ten slotte vragen wat het er toe doet in
welk jaar Inj is geboren, hoe laat hij in de kroeg
zit, hoe dure sigaren hij rookt en aan welke
kalverachtigheden zijn vrienden zich te buiten
gaan en of hij niet zelf zal moeten toegeven, dat
hij alles wel beschouwd in de tragi-komische ge
schiedenis zeker niet de meest komieke rol speelt.
Van dit alles vraag ik hem echter niets, omdat
ik gevoel, dat ik daartoe niet liet recht heb, om
dat ik weet dat de heer II. een genie is en ik
van de waarheid van Goethe's woorden Dem
Genie ist nicht» vor zu schreiben" ten volle ben
overtuigd.
H. J. MEHLKK.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflilllllMllllllllMIIIHIIItlMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Ahasverus.
Eenige jouge letterkundigen, die meenden dat
hun werken ten onrechte door de kritiek werden
afgekeurd, gaven in 1885 ouder het pseudoniem
Guido een gedicht uit, dat zij, Julia, een verhaal
van Sicilië", betitelden. Dit gedicht werd algemeen
zeer gunstig beoordeeld en uu maakten de schrijvers
zich bekend, bewezen dat Julia" door hen als een
verzameling van idiote verzen bedoeld was en dat
dus de kritiek, die het ceu bizouder fraai gedicht had
genoemd, ten eeueumale tot oordeclen onbevoegd
was. Hiermede werd echter niet bewezen, dat het
andere werk dei' gra] p;nmakers mooi wat..
Iets dergelijks is dezer dagen ten tooneele ge
voerd, De heer II. Heijermans Jr., wiens tooneel
spel Dora Kremer" door de kritiek was veroordeeld,
schreef onder het pseudoniem Ivau Jekalowitch"
een drama Ahasverus"eu toen dit drarna van vele
zijden werd geprezen, maakte de heer II. zich als
de schrijver bekend. Deze navolging gaat echter
mank, want dat //Ahasverus" .minder goed
oiit.vangen zou zijn, wanneer de schrijver er onmiddellijk
zijn naam bij genoemd zou hebben, is slechts een
vermoeden dat niet tot zekerheid te brengen is.
Vcorts gaat het niet op, te zeggen. //Dora Kremer
is afgekeurd, dus de kritiek is onbevoegd ; Ahas
verus 'is mooi gevonden, dus het is mooi", dit is
geen logische gedachtengaug. lu plaats van nonsens
te schrijven, zooals liet, verhaal van de nachtelijke
ontmoeting in de Kalverstraat en van de
flauwiteit van Mossel, had de heer H. moeten schrijven :
Ziehier hetgeen aan Ahasverus ontbreekt; jelui
hebt dat niet opgemerkt, dus jelui /.ij t onbevoegd."
Ahasverus is een hoogst, gebrekkig
tooueelprodukt; noch met de Russische toestanden, noch met
de Joodsche gebruiken in Rusland is rekening
gehouden in dit drama, dat in de wereld gezon
den werd als //Beeld uit do Russische Jodenver
volging."
lllllllilllltUlltlllllllltlllllllllllllllllllllHIIIIHIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllU
geruimen 'tijd voor het begin der voorstelling
in een loge verschenen, onmiddellijk naast
het tooneel. Het volk had reeds de galerij
bezet en in het parterre zag men burgers,
werklieden, studenten en officieren, die den
tijd met kaartspelen verdreven, terwijl boven
de ale-kroes lustig rondging en het kniken
van noten een eigenaardig geraas maakte.
Daar de loges met het tooneel in verbinding
stonden, was aan de heeren, die daar plaats
genomen hadden, het bijzondere voorrecht
gegund, zich op het voorste gedeelte van het
tooneel te begeven, waar ze op stoelen zit
tend of op matten liggend hunne pijper
rookten, Zoodra lord Glendower veronder
stellen kon, dat Ariella's toilet voltooid was,
begaf hij zich op het tooneel, vast besloten
van de gelegenheid, die Shakespeare's ge
vangenneming hem aanbood, gebruik te ma
ken. Hij behoefde niet lang te zoeken.
Ariella stond achter het scherm, midden op
het tooneel, stralend van jeugdige schoon
heid, die nog verhoogd werd door een los
hangend, wit zijden kleed; als eenigen haartooi
droeg zij een witte roos. Toen de lord eer
biedig voor haar boog, rustten haar oogen
met een soort van tegenzin en verwondering
op hem.
