De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 18 juni pagina 2

18 juni 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 834 Misschien van oordeel geweest, dat deze niet twintigjarige groothertogin niet meer op ??ooie vaar minstens op pikant-leelijke verlieff moest raken en had men getracht 4e geschiedenis aldus nog een geheel bijzonK nöroeinent te geren ? Hoe dit zij, leeftijd i uiterlijk buiten rekening gelaten, in temperaBt,in goed humeur en dartelheid waren de herjit^Fritz en Grog echt Offenbachiaansch en baron ' -J*nck (de heer Jurgens) en Generaal Boum even eens. De rol van den laatste was voor den heer -{/ Lamberts als geknipt. Het «Salon" schijnt zich gedurende den zomer meer bijzonder op de Palais-Royal- enVariét sklucht te willen toeleggen. Op het oogenblik vertoont men er De nieuwe commissaris van politie (La femme du commissaire) van Maurice Hennequin; in aantocht is »Le premier mari de France" van Valabrègue. Het genre is overbekend. Plaats der handeling een Parijsch kuis, waarin minstens op iedere verdieping en liefst in ieder vertrek echtbreuk wordt gepleegd, waarvan iedere localiteit minstens 3 «n liefst 6 uitgangen heeft. De personen de van .pudg vermaarde ledepoppen. De mannen on'noozel, idioot en ontoerekenbaar. De vrouwen lieve, beste, brave schepseltjes, die engeltjes ; " zonden z\jn geworden of gebleven, indien zij maar l .niet waren getrouwd, of indien zjj maar niet . waren getrouwd met de mannen, met wie 1 «Üz$jn getrouwd, die zelfs, wanneer zij dezen ontrouw worden, lieve, beste, brave schepseltjes f blgven of denken te blijven, die ten hoogste ver ontwaardigd zijn, als hun minnaar durft vermoe den dat zy er nog een tweeden minnaar op na houden en hem met verpletterende minachting -toevoegen: «Onbeschaamde! Ik ben een fatsoenlijke vrouw." Het onderwerp de liefde of de caricatuur daarvan. De vrouw van den commissaris is niet een van de beste, maar ook niet een van de minste staaltjes van het genre. Van de situaties en quiproc[uo's zijn de meesten gelukkig van vinding; «an meer of minder geestige mots heeft de dialoog geen gebrek. Het geheel is echter een beetje stroef en zwaar op de hand. Een gebrek, dat door het te langzame en onzekere tempo der vertolking nog werd verergerd. Een mooi gelijk matig presto is bij deze Fransche kluchten vereischte. Van de vertolkers bleken niet allen voor het genre even geschikt. Het best in toon en stijl waren juffrouw Ude (Aurélie), die enkele tooneeltjes alleraardigst speelde, doch zich voor nonchalance in de dictie dient te hoeden, en de heeren Poolman (Boismorand) en Pilger (Chamoiseau). De overigen waren nu eens te stijf en ernstig, dan weer te gemaakt- en valsch-komisch. Een Fransche klucht, waarin bijna alles aan de luim en fantasie der spelers wordt overgelaten, stelt nu eenmaal geheel bijzondere en zware eischen. De eerste voorstelling van de ^Comédie Francaise" te Londen is een groot succes geweest. Een uitgelezen publiek, Londen's adel van geest en geboorte, vulde den Drwry-Lfine-schonwburg om getuige te zijn van het eerste optreden der Parjjsche artisten, een dnr evenementen van den »saeson" van dit jaar. Na de »Plaideurs" drie, na den »Malade imaginaire" «ven zooveie terugroe pingen. Buitengewoon succes voor den welkomst groet aan Londen, gelegenheidsverzen van Claretie, door Mlle. Reichemberg, de eeuwig-jonge doyenne der »comédie" uitgesproken. Zij vorm den een intermède in de cérémonie van Molière's blijspel, die niet was verboden, zooals men eerst vreesde en die zulk een uitstekende gelegenheid bood alle leden van het gezelschap aan het Londensche publiek voor te stellen. In het »Théatre-Libre" had de laatste voorstel ling van het seizoen plaats. Een spectacle d'étf; drie werkjes in n bedrijf. »La belle au bois rêvant" van Fernand Mazade, eenniemendalletje, dat aan Coppée's »Passant" doet denken, in ver zen, die voor proza zouden kunnen doorgaan: »Mariage d'argent" van Eugune Bourgeois, een boerenstudie in Théatre-Libre-stijl, die nog al succes had en »Ahasvère" van H. lleyermans Jr. De kritiek bespreekt het laatste evenals de beide andere werkjes in weinige en kalme bewoordindingen. De meesten prijzen het gelukkige van het onderwerp en bovenal de meesterlijke mise-enscène en vertolking (Antoine was Karalyk). Fouquier in den »Figaro" is een beetje streng en imillliiiimiiiitiimniMMiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiniiiiitiiiiiiiiiiiiiHiiniiiiiii Shakespeare door het vuur zou gevlogen zijn, »dan zullen we onzen William met geweld bevrijden !" Reeds vlogen er steenen naar de sol daten, toen lord Southampton, jubelend door de menigte begroet, te voorschijn trad en den officier toeriep: »in naam der ko ningin, laat William Shakespeare vrij, ka pitein !" De officier stak den degen op en nam Shakespeare de boeien af; de menigte wierp de mutsen in de hoogte en bege leidde Shakespeare en Southampton naar de Syrenen-taverne, waar zich spoedig een aantal vrienden en bewonderaars van den gevierden dichter verzamelde, allen nog on der den indruk van het onsterfelijke treur spel, en menig glas van den edelsten wijn werd ter eere van den held van den dag gedronken. IV. Toen Shakespeare, met zijn vriend lord Southampton, de beroemde herberg verliet, bemerkten zij twee donkere gedaanten, die hen op eenigen afstand volgden. Zij bleven herhaaldelijk staan om die ge daanten naderbij te laten komen, doch ze verdwenen dan in een zijstraatje om onver wachts weder te voorschijn te treden, als de vrienden hun weg vervolgden. Bij de deur zijner woning bleef Shakesp«are nog eenigen tijd met zijn vriend staan noemt het »M»« pièce inittile", Bernard-Desrosnes in den »Gil-Blas" vond het een beetje duister. Het «Journal des Débats" zegt, dat het bijval vond »grace a certains episodes suffiiamment mouvants, grdce surtottt a une miie-en-seène merveüleuse. De »Temps": »L'octê, gui n'ett pas sans rappeler soit »La Juive" soit »Uni familie au temps de Luther" aurait comportédes d veloppements plus considérables". De »New-York Herald", O'Monroy in den «Gil-Blas" en Martel in de »Justice" maken er zich met een grapje af. H. J. MEHLEE. ?mjliminilllMIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIMIIfUUIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIHIIIllfl Muzikale Kritieken. 1. Geschiedenis der muziek in twaalf voorlezin gen, door W. Langlians, bewerkt door Jaeques Hartog (1). 2. Leerboek der Harmonie, door E. F. Richter, met kantteekeningen voorzien van Alfred Richter, vrij bewerkt door Jacques Hartog (2). Reeds lang hebben deze werken op aankondiging gewacht; ik haast mij dus gebruik te maken van de eerste gelegenheid, die zich aanbiedt om een eu ander over deze uitgaven te zeggen. Over het eerste werk wenscli ik het uitvoerigst te zijn, want Richter's Harmonieleer, waarmede zoovelen onzer de moeielijkheden en struikelblokken op dit gebied hebben leeren overwinnen, is te goed bekend, zoowel wat de uitstekende eigenschappen als de leemten betreft om er lang bij stil te staan. De heer Hartog is een onvermoeid en ijverig psedagoog. Hij voelt zich dan ook bij voorkeur aan getrokken tot de bewerking van pedagogische ge schriften. Zijn vroeger besproken werken Methodiek van het Klavier onderwijs naar Breslauer, en Kinder school van Lebert en Stark