Historisch Archief 1877-1940
No. 833
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Heldt en de Werklieden.
DE WERKLIEDEN: We zullen je je schootsvel en gereedschap maar weer brengen. Toe, pak
aan, dan tel je weer mee.
Julius Pruttelman Brommeyer.
Daar krijg ik weer
een brief uit
NewYork over die
oorlogsschuit,die n iet zoo
mooi was als een der
schepen van een an
dere Europeesche- of
Amerikaansche mo
gendheid. De man,
het is er nu een, en
niet een verzame
ling, houdt vol, dat
de Van Speyk in alle
opzichten een mal
figuur heeft geslagen
en komt nu nog met
een nieuwe grief voor
den dag.
Lees maar:
»Op alle andere
schepen die hier ge
komen waren,werden
de onkosten der
hoofd- en andere
officieren en die der
bemanning bestreden uit de landskas, na
melijk door de natie die ze gezonden
hadAlleen van Holland niets.
»Op alle schepen waren recepties,
contrabeleefdheden, voor 't vele, dat ze hier zoo in
ruime mate mest _Amerikaansche luxe en
vrijgevigheid ontvingen; op alle schepen
waren diners, onderlinge partijen en honder
den kleinere en grootere feesten.
Alleen op de Van Speyk niet, want 't
land betaalde daar niet yoor en de
Hollandsche kapit. Ariens en zijn officieren konden
't toch niet uit eigen fondsen doen. Zij konden
het niet missen. Zij namen zeer wijselijk liever
geen invitatiën aan, want ze konden 't niet
reciproceeren. Zij konden wanneer zij zoo ver
doemd royaal (excuseer s.v.p. dat woord) wer
den ontvangen en onthaald niet de minste
beleefdheid terug bewijzen. Den tocht naar
Chicago, aangeboden aan de hoofd- en andere
officieren der Internationale vloot, kon de
Van Spcyk's bemanning niet meedoen, dat
kostte te veel. Na veel heen en weer praten
zijn er een paar mee geweest tot aan de
Niagarafalls. Ja mijnheer Brommeijer, 't was
treurig, akelig treurig en ... schande. Stuur
dan de lui niet, _ laat die Van Speylc dan
thuis en berg ze liever op dan ze in alle op
zichten als bewijs van onze schrielheid te
laten kijken. Kan 't vaderland 't niet missen,
welnu, blijf thuis, maar ga je uit en begeef
je je op groote feesten en neem je deel aan
dergelijke dure aardigheden dan moet je dui
ten bfi je steken en voor Amerika moet
je dollars meebrengen, dat 's bekend. Enfin,
vraag, als u er soms tijd en lust toe hebt,
er onzen consul Planten maar eens naar, die
zal u kunnen inlichten; tusschen ons, Mr.
Brommeijer, hij zal er zijn buik wel vol van
hebben, 't heeft dien man persoonlijk hoopen
geld gekost, hij heeft prachtige feesten gege
ven, grootsch en mooi. Planten heeft zich als
consul kranig gehouden.
Ik ben er bah van,.. . 'k wou dat die Van
Spejjk maar nooit in de lucht gevlogen was,
dan zou hij thans, ons Hollanders, niet zoo
geërgerd hebben."
Een veryankeede Hollander! Uit de staats
ruif eten, swiet slaan van een andermans geld,
den branie uithangen met een toebeurs, 't zit
er al in.
Neen kereltje, daar zijn wij niet van thuis.
Jawel, dat riekt al naar de Mac'Kinley Bill.
Protectie voor de vriendjes, als het dien maar
lekker gaat, wat er van een ander wordt,
die de rekening betaalt, dat kan je verder
niet schelen.
Neen, zoo zijn wij Hollanders niet. Wij
zeggen maar: vrijheid, vrijhandel, ieder moet
op zijn eigen hachje passen en die het dan
breed heeft, mag het breed laten hangen.
Geen staatszorg voor dit en voor dat, God's
zorg voor allemaal en je eigen zorg voor je
zelf dat is ten minste een beginsel.
Gelukkig staat beginsel nog als een paal
boven water.
Ik heb dat van de week in den Raad weer
gezien: geen kindervoeding van gemeente
wege. Als je daar mee begint springt de band
los, die het huisgezin bijeenhoudt, beginnen
de kinderen de ouders te verachten, en stelen
die hongerige slokoppen ons de kluiten uit
de pap.
Zoo moet je de quaestie behandelen en dat
principe pas je toe op nie Hollandsche schuit
in Amerika. Moet ieder botje bij botje
leggen om een feestje te geven, dat bindt de
lui veel meer aan elkaar, dan te brassen op
staatskosten; die staatszorg is de dood voor
de particuliere krachtsinspanning, en goed
doorgevoerd loopt zij op niets anders dan
socialisme uit.