»Wien zoekt gij hier bij ons, edele heer,"
begon zij op levendigen toon, »u had ik
zeker vanavond hier niet verwacht.'1
»Zou de even verstandige als bekoorlijke
Ariella niet reeds lang geraden hebben dat
lord Glendower haar slaaf is ?"
drama heet te spelen in een klein gehucht";
de schrijver doet het voorkomen alsof er vele
Joodsche familiën wonen, dit blijkt lo uit de
pagron (oproer) tegen de Joden, 2o. uit de bewe
ring van den Kozakkenhoofdmau dat allen zeggen
dat het sabbath is; het is echter een feit dat in
geen gehucht meer dan 2 of 3 Joodsche gezinnen
wonen.
Petruska (een naam, dien geen Joodsch jongeling
in Rusland dragen kan) komt in de stad, vervolgd
en opgejaagd, hij hoort in de kerk zingen, laat
zich doopen en gaat naar huis terug, waar hij zegt
De Eeuwige blijft de Eeuwige, of je hem hier
aanroept of daar". Geheel nonsens: De kerken in
Rusland zijn alle omgeven door een grooten voor
hof en het is onmogelijk dat het. gezang tot de
straat doordringt; tijdens kerktijd zal geen Jood
vervolgd worden, omdat, dan alles naar de kerk
gaat en niemand te huis blijft; het onmiddellijk
doopen is een leugen, er zijn weliswaar Luthersche
geestelijken, die zonder doopen een doopakte leve
ren tegen betaling, maar in de Russische kerk
wordt geen Jood gedoopt aleer hij van zijn nieuwe
godsdienst, voldoende is op de hoogte gebracht,;
na dit doopen kan men niet naar huis gaan, doch
wordt men maanden, vaak een halfjaar, vastgehou
den. Waarom laat Petruska zich doopen? uit over
tuiging of voor den vorm ? Op het internationaal
congres van missionnairs, in het vorig jaar te
Dresden gehouden, werd door den voorzitter verklaard,
dat //geen enkele Jood zich uit overtuiging had
laten doopen." In 1S81 verlieten 1000 jongelie
den uit gegoede standen, artsen, advokaten, stu
denten en kooplieden, vrijwillig hunne geboorte
plaatsen om zich naar Palestina te begeven, alwaar
zij 8 koloniën stichtten; zes maanden lang sliepen zij
onder den blooten hemel en hadden de grootste ont
beringen te verduren ; maar zij behoeven niet, meer
te vreezen om den geloofswille te zullen worden
vervolgd. Zou de vervolging, waaraan Petruska
bloot stond, hem zoo zeer overtuigd hebhen van
de liefde van den chnstelijken godsdienst? Neen,
slechts voor den vorm kan hij zich hebbeu laten
doopeu, maar dan zou hij tehuis gezegd hebben :
Moeder, ik ben wel gedoopt, maar ik blijf toch
jood ; n bad en van het doopen is geen spoor
over!"
Wat de tweemaien door de moeder uitgesproken
zinledige frase Nu is alles uit I" beteekent, gaat
mijn begrip te boven.
En nu de verdrijving. In Rusland mag, waar
het ook zij, geen Jood wonen zonder papieren,
die elke maand worden geviseerd ; had dus Karalyk
geen papieren bezeten, dan ware hij reeds lang
verdreven geweest. Buitendien komt geen kozak
papieren vragen en werd nergens (behalve in
Moskou) bevel gegeven tot onmiddellijk vertrek:
?i, O, S weken worden steeds toegestaan; men
wordt, op het gemeentehuis geroepen om daar de
mededeeling te hooren.
Met den Pope is misschien een Djakon
(kerkknecht.) bedoeld ; de Popes zijn wel vaak slechte
creaturen, doch zij zullen zich zeker nooit dronken
op de straat vertoouen; ook gaan ze nooit allén
uit en hebben des avonds steeds een lantaarn bij
zich; hun kleeding is deftig zwart.