o. a. zijn daar om het te bewijzen. Hij heeft vooral van de oudere mees ters, en de literatuur daarover, veel studie gemaakt; dit blijkt ook thans weer uit zijue kantteekenhigen, achter Langhaus voorlezingen gevoegd, o. a. over de muziek van de Chiueezen, de oude kerktoonaarden; onze oude Ned. meesters; ook vindt men eene beschouwing over Liszt's Heilige Elisabeth. De 12 voorlezingen van Langlians behandelen: De oudheid, De muziek der eerste Christelijke tijden, Het begin der veelstemmige muziek, De muziek der Nederlanders, De hervormingen door Lutlier en de Renaissance, De Italiaansche, Frausche en Duitsche opera, Het Oratorium, De instru mentale muziek, De Romantische school der 39e eeuw, en Richard Wagner. liet spreekt vanzelf dat in zulke beknopte ruimte, als voorlezingen alleen gedoogen, de beknoptheid wel eens oppervlakkigheid dreigt te worden of wordt. Ook verliest de eene voordracht na eenige jaren meer aan actualiteit dan de andere. Dit heei't mij ook in deze voorlezingen getroffen. Voor de jonge muziekbeoefcnaars zullen vele hoofdstukken van groot nut zij u, doch een opste! zooals dat over Wagiier door Langlians voorgedra gen kort na en ouder den indruk van Waguer's overlijden heeft na een tiental jaren veel verloren aan belangrijkheid te meer omdat Laughans over de gewichtigste werken, o.a. 2iiMting''tt e:i PamJ'-/1 vrij luchtig heenloopt, terwijl men uu niet meer behoeft te zeggen: Het blijce nuii een volgen/l geslacht overgelaten, de waarde CM. b''.tcekenis coof goed te bepalen- '-au liet ktiitxtwerk, dat dnor Wagittir zei/' beschouwd werd, als aan r/e toekomst te behooren,. Dit alles is echter geen verwijt aan den heer Hartog. Men moet toch rekening houden met de neigingen en kunstsmaak van deu bewerker. De heer Hartog nu, verkeert bij voorkeur met de oudere meesters, daarom heeft hij ook de hoofd stukken waarin die perioden worden besproken. blijkbaar met de meeste voorliefde behandeld. Met groot genoegen toch las ik zoowel die hoofd stukken als zijne kantteekcuingcn, doch tevens mag ik niet verhelen dat sommige andere gedeel ten mij eenige teleurstelling hebbeu gebaard. Wanneer ik verplicht beu die gedeelten ie releveeren heb ik vooral het, oog op het hoofdstuk : de Fransche Opera. In de eerste plaats had ik dit, hoofdstuk niet willen zien aanvangen met de frase : Het r.oofbi'eld door Huliëi/er/i-cei/ om liet ;/i/i:ii'/i/n fli'aniif der ouden te doen l>ci'l..i;n:it liëej'i (jceii >/<-,? volke,/ vcni Eiu'opv tot t:eri:oifjuHj nieei' <.n/ii!j''*piiOi'<i dnn de Fi'iiHsehe, terwijl niet in het licht is gesteld 1) Uitgegeven te Amstcrd. bij Lomanen Funke. 2) Uitgegeven te Leipzig, l>reitkopf en llfirtel, Amsterdam, De Algemeene Muziekhandel. dat Frankrijk het eerste land in Europa was (5e eeuw) waar de openbare vertooningen (Mystères) in zwang kwamen en dus de grondslag legden voor de Fransche dramatische kunst, terwijl eerst in de 15e eeuw de Fransche muziek in aanraking met de Italiaansche kwam, en spoedig (het is niet te ontkennen) sterk onder den invloed kwam. Ik moet hierbij echter aanteekenen dat de Italiaansche mystères het wat versificatie aangaat wel wonnen van de Franschen doch dat de laatste wat vinding en sceniek aangaat, oneindig beter waren. De reden daarvan is niet ver te zoeken. De tooneelspelen in Italiëdienden alleen voor het genoegen van vorsten of hooggeplaatste personen, terwijl in Frankrijk de gemeente-bestursn en de vereeuigiugen van burgers en kunstenaars die uit voeringen zelf ondernamen. Ook vergete men niet den bloei van het Thédtre de la Foire St. Germain, waar van af 15S5 tal van Fransche opera's-comiques werden gegeven, en dat, de