Wilde de Van Sjic/jk ons vertegenwoordi
gen, goed; wat belette de officieren een publieke
inschrijving te openen en allen uit te
noodigen, die vertegenwoordigd wilden v.'orden,
hun een bijdrage te zenden, waarvoor ze, al
naar gelang het bedrag grooter en kleiner
was, de Yankee's meer of minder lekker
zouden tracteeren ? Ik zou ze hun gang
hebben laten gaan. Want ik denk, wat is mij
aan al die duiterlieven gelegen ? Maar dat
doet er niet toe. Ieder visoht op zijn getij, en er
zijn hier ook lui genoeg, die daar wat heb
ben gevangen. En die zouden zich zeker niet
onbetuigd hebben gelaten. Had de Van ^,'ie.i/k
dan, ik bedoel natuurlijk den commandant en
de officieren, een lijst overgelegd van de Ne
landers, die zij speciaal kwamen vertegen
woordigen, ik ben er zeker van, dat zij een
serie var; de meest achtenswaardige familie
namen hadden kunnen vertoonen ... en daar
onder ook nog wel van eenige firma's uit de
Bocht.
Het is de vraag of dit niet nu nog zou
kunnen gebeuren. Ik wil dit denkbeeld eens
mijn jinancieelen vrienden in overweging
geven. Betuigingen van adhaesie wacht ik in
adres: Weekblad.
Snuifles.
Nu ik zoo lees hoe technisch ontwikkeld
en juridisch scherpzinnig Mr. J. C. de Vries
is, betreur ik het des te meer dat wij hem
in den gemeenteraad moeten missen. Aan de
Imperia! hebbeu wij Bergsma, Gosschalk en
de Vries verloren. Lucifer heeft hen ons
ontstolen! Een reden voor ons om op onze
tellen te passen met de Electra, die andere
lichtbrengster, want nog n zoo'n roof
en geheel de Aaisterdamsehe gemeenteraad
zit in het duister.
* *
*
In alle bladen op n na, zag ik vermeld,
dat Schaepman bij zijn speech te Hoorn
heeft rondgekeken om Leen hof, den ontwer
per van het standbeeld te zoeken. Maar te
vergeefs. Op dit oogenblik zie ik rond naar
den meester, die aan Nederland dit _hooge
kuustgewrocht geschonken, heeft. Hij is niet
onder ons".... Nu heb ik Jater gehoord, dat
Leenhof wel degelijk te Hoorn is geweest en
dat Schaepman de schoone tirade niet heeft
uitgesproken. Het blijkt dus dat de redevoering,
zooals ze werd weergegeven, niet authentiek
was. Dat stelt mij gerust. Want nu althans
blijft de mogelijkheid bestaan, dat de prof.
zijn uitbundige loftuitingen op Coen met eenige
kritiek heeft vermengd. Ik kon toch al niet
gelooven, dat iemand als Dr. Schaepman,die
zoo van de waarheid houdt, haar minder eer
bied zou bewezen hebben, dan den
hardvochtigsten dienaar der Oost-Indische Compagnie.
Renandot een Engelscliman.
De Engelsche rcdactie-bureaux zijn, zooals
men weet, heel moeielijk toegankelijk voor
wie niet aan het blad zelf verbonden is, en
omtrent alles wat daar wordt verhandeld en
gezegd, wordt zorgvuldig het geheim bewaard.
Maar dank zij eene indiscretie, waarvan de
bedrijver gestreng gestraft zou worden, als
inen hem ontdekte (de pijnbank zou mij zijn
naam niet ontwringen) kan ik u een heel
interessant tooneeltje meedeelen, dat Zondag
avond in het redactie-bureau van de Times
werd afgespeeld.
Het was ongeveer elf uur 's avonds. De
heer Buckle, de Editor, was in zijn kabinet,
toen de Editor voor het buitenland bij hem
kwam, met een pakket pas ontvangen tele
grammen onder den arm. Het verslag van
mijn zegsman is nu bijna stenographisch; ik
moet het dus als dialoog geven.
Do Editor. Wat nieuws op het Continent ?
De Editor voor hei Buitenland. Niet veel
bijzonders. Graaf Kalnoky heeft een rede
gehouden over den toestand van Europa,
De Editor. Onmogelijk daar een leader over
te maken. Het is versleten. Wat zendt Parijs ?
De Buitenlander. Er is een standbeeld
onthuld.