De Joodsche gebruiken zijn volkomen verkeerd
voorgesteld, omdat noch de schrijver, noch de
regisseur bekend schijnt met het bestaan van den
Poolschen ritus, die door do voor pi. m. 25 jaren i
uit Polen naar Rusland gekomen Joden wordt
gevolgd.
liet sabbathlicht wordt veel te laat aangestoken,
dit, geschiedt minstens een half uur voor den aanvang
van den sabbath, nadat het geheele gezin zich gebaad
heeft; dit baden wordt nooit verzuimd en vaak wordt
een stuk ijs weggehakt om zich ia het water te
kunnen baden. Daar //De Moeder" een ketel
schuurt, heeft zij natuurlijk nog geen bad geno
men. De tafel staat nooit in het midden der
kamer, doch voor de deur, de vader zit dan met
den rug naar de deur toe, de moeder rechts van
hem, de oudste zoon links, enz. Van dusdanige
gebruiken wordt in Rusland nimmer afgeweken. Bij
den zegen over den wijn blijft niet alleen de zoon
niet zitten, doch hij spreekt zelf den zegen tegelijk
met den vader uit, elk heeft dan (zelfs de armste)
een zilveren beker en geen borrelglaasje. Voor
elk liggen op tafel drie broodeu, die op r-; tafel
blijven en zeker niet op een ander tafeltje zn/nJcr
taj'elldi'i'il worden gelegd. De vader zeg niet
//Peter, beusch jij", want het gebed na den maal
tijd wordt door alle mannelijke personen boven
den dertieujarigen leeftijd tezamen hardop uitge
sproken. Het gebed voor een overledene wordt
nooit aan tafel gezegd; als hij jaartijd heeft gaat
de vader naar de synagoge in de stad ; het gebed
dat Karalyk opzegt, bestaat, niet en andere dan
voorgeschreven gebeden worden nooit uitgesproken.
Het lichtje wordt niet op den oven geplaatst, doch op
tafel of op een plankje aan den wand. Met sabbath
moet op tafel een drielichts-luchter staan, het
hangend licht (de sahbathlamp) alleen is niet vol
doende. De oven is te hoog, deze is nooit hooger
dan de schouders van een volwassen man. Het
zakje dat, bij de deur hangt, hangt daar nooit,
doch wordt voor 't gemak in liet kerkkleed (tallith)
geborgen, in de kast, gelegd. Het avondgebed vóór
het sabbathmaal wordt geheel weggelaten!
Een Russische Joodsche vrouw verzekerde mij, dat
zij niet krankzinnig zou worden als l.aar man om
den wille van het geloof werd vermoord, doch wel
als /,ij vernemen moest dat haar zoon gedoopt was.
Dut Ahasverus niettegenstaande zijne vele ge
breken indruk maakt, is toe te schrijven aan de
gevoeligheid van het publiek, dat gedurende tien
tallen van jaren door dagblad-artikelen en ge
schriften medelijden had gekregen met de Rus
sische Joden. Daarom zou een stuk dat nog ge
brekkiger ware, evengoed indruk gemaakt hebbeu.
MEINAKD VAN Os.
iiniiitiiiiiiin
«Bespaar mij uw laffe complimenten," ant
woordde de actrice, terwijl eene uitdrukking
van vernietigende minachting op haar schoon
gelaat te lezen was.
»lk spreek de waarheid," vervolgde de
lord, »als ik u de betoovering schilder, waar
mede gij mij als in een onzichtbaar net ge
vangen hebt."
»Geen woord meer,'' viel zij hem in de
rede, :>door uw toedoen werd Shakespeare
naar den Tower gebracht ik heb een af
schuw van u."
»Kn ook van deze steenen ?" vroeg
Glendower lachend, terwijl hij het etui
opende en de heerlijke diamanten voor haar
oogen liet schitteren. Julia verbleekte, mat
den trotschen lord met toornigen blik van
het hoofd tot, de voeten, keerde zich om en
liet hem staan als een schooljongen.
Men had nu de gele waskaarsen aange
stoken die het theater slecht genoeg verlicht
ten, doch daarentegen de ruimte voor de
toeschouwers in zwaren damp hulden, er iets
tooverachtigs aan gaven en er niet weinig toe
bijdroegen het appelenetende ennotenkrakende
publiek in de ware stemming te brengen.
Men wachtte nog slechts op de koningin
om te beginnen. Achter een pilaar in het
parterre zat Marlowe in onbeschrijfelijke
opgewondenheid, naast Beu Johnson.