Parijsche groote opera in de meest, Ita liaansche periode tal van echt Fransche opera's heeft opgevoerd. Ik acht dus Langlians' beweren onjuist, dat Italië's voorbeeld Frankrijk het eerst tot navolging heeft aangespoord. Bovendien was het zangspel in den vorm van opera-comique vóór de Italiaansche periode reeds bekend. (Zooals men misschien zal weten is de oorsprong van dit woord bij Lesage te zoeken, die zijn parodie op Télémaque aldus noemde). Heb ik dus bezwaar tegen deze opvatting van Langhals, eveneens heb ik bezwaar tegen de wijze waarop het slot van dit hoofdstuk is bewerkt. Men heeft wel met prijzenswaardigen spoed van eenige van de nieuwste werken, te Parijs opge voerd, melding gemaakt, doch hier heb meer dan eene onjuistheid te eonstateereu. (Hoewel bij de Italiaansche Opera liet slot door den Heer llartog, blijkens zijne initialen, is bijge werkt, en ik dit ook van het slot van het hoofdstuk der Fransche Opera vermoed, geeft de bewerker omtrent dit laatste echter geen inlichting). Dat Sigurd in 1888 voor het eerst heet te zijn opgevoerd, zal wel een drukfout zijn; hierbij be hoef ik dus niet stil te staan. Dringend verbete ring verlangt de vermelding dat Les Ei'inni/es vau Massenet eene opera is. In 1875 werd dit treurspel van Leeonte de Lisle voor het eerst, in het Odeon te Parijs opgevoerd niet Masscuet's muziek, die echter toen een zeer bescheiden plaats innam. Bij de wederopvoeriug in 1870 van deze tragedie had de componist er eenige nummers bij gecomponeerd. In dien vorm is het in ISS'J nogmaals in het Odécn opgevoerd ('de muziek onder leiding vau Charles Lamoureux). De inleiding- cu entracternuziek is hier echt,er hoofdzaak; gedurende de handeling komen slechts enkele muzikale frag menten voor. liet oordeel over Saiut-Saëns Ascanio, n.l. dat hij met zekere liefde gebruik maakt, van leeriugcn en beginselen, eigen aan de nieuwe school, acht ik geheel onjuist. Op geen enkele bladzijde van deze partitie heb ik daar iets van kunnen bespeuren. (Of liet moet eeiie liefde van deu kouden grond zijn!) Ook acht ik de vergelijkende apprecatie in Massenct's opera's o. a. dat Eselarmonde hooger zou staan dan zijn vorige eii latere opera's onjuist. ( Wel heeft Alasseuet groote verwachtingen gebouwd op Exi'lariiioatje doch hij heeft later zelf ingezien dat men niet ongestraft zichzelf geweld aan kan doen. Dat de nieuwe opera in portefeuille van j .Massenet: Tliais als Sa'is vermeld staat zal ook wel een drukfout zijn. Dat de bewerker met geen enkel woord releveert wat de jonge Fransche school op instrumentaal en vocaal gebied in den laatstcn tijd heeft gepresteerd, sp;jt mij wei, doch mag nieu hem niet zoo kwalijk nemen, omdat, hij in deze richting geen toekomst ziet; doch wel had ik ver wacht enkele van de beste namen iu liet daarop betrekking' hebbende hoofdstuk te vinden. Ook mis ik de namen van de componisten Verongc de la Kux en liourgault-Dueoudrav. Aan beiden werd door de Fransche regeering destijds opge dragen eene opera voor de Academie Nationale" te coinpoiieereii ; terwijl de opera '/nï.-<: van de la A:n.\ reeds iu 1^81) in de groüte opera is opgevoerd. Doch ik vergeet alweer dat de heer llartog deze richting niet erkent, zooals ook uit de slot frase blijkt waar hij vreest dat de jongeren het aantrekke lijk : en eigenaardige van de Fransche muziek door hunne wij/e van compoueereu zullen doen ver loren gaan. Over de jongste Italiaaaschc crjinponisten spreekt praten ; dit scheen de vervolgers ongeduldig te maken en ze kwamen naderbij. Die twee hebben niets goeds in den /in,'' waarschuwde Shakespeare, »ik wed tien tegen een dat Glendower ze uitgestuurd