De Editor. De Franschen onthullen iederen,
dag standbeelden.
De Buitenlander. Juist, maar het is voor
den vader van de Fransche journalistiek.
De Editor. Bah! Fransche journalistiek,
zpoiets bestaat er niet. Alleen in Engeland
zijn er bladen, en zelfs in Engeland is er maar
n blad. de Times, dat heb ik je ai meer
gezegd. Hoe heette dat sujet?
De Buitenlander. Kenaudot. Théophraste
Renaudot.
De Editor. Nooit van gehoord.
De Buitenlander. Ik ook niet.
De Editor. Wat had hij dan uitgevoerd, die
Renaudot?
De Buitenlander. Hij heeft in 1031 de
Gazette de trance opgericht; hij heeft in zekeren
zin de banken van leening uitgevonden; hij
opende lezingen ; hij stichtte een bureau voor
kostelooze consultatie ....
De Editor. Zooveel '?* Waar was hij van daan?
De Buitenlander. Uit Loudun.
De Editor. Loudun ? waar is dat, Loudun ?
De Buitenlander. Er is een weg die zoo
heet, den kant van Hampstead uit; maar die
bestond nog niet ten tijde van
dienFranschman.
De Edilor. Jawel, maar als Loudun de naam
is van een weg in Middlesex, dan is het een
Engelsche naam. Zou misschien die
Renaudot.... Hij gaat me interesseeren, die
Theophrastus. Laat X.... eens hier komen.
(Ik mag den naam van dien redacteur niet
noemen; zijn specialiteit zijn de aardrijks
kundige artikelen in de linies).
X.. .. was nauwelijks binnen, en had een
blik geworpen pp het telegram, of hij keek
met een medelijdenden glimlach zijn hoofd
redacteur en den buitenlander aan.
Loudun is geen naam," verklaarde hij.
«Juist iets voor die lui van de telegraaf. Lou
dun is weer een vergissing. Het bestaat niet
Er moet natuurlijk London gelezen worden;
Renaudot is te Londen geboren.
De Editor. Te Londen! Dus dan was 'teen
Engelschrnan ?
De buitenlander en de geograaf. Het was een
Engelschman.
De Editor. En die Renaudot, zeg je, heeft
de Gazette de France opgericht ?
De buitenlander. Ja, in 1031.
De Editor. Natuurlijk. Daar zou
eenFranschman ook nooit van op de gedachte gekomen
zijn. Heel interessant onderwerp, die Re
naudot. Daar zit wel een artikel in. We
zeiden dan, dat hij de uitvinder van de
pandjeshuizen geweest is ? Ik wist niet dat de
eerste paivnbroker Renaudot gehceten had.
Men leert toch iederen dag wat nieuws.
De buitenlander. Hij heeft ook de Debating
Societies uitgevonden.
De Editor. Wel, dan moest hij toch wel
natuurlijk een Engelschman zijn.
De buitenlander. En de kostelooze
consultatiebureaux.
De Editor. Geen twijfel meer. Hij was een
Engelschman in merg en been; net als gene
raal Boulanger, generaal Dodds, als al
wat er maar goeds en intelligents in Frankrijk
is. Daar zullen we eens een prachtig artikel
over maken. Het zal de Franschen pleizier
doen, en nog eens te meer de superioriteit
van het Angelsaksische ras bewijzen ; want
hij was dan toch een Engelschman, die Renau
dot. Zijn moeder was zeker een Engelsche.
De buitenlander. Zeker, zij was een En
gelsche.
De Editor. Renaudot moet ons behooren ;
hij behoort ons.
En zoo had dan de Times op 5 Juni 1.398
een artikel over Renaudot, aldus beginnend:
..Gisteren is te Parijs het standbeeld van
Théophraste Renaudot onthuld, den vader
der Fransche pers. Deze gebeurtenis is voor
de Engelschen van bijzonder belang, want
het is iets heel opmerkelijks, dat de grond
legger van de Fransche journalistiek te Lon
den geboren is."
En het slot was:
De Franschen doen er wel aan, hem te
eeren, en wij, als burgers van zijn geboorte
stad, zenden hun onze gelukwenschen en
onze sympathie."
Toen twee dagen later de Edilor van den
Times de zekerheid kreeg, dat Loudun in
Poitou ligt, en Renaudot daar geboren was,
en geen druppel Engelsch bloed in de aderen
had, heeft hem dat zoo getroffen, dat hij naar
bed moest gebracht worden. Wat den geograaf
betreft, men vreest voor zijn geestvermogens
en zijn familie maakt zich zeer ongerust over
zijn toestand.
^Journal des Débats)*