Kindelijk werden de deuren, die tot de
koninklijke loge toegang gaven, geopend en
Elisabeth, de maagdelijke konirgin, die
de pen even zeker wist te voereu als den
De St. James-Schouwburg te Londen vertoonde
een nieuw tooneelspel van Pinero, een der minder
onbekende moderne Engelsche dramaturgen, wiens
»Profligate" wij indertijd van »!Iet Nederlandsen
Tooneel" zagen. Het nieuwe werk heet »The
second Mrs. Tanqueray" en wordt door de
Engelsche kritiek uitbundig geprezen. De ver
slaggever van de Poll Mail kan zelfs geen
woorden genoeg vinden om aan zijn bewondering
lucht te geven. Hij noemt het liet meesterstuk
van de Engelsche dramatiek der laatste '20 jaar,.
geeft toe, dat dit op zichzelf nog niet veel betee
kent, doch is tevens van oordeel, dat het ook op
zich zelf een meesterstuk is, een zeden- en karak
terkomedie, die met het fraaiste, wat de Franschen
op dit gebied hebben geleverd, op n lijn gesteld.
mag worden. Als eenige bezwaar, tegen bet too
neelspel voert men aan, dat het een beetje erg
kras en gedurfd, dat het pijnlijk en leelijk van
thema is. Als men de Times mag gelooven, zou
het in ruw en driest realisme voor liet meest
ongegeneerde Thétre-Libre-stuk niet onder
doen. De hoofdpersoon is een demi-mondaine,
die een man van de wereld trouwt en dezen
en zich zelf ongelukkig maakt. In grondge
dachte doet het terstond aan Augier's »Mariage
d'Olympe" denken. In de uitwerking schijnt
het daarvan aanmerkelijk te verschillen. Paula,
aldus heet de heldin, wordt niet door de
»nostalyie de la boue" naar omlaag getrokken. De
omstandigheden, de noodzakelijke consequenties
van haar vroeger bestaan brengen haar ten
verderve. Ten slotte maakt zij door vergif een
einde aan haar leven. Een gebrek van het
drama is, dat het karakter van lord Tanqueray
onzeker is geteekend. Of hij uit liefde of
philanthropie handelt, weet men niet. De karakteris
tiek van Paula schijnt daarentegen zeer gelukkig.
Boeiend, spannend, dramatisch is het werk in
hooge mate. De vertolking wordt, vooral wat de
hoofdpersonen betreft, geroemd. M.
Sarah Bornhardt zal gedurende den zomer haar
geliefden reislust nog eens botvieren, (op het oogen
blik is zij weer even op weg naar Amerika) en
dan voorloopig te Parijs haar verblijf vestigen. Zij
heeft den Kenaissance-schouwburg gekocht en zal
daar in nieuwe rollen, moderne en klassieke, op
treden. Enkele reclame-nieuwtjes doen. in de
Parijsche pers reeds de ronde. De prijs der plaatsen
zal niet worden verhoogd. De claque zal worden
afgeschaft. De souffleur zal niet meer in zijn
hokje maar tusschen de schennen worden ge
plaatst. Als openingsstuk is gekozen Lemaitre's
tooneclbewerking van zijn roman Les rois."
M.
Eleonora Dnse, die te Weenen en Berlijn bui
tengewoon was gevierd en naast en boven Sarah
Bernhardt gesteld, vindt ook te Londen veel bijval,
doch niet zoo onverdeelder! en luidruchtigen als
in de Duitsche en Oostenrijksche hoofdstad.
Geestdriftig in zijn bewondering is alleen de Fait
Mail. De Timrx en Daily Newa zijn van oordeel,
dat zij in tragische kracht vooral in »Fédoni" veel
scepter, trad, door haar hofstoet gevolgd,
binnen. De groote, statige gestalte zag er
niet alleen echt koninklijk, maar welgevormd
en weelderig uit, doch contrasteerde sterk
met haar smal, met zomersproeten bedekt
gelaat, omgeven door een rosachtig blonden
haardos, waarop een kleine kroon prijkte.
Zij keek een oogenblik rond en nam toen
plaats. Er werd een klok geluid, waardoor
aan het kaartspelen eii notenkraken een
eind kwam ; het scherm werd opgehaald.
Reeds het eerste tafereel, de gespierde taal
en de grappige gesprekken der dienaren van
de Capuletti's en Montagu's, brachten de
galerij in eene vroolijke stemming en het
figuur van de min verwekte luid gelach,
terwijl Mercuüo's vertelling van «koningin
Mab" de belangstelling van het publiek der
hoogere rangen begon op te wekken. De
eerste ontmoeting van Romeo en Julia, door
Burbadge en Ariella heerlijk schoon gespeeld,
had eene uitwerking als die van een vonk
in het buskruit, zoodat de dichter reeds na
het eerste tooneel levendigen bijval oogstte,
die in den loop van het stuk hoe langer
hoe hooger steeg. Ademloos luisterde het
geheele publiek, zoowel de koningin als de
minste scheepsjongen, naar de aangrijpende
ontknooping van het heerlijke werk des
grooten dichters.
(Slot r