heeft om ons te overvallen." »K"een William," zei zijn vriend, ik ken den lord, hij is aanmatigend en lichtzinnig. maar niet in staat tot zulke boevenstreken." »Wij zullen ons in ieder geval in acht nemen," hernam Shakespeare. terwijl hij zijn degen trok en zich met den rug tegen de huisdeur posteerde. Toen de twee gedaan ten den degen in het maanlicht zagen schit teren, want straatlantarens bestonden er niet, begonnen zij luidkeels te lachen en die lach klonk zoo moedwillig, dat Southampton zijn vriend toefluisterde: dat zijn vrouwenstem men, William, een galant avontuur wacht u en daarbij ben ik overbodig, wie weet welke trotsche lady van denOivmpus naar den gevier den dichter afgedaald is, goeden nacht." Hij verwijderde zich snel. De beide dames, in zwarte mantels gehuld en met fluweelen maskers, bleven op eenige schreden afstand staan en schenen te over leggen ; toen naderde eene van haar Shakes peare en gaf hem met haar waaier een zachten tik op de wang en sprak met veranderde stem : »Gij hebt genade gevonden, meester William, in de oogen van eene machtige dame, die vurige liefde voor u heeft opgeIIIIIIMIIIIIHIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinlIHUI de bewerker geen oordeel uit, doch ook hier had ik reeds enkele namen verwacht. Ik hoop dus dat een tweede druk de zoo noodige uitbreiding aan sommige hoofdstukken moge geven. Ik ben veel langer stilgestaan bij de gebreken, dan bij de deugden van dit boek. Dit kan niet an ders, want wanneer men iets afkeurt, behoort ge motiveerd te worden wat men niet eens is met schrijver of bewerker, wil men niet den schijn op zich laden, minder sympathiek gestemd te zijn voor hem en zijn werk. De groote kennis en de gaven van den heer Hartog waardeer ik ten hoogste; onze mee ningen loopen, vooral over moderne kunst, zeer sterk uiteen, doch als kunstenaar en paedagoog acht ik hem zeer hoog. Daarom bied ik hem met vertrou wen mijn bezwaren ter overweging aan. Wat het Leerboek der Harmonie betreft bepaal ik mij tot de aankondiging. De bewerker zegt te recht: liet is geen onbekende die in Nederlandsen gewaad gestoken, zich toegang wenscht te verschaf fen tot onze muziekbeoefeuende kringen. Hoewel ik het niet met den bewerker eens beu dat, Richter's betoogtrant voor beginnende leerlingen altijd even glashelder is, nl. in den zin van beknopte duidelijkheid, (de Duitschers schijnen het geheim te bezitten van de meest omslachtige geleerdheid^, wil ik gaarne bekennen dat Richter minder onsiachtig is dan vele anderen. Ik twijfel niet of alle ondewijzers in Harmonie leer, die volgens Richter's boek onderwijzen, zullen gaarne vau de gelegenheid gebruik maken de met zorg bewerkte Ned. vertaling van den heer llartog in te voeren. De bewerker vestigt terecht de aandacht van de leerlingen op de errata, in het boek te verbe teren alvorens zij met de studie beginnen. Bij het doorlezen bespeurde ik dat de errata, vermeld van af pag. 215 reeds zijn gecorrigeerd. VAK MILLIGEN. vat. Als gij mij volgen wilt, wachten u Amors hoogste genietingen, ja, alles, wat uw dichterlijke fantazie u voorgetooverd heeft in Yenus en Adonis of Romeo en Julia, zal werkelijkheid worden.1' Shnkespearo twijfelde geen oogenblik aan de goede trouw van deze liefdebode, want in het galante Londen van die dagen was hij aan min of meer poëtische avonturen gewoon geraakt, doch nimmer was hij minder in de stemming om aan de lokstem van de aristocratische vrouw van Potiphar ge hoor te geven, dan op dat oogenblik. ^Verontschuldig mij bij uw schoone mees teres," sprak hij, »ik gevoel mij dezen nacht vervuld van hoogere wijding en geestvervoe ring en ik kan niet zoo spoedig uit die wolkelooze hoogte weer op deze nevelachtige Engelsche aarde nederdalcn." »Zoo! dan hebt ge zeker een andere lief," riep de tweede gemaskerde dame uit. Shakespeare bleef het antwoord schuldig. »Mijn meesteres,'' vervolgde de eerste spreekster, eis voornaam, jong, schoon, geestig en rijk. Sedert twee jaar weduwe, kan zij vrij over haar hart en hand beschikken. Aarzel niet mij te volgen, de zaak is ernstig en eerlijk gemeend." »Ik zeg u nogmaals dank." «Meester William,'' hernam de andere ge maskerde, »wil ik u eens noemen wie gij vereert? Ariella." Te New1-Vork overleed op zestigjarigen leeftijd Edwin Booth, de beroemdste Amerikaansche tooneelspeler van onzen tijd. Hij stamde uit een Kngelsche acteursfamilie, zijn vader was eveneens een bekend tooneelspeler. Kdwin trad, indien men de berichten mag gelooven, op zestienja rigen leeftijd reeds als llichard III op. Zijn meesten roem behaalde hij als Shakespearevertolker en in het bijzonder als Hamlet-vertolker. Toen zijn broeder in lH(iöden bekenden aanslag op president Abraham Lincoln ploegde, maakte dit zulk een indruk op hem, dat hij besloot het tooneel voor goed vaarwel te zeggen. Vijftien maanden bleet' hij zijn besluit getrouw. Toen wisten zijn vrienden hem over te halen weder op te treden. Zijn repertoire bestond als dat van vele Amerikaansche tooneelspolers uit slechts weinige rollen. Op zijn kunstreizen speelde hij zelden iets anders dan een zestal treurspelen van Shakespeare en sllichelieu" van Bulwer Lytton. Uit l'arijs meldt men het overlijden van Lacressonnière, na Frédéric Lemaitre een der grootste Fransche melodramaspelers. Zijn creaties in de werken van den ouden Duinas, Maijuet, Féval, Séjour, Dennery en anderen zijn tallooze. Als Lesurgues-Dubosc in ;l)o koerier van Lyon" trad hij meer dan 1000 maal op. HfllMHiiiiiiniiiMlliiiifiiitinMiMHlliiiiniiirii Ken ingezonden stuk van oen architekt. den heer J. K. van der l'ek, in dit nummer geplaatst, i legt ditmaal ccuigszins beslag op mijne aandacht. De twee bedenkingen die de inzender oppert, zullen, als onderling in niet genoegzaam verband begrepen, liet best elk afzonderlijk worden weerlegd. De eerste geldt eetie uitlating van Huysmans (CertHina, pag. HJ"))i (!°01' m'J UÜ('e puinhoopen van den Stadsschouwburg geciteerd, en door den heer v. d. l', blijkbaar al slecht verstaan. In ook j door anderen gevoelde wanhoop over de machtelooze scheppingen van de metselmeesters onzer douw. schreef de heftige lluysmaus de bewuste »En als dit /,oo ware ?" »I)an zou ik u beklagen, want uw Julia heeft zich zooeven door lord Glendower laten ontvoeren."' »Dat is gelogen!" riep Shakespeare uit, ;>dat kan niet waar zijn. Ariella verlaat haar kunst, haar dichter niet!'' »O, dank, William, duizendmaal dank!" riep oj) dit oogenblik eene heerlijke, welbe kende stem. >je hebt je niet bedrogen, Ariella blijft de kunst, de poëzie en Shakespeare getrouw." I>ij de/.e woorden nam /ij haar masker af en Shakespeare zag het bekoorlijk lachende gelaat zijner Julia. Medegesleept door dit liefelijke oogenblik, vatte hij haar beide handen en kuste haar. »üuidt mij niet ten kwade, dat ik je volgde," fluisterde zij, »ik moest je spreken, heden nog en in tegenwoordigheid van anderen kon ik je toch niet zeggen " »Wat,| liefste Ariella ?" hij nam haar in zijn armen. »Help mij/' fluisterde zij, »nu ik bij je ben, weet ik van niets meer, niets slechts dit eene: je moet een stuk voor mij schrijven." »Zoo vele je wilt." »Een zeer ernstig en tevens zeer vroolijk stuk, en wij zullen het noemen " »Hoe dan, liefste?" ?»l)t! ycle/nde licks."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl