De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 11 juni pagina 2

11 juni 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 833 is. Timóu werd in zijn armoede door zijn vrien den verlaten en vergeten. De brave Hempel vindt louter liefde en hulpvaardigheid. Wat leuteren de fin-de-giède-roman- en dramaschrijvers toch over de slechtheid, liederlijkheid en boosaardig heid van den mensch. Een goede daad wordt nog steeds gewaardeerd, bewonderd en toegejuicht, tenminste in de komedie. Bij ieder nieuw bewijs van grootmoedigheid ging er een goedkeurend ge mompel en getrappel uit het publiek op. Ik dacht aan Rousseau's bekentenis, dat hij van nature steeds het goede wilde, doch zich door het eigenbelang wel eens tot het minder goede liet verleiden. Zou dit met velen het geval zijn? Zou de afschaffing van het privaatbezit, tot heden vooral op economi sche gronden verdedigd, dan ook niet uit een ethisch oogpunt aanbeveling verdienen en aan geprezen moeten worden ? De vertolking was, zooals dit bij »IIet Nederlandsch Tooneel" steeds het geval is, wanneer het blijspelen vertoont en in het bijzonder wan neer het die in den zomer vertoont (Waaraan ligt dit ? Is het de invloed van het gebouw, de temperatuur of wat toch ?), voortreffelijk. Op enkele kleine onvolkomenheden te wijzen, zou on dankbaar en onnoozel zijn. Het geheel was goed, juist in toon en stijl en dat is hoofdzaak. B\jzondere vermelding verdienen de dames Stoetz (Therèse) en Poolman (Ulrike), de heeren Tourniaire (Ochs) en van Dommelen en voor en boven deze allen de heer Schulze (Hempel). Zijn spel in het laatste bedrijf was zeker wel het beste wat'wij in den laatsten tijd van Nederlandsche kpmedievertolking zagen. Zonder eenige overdrij ving naar den kant van het sentimenteele of al te komieke, met veel distinctie en artisticiteit wer den de wisselende stemmingen van den braven Hempel weergegeven. De overgangen van het lachen naar Bet schreien en vice versa waren even zoovele staallges van echte en degelijke blyspelkunst. Als Hempel heeft de heer Schulze op nieuw bewezen, dat wij nog steeds het recht hebben te hopen, dat hij eenmaal de opvolger van Albregt zal worden. Over de Ahasverus-kwestie zal ik trachten kort te zijn. Ik kan dat z\jn, omdat zij feitelijk buiten my omgaat. Van mijn collega's was ik diegene, die Ahasverus het minst bewonderd, die mij daarover in de minst geestdriftige en minst loftuitende bewoordingen heb uitgelaten. Achteraf doet mij dit geen verdriet en eigenlijk toch ook wel. Ik gevoel, dat ik den auteur onrecht heb aan gedaan. Het is nu eenmaal een feit, een feit, waaraan niet meer te plukken of te tornen valt: de heer Heyermans is groot en de heer van Rynswaerde is zijn profeet, 's Heeren H.'s tooneelspelen zijn meesterstukken, zjjn tooneelkritieken zijn mees terstukken, zijn novellen zijn meesterstukken, zjjn bespiegeling over »Johannes Viator" is' een meesterstuk. De heer Heyermans is een genie en de Nederlandsche tooneelcritici kunnen niets beters doen dan in stomme devotie aan zijn voeten te vallen en het stof van zijn sandalen te kussen. Eerlijk gezegd spijt het mij, dat de heer II. een genie is. Het is misschien erg ondankbaar en erg onvaderlandslievend, maar het is nu eenmaal de waarheid. Het spijt mij en wel hierom. Indien de heer H. geen genie ware, zou ik hem vragen of hij niet telkens lust gevoelt Vondel of Rembrandt van hun voetstuk te gooien en zichzelf daarop te plaatsen, niet telkens jeuking zich een gulden glorieschyn of lauwerkrans op de slapen te druk ken of in gloeiende dithyramben zijn grootheid te bezingen en bejubelen. Dan zou ik hem vra gen, of hij niet wist, dat het nu eenmaal de roe ping van ieder groot man is miskend te worden en of het niet verstandiger ware geweest zich deze miskenning te laten welgevallen. De domme kritiek heeft ook den »Cid", »Phèdre", den «Barbier de Séville" wel willen vermoorden en dezen zijn nog steeds springlevend. Een waarachtig meester stuk trotseerde ten allen tijde de venijnige pennen van jaloersche kritikasters. Dan zou ik kern vragen of het niet dom en onnoozel was »Dora Kremer", een meesterstuk, zonder twijfel, doch een mees terstuk, dat door de het niet verdienende tydgenooten nog niet als zoodanig wordt erkend, met kracht en geweld daartoe te willen promoveeren door eerst de schuld van het ge ringe succes op de hoofdvertolkster te werpen (Zie het weekblad »Minerva" van 12 Mei 11.) en daarna de geheele kritiek zoo maar zonder blikken of tlllllllllHllMlimimtiMiliiiiMMlllllMmiiimiNllMlilmiiiiiMMlliiiiiiiimiilllI andere edellieden gevolgd werd, doch Shakespeare was er de man niet naar zich twee maal te laten uitdagen en met den degen in de hand liep hij op Glendower toe. »Er uit met jelui," riep Jack tegelijkertijd, en in een oogwenk hadden de matrozen zich met sporten van stoelen gewapend en ranselden op de lords los, die in de enge ruimte geen gebruik van hun wapens konden maken en deerlijk gehavend het hazenpad kozen. Shakespeare keerde lachend bij zijne vrien den terug en de aanwezigen, door de vecht partij in eene vroolijke stemming gebracht, dronken nog menig glas ale op de gezond heid van den beminden dichter. Toen Shakespeare door Burbadge verge zeld, de taverne verliet om naar den schouw burg te gaan, werd hij op straat door een sherif, die hem klaarblijkelijk had opgewacht, gevangen genomen en ondanks al zijn tegen werpingen, geboeid naar het stadhuis ge.bracht. Tevergeefs spoedde Burbadge zich naar lerd Southampton en deze naar de koningin ; Shakespeare moest de beleediging, den lords aangedaan, met gevangenisstraf boeten en aou dienzelfden dag nog naar den Tower gebracht worden, op hetzelfde oogenblik dat het publiek in onbeschrijfelijke opgewon denheid naar het Blackfriars-theater toog om Romeo en Julia te zien. III. Lerd Glendower en zijn vrienden waren blozen van partijdigheid te beschuldigen. Dan zou ik hem vragen uit welk barbaren- of boevenland hij komt, dat hij meent het recht te hebben op geniepige wjjze zijn collega's een strik te spannen en zijn eigen lijf te bergen, hem vragen toch eens te vertellen wat hem het recht geeft op zijn medecritici zoo laag neer te zien, zich zoozeer boven deze stumperds ver heven te achten, zijn tooneelspelen, zijn no vellen, of wel zijn tooneelkritieken ; hierover zijn velen nog in twijfel. Dan zou ik vragen of hij dan werkelijk niet inziet, dat hij zich in zijn zelfverheerlijkingsijver aan grove onjuistheden en inconsequenties schuldig maakte; hem vragen, wat hem het recht geeft te zeggen, dat de fjeheele kritiek thans anders over »Het goudvischje" denkt dan vroeger, hem vragen of het gunstig oordeel, door de kritiek over dit tooneelspel geveld, niet juist in tegenspraak is met zijn bewering, dat een oorspronkelijk stuk in Nederland per se wordt afgemaakt, hem vragen uit de stukken te bewij zen, dat dit laatste het geval is. Dan zou ik hem vragen of hij, in plaats van de bewonderaars van Ahasventf, dat hij ernstig heeft bedoeld en zelf natuurlijk dus ook bewondert, in het zonnetje te zetten, niet veel liever de heeren den Hertog, Berckenhoff en mijn persoon, die de verre gaande brutaliteit hadden Ahasverus niettegen staande zijn quasi -Russische afkomst geen mees terstuk te achten, als domooren en weetnieten aan de kaak had dienen te stellen en of het in ieder geval niet edeler en eerlijker ware geweest ook de minder gunstige oordeelvel lingen over Ahasverus te vermelden. Dan zou ik hem ten slotte vragen wat het er toe doet in welk jaar Inj is geboren, hoe laat hij in de kroeg zit, hoe dure sigaren hij rookt en aan welke kalverachtigheden zijn vrienden zich te buiten gaan en of hij niet zelf zal moeten toegeven, dat hij alles wel beschouwd in de tragi-komische ge schiedenis zeker niet de meest komieke rol speelt. Van dit alles vraag ik hem echter niets, omdat ik gevoel, dat ik daartoe niet liet recht heb, om dat ik weet dat de heer II. een genie is en ik van de waarheid van Goethe's woorden Dem Genie ist nicht» vor zu schreiben" ten volle ben overtuigd. H. J. MEHLKK. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflilllllMllllllllMIIIHIIItlMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Ahasverus. Eenige jouge letterkundigen, die meenden dat hun werken ten onrechte door de kritiek werden afgekeurd, gaven in 1885 ouder het pseudoniem Guido een gedicht uit, dat zij, Julia, een verhaal van Sicilië", betitelden. Dit gedicht werd algemeen zeer gunstig beoordeeld en uu maakten de schrijvers zich bekend, bewezen dat Julia" door hen als een verzameling van idiote verzen bedoeld was en dat dus de kritiek, die het ceu bizouder fraai gedicht had genoemd, ten eeueumale tot oordeclen onbevoegd was. Hiermede werd echter niet bewezen, dat het andere werk dei' gra] p;nmakers mooi wat.. Iets dergelijks is dezer dagen ten tooneele ge voerd, De heer II. Heijermans Jr., wiens tooneel spel Dora Kremer" door de kritiek was veroordeeld, schreef onder het pseudoniem Ivau Jekalowitch" een drama Ahasverus"eu toen dit drarna van vele zijden werd geprezen, maakte de heer II. zich als de schrijver bekend. Deze navolging gaat echter mank, want dat //Ahasverus" .minder goed oiit.vangen zou zijn, wanneer de schrijver er onmiddellijk zijn naam bij genoemd zou hebben, is slechts een vermoeden dat niet tot zekerheid te brengen is. Vcorts gaat het niet op, te zeggen. //Dora Kremer is afgekeurd, dus de kritiek is onbevoegd ; Ahas verus 'is mooi gevonden, dus het is mooi", dit is geen logische gedachtengaug. lu plaats van nonsens te schrijven, zooals liet, verhaal van de nachtelijke ontmoeting in de Kalverstraat en van de flauwiteit van Mossel, had de heer H. moeten schrijven : Ziehier hetgeen aan Ahasverus ontbreekt; jelui hebt dat niet opgemerkt, dus jelui /.ij t onbevoegd." Ahasverus is een hoogst, gebrekkig tooueelprodukt; noch met de Russische toestanden, noch met de Joodsche gebruiken in Rusland is rekening gehouden in dit drama, dat in de wereld gezon den werd als //Beeld uit do Russische Jodenver volging." lllllllilllltUlltlllllllltlllllllllllllllllllllHIIIIHIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllU geruimen 'tijd voor het begin der voorstelling in een loge verschenen, onmiddellijk naast het tooneel. Het volk had reeds de galerij bezet en in het parterre zag men burgers, werklieden, studenten en officieren, die den tijd met kaartspelen verdreven, terwijl boven de ale-kroes lustig rondging en het kniken van noten een eigenaardig geraas maakte. Daar de loges met het tooneel in verbinding stonden, was aan de heeren, die daar plaats genomen hadden, het bijzondere voorrecht gegund, zich op het voorste gedeelte van het tooneel te begeven, waar ze op stoelen zit tend of op matten liggend hunne pijper rookten, Zoodra lord Glendower veronder stellen kon, dat Ariella's toilet voltooid was, begaf hij zich op het tooneel, vast besloten van de gelegenheid, die Shakespeare's ge vangenneming hem aanbood, gebruik te ma ken. Hij behoefde niet lang te zoeken. Ariella stond achter het scherm, midden op het tooneel, stralend van jeugdige schoon heid, die nog verhoogd werd door een los hangend, wit zijden kleed; als eenigen haartooi droeg zij een witte roos. Toen de lord eer biedig voor haar boog, rustten haar oogen met een soort van tegenzin en verwondering op hem. »Wien zoekt gij hier bij ons, edele heer," begon zij op levendigen toon, »u had ik zeker vanavond hier niet verwacht.'1 »Zou de even verstandige als bekoorlijke Ariella niet reeds lang geraden hebben dat lord Glendower haar slaaf is ?" drama heet te spelen in een klein gehucht"; de schrijver doet het voorkomen alsof er vele Joodsche familiën wonen, dit blijkt lo uit de pagron (oproer) tegen de Joden, 2o. uit de bewe ring van den Kozakkenhoofdmau dat allen zeggen dat het sabbath is; het is echter een feit dat in geen gehucht meer dan 2 of 3 Joodsche gezinnen wonen. Petruska (een naam, dien geen Joodsch jongeling in Rusland dragen kan) komt in de stad, vervolgd en opgejaagd, hij hoort in de kerk zingen, laat zich doopen en gaat naar huis terug, waar hij zegt De Eeuwige blijft de Eeuwige, of je hem hier aanroept of daar". Geheel nonsens: De kerken in Rusland zijn alle omgeven door een grooten voor hof en het is onmogelijk dat het. gezang tot de straat doordringt; tijdens kerktijd zal geen Jood vervolgd worden, omdat, dan alles naar de kerk gaat en niemand te huis blijft; het onmiddellijk doopen is een leugen, er zijn weliswaar Luthersche geestelijken, die zonder doopen een doopakte leve ren tegen betaling, maar in de Russische kerk wordt geen Jood gedoopt aleer hij van zijn nieuwe godsdienst, voldoende is op de hoogte gebracht,; na dit doopen kan men niet naar huis gaan, doch wordt men maanden, vaak een halfjaar, vastgehou den. Waarom laat Petruska zich doopen? uit over tuiging of voor den vorm ? Op het internationaal congres van missionnairs, in het vorig jaar te Dresden gehouden, werd door den voorzitter verklaard, dat //geen enkele Jood zich uit overtuiging had laten doopen." In 1S81 verlieten 1000 jongelie den uit gegoede standen, artsen, advokaten, stu denten en kooplieden, vrijwillig hunne geboorte plaatsen om zich naar Palestina te begeven, alwaar zij 8 koloniën stichtten; zes maanden lang sliepen zij onder den blooten hemel en hadden de grootste ont beringen te verduren ; maar zij behoeven niet, meer te vreezen om den geloofswille te zullen worden vervolgd. Zou de vervolging, waaraan Petruska bloot stond, hem zoo zeer overtuigd hebhen van de liefde van den chnstelijken godsdienst? Neen, slechts voor den vorm kan hij zich hebbeu laten doopeu, maar dan zou hij tehuis gezegd hebben : Moeder, ik ben wel gedoopt, maar ik blijf toch jood ; n bad en van het doopen is geen spoor over!" Wat de tweemaien door de moeder uitgesproken zinledige frase Nu is alles uit I" beteekent, gaat mijn begrip te boven. En nu de verdrijving. In Rusland mag, waar het ook zij, geen Jood wonen zonder papieren, die elke maand worden geviseerd ; had dus Karalyk geen papieren bezeten, dan ware hij reeds lang verdreven geweest. Buitendien komt geen kozak papieren vragen en werd nergens (behalve in Moskou) bevel gegeven tot onmiddellijk vertrek: ?i, O, S weken worden steeds toegestaan; men wordt, op het gemeentehuis geroepen om daar de mededeeling te hooren. Met den Pope is misschien een Djakon (kerkknecht.) bedoeld ; de Popes zijn wel vaak slechte creaturen, doch zij zullen zich zeker nooit dronken op de straat vertoouen; ook gaan ze nooit allén uit en hebben des avonds steeds een lantaarn bij zich; hun kleeding is deftig zwart. De Joodsche gebruiken zijn volkomen verkeerd voorgesteld, omdat noch de schrijver, noch de regisseur bekend schijnt met het bestaan van den Poolschen ritus, die door do voor pi. m. 25 jaren i uit Polen naar Rusland gekomen Joden wordt gevolgd. liet sabbathlicht wordt veel te laat aangestoken, dit, geschiedt minstens een half uur voor den aanvang van den sabbath, nadat het geheele gezin zich gebaad heeft; dit baden wordt nooit verzuimd en vaak wordt een stuk ijs weggehakt om zich ia het water te kunnen baden. Daar //De Moeder" een ketel schuurt, heeft zij natuurlijk nog geen bad geno men. De tafel staat nooit in het midden der kamer, doch voor de deur, de vader zit dan met den rug naar de deur toe, de moeder rechts van hem, de oudste zoon links, enz. Van dusdanige gebruiken wordt in Rusland nimmer afgeweken. Bij den zegen over den wijn blijft niet alleen de zoon niet zitten, doch hij spreekt zelf den zegen tegelijk met den vader uit, elk heeft dan (zelfs de armste) een zilveren beker en geen borrelglaasje. Voor elk liggen op tafel drie broodeu, die op r-; tafel blijven en zeker niet op een ander tafeltje zn/nJcr taj'elldi'i'il worden gelegd. De vader zeg niet //Peter, beusch jij", want het gebed na den maal tijd wordt door alle mannelijke personen boven den dertieujarigen leeftijd tezamen hardop uitge sproken. Het gebed voor een overledene wordt nooit aan tafel gezegd; als hij jaartijd heeft gaat de vader naar de synagoge in de stad ; het gebed dat Karalyk opzegt, bestaat, niet en andere dan voorgeschreven gebeden worden nooit uitgesproken. Het lichtje wordt niet op den oven geplaatst, doch op tafel of op een plankje aan den wand. Met sabbath moet op tafel een drielichts-luchter staan, het hangend licht (de sahbathlamp) alleen is niet vol doende. De oven is te hoog, deze is nooit hooger dan de schouders van een volwassen man. Het zakje dat, bij de deur hangt, hangt daar nooit, doch wordt voor 't gemak in liet kerkkleed (tallith) geborgen, in de kast, gelegd. Het avondgebed vóór het sabbathmaal wordt geheel weggelaten! Een Russische Joodsche vrouw verzekerde mij, dat zij niet krankzinnig zou worden als l.aar man om den wille van het geloof werd vermoord, doch wel als /,ij vernemen moest dat haar zoon gedoopt was. Dut Ahasverus niettegenstaande zijne vele ge breken indruk maakt, is toe te schrijven aan de gevoeligheid van het publiek, dat gedurende tien tallen van jaren door dagblad-artikelen en ge schriften medelijden had gekregen met de Rus sische Joden. Daarom zou een stuk dat nog ge brekkiger ware, evengoed indruk gemaakt hebbeu. MEINAKD VAN Os. iiniiitiiiiiiin «Bespaar mij uw laffe complimenten," ant woordde de actrice, terwijl eene uitdrukking van vernietigende minachting op haar schoon gelaat te lezen was. »lk spreek de waarheid," vervolgde de lord, »als ik u de betoovering schilder, waar mede gij mij als in een onzichtbaar net ge vangen hebt." »Geen woord meer,'' viel zij hem in de rede, :>door uw toedoen werd Shakespeare naar den Tower gebracht ik heb een af schuw van u." »Kn ook van deze steenen ?" vroeg Glendower lachend, terwijl hij het etui opende en de heerlijke diamanten voor haar oogen liet schitteren. Julia verbleekte, mat den trotschen lord met toornigen blik van het hoofd tot, de voeten, keerde zich om en liet hem staan als een schooljongen. Men had nu de gele waskaarsen aange stoken die het theater slecht genoeg verlicht ten, doch daarentegen de ruimte voor de toeschouwers in zwaren damp hulden, er iets tooverachtigs aan gaven en er niet weinig toe bijdroegen het appelenetende ennotenkrakende publiek in de ware stemming te brengen. Men wachtte nog slechts op de koningin om te beginnen. Achter een pilaar in het parterre zat Marlowe in onbeschrijfelijke opgewondenheid, naast Beu Johnson. Kindelijk werden de deuren, die tot de koninklijke loge toegang gaven, geopend en Elisabeth, de maagdelijke konirgin, die de pen even zeker wist te voereu als den De St. James-Schouwburg te Londen vertoonde een nieuw tooneelspel van Pinero, een der minder onbekende moderne Engelsche dramaturgen, wiens »Profligate" wij indertijd van »!Iet Nederlandsen Tooneel" zagen. Het nieuwe werk heet »The second Mrs. Tanqueray" en wordt door de Engelsche kritiek uitbundig geprezen. De ver slaggever van de Poll Mail kan zelfs geen woorden genoeg vinden om aan zijn bewondering lucht te geven. Hij noemt het liet meesterstuk van de Engelsche dramatiek der laatste '20 jaar,. geeft toe, dat dit op zichzelf nog niet veel betee kent, doch is tevens van oordeel, dat het ook op zich zelf een meesterstuk is, een zeden- en karak terkomedie, die met het fraaiste, wat de Franschen op dit gebied hebben geleverd, op n lijn gesteld. mag worden. Als eenige bezwaar, tegen bet too neelspel voert men aan, dat het een beetje erg kras en gedurfd, dat het pijnlijk en leelijk van thema is. Als men de Times mag gelooven, zou het in ruw en driest realisme voor liet meest ongegeneerde Thétre-Libre-stuk niet onder doen. De hoofdpersoon is een demi-mondaine, die een man van de wereld trouwt en dezen en zich zelf ongelukkig maakt. In grondge dachte doet het terstond aan Augier's »Mariage d'Olympe" denken. In de uitwerking schijnt het daarvan aanmerkelijk te verschillen. Paula, aldus heet de heldin, wordt niet door de »nostalyie de la boue" naar omlaag getrokken. De omstandigheden, de noodzakelijke consequenties van haar vroeger bestaan brengen haar ten verderve. Ten slotte maakt zij door vergif een einde aan haar leven. Een gebrek van het drama is, dat het karakter van lord Tanqueray onzeker is geteekend. Of hij uit liefde of philanthropie handelt, weet men niet. De karakteris tiek van Paula schijnt daarentegen zeer gelukkig. Boeiend, spannend, dramatisch is het werk in hooge mate. De vertolking wordt, vooral wat de hoofdpersonen betreft, geroemd. M. Sarah Bornhardt zal gedurende den zomer haar geliefden reislust nog eens botvieren, (op het oogen blik is zij weer even op weg naar Amerika) en dan voorloopig te Parijs haar verblijf vestigen. Zij heeft den Kenaissance-schouwburg gekocht en zal daar in nieuwe rollen, moderne en klassieke, op treden. Enkele reclame-nieuwtjes doen. in de Parijsche pers reeds de ronde. De prijs der plaatsen zal niet worden verhoogd. De claque zal worden afgeschaft. De souffleur zal niet meer in zijn hokje maar tusschen de schennen worden ge plaatst. Als openingsstuk is gekozen Lemaitre's tooneclbewerking van zijn roman Les rois." M. Eleonora Dnse, die te Weenen en Berlijn bui tengewoon was gevierd en naast en boven Sarah Bernhardt gesteld, vindt ook te Londen veel bijval, doch niet zoo onverdeelder! en luidruchtigen als in de Duitsche en Oostenrijksche hoofdstad. Geestdriftig in zijn bewondering is alleen de Fait Mail. De Timrx en Daily Newa zijn van oordeel, dat zij in tragische kracht vooral in »Fédoni" veel scepter, trad, door haar hofstoet gevolgd, binnen. De groote, statige gestalte zag er niet alleen echt koninklijk, maar welgevormd en weelderig uit, doch contrasteerde sterk met haar smal, met zomersproeten bedekt gelaat, omgeven door een rosachtig blonden haardos, waarop een kleine kroon prijkte. Zij keek een oogenblik rond en nam toen plaats. Er werd een klok geluid, waardoor aan het kaartspelen eii notenkraken een eind kwam ; het scherm werd opgehaald. Reeds het eerste tafereel, de gespierde taal en de grappige gesprekken der dienaren van de Capuletti's en Montagu's, brachten de galerij in eene vroolijke stemming en het figuur van de min verwekte luid gelach, terwijl Mercuüo's vertelling van «koningin Mab" de belangstelling van het publiek der hoogere rangen begon op te wekken. De eerste ontmoeting van Romeo en Julia, door Burbadge en Ariella heerlijk schoon gespeeld, had eene uitwerking als die van een vonk in het buskruit, zoodat de dichter reeds na het eerste tooneel levendigen bijval oogstte, die in den loop van het stuk hoe langer hoe hooger steeg. Ademloos luisterde het geheele publiek, zoowel de koningin als de minste scheepsjongen, naar de aangrijpende ontknooping van het heerlijke werk des grooten dichters. (Slot r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl